Your cart is currently empty!
Category: Azië
-
Wervelwind van crisis overspoelt Zuid-Azië

Indisch boerenprotest in 2020 Sinds dit artikel is geschreven, is in Sri Lanka opnieuw een massale opstand uitgebroken als reactie op de ondraaglijke sociale omstandigheden die zijn ontstaan door de energie-, voedsel- en schuldencrisis en het enige antwoord van het failliete regime: repressie, een beroep op het IMF, en meer besparingen. Honderdduizenden mensen betoogden op 9 juli in de hoofdstad Colombo, met als hoogtepunt de massale bestorming van het paleis van de gehate president Gotabaya Rajapaksa, die daardoor gedwongen werd te vluchten.
Dossier door Serge Jordan uit het magazine ‘Socialist World’
Tot 2019 genoot Zuid-Azië het etiket van de “snelst groeiende regio ter wereld.” Neoliberale instellingen prezen de regio om zijn sterke groei, toegenomen kapitaalinstroom en stabiele regeringen. De opeenvolgende wereldwijde klappen van de Covid-pandemie en de oorlog in Oekraïne, de verhevigde machtsstrijd tussen de VS en China, en de steeds erger wordende klimaatcrisis leggen allemaal de holle fundamenten onder dit verhaal bloot, en slepen de regio mee in een perfecte storm van crises.
Volgens de VN zijn vier van de vijf mensen in Sri Lanka begonnen met het overslaan van maaltijden omdat ze zich geen eten kunnen veroorloven, nu het land de ergste economische crisis doormaakt die het na zijn onafhankelijkheid heeft doorgemaakt. De schuldenberg die het voorbije decennium was opgebouwd om de heersende elite van Sri Lanka te helpen politieke steun te kopen, een groeiend handelstekort te overbruggen en zich een weg te banen uit een dure uitputtingsoorlog tegen de Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam (LTTE), is als een kaartenhuis in elkaar gestort. De wereldwijde schokgolven van de afgelopen twee jaar hebben de invoerkosten van het land aanzienlijk doen stijgen, de inkomsten uit toerisme en geldovermakingen doen opdrogen en de exportmogelijkheden beperkt. In mei werd Sri Lanka het eerste land ter wereld dat in gebreke bleef bij de aflossing van zijn staatsschuld sinds het begin van de oorlog in Oekraïne. Nepal en Pakistan, die beide kampen met een verlammende schuldencrisis, een ineenstortende munt en uitgeputte deviezenreserves, balanceren nu op de rand van vergelijkbare scenario’s.
In India botst de bewering van de regering over een “volledig economisch herstel” na de door Covid veroorzaakte inzinking met de realiteit die door honderden miljoenen mensen wordt ervaren. Terwijl de Indiase ultrarijken hebben geprofiteerd van de pandemie – de 100 grootste miljardairs van het land hebben sinds de eerste lockdown in 2020 178 miljard dollar extra rijkdom vergaard – is de armoede geëxplodeerd, staat de inflatie al 13 maanden op rij in de dubbele cijfers, hebben kleine bedrijven het zwaar te verduren en zijn de werkloosheidscijfers de ergste in een halve eeuw. Symptomatisch voor de nijpende situatie op de arbeidsmarkt was de aankondiging door premier Narendra Modi in juni van ‘Agnipath’, een nieuw aanwervingsprogramma voor het leger om soldaten aan te werven op basis van contracten van vier jaar (waarna 75% zou worden ontheven van hun dienstplicht), dat in het hele land tot rellen en gewelddadige protesten leidde – vooral in de noordelijke staten, de bolwerken van de BJP, die ook enkele van de hoogste werkloosheidscijfers van het land hebben. Veel jongeren, vooral uit de lagere kasten en plattelandsgebieden, zijn voor een zekere job afhankelijk van het leger.
In de afgelopen periode kregen de financiële markten van de regio te maken met een aanzienlijke uitstroom van buitenlands kapitaal, een verschijnsel dat nog werd verergerd door de verhoging van de Amerikaanse rentetarieven en het einde van bijzonder losse monetaire beleid van de belangrijkste centrale banken. Buitenlandse portefeuillebeleggers hebben tot dusver in 2022 voor bijna $ 12 miljard aan Indiase aandelen verkocht, terwijl de totale buitenlandse investeringen in Pakistan het afgelopen jaar met 59% zijn gedaald, omdat kapitalisten op zoek zijn naar veiliger oorden om winst te maken.
Zuid-Azië is ook een hotspot geworden voor klimaatrampen, die zich in een steeds hoger tempo voordoen. Het Britse Meteorologische Bureau schat dat de opwarming van de aarde “de waarschijnlijkheid van extreme temperatuurafwijkingen met een factor van ongeveer 100 heeft doen toenemen” in Zuid-Azië.
Deze maand april was de warmste maand in Pakistan in 61 jaar en de warmste maand in India in 122 jaar. Deze landen kregen te maken met zulke verschroeiende temperaturen dat vogels dood uit de lucht vielen. De opbrengst van de graanoogst daalde tot de helft in de zwaarst getroffen gebieden, zoals Punjab en Haryana, de noordelijke “broodmand” van India, waardoor de reeds grote voedselonzekerheid in de hele regio nog werd verergerd. Het totale gebrek aan planning betekende dat slechts enkele weken nadat Modi had opgeschept dat India in staat zou zijn “de wereld te voeden met zijn graan”, de Indiase regering de export van alle soorten tarwe verbood om de dalende voorraden veilig te stellen, waardoor de graanprijzen op de wereldmarkt opnieuw de hoogte in werden gejaagd. Het regenseizoen dat wat verkoeling moest brengen na de historische hitte, bracht eigen vernietigingen met zich mee. Grote overstromingen troffen delen van Bangladesh en noordoost India, waarbij honderdduizenden moesten vluchten en tientallen mensen het leven lieten.
Politieke instabiliteit over de hele linie
Reeds vóór de pandemie had de regio te kampen met een langdurige politieke crisis, die tot uiting kwam in de ernstige neergang van traditionele burgerlijke krachten die ooit aanzienlijke steun genoten en decennialang het regionale politieke landschap beheersten – zoals de United National Party (UNP) in Sri Lanka, de Congrespartij in India, en de twee belangrijkste politieke families van Pakistan, de Sharifs en de Bhuttos.
Maar de diepe crisis waarin het kapitalisme deze landen heeft gestort, als gevolg van de grote mondiale gebeurtenissen van de afgelopen twee jaar, leidt tot nieuwe politieke onrust. Dit stelt de rechts-populistische krachten en heersers die waren voortgekomen uit de teloorgang van deze traditionele krachten, op de proef. In de afgelopen maanden zijn zowel in Pakistan als in Sri Lanka premiers afgezet. Hun opvolgers, die vastbesloten zijn door te gaan met het op het IMF afgestemde beleid waarbij de last van de economische crisis op de schouders van de massa’s wordt gelegd, worden al gauw geconfronteerd met politieke onrust.
In Sri Lanka botst de heersende klasse op een massale opstand van historische proporties als reactie op de zich voltrekkende sociale catastrofe. Deze opstand heeft de politieke dynastie van de Rajapaksas, die het eiland het grootste deel van de afgelopen twee decennia hebben geregeerd, tot op het bot uitgehold. De Rajapaksas en hun partij, de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP), wonnen de presidents- en parlementsverkiezingen met een overweldigende meerderheid in 2019 en 2020 in de delen van het land met een Singalese meerderheid. Ze worden nu in elke uithoek van het eiland gehaat. De ongelooflijke snelheid van deze politieke ommekeer is een waarschuwing voor de heersende klassen in de regio en overal ter wereld dat in deze tijden van diepe crisis niets als vanzelfsprekend kan worden beschouwd.
De sociale opstand in Sri Lanka bereikte een hoogtepunt toen twee krachtige landelijke algemene stakingen die arbeiders en armen uit alle gemeenschappen verenigden, het eiland op 28 april en 6 mei volledig lam legden. Een wraakzuchtige aanval van gewelddadige knokploegen op de centrale demonstratieplaats in de hoofdstad Colombo een paar dagen later leidde tot een woedende tegenreactie op de straten, die bijna een revolutionaire opstand werd. De arbeiders en de jongeren van Colombo kwamen spontaan in massale zelfverdediging bijeen in de straten en brachten een vernederende nederlaag toe aan de straatvechters van het regime. Deze gebeurtenissen leidden tot het ontslag en de overhaaste evacuatie uit de stad van toenmalig premier Mahinda Rajapaksa. Het laatste boegbeeld van de regerende familie, president Gotabaya (Mahinda’s jongere broer), zou later eveneens ten val komen.
Gotabaya’s benoeming van de oude politicus Ranil Wickremesinghe tot premier heeft het lijden van de massa’s zelfs niet enigszins kunnen verlichten. De ondraaglijk lange stroomonderbrekingen en rijen voor brandstof en gasflessen zijn nog langer geworden, en Wickremesinghe zelf maakte duidelijk dat de bevolking zich moest voorbereiden op nog slechtere dagen in het verschiet. Vervolgens kondigde hij een tussentijdse begroting aan die als centrale doelstelling heeft om “de uitgaven tot op het bot terug te dringen.”
In Pakistan bereikte de onenigheid tussen rivaliserende delen van de heersende klasse in april een nieuw niveau tegen de achtergrond van een verergerende economische en sociale crisis. De vroegere cricketster en nu ex-premier Imran Khan en zijn partij Pakistan Tehreek-e-Insaf (PTI) kwamen in 2018 aan de macht op basis van beloften om de Pakistaanse economie te heroriënteren naar de behoeften van het volk, een einde te maken aan de corruptie en de afhankelijkheid van het IMF te breken.
Khan zwichtte al snel voor het dictaat van het IMF en slaagde er in het algemeen niet in om de aspiraties voor verandering waar te maken. Hij verloor het vertrouwen van het machtige leger nadat hij had geprobeerd de stafchef van het leger, generaal Qamar Javed Bajwa, te ontslaan. Daarop werd Khan in april via een parlementaire staatsgreep afgezet en vervangen door een onstabiele, logge en door corruptie geteisterde coalitieregering van een dozijn politieke partijen, onder leiding van Shehbaz Sharif – de broer van voormalig premier Nawaz Sharif. Het agressieve, op besparingen gerichte beleid van Sharifs nieuwe regering, dat er met opzet op gericht is Pakistan weer tot een “paradijs voor investeerders” te maken en dat resulteerde in herhaalde verhogingen van de brandstof-, gas- en elektriciteitsprijzen, heeft haar reeds zeer onpopulair gemaakt.
In geval van aanhoudende politieke onrust zou de Pakistaanse militaire top wel eens kunnen besluiten om zelf de teugels van de macht in handen te nemen, zoals in de geschiedenis van het land al vele malen is gebeurd. Hoewel veel riskanter voor de heersende klasse, kan een soortgelijke stap in Sri Lanka ook niet worden uitgesloten. Het regime van Rajapaksa heeft het openbare leven al enorm gemilitariseerd – een militarisering die in een stroomversnelling is geraakt als reactie op de huidige economische ineenstorting en de strijd van de massa’s. Dergelijke ‘oplossingen’ zouden echter de onderliggende politieke crises niet oplossen, noch zouden zij iets doen aan de benarde toestand van de hongerige en woedende bevolking.
Van de militaire staatsgreep van vorig jaar in Myanmar tot de machtsovername door de Taliban in Afghanistan, van de herhaalde onderdrukking van politieke en mensenrechtenactivisten in India tot de draconische noodmaatregelen die de staat in Sri Lanka heeft opgelegd, overal in de regio is er een aanval op de democratische rechten en een groei van autoritaire methoden.
Toch kan en zal dit proces ook bijdragen tot het aanwakkeren van de woede van de massa, vooral in de context van ongunstige economische omstandigheden. In Sri Lanka heeft het nieuwe kabinet, terwijl de democratische rechten zwaar onder vuur liggen, ook een aantal grondwetshervormingen doorgevoerd die erop gericht zijn een aantal overkoepelende bevoegdheden van de president af te schaffen. Dit is een poging van de top om de beweging te sussen omdat deze zich tegen het erg gecentraliseerde systeem van een uitvoerend presidentschap kant. Met hervormingen van bovenaf wordt geprobeerd een revolutie van onderuit te stoppen. Alle voorstellen tot wijziging van de bijzonder ondemocratische – en chauvinistische – grondwet beantwoorden echter in de verste verte niet aan de door miljoenen mensen geuite behoefte aan een radicale breuk. Deze grondwet moet volledig worden afgeschaft, en verkiezingen voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering, georganiseerd vanuit de massabeweging en volledig representatief voor alle verschillende delen van de bevolking, moeten een tegenwicht vormen voor dergelijke manoeuvres van het establishment.
De gevolgen van de nieuwe koude oorlog
De wereldwijde machtsstrijd tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme heeft grote gevolgen voor het gehele Aziatische continent. De huidige crises in Sri Lanka en Pakistan, twee landen die beide in het afgelopen decennium hun economische betrekkingen met China hebben versterkt, alsmede de huidige interne problemen van het Chinese regime, worden door de VS en hun regionale bondgenoot India gezien als kansen om hun eigen geopolitieke belangen te bevorderen.
Het uiteenspatten van de schuldenzeepbel in Sri Lanka, waarbij China een cruciale rol speelde, en de objectieve verzwakking van het bewind van de Rajapaksas zijn elementen die het bewind van Modi in zijn eigen voordeel probeert uit te spelen. India en Sri Lanka hebben de afgelopen maanden veel nieuwe overeenkomsten gesloten en eerstgenoemd land is dit jaar de belangrijkste bron van buitenlandse hulp aan Sri Lanka geweest, in totaal al meer dan 4 miljard dollar in de vorm van valutaswaps, opschorting van leningen en kredietlijnen.
Dit is geen gratis humanitair gebaar, maar een berekende poging van Modi’s regering en de Indische burgerij om hun eigen invloed op het eiland uit te breiden. Half juni braken in Colombo protesten uit nadat bekend was geworden dat het beruchte Indische bedrijf Adani de voorkeur kreeg voor een energiecontract in het district Mannar, nadat Modi de Sri Lankaanse president in feite had gechanteerd.
De benoeming van Ranil Wickremesinghe tot premier werd met tevredenheid begroet in Delhi en de westerse hoofdsteden – maar met veel meer bedenkingen in Peking, omdat hij als meer pro-westers wordt beschouwd dan de Rajapaksas. Om soortgelijke redenen hoopt de regering-Biden dat de nieuwe Pakistaanse regering zal helpen de bladzijde van het Afghaanse fiasco om te slaan en een nieuwe periode van toenadering tot de VS in te luiden na het vertrek van Imran Khan. Het Pakistaanse leger ziet de Indische evenwichtsoefening tussen Washington en Moskou over de oorlog in Oekraïne als een kans om de betrekkingen met de Amerikaanse regering te herstellen.
Minister van Buitenlandse Zaken Bhutto zei dat de VS en Pakistan een “veel bredere, diepere en meer betekenisvolle relatie” moeten aangaan. Dezelfde persoon maakte echter ook een rondreis door China en noemde het zijn “tweede thuis”. Pakistan heeft een grote schuld bij China – dat grote investeringen in het land heeft gedaan via de 60 miljard dollar kostende China-Pakistan Economische Corridor, een belangrijk onderdeel van zijn “Belt and Road Initiative” en dat nu de grootste militaire leverancier van Pakistan is geworden. Khan van zijn kant gebruikt demagogische anti-VS-retoriek om zijn achterban op straat te mobiliseren om een weg terug naar de macht te vinden, waarbij hij zijn afzetting afschildert als een door de VS georkestreerde samenzwering. Onder deze omstandigheden zal de ongemakkelijke evenwichtsoefening tussen de belangrijkste mogendheden in Pakistan in de toekomst waarschijnlijk onder veel grotere druk komen te staan.
Meer in het algemeen zal de botsing van belangen tussen de VS en China een sterkere factor van politieke instabiliteit worden onder de heersende elites van de regio. Dit is ook het geval in Nepal. De recente druk op Nepal om het “State Partnership Program” tussen het Nepalese leger en de Amerikaanse nationale garde te ondertekenen, bracht verdeeldheid binnen het politieke establishment en lokte een tegenreactie uit. Geconfronteerd met aanzienlijke oppositie moest premier Sher Bahadur Deuba het programma verwerpen, dat duidelijk tot doel had Nepal in te lijven in een militaire alliantie tegen China. Dit besluit is een tegenslag voor de pogingen van de VS om hun invloed uit te breiden in Zuid-Azië, in een strategisch gebied in de onmiddellijke periferie van hun mondiale rivaal.
Toenemende oorlogsdreiging
Met de tektonische verschuiving in de mondiale betrekkingen en de nieuwe Koude Oorlog ontstaat er een groeiende dreiging van “hete” conflicten tussen concurrerende en nucleair bewapende regionale machten. Ter illustratie van deze gevaarlijke trend verklaarde de Indische minister van Defensie Rajnath Singh in mei dat zijn land “klaar moet zijn voor een grootschalige oorlog in de toekomst.” De afgelopen jaren is voor het eerst in decennia dodelijk geweld tussen China en India opgelaaid langs hun betwiste grens in de Himalaya. Ondanks een precaire impasse is de militaire opbouw aan beide zijden van de demarcatielijn (Line of Control, LOC) voortgezet, en nieuwe botsingen zijn inherent aan deze situatie.
Hoewel de spanningen tussen India en Pakistan in de afgelopen periode enigszins zijn afgenomen, kunnen zij op elk moment weer oplaaien. Geen van beide regeringen heeft echte resultaten geboekt op economisch gebied, en de sektarische Hindoe-chauvinistische agenda van de regerende Bharatiya Janata Party, die een sterke anti-moslim component bevat, heeft aangetoond dat deze snel internationale dimensies kan aannemen. De recente opleving van geweld in het door India bezette deel van Kasjmir, met inbegrip van een golf van gerichte moorden op hindoe-minderheden die de Indische staat in de schoenen van Pakistan probeert te schuiven, is een direct gevolg van een dergelijk beleid en van Modi’s brute repressie in de regio waar de moslims de meerderheid vormen. Dit heeft overigens ook de frauduleuze bewering ontmaskerd dat de repressie werd uitgevoerd omwille van de “veiligheid” van de plaatselijke hindoes.
Naast de toenemende dreiging van militaire conflicten zijn de enorme militaire uitgaven een belangrijk kenmerk in de hele regio. Zo blijft het defensiebudget van Sri Lanka, ondanks de tekorten in de openbare diensten, de overheidsuitgaven domineren. De regering voorzag voor 2022 een stijging van het defensiebudget met 14% tegenover 2021. Dertien jaar na het brute einde van de burgeroorlog houden tienduizenden Sri Lankaanse soldaten ook nog steeds het Tamil-noorden en -oosten van het land bezet.
Ondanks een dodelijke pandemie geven regeringen in de hele regio belachelijk weinig uit aan de openbare gezondheidszorg, terwijl de militaire uitgaven de afgelopen jaren vrijwel overal zijn gestegen. In Pakistan maken defensie en de afbetaling van de schulden samen ongeveer 60% uit van de jaarlijkse begroting van het land. De heersende klassen geven meedogenloos voorrang aan de middelen om hun heerschappij en winsten te beschermen, afwijkende meningen te onderdrukken en oorlogen te voeren, terwijl de meerderheid van de bevolking gebukt gaat onder honger, ziekte, massale inflatie, tekorten, stroomuitval en klimaatgerelateerde kwalen.
Rechtse reactie vs. verzet door arbeidersklasse
De niet aflatende plundering van grondstoffen door bedrijven, door lokale en internationale schuldeisers, en door staatsmachines en regeringen die niet in staat zijn om in de meest elementaire behoeften van hun bevolking te voorzien, zijn onmiskenbare tekenen van een gedegenereerd sociaal systeem. De verdieping van de crisis van dit systeem leidt tot verdieping van de sociale woede en radicalisering, maar ook tot extremere vormen van reactie. Uitbuiters en heersende machten die geconfronteerd worden met toenemende sociale oppositie komen gemakkelijker in de verleiding om terug te vallen op oorlogszuchtige, nationalistische, militaristische en communautaire provocaties.
In India zijn de reactionaire communautaire ophitsing en het geweld door BJP-politici en hun Hindoe-supermacistische bondgenoten de laatste maanden toegenomen. Dit omvatte een verbod op het dragen van een hijab door vrouwelijke studenten in de deelstaat Karnataka, Hindutva-groepen die er bij hun aanhangers op aandrongen genocide te plegen tegen moslims, een toename van door de staat gesteunde groepsgeweld tegen Dalits en religieuze minderheden, en recent een golf van verwoestingen van huizen van activisten die zich hadden uitgesproken tegen de onverdraagzame anti-islam uitlatingen van BJP-functionarissen.
Tegelijkertijd zijn er de afgelopen twee jaar, dwars door deze verdeeldheid tussen de gemeenschappen heen, regelmatig uitbarstingen geweest van militante protesten en stakingen van arbeiders uit alle delen van India – met name in de auto-industrie, de mijnbouw, de gezondheidszorg en de banksector – om zich te verzetten tegen onzekere contracten, lage lonen, banenverlies en Modi’s privatiseringsagenda. Vorig jaar voerden miljoenen boeren een succesvolle en inspirerende jaarlange strijd tegen de aanvallen van de regering op de landbouwsector.
Met twee algemene stakingen in minder dan tien dagen tijd heeft de Sri Lankaanse arbeidersklasse ook haar kracht van verzet opnieuw doen gelden en de basis gelegd voor een wederopbouw van de arbeidersbeweging na vele jaren van terugtocht. Ondanks het huidige gebrek aan politieke organisatie van de arbeidersklasse en de nog zwakke staat waarin de meeste vakbonden verkeren, heeft zich in elke sector een ongekende golf van strijd voorgedaan die zijn stempel zal drukken op de komende gebeurtenissen, van de arme vissersgemeenschappen tot de arbeiders op de theeplantages, van de arbeiders in de overheidssector tot de industrie-arbeiders in de speciale economische zones.
In Nepal heeft het recente besluit om de brandstofprijzen te verhogen geleid tot protesten van studenten en arbeiders in Kathmandu en andere grote steden. In Bangladesh zijn duizenden arbeiders uit de textielindustrie overgegaan tot stakingen en protesten tegen de inflatie en de lage lonen.
Overal in Zuid-Azië worden explosieve gevechten, opstanden en zelfs revolutionaire opstanden voorbereid vanwege de ondraaglijke objectieve omstandigheden die het kapitalisme aan honderden miljoenen mensen oplegt. De formidabele uitdaging is om uit deze toenemende strijd een politieke kracht op te bouwen. Zo’n kracht moet geworteld zijn in de arbeidersklasse, programmatisch en organisatorisch onafhankelijk zijn van het pro-kapitalistische establishment, de oppositiepartijen en de populistische machthebbers. Zij moet een internationalistische agenda tegenover de doodlopende weg van nationalisme en imperialistische conflicten stellen.
De belangrijkste Indische oppositiepartijen zoals Congress en de regionale partijen die veel deelstaatregeringen leiden, hebben geen fundamentele bezwaren tegen het opkloppen van de spanningen met China door de regering van de BJP en tegen het opofferen van mensenlevens en het milieu op het altaar van de bedrijfswinsten. De linkse partijen in India hebben zichzelf gecompromitteerd in een lange reeks van verraad en politieke allianties met neoliberale partijen. In Nepal heeft de maoïstische ‘communistische’ partij zich geïntegreerd in de heersende elite. In Sri Lanka maken de belangrijkste oppositiepartijen geen fundamenteel bezwaar tegen het feit dat het IMF de lasten van de economische crisis op misdadige wijze bij de werkende bevolking legt, en weigeren zij de huidige strijd voor betere economische omstandigheden te verbinden met de langdurige strijd van de Tamil bevolking om de ketenen van de nationale onderdrukking te breken. Ondanks pogingen om de huidige woede over de snel stijgende inflatie uit te buiten, biedt de ‘oppositie’-campagne van Imran Khan in Pakistan geen serieus alternatief voor de economische ramp onder de nieuwe regeringscoalitie. Uit deze voorbeelden blijkt de dringende noodzaak om overal in de regio weer strijdende en werkelijk socialistische organisaties op te bouwen die een weg voorwaarts kunnen uitstippelen voor de komende gevechten. Als dit niet gebeurt, zullen de plagen van economische plundering, oorlog, honger, milieuvernietiging, geweld tussen de gemeenschappen, nationale onderdrukking en onderdrukking op grond van kaste en geslacht alleen maar toenemen.
Het pleidooi van een minister aan het Pakistaanse volk om “minder thee te drinken” om te helpen besparen op de import, of de extra vrije dag die aan personeel uit de publieke sector in Sri Lanka is gegeven om hen de tijd te geven hun eigen voedsel te verbouwen (!) getuigt niet alleen van de minachting en het gebrek aan betrokkenheid van de corrupte politieke elite ten opzichte van het lijden van de meerderheid in de regio, maar ook van hun pure hulpeloosheid bij het aanpakken van de crisis van hun eigen failliete systeem. De enige uitweg voor de honderden miljoenen arbeiders, armen en onderdrukte massa’s van Zuid-Azië ligt in hun eigen strijd, in het organiseren van een onverbiddelijk verzet tegen de vervallen heerschappij van het kapitalisme, als onderdeel van een wereldwijde strijd voor een socialistische reorganisatie van de samenleving.
-
Indonesië. Hoe kan de arbeidersklasse antwoorden op de aanvallen van Jokowi?

Protest tegen de Omnibuswet in 2020 De tweede ambtstermijn van de Indonesische president Joko Widowo, die in 2019 begon, wordt gekenmerkt door reactionaire en autoritaire maatregelen en een massale neoliberale aanval op de arbeidersklasse en het milieu. Dit heeft geleid tot de grootste protesten sinds de Reformasi (hervormings)beweging in 1998, die een einde maakte aan het 32 jaar durende dictatoriale bewind van Soeharto. Een nieuwe generatie heeft de strijd opgenomen. Het zal van cruciaal belang zijn dat onze klasse lessen trekt uit het verleden en de strijd voor revolutionair socialisme opneemt.
Dossier door Christian (Leuven) – met hulp van Per Johansson (ISA Zweden)
Deel 1. Indonesië onder Jokowi
Een verandering van gezicht…
Toen Jokowi, zoals de president in de volksmond wordt genoemd, in 2014 voor het eerst tot president werd gekozen, beschreef Times Magazine hem als een “nieuwe hoop.” Hij was inderdaad uniek in de Indonesische presidentiële geschiedenis, omdat hij noch uit de politieke elite noch uit de militaire top kwam. Hij was een ‘selfmade man’, geboren in een sloppenwijk, later meubelexporteur, burgemeester van zijn geboortestad Solo, en ten slotte gouverneur van Jakarta, de hoofdstad van het land.
In 2014 werd gevreesd dat zijn belangrijkste tegenstander tijdens de presidentsverkiezingen, generaal Prabowo Subianto, een terugkeer naar een duister verleden zou inluiden. Prabowo had als commandant van de speciale strijdkrachten onder dictator Soeharto (zijn toenmalige schoonvader) talrijke misdaden begaan, met name de onderdrukking van de Oost-Timorese onafhankelijkheidsbeweging en het laten verdwijnen van Reformasi-activisten. Prabowo, die beloofde “Indonesië weer groot te maken,” versterkte bovendien zijn alliantie met rechts-islamitische krachten. Voor degenen die bezorgd waren over de mensenrechten en de democratische verworvenheden na het einde van Soeharto’s bewind, was de keuze duidelijk. Met zijn “pro-arme” retoriek trok Jokowi de steun aan van burgerrechtenorganisaties, waaronder milieu- en arbeidsgroepen.
… maar niet van inhoud
Ondanks zijn populisme en zijn schone imago waren er van meet af aan duidelijke tekenen dat Jokowi ten gunste van het kapitaal zou regeren, ten koste van de arbeidersklasse en de armen op het platteland.
Als gouverneur van Jakarta nam Jokowi een aantal populaire beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs nam, maar weigerde hij bijvoorbeeld de eisen van de vakbonden voor een hoger minimumloon in te willigen. Kort na zijn verkiezing tot president verlaagde hij de brandstofsubsidies drastisch, wat erg hard aankwam bij de armste lagen van de bevolking.
In het parlement kreeg zijn eigen Democratische Partij van Strijd (PDI-P) nooit de overhand. Hierdoor berustte Jokowi’s macht steeds op deals met de oude oligarchische elite van het land. Zijn kandidaat voor het vicepresidentschap in 2014 was Jusuf Kalla van de Golkarpartij, de partij die door Soeharto was opgericht. Deze alliantie werd geregeld door Megawati Soekarnoputri, zelf twee keer post-Reformasi president, en dochter van Soekarno, de eerste president van Indonesië. [i]
In 2019 nam Jokowi het opnieuw met succes op tegen Prabowo. Net als in 2014 deed Prabowo ongefundeerde beweringen over verkiezingsfraude, waardoor zijn aanhangers in opstand kwamen. Desondanks nodigde Jokowi vervolgens Prabowo en zijn Gerindra-partij uit in de regeringscoalitie en gaf hij Prabowo het ministerie van Defensie. De huidige coalitie van tien partijen, de Onward Indonesia Coalition, heeft 471 van de 575 zetels in het Lagerhuis.
Jokowi’s “Masterplan voor Ontwikkeling 2020-2024” is in populistische bewoordingen opgesteld, maar vooral gericht op een neoliberaal beleid “met een mantra van drie woorden: infrastructuur, deregulering en de-bureaucratisering.” [ii] In zijn dienst aan het kapitaal heeft Jokowi bewezen een waardig opvolger te zijn van al zijn voorgangers, inclusief Soeharto.
Daar komt de religieuze rechterzijde…
Eind 2016 mobiliseerde de 212-beweging (genoemd naar 2 december, de eerste grote actiedag) enorme acties met 200.000 of meer deelnemers. Op het protest was er een bonte samenstelling: van traditionele moslims tot salafisten tot vakbondsleden. Het doel van het protest was om de gouverneur van Jakarta, beter bekend als “Ahok”, ten val te brengen en hem gevangen te zetten voor zijn vermeende blasfemie tegen de Koran. De beweging voedde zich niet alleen met religieuze onverdraagzaamheid en racisme (aangezien Ahok een Chinese christen was), maar ook met legitiem sociaal ongenoegen. Ahok stond erom bekend dat hij een bijzonder meedogenloos programma voerde om krottenwijken met de grond gelijk te maken.
Jokowi heeft de rechts-islamitische krachten handig gecoöpteerd. In zijn verkiezingscampagne voor 2019 was zijn running mate Ma’ruf Amin, een conservatieve moslimgeestelijke en voormalig opperste leider van de Nahdlatul Ulama (NU), ‘s werelds grootste islamitische organisatie.
Naast het leger was deze organisatie een van de pijlers van de kapitalistische heerschappij in de archipel. Tijdens de uitroeiing van de Parti Kommunist Indonesia (PKI) in 1965-1966 speelden krachten als de jeugdafdeling van de Nahdlatul Ulama, de Ansor Jeugdbeweging, een grote en actieve rol. [iii]
Jokowi zag zich tegelijk genoodzaakt hard op te treden tegen enkele gewelddadige islamitische groeperingen met een meer jihadistische oriëntatie. Dergelijke groepen richten zich niet alleen tegen onderdrukte nationaliteiten zoals West-Papoea’s en vermoorden niet alleen mensen van andere geloofsovertuigingen (met name christenen), maar zijn ook een bedreiging voor links en de bevolking in het algemeen. Eén zo’n groep, het Islamitisch Verdedigersfront (FPI), werd in 2020 ontbonden. Deze groep had eerder de steun gekregen van sommige politici en delen van de militaire top. Het heeft herhaaldelijk met het leger en de politie samengewerkt, bijvoorbeeld door openbare debatten van LGBTQ+- of Ahmadiyya-activisten te verhinderen.[iv]
Vakbondsleiders gediscrediteerd
Als de linkerzijde niet offensief ingaat tegen het kapitalisme in verval, kunnen extreemrechtse krachten de kop opsteken en massale steun verwerven. De heersende klasse weet heel goed hoe zij dergelijke krachten in haar voordeel kan gebruiken.
Over de hele wereld proberen gevestigde leiders van de arbeidersbeweging om zich aan te passen aan het kapitalistische establishment. Dit is ook het geval in Indonesië. Said Iqbal, voorzitter van de KSPI, één van de grootste vakcentrales van het land, heeft een bijzonder verontrustende staat van dienst. Zowel bij de presidentsverkiezingen van 2014 als die van 2019 steunde hij Prabowo tegen Jokowi. Naar verluidt was Iqbal door Prabowo de positie van minister van Werk beloofd. Na Prabowo’s hernieuwde verlies sloot Iqbal zich aan bij Andi Gani, hoofd van de aan Jokowi gelieerde KSPSI-vakbondsfederatie, om de president van zijn steun te verzekeren. Wellicht niet toevallig komen deze twee vakbondsfederaties, de KSPI en de KSPSI, de grootste van het land wat ledenaantal betreft, voort uit de ter ziele gegane SPSI, de enige legale vakbond onder het bewind van Soeharto. [v]
Said Iqbal ging nog verder. Tijdens de 212-beweging heeft de leiding van de KSPI arbeiderscoalities opgezet om de religieuze sentimenten verder aan te wakkeren. Deze speelden een rol bij het mobiliseren van arbeiders om in Jakarta de straat op te gaan in de reactionaire ‘Verdedig de Islam-acties’ tegen Ahok. [vi]
Gelukkig bestaat er ook een meer progressieve onafhankelijke vakbondstraditie in Indonesië, die echter veel kleiner is in termen van ledenaantal. De vakbondscoalitie GEBRAK en een andere coalitie rond de vakbond SEDAR hebben zich noch achter Prabowo noch achter Jokowi geschaard. [vii]
Staat van de georganiseerde arbeidersbeweging
Reeds vóór de recente contrahervormingen bevond de Indonesische vakbeweging zich in een verzwakte positie en waren er een aantal negatieve tendensen. Hoewel Indonesië een van de snelste processen van verstedelijking van Azië kent, werkt het grootste deel van de beroepsbevolking van het land in de informele economie. Er zijn zelfs meer banen gecreëerd in de informele dan in de formele sector. Slechts 6% van de geregistreerde bedrijven heeft een collectieve arbeidsovereenkomst. Tussen 2007 en 2019 is het aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt met 20% gedaald. De syndicalisatiegraad onder werknemers bedraagt momenteel slechts 5,2%.[viii]
Terwijl het aantal vakbonden explosief is gestegen (momenteel 10.000 vakbonden georganiseerd in 161 federaties en 17 confederaties), is het geregistreerde vakbondslidmaatschap gedaald van 9 miljoen in het begin van de jaren 2000 tot slechts 3,2 miljoen. [ix] Het vervolgen van vakbonden door activisten af te danken en het effect van het opvoeren van de flexibiliteit, onder meer door outsourcing, spelen hierin een belangrijke rol. De versnippering van de vakbonden is wellicht mee het resultaat van de vernietiging van de PKI in de jaren 1960 en het inspiratieloze karakter van de leiders van de grootste federaties.
Ondanks de zeer moeilijke omstandigheden is er arbeidersstrijd en zijn er regelmatig stakingen. In de PT Freeport Grasberg kopermijn in West-Papoea bijvoorbeeld heerst al jarenlang onrust onder de arbeiders, waarbij aanvankelijke verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden gevolgd werden door pogingen om de vakbonden uit de mijn weg te krijgen. 4200 arbeiders die in 2017 wegens een ‘illegale staking’ werden ontslagen, hebben jarenlang moeten vechten voor hun heropname, waarbij ze onder meer werden beschoten door veiligheidstroepen. De ontslagen werknemers werden eind vorig jaar door het Hooggerechtshof in het gelijk gesteld. [x] Naast deze langdurige gevechten zijn er ook regelrechte overwinningen. In januari 2022 wierpen de aanhoudende protesten van de vakbonden hun vruchten af: de gouverneur van Jakarta kondigde een verhoging van het minimumloon met 5,1% aan. Onder het mom van de covid-19-crisis hadden de werkgevers aanvankelijk niet meer dan 0,8% geboden.
Economische vooruitzichten in tijden van geopolitieke onzekerheden
De regering heeft grote ambities voor Indonesië, een aspirant BRIC-lid met een bevolking van meer dan 270 miljoen. Op het eerste gezicht lijken de economische vooruitzichten van het land relatief goed. Na de recessie in 2020 (-2,1%) en de tragere groei in 2021 (+3,7%) is de Indonesische economie naar verwachting weer op weg naar een jaarlijkse bbp-groei van ongeveer 5%, wat de afgelopen decennia de norm was voor Indonesië. Met 4,35% in juni ligt de inflatie op het hoogste peil in vijf jaar en niet op het hoogste peil in 40 jaar zoals in vele andere landen. De inflatie voor voedsel en energie ligt echter aanzienlijk boven dit gemiddelde, waardoor armere gezinnen worden getroffen.
Nu de wereld op de rand van een recessie balanceert, en zelfs China er slecht voor staat, zou de Indonesische economie er wel eens op achteruit kunnen gaan. Bovendien loopt Indonesië het risico verstrikt te raken in de geopolitieke rivaliteiten die de huidige periode steeds meer bepalen.
Indonesië volgt officieel een “pragmatische op gelijke voet” benadering in zijn betrekkingen met grote mogendheden. Zo is het betrokken in het Chinese One Belt One Road beleid (de nieuwe zijderoute), is het onderdeel van het Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP) en heeft Indonesië recent ook het Indo-Pacific Economic Framework for Prosperity (IPEF) van Washington ondertekend. Toch is het de vraag of Indonesië deze houding zal kunnen volhouden tijdens de intensiever wordende (niet steeds zo) ‘koude oorlog’ tussen de VS en China.
China is de belangrijkste handelspartner van Indonesië. De Chinese investeringen nemen toe en overtreffen die van de VS. Aan de andere kant koopt Indonesië zijn wapens van de VS en zijn westerse bondgenoten. Op 1 augustus 2022 hield Indonesië zijn grootste gezamenlijke militaire oefeningen tot nu toe met de VS. Australië, Singapore en voor het eerst ook Japan namen deel aan deze jaarlijkse oefeningen die bekend staan als Garuda Shield.[xi] De Indonesische publieke opinie is ongerust over de groeiende afhankelijkheid van het land van China en wil de Chinese invloed beperken. Er is echter ook een overweldigende oppositie tegen het kiezen van de zijde van de VS in een mogelijk militair conflict.[xii]
De grenzen van overheidsinterventies
De nationale burgerij vertrouwt sterk op de staat om haar belangen te verdedigen. Massaal verzet tegen neoliberale aanvallen op de arbeidersklasse en het milieu, zoals de Omnibus-wet (zie verder), wordt met harde hand onderdrukt.
De staat neemt ook nationalistische protectionistische maatregelen, om de langetermijnbelangen van de heersende klasse te beschermen tegen haar buitenlandse concurrenten. In februari 2022 verklaarde de regering van Jokowi beperkingen te zullen opleggen aan de export van onbewerkte mineralen, een maatregel die bedoeld is om de binnenlandse verwerking te stimuleren. De regering heeft plannen om van Indonesië de op één na grootste exporteur van roestvrij staal te maken, na China.[xiii] Indonesië heeft de grootste nikkelreserves ter wereld, een belangrijke grondstof voor de productie van staal en batterijen voor elektrische voertuigen. De regering nationaliseerde een deel van de olie, maar probeert tegelijk multinationals terug te lokken met het vooruitzicht van belangrijke gasvondsten.[xiv]
Gezien de steeds volatieler wordende wereldsituatie is de staat echter ook genoodzaakt noodmaatregelen te nemen. In Indonesië leidde de invasie van Rusland in Oekraïne tot stijgende prijzen voor bakolie en plaatselijke tekorten. Om de lokale markt te beschermen heeft de regering eerst de export van palmolie beperkt, alvorens een totaal exportverbod in te stellen. Een onvoorzien gevolg was dat de plaatselijke boeren, die al te lijden hadden onder de stijgende kunstmestprijzen, met hun productie bleven zitten.[xv] Aangezien Indonesië ongeveer een derde van de wereldwijde export van eetbare olie voor zijn rekening neemt, werden de internationale tekorten nog verergerd.[xvi] Het inherente gevaar is een cyclus van escalerende maatregelen die de armen overal ter wereld, ook in Indonesië, zullen treffen.
Wanneer de staat nationalistische economische maatregelen neemt, beweert hij te handelen ten voordele van de gehele natie. Dit is natuurlijk propaganda. Evenals neoliberale aanvallen dienen deze maatregelen de kapitalistische elite van het land. Wanneer het hun uitkomt, sluiten zij bondgenootschappen met buitenlandse kapitalisten en het imperialisme om de arbeidersklasse van Indonesië uit te buiten en zo nodig te verpletteren. Volgens Oxfam was Indonesië reeds vóór de pandemie het op vijf na meest ongelijke land ter wereld, met vier miljardairs die evenveel rijkdom bezaten als de 100 miljoen armste burgers.[xvii]
Deel 2. Aanvallen en verzet
Autoritaire en reactionaire maatregelen
In september 2019 was er een opleving van protesten die sinds 1998 niet meer was voorgekomen. De aanleiding was het nieuws dat het parlement verschillende controversiële wetsvoorstellen voorbereidde, met name een wetsvoorstel om tegemoet te komen aan de eisen van de mijnbouwindustrie, een wetsvoorstel dat de onafhankelijkheid van de Commissie voor corruptiebestrijding (KPK) aantastte en haar onderwierp aan het gezag van een corrupt parlement, en een wetsvoorstel dat autoritaire en reactionaire wijzigingen aanbracht in het wetboek van strafrecht.
De protesten kregen op 23 en 24 september 2019 in het hele land een massaal karakter. Studenten van meer dan 300 universiteiten vormden de ruggengraat van de beweging, waarbij ook de vakbondsfederatie GEBRAK een belangrijke rol speelde. Naast verzet tegen bovengenoemde kwesties stelden de studenten een breed scala aan eisen. Deze omvatten verzet tegen maatregelen die ongunstig zijn voor de werkenden, vernietiging van het milieu, en de militarisering van gebieden zoals Papoea. Bij botsingen met de politie vielen vijf doden en honderden gewonden.
Het wetsvoorstel tot verzwakking van de KPK werd uiteindelijk geratificeerd. De stemming over de mijnbouwwet werd opgeschort. In mei 2020 werd het grotendeels ongewijzigd aangenomen onder het excuus van Covid.[xviii]
De wijzigingen van het wetboek van strafrecht zijn nog niet aangenomen, maar zullen waarschijnlijk in augustus nog worden aangenomen. Kenmerkend voor de ondoorzichtigheid van de Indonesische regering is dat het ontwerp waartegen betogers zich in 2019 verzetten, pas in juli 2022 volledig openbaar is gemaakt. Het laatste ontwerp is niet vrijgegeven, met als excuus dat het “onrust” zou kunnen veroorzaken.
Als het ook maar enigszins lijkt op het ontwerp van 2019, kan die vrees terecht zijn. Volgens Human Rights Watch “kunnen de rechten van vrouwen, religieuze minderheden en LGBTQ+ personen worden geschonden, evenals het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging.” De voorgestelde wijzigingen omvatten het strafbaar stellen van het belasteren van de president, de regering of staatsinstellingen. Ook voorhuwelijkse seks (waardoor alle niet-heteroseksuele relaties in feite illegaal worden) en sommige abortussen worden strafbaar gesteld, terwijl het “ongeoorloofd promoten” van voorbehoedsmiddelen wordt verboden. Het delict godslastering wordt uitgebreid met het “overhalen van iemand om ongelovig te zijn.”[xix] Ook zijn bepalingen opgenomen die het organiseren van vreedzame protesten zonder kennisgeving strafbaar stellen met boetes en tot zes maanden gevangenisstraf.[xx]
De vrijheid van meningsuiting wordt gestaag afgebouwd. Een nieuwe wet verleent de regering vergaande bevoegdheden op het gebied van cybersurveillance. Grote technologiebedrijven worden bedreigd met blokkering van hun platforms en moesten zich uiterlijk 20 juli registreren bij het ministerie van Communicatie en Informatie. Volgens de controversiële licentieregeling moeten grote en populaire platforms zoals Zoom, Twitter, Netflix, Spotify, Facebook, Instagram, WhatsApp, Google en YouTube binnen 24 uur na ontvangst van een instructie van het ministerie inhoud weghalen die “aanzet tot onrust” of “de openbare orde verstoort.” Als zodanig kan het ministerie hun inhoud censureren en krijgt het toegang tot gebruikersgegevens. Sommige aspecten van deze censuur, zoals het tegenhouden van “kinderpornografie” klinken redelijk. De vaagheid van de definitie van “aanzetten tot onrust” en “verstoren van de openbare orde” is echter bewust bedoeld om gebruikt te kunnen worden tegen elke vorm van protest.
Omnibuswet
De “Omnibuswet over jobcreatie” of kortweg de “Omnibuswet” is in februari 2020 voor het eerst bij het parlement ingediend. Het doel was het regionale concurrentievermogen van Indonesië te versterken door een aantrekkelijk investeringsklimaat te scheppen. De regering stelde dat deze wet administratieve rompslomp zou verminderen en werkenden tal van voordelen zou opleveren. De Britse Kamer van Koophandel prees de wet met de bewering dat Indonesië hierdoor “een reëel en realistisch alternatief voor China” zou worden voor internationale bedrijven die willen investeren. Terwijl de binnenlandse investeringen in Indonesië de laatste jaren snel zijn toegenomen, zijn de buitenlandse grotendeels gestagneerd.[xxi]
De Omnibuswet brengt ongeveer 1.200 wijzigingen aan in 79 bestaande wetten en voorschriften, waaronder de arbeidswet van 2003, die concessies aan de arbeidersbeweging bevatte. Het is een echte “Big Bang”-wet en een ongekende aanval op de arbeidersklasse.
De bepalingen omvatten een verhoging van de arbeidstijd (inclusief hogere maxima voor overwerk en een 6-daagse werkweek), lagere ontslagvergoedingen, een zwakkere bescherming tegen ontslag, en een einde aan de tijdslimieten voor tijdelijke contracten. Vrouwen zijn ook bijzonder zwaar getroffen door het schrappen van gegarandeerd menstruatieverlof en betaald zwangerschapsverlof. Het aantal sectoren waarin geen private investeringen mogen worden gedaan, wordt teruggebracht van 300 tot 6.
Gevolgen voor het milieu
De landbouwclausule van de wet vergemakkelijkt landroof met weinig of geen compensatie.[xxii] Dit kan bijzonder nuttig blijken bij de verplaatsing van de hoofdstad van Jakarta naar Nusantara, een stad die van de grond moet worden opgebouwd in de jungle van Kalimantan op Borneo, een project dat in 2022 de definitieve goedkeuring van het parlement kreeg. Jakarta is de snelst zinkende metropool ter wereld: verwacht wordt dat tegen 2050 een derde van de stad onder water zal staan. Meer nog dan de klimaatverandering is dit te wijten aan verzakkingen als gevolg van de uitputting van de watervoerende lagen. Verwacht wordt dat dit een verwoestend effect zal hebben op de inheemse bevolking en de ecologie van Borneo.
De Omnibuswet schrapt milieueffectrapportages behalve voor projecten met een “hoog risico”, laat milieuvergunningen achterwege, maakt het moeilijker om vervuilers aan te klagen en beperkt de raadpleging van de gemeenschap bij ondernemingen die het milieu beïnvloeden.[xxiii]
Reeds voordien bestond milieubescherming in Indonesië meestal alleen op papier. De regenwouden van het land worden in een alarmerend tempo vernietigd, onder door de uitbreiding van palmolieplantages. Ook de mijnbouw veroorzaakt grootschalige verwoestingen. Indonesië is ‘s werelds grootste exporteur van steenkool. In 2019 waren er plannen om het binnenlandse steenkoolverbruik tegen 2027 te verdubbelen, vooral voor de elektriciteitsproductie. Grotendeels als gevolg van ontbossing staat Indonesië wereldwijd op de vijfde plaats wat betreft CO2-uitstoot.[xxiv] Tegelijkertijd heeft Indonesië ook veel te lijden onder klimaatverandering. Terwijl in 2019 droogte de landbouw trof en bosbranden verergerden, veroorzaakte de grootste regenval in decennia in 2020 enorme overstromingen.
De beweging groeit
Voor de regering werd de economische schade van de pandemie een extra argument om de Omnibus-wet aan te nemen. De rechten van de arbeiders moesten worden opgeofferd om de crisis te betalen. De massa’s waren het daar echter niet mee eens. Terwijl arbeiders geconfronteerd werden met een verlies van miljoenen jobs en instortende inkomens, beloofde de Omnibuswet alleen maar meer onzekerheid en ellende voor hen.
De eerste betoging op 13 januari 2020, nog voor het wetsvoorstel werd ingediend, gaf meteen uiting aan de breed verspreide tegenstand. Zelfs de grootste islamitische organisatie van Indonesië, Nahdlatul Ulama (NU), voelde zich uiteindelijk genoodzaakt op te roepen tot intrekking van deze “onderdrukkende” wet die alleen de rijken ten goede komt. Enkele centrumrechtse partijen volgden dit voorbeeld. Geen van hen organiseerde echter oppositie. Wel werd een deel van de wet dat betrekking had op de verdere commercialisering van het onderwijs, waartegen Nahdlatul Ulama bezwaar had gemaakt, ingetrokken. [xxv]
Er ontwikkelde zich verzet onder maatschappelijke organisaties, milieugroeperingen, studenten en georganiseerde vakbonden. Veel vakbondsleiders verspilden echter kostbare tijd aan lobbyen bij de regering in plaats van de strijd te organiseren. Verscheidene vakbonden, vooral centrales die bij GEBRAK aangesloten zijn, weigerden aan de onderhandelingen deel te nemen of verlieten deze.[xxvi] De twee grootste vakbondsfederaties, de KSPI en KSPSI, ontvingen in augustus 2020 een uitnodiging van de regering om deel te nemen aan het formuleren van de wet. In feite werden zij bedrogen en werd de wet zonder hen opgesteld.
Om hun gezicht te redden, riepen de KSPI en KSPSI samen met 32 andere vakbonden op het laatste moment op tot een algemene staking tijdens een persconferentie op 28 september 2020. De staking zou worden gehouden van 6 tot 8 oktober, de drie dagen voorafgaand aan de parlementaire stemming over de wet. Om de mobilisatie te verzwakken versnelde de regering de ratificatie van de wet door deze op de 5e in plaats van de 8e aan te nemen. De parlementsleden hadden het definitieve ontwerp van de wet nog niet eens gezien.
Duizenden betoogden in ongeveer 70 steden en gemeenten in 18 provincies. De mobilisatie overtrof die van 2019. De oproep tot actie kwam heel laat, maar het protest toonde een nieuw niveau van organisatie en coördinatie. Er waren regionale verschillen in de allianties en krachten die het protest voerden. Er was tegelijk een duidelijke continuïteit met 2019 wat betreft wie het initiatief nam voor acties en in de sociale samenstelling van de mobilisaties. Er waren aanwijzingen “voor de vorming van sociale oppositie op basis van vakbonden die geen banden hebben met mainstreampartijen, naast activistische groepen van studenten en jongeren en kritische maatschappelijke organisaties (milieu-, feministische, mensenrechten- en andere organisaties).”[xxvii] Veelbelovend is dat KIPRI, de overkoepelende organisatie van de radicalere studentenorganisaties, haar mobilisaties samenvoegde met GEBRAK vanwege een gelijksoortige visie op het streven naar een overkoepelende beweging.
Vanwege de pandemie werden arbeiders aangemoedigd om op hun werkplek te demonstreren in plaats van zich bij grotere betogingen aan te sluiten. Said Iqbal van de vakbondsfederatie KSPI had opgeschept dat twee miljoen arbeiders in 5000 werkplaatsen zouden deelnemen aan de staking. Dit lijkt zich niet te hebben gerealiseerd. Delen van de vakbondsbureaucratie (in het bijzonder KSPI en KSPSI) slaagden er niet in voor de staking te mobiliseren. Vaak bleven stakingen beperkt tot een paar vakbondsmilitanten die de staking voor hun fabriek ‘vertegenwoordigden’ en zich lieten fotograferen. In andere gevallen namen werknemers deel aan acties bij de ploegenwissels. In de weinige gevallen dat fabrieken door stakingsacties echt werden stilgelegd, gebeurde dit meestal op initiatief van onderuit. Ondertussen namen jongeren, waaronder scholieren, het voortouw bij de straatprotesten. De repressie was hevig: meer dan 6.000 mensen werden gearresteerd en honderden werden vastgehouden zonder contact met de buitenwereld.
Omwille van Covid-19 vond veel mobilisatie- en coördinatiewerk online plaats. Hierop lanceerde de politie een digitaal tegenoffensief met ‘cyberpatrouilles’ op de sociale media en met een desinformatiecampagne.[xxviii] Dit was de strategie die het regime koos in de kerngebieden van Indonesië. Een volledige blackout van het internet was hier in tegenstelling tot de onafhankelijkheidsprotesten voor Papoea geen optie.
Net als onder het Soeharto-regime weigerde de regering in te gaan op de tegenwerpingen van de betogers. Het regime omschreef de bekommernissen van de betogers als “vals” en onbewezen. Onduidelijke herzieningen van de wet tussen de parlementaire goedkeuring en de presidentiële ondertekening een maand later maakten bovendien dat de beweging geen exact beeld had van waar zij tegen opbokste. Prabowo suggereerde ondertussen dat schimmige buitenlandse krachten de betogers manipuleerden.[xxix] Rond 20 oktober vonden nog enkele grote mobilisaties plaats voordat de beweging uitdoofde.
Deel 3. Hoe verder?
De beweging was indrukwekkend, maar beschikte niet over een strategie om een krachtsverhouding op te bouwen die de regering deed beven. Daartoe was een escalatie van de stakingen nodig die de vraag zouden opwerpen wie de samenleving controleert. Organisatie van onderuit en democratische besluitvorming door middel van comités op de werkplaatsen, faculteiten, scholen en wijken zouden de beste formule voor succes zijn geweest. Samen met een strijdbaar programma en offensieve eisen had dit brede lagen van de samenleving bij de strijd kunnen betrekken.
Vakbondsleiders kijken naar de rechtbanken
Nadat ze er niet in slaagden om de beweging tegen de Omnibuswet probeerden de meer gevestigde vakbondsleiders de strijd naar veiliger kanalen te leiden. Said Iqbal was er snel bij om op te roepen de strijd voort te zetten met gerechtelijke middelen. De KSPI en KSPSI en 32 andere vakbondsfederaties stapten naar de rechtbank om de wet te vernietigen.
In november 2021 verklaarde het Constitutionele Hof (MK) een deel van de Omnibuswet ongrondwettelijk op procedurele gronden die vooral verband hielden met de overhaaste invoering ervan. De regering en het parlement werd opgedragen de wetten in kwestie binnen twee jaar te wijzigen. Anders zouden de wetten bij verstek ongeldig worden verklaard. De uitvoering van nieuwe verordeningen zou worden opgeschort.
De leiders van de vakbonden verklaarden terecht dat het te vroeg was om zich te verheugen en dat de wet volledig moest worden herroepen. De gerechtelijke weg heeft inderdaad slechts een kort uitstel opgeleverd. Reeds op 24 mei 2022 werd een wetsontwerp tot herziening van de UU PPP-wet (wet op de wetsvorming) aangenomen. Daarmee is de wetgevingsmethode van de Omnibuswet gelegitimeerd en is de basis gelegd voor de terugkeer ervan.
Heroprichting Arbeiderspartij, maar met welk doel?
Een andere strategie van de vakbondsbureaucratie was de heroprichting van de Indonesische Arbeiderspartij op 5 oktober 2021, een jaar na de goedkeuring van de Omnibus-wet. Tijdens het oprichtingscongres was Said Iqbal de enige kandidaat voor de positie van partijvoorzitter. Hij verklaarde de noodzaak van een nieuwe partij door de existentiële bedreiging van de vakbeweging door de toegenomen onzekerheid als gevolg van de Omnibus-wet.
Voor vakbondsbureaucraten als Iqbal vormt de dramatische ondermijning van de arbeidersbeweging ook een risico voor hun eigen positie. Het is echter zeer de vraag of dit besef hem tot een betrouwbaarder leider heeft gemaakt. Iqbal kwam namelijk ten onrechte (en gezien zijn eigen rol beschamend) tot de conclusie dat politieke protesten en algemene stakingen nutteloos waren om de Omnibus-wet tegen te houden en dat het daarom noodzakelijk was om meer vakbonds- en arbeidersgezinde politici in het parlement te krijgen.
Als socialisten erkennen wij het nut van deelname aan verkiezingen en het verkrijgen van verkozen posities. Maar om tegenhervormingen te verslaan of hervormingen te winnen, moet deze strategie worden gebruikt in samenhang met de massamobilisatie van de arbeidersklasse en de onderdrukten.
De oorspronkelijke Indonesische Arbeiderspartij, opgericht in het kielzog van de Reformasi-beweging, heeft de kiesdrempel niet gehaald. De tijd zal leren of de opnieuw opgerichte Arbeiderspartij dit obstakel zal overwinnen. De geschiedenis leert ons echter een aantal lessen over het opbouwen van een vertegenwoordiging van de arbeidersklasse.
Financiële middelen kunnen een uitdaging zijn voor partijen die tegen de belangen van het grootkapitaal ingaan. Minstens zo belangrijk is echter het winnen van het vertrouwen van de werkenden. Het ongedaan maken van de Omnibus-wet en andere belangrijke hervormingen kunnen aantrekkelijke voorstellen zijn, maar het afleggen van verantwoording en het hebben van een winnende strategie zijn net zo cruciaal. Een arbeiderspartij die de belangen van het kapitaal wil aanvechten, zal het meest effectief zijn als zij gebaseerd is op een actief lidmaatschap, met democratische mechanismen om de strategie en de eisen te bepalen. Leiders moeten verantwoording afleggen aan de achterban (te allen tijde herroepbaar) en mogen niet meer verdienen dan een gemiddelde arbeider. De huidige periode is echter niet gunstig voor de geleidelijke opbouw van een reformistische sociaaldemocratische massapartij. Vandaag zullen significante hervormingen alleen worden verkregen door strijd die het systeem in zijn geheel in twijfel trekt.
De Arbeiderspartij lijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld bij het organiseren van protesten tegen de regeringsplannen om de Omnibus-wet opnieuw in te voeren. Op 15 juni 2022 bijvoorbeeld, de dag voordat de UU PPP wet van start ging, protesteerden duizenden vakbondsleden in de straten van Jakarta en andere industriële centra. Een bijeenkomst van ongeveer 10.000 mensen verzamelde zich voor het parlement. De vraag is echter of deze protesten deel uitmaken van een strategie om de Omnibuswet te verslaan of een middel zijn om steun voor de Arbeiderspartij op te bouwen met het oog op de verkiezingen in 2024?
Lessen trekken uit het verleden
Toen de PKI werd vernietigd in de anticommunistische zuivering van 1965-1966 was het de grootste communistische partij ter wereld buiten de eenpartijstaten van de Sovjet-Unie en China. Aangesloten vakbonden, boeren-, jeugd-, vrouwen- en culturele bewegingen claimden de steun van 20 miljoen mensen, bijna een kwart van de bevolking van het land.[xxx] De slachting vernietigde effectief de georganiseerde linkerzijde. Pas met de Reformasi en het einde van Soeharto’s ‘Nieuwe Orde’ was links in staat om echt te beginnen met het heropbouwen van haar krachten.
Ondanks alle verachting van de PKI door de gevestigde orde, werd de PKI verslagen door haar gebrek aan een samenhangende strategie voor de klassenstrijd. Op basis van een tweestadiatheorie voor sociale verandering, zocht de PKI een compromis (volksfront) met een zogenaamd ‘progressief’ anti-imperialistisch en anti-feodaal deel van de Indonesische burgerij, vertegenwoordigd door president Soekarno. De realiteit was dat een dergelijke “progressieve” plaatselijke burgerijniet bestond. De belangen van deze lokale uitbuiters stonden lijnrecht tegenover die van de massa’s. Te zwak om via een parlementaire democratie te regeren vond deze klasse haar heil in een bloedig militair bewind.
Toch beeft de heersende klasse in Indonesië nog steeds voor het spookbeeld van de arbeidersklasse die lessen trekt uit het verleden. Vermeende banden met het communisme worden nog steeds gebruikt om politieke tegenstanders te belasteren en te intimideren. Nog in 2019 werd zelfs Jokowi zelf door een generaal aangevallen vanwege vermeende banden van zijn ouders met de PKI.[xxxi] In 2018 kreeg een milieuactivist 10 maanden gevangenisstraf voor het tonen van een hamer en sikkel tijdens een protestactie tegen een goudmijnbedrijf in de provincie Oost-Java. De maximumstraf voor het verspreiden van de communistische ideologie is 12 jaar gevangenisstraf.[xxxii] Ongetwijfeld blijft dit een belemmering om openlijk te praten over revolutionaire verandering.
Strijdbare arbeiders en jongeren in Indonesië zijn terecht gepassioneerd over het verdedigen van de erfenis van de Reformasi. Het is prijzenswaardig om een goed bestuur te bepleiten, waarbij correcte verkiezingen worden gehouden en instellingen hervormd worden. Maar geen enkele hoeveelheid democratie onder het kapitalisme zal ooit een einde maken aan de uitbuiting van arbeiders, vormen van onderdrukking (tegen vrouwen, LGBTQ+ personen …), de nationale kwestie oplossen of ecologische duurzaamheid mogelijk maken.
De revolutionaire socialistische weg
Onder het kapitalisme worden alle verworvenheden vroeg of laat opnieuw bedreigd. De heersende klasse doet er alles aan om de eigen winstbelangen veilig te stellen. Verenigd achter Jokowi probeert de Indonesische burgerij concurrentieel te blijven door de uitbuiting van de arbeiders en het milieu op te voeren, terwijl tegelijk de repressieve middelen uitgebreid worden in de hoop toekomstige sociale explosies in de kiem te smoren.
De grootschalige aanval waarmee de Indonesische arbeidersklasse vandaag wordt geconfronteerd, heeft vele parallellen in landen over de hele wereld, van de meest verarmde voormalige koloniën tot de rijkste en machtigste imperialistische mogendheden. We leven in een wereld die gekenmerkt wordt door extreme kapitalistische wanorde die inflatie, recessies, voedselcrises, oorlog, pandemieën en milieucatastrofes combineert. Het probleem is wereldwijd en wordt kapitalisme genoemd.
Onze klasse kan alleen vechten om dit systeem omver te werpen door ons internationaal te organiseren om socialistische verandering te brengen. Samen kunnen we leren van onze ervaringen, en de marxistische methode toepassen om een winnende strategie te ontwikkelen. Socialisten moeten de meest radicale verdedigers van democratische rechten zijn. Onder het socialisme kunnen we de democratie op een peil brengen dat in de geschiedenis van de mensheid nog nooit is vertoond. Alleen onder het socialisme kunnen we een einde maken aan uitbuiting, aan concurrentie en aan de race naar de bodem.
Wanneer de economie in democratisch openbaar bezit wordt gesteld, kunnen de werkende massa’s de economie richten op de menselijke behoeften en de noden van het milieu. Enkel dan is het mogelijk om specifieke vormen van onderdrukking te stoppen, zoals nationale onderdrukking, waarbij onderdrukte bevolkingsgroepen zoals de Papoea’s hun nationale rechten krijgen, met inbegrip van het recht op onafhankelijkheid indien ze dat wensen. Door te strijden tegen alle vormen van onderdrukking kunnen we de klasse-eenheid smeden die nodig is om de heerschappij van onze uitbuiters te overwinnen, van degenen die onze wereld naar de afgrond sturen. We leven in een tijdperk van revolutie en contrarevolutie. Uiteindelijk staan we voor een keuze tussen leven en dood. Wij kiezen het eerste en dus voor socialistische revolutie.
[i] https://time.com/105650/indonesias-obama-is-actually-nothing-of-the-sort/
[ii] https://thesis.eur.nl/pub/55878/Saifullah-Aip_MA_2019_20_AFES.pdf
[iii] https://internationalsocialist.net/en/2020/11/book-review
[iv] https://muse.jhu.edu/book/19359 De Ahmadiyya zijn een syncretische moslimsekte. De zuivering van 1965-1966 was ook gericht tegen de Abangan, een Javaans volk dat een syncretische in plaats van een orthodoxe versie van de Islam belijdt. Deze groep kreeg veel steun van de PKI.
[v] https://www.jstor.org/stable/26916458
[vi] https://www.indoleft.org/analysis/2017-05-08/making-workers-hate-ahok.html
[vii] An Introduction to the Politics of the Indonesian Union Movement (2019) pp 132-134. Om een idee te geven van de omvang: KASBI, de grootste vakbond in GEBRAK, telde rond 2019 30-40.000 leden. https://books.google.be/books?id=r1a_DwAAQBAJ&pg=PA133&lpg=PA133&dq=gebrak+indonesia+union&source=bl&ots=11NVgGfPKL&sig=ACfU3U0fSkEbIrs433wCVg4JU47J-G1aLg&hl=en&sa=X&ved=2ahUKEwil9NbH16b5AhUb57sIHfBaBJoQ6AF6BAgSEAM#v=onepage&q=gebrak%20indonesia%20union&f=false
[viii] https://www.ulandssekretariatet.dk/wp-content/uploads/2020/04/lmp_indonesia_2020_final_version-1.pdf
[ix] https://thesis.eur.nl/pub/55878/Saifullah-Aip_MA_2019_20_AFES.pdf
[x] https://www.industriall-union.org/indonesian-supreme-court-finds-in-favour-of-freeport-strikers?fbclid=IwAR3e2VjXXAHHvGko1ybYdwjG_NWjHp6pb7AJ-sfmPJeFndUAAt9E-AhyiQ4
[xi] https://www.arabnews.com/node/2130336/world
[xii] https://www.youtube.com/watch?v=xSrU6i9yzZw
[xiii] https://asiatimes.com/2022/02/indonesia-bans-mineral-exports-to-move-up-value-chain/
[xiv] https://www.thejakartapost.com/opinion/2022/08/01/analysis-big-gas-reserve-found-in-the-aceh-sea-amid-departing-global-oil-firms.html
[xv] https://www.devex.com/news/how-indonesia-s-brief-palm-oil-ban-impacted-the-global-food-market-103453#:~:text=%E2%80%9C%5BIndonesia%5D%20receives%20more%20than,poverty%20levels%20rise%20by%200.4%25.
[xvi] https://www.bloomberg.com/news/articles/2022-04-28/food-protectionism-ramps-up-as-indonesia-palm-export-ban-starts
[xvii] https://www.oxfam.org/en/inequality-indonesia-millions-kept-poverty
[xviii] https://news.mongabay.com/2020/05/indonesia-mining-law-minerba-environment-pollution-coal/
[xix] https://www.hrw.org/news/2022/07/07/indonesia-make-draft-criminal-code-public
[xx] https://www.forum-asia.org/?p=37151
[xxi] https://fulcrum.sg/investment-trends-and-industrial-prospects-in-indonesia/
[xxii] https://jacobin.com/2020/10/indonesia-protest-wave-omnibus-law-jokowi-prabowo
[xxiii] https://insightplus.bakermckenzie.com/bm/environment-climate-change_1/indonesia-omnibus-law-impacts-on-environment-and-forestry#cntAnchor7
[xxiv] https://grist.org/article/with-sea-levels-rising-why-dont-more-indonesians-believe-in-human-caused-climate-change/
[xxv] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxvi] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxvii] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxviii] https://www.scmp.com/week-asia/politics/article/3104412/indonesians-begin-protests-against-omnibus-jobs-law-amid-online
[xxix] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxx] https://www.socialistalternative.org/indonesia/a-short-history-of-the-indonesian-communist-party/
[xxxi] https://www.asianews.it/news-en/Indonesian-military-lifts-ban-on-communist-descendants-55519.html A law outlawing children and grandchildren of PKI members from joining the army was only lifted in 2022
[xxxii] https://www.reuters.com/article/uk-indonesia-communism-idUKKBN1FD18H
-
Sri Lanka. Heersende klasse manoeuvreert om revolutionaire opstand te dwarsbomen

De spectaculaire bestorming van het presidentieel paleis in Colombo op 9 juli vormde een kwalitatieve verscherping van de strijd tussen revolutie en contrarevolutie in Sri Lanka. Deze massale opstandige explosie bezegelde het politieke lot van de ooit bijzonder machtige autocraat Gotabaya Rajapaksa en van zijn corrupte dynastie.
Door Serge Jordan
De president werd uit zijn paleis verdreven door massaprotest. Hij moest de daaropvolgende dagen onderduiken en zijn vlucht van het eiland organiseren. Voor heel Tamils heerst er een zekere ironie bij het zien van Rajapaksa die zijn huis uit angst moest ontvluchten of bij de beelden van het huis van de premier die in brand werd gestoken. Dergelijke ervaringen ondergingen velen van hen de afgelopen jaren als gevolg van het oorlogsbeleid van de moordzuchtige kliek die nu verdreven wordt.
Gotabaya probeerde aanvankelijk met een commerciële vlucht van de internationale luchthaven van Colombo naar Dubai te vliegen, maar werd tegengehouden omdat het luchthavenpersoneel en immigratieambtenaren hem verhinderden het land te verlaten. Dit is één van de vele voorbeelden die getuigen van het ontwaken van de lang onbenutte kracht van de Sri Lankaanse arbeidersklasse in de loop van de ‘Anatha Aragalaya’ (‘Volkerenstrijd’).
Met de hulp van het leger slaagde “Gota” er uiteindelijk in de vroege uren van 13 juli in te ontsnappen aan boord van een militair vliegtuig dat op de Malediven landde. Nog voor hij daar aankwam, was er protest, in het bijzonder door Sri Lankanen die in Male, de hoofdstad van de Malediven, wonen. Zij eisten van de lokale regering dat er geen onderdak gegeven werd aan deze crimineel. Vervolgens stapte hij op 14 juli op het vliegtuig naar Singapore. De regering van Singapore, die prat gaat op haar cultuur van “nultolerantie” tegen corruptie, deinst er blijkbaar niet voor terug om de berucht corrupte Gotabaya Rajapaksa op te vangen. Vanuit Singapore heeft hij uiteindelijk zijn officiële ontslagbrief overhandigd. Hij wachtte tot hij op een veilige plaats was om dit te doen en daarmee ook zijn presidentiële onschendbaarheid op te geven.
Snelkookpan
In Sri Lanka zelf is de woede van de massa’s nog niet afgekoeld en staat zij klaar om opnieuw tot uitbarsting te komen. Ranil Wickremesinghe, de laatste premier die aanvankelijk had aangekondigd dat hij afgelopen zaterdag zou aftreden, werd door Rajapaksa tot waarnemend president benoemd.
Dit manoeuvre is ondertussen officieel bekrachtigd door een opperrechter. Het leidt tot woede op straat. Wickremesinghe wordt terecht gezien als een marionet van de Rajapaksa’s die achter de schermen aan de touwtjes willen blijven trekken. Zelfs toen hij formeel een politieke rivaal was, redde Wickremesinghe de familie Rajapaksa van vervolging in de periode 2015-2019, toen de familie niet aan de macht was. De afgelopen twee maanden heeft hij een soortgelijke rol gespeeld, terwijl hij tegelijkertijd verdere besparingen doorvoerde en een tussentijdse begroting opstelde waarvan de centrale doelstelling was om “de uitgaven tot op het bot terug te dringen.”
Zijn benoeming heeft sinds vorige week woensdag in heel Colombo tot nieuwe betoging geleid. Er was toen een poging om het parlement binnen te treden. Het kantoor van Wickremesinghe werd bestormd en veroverd. Er waren gewelddadige confrontaties met de ordediensten, waarbij een jonge betoger bezweek aan zijn verwondingen na politiegeweld.
Verdeeldheid
De opstand van 9 juli heeft de verdeeldheid binnen het politieke establishment en het staatsapparaat wijd blootgelegd. Oppositiepartijen betwistten eerst de ‘grondwettelijkheid’ van de aanstelling van Wickremesinghe als interim-president. Sindsdien zijn ook binnen Rajapaksa’s partij, de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP), breuken ontstaan tussen een vleugel die zich achter Wickremesinghe schaart en een andere vleugel die hem en zijn ambitie om volwaardig president te worden bestrijdt.
Eén van de eerste beslissingen van Wickremesinghe was de benoeming van een comité van militaire en politiecommandanten, aan wie hij het groene licht gaf om “alles te doen wat nodig is om de orde te herstellen.” Hij noemde de demonstranten een “fascistische bedreiging voor de democratie.” Maar afgelopen donderdag zou het Sri Lankaanse leger instructies van Wickremesinghe om geweld te gebruiken tegen de betogers hebben geweigerd. Dit lijkt een bevestiging van de onenigheid die aan de top heerst over wie de leiding moet hebben, en van de bezorgdheid bij delen van de heersende klasse dat het toepassen van grootschalige repressie tegen de beweging in dit stadium averechts kan werken.
Symptomatisch voor de politieke onstabiliteit die nog wordt versterkt door de revolutionaire omverwerping van de leider van het regime was de publieke verklaring van de voormalige legerleider Fonseka. Hij deed een oproep aan de militairen om de ongrondwettelijke bevelen van de waarnemend president niet op te volgen en in plaats daarvan “de wapens op te nemen tegen corrupte politici.” Fonseka was de legercommandant van Sri Lanka tijdens de laatste jaren van de oorlog en is één van de architecten van de genocide tegen het Tamil-volk. Zijn opstelling is een poging om in te spelen op de groeiende onrust in het leger om de huidige beweging onder controle te krijgen, zodat het lot van het leger zelfs niet door de revolutionaire golf wordt aangetast. De Aragalaya moet een beroep doen op de lagere rangen van het leger om de wapens op te nemen, niet alleen tegen corrupte politici, maar ook tegen alle militaire officieren die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden – Fonseka staat hoog op die lijst.
Kansen en gevaren
De stormachtige gebeurtenissen van de afgelopen week in Sri Lanka hebben een enorm revolutionair potentieel ontketend en miljoenen mensen over de hele wereld geïnspireerd door de kracht van massabewegingen te tonen. Het historische moment van de bestorming van het presidentieel paleis leidde tot elementen van “dubbelmacht”: naast de officiële macht van de staat lag de echte macht op straat. De zenuwcentra van de staatsmacht – d.w.z. het presidentieel paleis, het kantoor van de president en de officiële residentie van de premier – werden bezet door de massa’s, die weigerden toe te geven tot ze er zeker van waren dat de president en de premier voorgoed zouden aftreden. Deze luxueuze gebouwen werden zelfs omgebouwd tot open musea, met gemeenschapskeukens waar gratis voedsel werd geserveerd, een geïmproviseerde openbare bibliotheek en andere voorzieningen. Vorige week woensdag slaagden de betogers er ook in om in te breken in het staatstelevisiestation, ooit een spreekbuis van het Rajapaksa-regime. Ze namen een tijdlang de controle over het uitzendprogramma over.
Ondanks het feit dat de protestbeweging de overhand heeft na het behalen van hun belangrijkste overwinning tot nu toe, is er geen herkenbaar en erkende leiding, noch een samenhangend politiek programma over wat er nu moet gebeuren. Afgelopen donderdagmiddag werden alle bezette gebouwen, met uitzondering van het presidentiële secretariaat, teruggegeven aan de staat. De bestorming en bezetting van het presidentieel paleis en andere staatsgebouwen genoot nochtans een enorme steun op het eiland en daarbuiten. Deze bezettingen hadden verdedigd kunnen worden door een duidelijke publieke oproep aan de arbeidersklasse van het land, haar organisaties en de revolutionaire massa’s in het algemeen. Dit had een vertrekpunt kunnen zijn om de strijd verder te organiseren, bijvoorbeeld door de ‘Volksraad’ bijeen te roepen waar de betogers om vroegen in hun “Actieplan voor de toekomst van de strijd” dat op 5 juli gepubliceerd is. In plaats daarvan zal de staat nu de herovering van deze gebouwen gebruiken om zich te hergroeperen en weer in het offensief te gaan, als onderdeel van de pogingen om de ondermijnde autoriteit van de instellingen te herstellen.
Ondertussen gaan de manoeuvres van het politieke establishment verder om een regering van ‘alle partijen’ samen te stellen. Dit is niets anders dan een poging om de wil van de revolutionaire massa’s te omzeilen door een regering boven hun hoofd te plaatsen. Dit gebeurt samen met de rottende restanten van de SLPP, die formeel nog steeds een meerderheid in het parlement heeft.
Een regering van alle partijen (als die al het licht ziet) zal overgeleverd zijn aan de genade van een partij vol loyalisten en ex-loyalisten van Rajapaksa. Trouwens, geen van de parlementaire partijen, zowel oppositie als SLPP, betwist het voortdurend naar voren gebracht standpunt dat er geen alternatief is voor het hervattingen van de besprekingen met het IMF en het slikken van de harde neoliberale economische plannen die daarmee verbonden zijn. De meeste van deze partijen blijven zweren bij de huidige grondwet, waarin de president bijzonder veel bevoegdheden heeft en waarin het sektarische Singalees-boeddhistische karakter van de staat verankerd is. Ook de westerse ambassades, de VN, het grootkapitaal en het religieuze establishment staan daarachter.
‘Presidentsverkiezingen’
Er is het plan om op 20 juli in het parlement een nieuwe president te verkiezen. Geen van de kandidaten vertegenwoordigt de aspiraties van de miljoenen mensen die de vorige president hebben verjaagd. Alle kandidaten zijn, in verschillende mate, felle tegenstanders van het recht op zelfbeschikking van de Tamils. Onder hen de topkandidaat en favoriet van de kapitalistische klasse, Wickremesinghe, de eerder genoemde Fonseka, SLPP-lid Dullas Alahapperuma (een extremistische boeddhistische nationalist en voorheen trouwe bondgenoot van de Rajapaksa’s), Sajith Premadasa van de rechtse partij Samagi Jana Balawegaya (SJB, de grootste oppositiepartij in het parlement die voor ‘extreme soberheid’ pleit) en Anura Kumara Dissanayake van de Janatha Vimukthi Peramuna (JVP).
De JVP is de enige partij onder hen die enige invloed heeft onder delen van de Aragalaya. Zij heeft echter een lange staat van dienst als het gaat om Singalees chauvinisme. De JVP pleit ervoor om het IMF “met voorzichtigheid” te benaderen. De deelname van de JVP aan deze maskerade van presidentsverkiezingen weerspiegelt de snelle integratie van de partij in de antidemocratische manoeuvres van de heersende klasse die er enkel op gericht zijn de instellingen van het oude regime nieuw leven in te blazen. Eén van de populairste eisen van de protestbeweging is “225 moeten naar huis gestuurd worden”, een verwijzing naar de 225 parlementsleden. Daarnaast eisen de betogers het einde van de presidentiële almacht.
Welke regering en welke president ook gekozen zullen worden door de politieke krachten en instellingen die hun legitimiteit op het oude systeem baseren, zij zullen ingaan tegen de door de beweging naar voren gebrachte eis van “volledige verandering van het systeem,” en dienen zonder meer te worden verworpen. Dezelfde kliek van gevestigde politici die de overwinning van de massa’s naar zich toe te trekken, probeert tegelijk wanhopig om het straatprotest te stoppen. Dat is de echte reden waarom Wickremesinghe zondag de noodtoestand voor het hele eiland afkondigde. Officieel was dit om de “bevoorrading en diensten die essentieel zijn voor het leven van de gemeenschap in stand te houden.” Dat is ironisch van een man die toezag op een zodanige economische ineenstorting dat er alleen in de kilometerslange rijen voor benzine meer dan tien doden vielen.
Welk programma?
Dit is een revolutionaire strijd die revolutionaire middelen vereist. De enige legitieme regering is er een die voortkomt uit de krachten van de Aragalaya-opstand zelf. De beweging zou campagne kunnen voeren voor een over het hele eiland verspreide revolutionaire grondwetgevende “Volksraad”, bijeengeroepen door afgevaardigden die ter plaatse worden gekozen uit de revolutionaire beweging, en met een eerlijke vertegenwoordiging van alle religieuze en etnische minderheden. Plaatselijke comités van de Aragalaya, democratisch gekozen en gecontroleerd door algemene vergaderingen in alle buurten, dorpen en werkplaatsen, zouden dit idee concreet gestalte geven, en de arbeidersklasse, de jongeren en de armen op het platteland in staat stellen hun eigen strijd volledig in handen te nemen en hun eigen machtsbasis te doen gelden en ontwikkelen.
Wat de economie betreft zou de massabeweging moeten strijden voor het opleggen van een noodhulpprogramma om iets te doen aan de rampzalige situatie waarin de meerderheid van de bevolking zich bevindt. Maatregelen zoals een arbeiderscontrole op reizen en kapitaalstromen moeten worden ingevoerd om te voorkomen dat andere handlangers van het regime en familieleden van Rajapaksa het land verlaten met hun rijkdom, en dat de corrupte miljonairs en miljardairs hun geld in het buitenland stallen. De rijkdommen van de Rajapaksa’s moeten in beslag worden genomen en worden gebruikt om onmiddellijke hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen. Het enorme defensiebudget moet gebruikt worden voor dringende sociale uitgaven. Buurtcomités kunnen helpen bij het opleggen van maatregelen voor prijsbeheersing en het organiseren van de levering van levensnoodzakelijke goederen zoals voedsel en medicijnen aan degenen die dat nodig hebben.
De terugbetaling van de schuld doet het land leegbloeden. De beweging moet pleiten voor de onmiddellijke en onvoorwaardelijke stopzetting van de terugbetaling ervan, en alle onderhandelingen met het roofzuchtige IMF afwijzen. In plaats van te vernietigen wat er nog over is van publiek eigendom in Sri Lanka (zoals gezondheidszorg en onderwijs) en het land open te stellen voor nog meer privatiseringen, zoals deze imperialistische instelling wil, zou de beweging publiek eigendom moeten eisen van alle leidinggevende sectoren en grondstoffen en hun planning volgens de behoeften, onder de democratische controle van arbeiders en arme boeren, via een regering van hun eigen makelij.
Natuurlijk zullen dergelijke socialistische maatregelen nooit van de top komen, omdat alle vleugels van het establishment samenspannen om door te gaan met meer van hetzelfde failliete kapitalistische economische beleid, waarbij de armen worden beroofd om verder de zakken te vullen van de superrijken. Maatregelen als deze zouden moeten worden bevochten door resolute actie van de arbeidersklasse, in het voetspoor van de enorm succesvolle algemene stakingen van april en mei. Verscheidene vakbonden hebben gewaarschuwd voor stakingsacties in het hele land als Wickremesinghe de functie van voltijds president overneemt. Werknemers in alle vakbonden en op alle werkplekken moeten hun leiders aan hun woord doen houden. Dit is immers niet de eerste keer dat ze dreigen met iets waar ze vervolgens niets mee doen. De werkenden kunnen dat vermijden door zich voor te bereiden op de aangekondigde acties, ongeacht wie er wint, want geen van de kandidaten komt op voor de belangen van de werknemers.
De huidige reactionaire, chauvinistische opstelling van de presidentskandidaten zal de bezorgdheid en angst van de Tamil- en Moslim-minderheden versterken over waar de politieke situatie na Radjapaksa heen zal gaan. In deze omstandigheden is het van cruciaal belang dat er bewuste pogingen worden ondernomen om deze gemeenschappen de hand te reiken en hun gerechtvaardigde eisen in de beweging op te nemen. De Aragalaya moet strijden voor het einde van de door de staat georganiseerde onderdrukking op basis van religie en etniciteit, de uitlevering en berechting van Rajapaksa voor oorlogsmisdaden, de vrijlating van alle politieke gevangenen, onafhankelijk onderzoek naar de massale verdwijningen, het schrappen van de draconische ‘Wet ter voorkoming van terrorisme’, het einde van de militaire bezetting en landroof in de Tamil-provincies, en het recht voor het Tamil-volk om vrij en democratisch over hun eigen toekomst te beslissen, zonder enige dwang van de staat.
Door op te staan hebben de massa’s in Sri Lanka de verbeelding en de moed wakker geschud van miljoenen arbeiders en armen die strijden tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis in Zuid-Azië en de rest van de wereld. Door een socialistisch perspectief te omarmen, zoals hierboven geschetst, kunnen zij de ondergang van dit systeem bespoedigen en een nieuw tijdperk inluiden van werkelijke internationale samenwerking en sociale vooruitgang voor allen.
-
China: de diepste crisis sinds 30 jaar

Foto vanop Wikimedia Commons Een opeenvolging van economische, politieke en sociale rampen werpt donkere wolken over Xi Jinping’s aanstaande kroning als dictator-voor-het-leven. Er zijn de verlammende sluitingen van grote steden onder het ‘zero-Covid’-beleid, de groei van het BBP stort in, de werkloosheid bereikt pieken en de imperialistische conflicten worden scherper in de nasleep van de oorlog in Oekraïne. Dit alles stort de Chinese samenleving in haar diepste crisis sinds dertig jaar.
Artikel door Vincent Kolo, Chinaworker.info ( ingekorte versie van een artikel uit het komende nummer van het magazine Socialist World)
In alle sociale klassen heerst een gevoel van economisch pessimisme en angst voor wat de toekomst brengt. De wreedheid van het ‘zero-Covid’-beleid heeft de woede tegen het regime op nooit eerder geziene schaal aangewakkerd.
Xi heeft naar verluidt hoge ambtenaren geïnstrueerd dat het BBP dit jaar koste wat kost boven het cijfer van de VS moet uitkomen. Dat is echter bijzonder onwaarschijnlijk, tenzij de Amerikaanse economie een harde landing maakt. Bloomberg heeft zijn groeiprognose voor het BBP van China naar beneden bijgesteld tot 2 procent, terwijl voor de VS 2,8 procent wordt voorspeld. Geen enkel internationaal prognosebureau voorspelt nu een groei van meer dan 4,3 procent voor China in 2022, ver onder het streefcijfer van 5,5 procent van de regering.
Op het vijfjaarlijkse congres van de zogeheten ‘Communistische’ Partij (CCP), dat later dit jaar wordt gehouden, zal Xi zijn bewind verlengen met een derde termijn als algemeen secretaris of mogelijk door de lang ingeslapen post van CCP-voorzitter nieuw leven in te blazen.
Stabiliteit
Xi’s concentratie van persoonlijke macht en het loslaten van het model van ‘collectieve dictatuur’ dat de afgelopen veertig jaar gehanteerd werd, sinds de CCP onder Deng Xiaoping het proces van kapitalistisch herstel in gang zette, is een uitdrukking van de diepe crisis binnen het regime en de Chinese samenleving. Sociale, politieke en regionale spanningen bereiken een kookpunt. Deze interne druk is één van de drijvende krachten achter het imperialistische conflict, aangezien het Chinese kapitalisme gedwongen wordt een grotere rol op het wereldtoneel te spelen. Tegelijkertijd verergert de imperialistische Koude Oorlog tussen de VS en China de interne tegenstellingen.
De uitbraken van de zeer overdraagbare Omikron-variant dit jaar hebben geleid tot een dystopisch schokbeleid van de dictatuur. De massale lockdowns van 2022 kennen geen gelijke in de menselijke geschiedenis. Meer dan 300 miljoen mensen zijn rechtstreeks getroffen door wekenlang huisarrest, inkomensverlies, voedseltekorten, ontzegging van niet-COVID gerelateerde medische behandeling en bureaucratische pesterijen. Maar zelfs ver weg van de lockdowns is de impact groot – zoals blijkt uit de ineenstorting van de consumentenbestedingen – omdat mensen vrezen dat zij de volgende zijn.
Door de censuur van de staat is het niet mogelijk om het ‘zero-Covid’-beleid in twijfel te trekken. Zelfs de milde kritiek van de Wereldgezondheidsorganisatie dat dit beleid ‘onhoudbaar’ is, wordt uit de publieke opinie gewist. Het mondiale kapitalisme is geleidelijk tot het besef gekomen dat het regime van Xi minstens tot na het CCP-congres zal doorgaan met dit ‘zero-Covid’-beleid, ondanks de duizelingwekkende economische kosten ervan.
Wie betaalt?
Dit beleid draagt bij tot een sterke economische teruggang. In het tweede kwartaal was er wellicht een krimp van de economie. Het leidt ook tot extra lasten voor de reeds overbelaste lokale overheden, die elke 72 of zelfs elke 48 uur massale testen voor de bevolking moeten financieren. Volgens een rapport van Soochow Securities lopen de kosten van de regelmatige Covid-testen voor de bevolking van de steden van eerste en tweede klasse (samen 505 miljoen inwoners) op tot 1,7 biljoen yuan per jaar, of 1,3% van het BBP. Dat is meer dan het defensiebudget van 1,45 biljoen yuan. Dit omvat uiteraard niet de veel grotere kosten voor de economie als geheel van de verloren productie, verloren consumentenbestedingen en verbroken toeleveringsketens.
De meeste lokale overheden verkeren in ernstige financiële nood als gevolg van de drastische daling van de verkoop van grond (door de ineenstorting van de onroerendgoedsector) en van de belastinginkomsten (door lockdowns en belastingverlichting door de overheid). Lokale overheden in het hele land leggen hun personeel loonsverlagingen op en eisen zelfs de terugbetaling van bonussen uit 2021.
Voor de werkende klasse betekent het ‘zero-Covid’-beleid meer uitbuiting, verlies van loon en een grotere schuldenlast. Shanghai bijvoorbeeld telt bijna vijf miljoen werkenden die als migrant uit armere provincies geregistreerd staan. Tijdens de lockdowns hadden de meesten van hen geen werk en geen inkomen.
Om tegemoet te komen aan de eisen van de kapitalisten, met name de buitenlandse, die hun productie steeds meer naar landen buiten China verplaatsen, is er in aangewezen fabrieken tijdens de lockdown een “gesloten circuit”-systeem ingevoerd, waarbij de arbeiders in een afgesloten omgeving een bepaald productieniveau in stand houden. In plaats van thuis te werken, betekent het dit systeem dat er op het werk wordt gewoond. In de Gigafabriek van Tesla in Shanghai bijvoorbeeld sliepen duizenden werknemers tijdens de lockdown op de fabrieksvloer om zes dagen per week diensten van 12 uur te draaien.
Sinds maart waren er in Shanghai minstens zeven arbeidersprotesten die met de pandemie gerelateerd waren. Een online geplaatste video toonde bijvoorbeeld hoe in juni tientallen ordehandhavers in grote witte beschermpakken marcheerden om de betaling van achterstallig loon te eisen.
Instrument van sociale controle
De incidenten ontkrachten de bewering van het regime dat het pandemiebeleid de mens centraal stelt. Het is ook een antwoord op linkse groepen en activisten elders die het Chinese beleid voorstellen als een progressief alternatief voor het rampzalige wanbeheer van de pandemie door de westerse regeringen. De houding van de CCP is even reactionair, tegen de werkende klasse en pro-kapitalistisch.
De nadruk van het regime op de massale tests heeft geleid tot een vorm van goudkoorts onder bedrijven in deze sector. Vorig jaar alleen zijn er meer dan 400 nieuwe bedrijven opgezet, waarvan vele banden hebben met CCP-leiders. De nettowinst van 20 bedrijven die genoteerd staan op de Covid-19 Detection Index van de beurs van Shenzhen verdubbelde in 2021. Onder de top 100 van rijkste miljardairs in China komt meer dan een tiende uit de farmaceutische of biotechnologische industrie.
Het regime van Xi houdt niet alleen vast aan ‘zero-Covid’, maar verankert het beleid in een systeem voor de lange termijn. De infrastructuur van massale tests en quarantaine wordt massaal uitgebreid, met de bouw van honderdduizenden permanente testcentra in het hele land. Daarmee verbetert het regime van Xi zijn apparaat van sociale controle en repressie aanzienlijk onder het mom van de bestrijding van het virus.
Beperkingen op de bewegingsvrijheid van burgers worden versterkt door het elektronisch merken van de hele bevolking via de verplichte Covid-gezondheidscode-app. Deze technologie bestond nog niet tijdens de eerste fase van de pandemie twee jaar geleden. De lockdown van Wuhan, die toen de wereld schokte, was veel zachter dan de lockdowns van dit jaar in Shanghai en elders.
Hoe uniek?
De economische crisis is niet uitsluitend of zelfs maar hoofdzakelijk te wijten aan het ‘zero-Covid’-beleid, ook al heeft dit beleid de situatie sterk verergerd. Het beslissende economische keerpunt kwam vorig jaar toen de zeepbel van de vastgoedsector barstte. Deze sector was goed voor 28% van het Chinese bbp. Het was de belangrijkste motor van het schuldgedreven staatskapitalistische economische model van de CCP en die motor is nu kapot. De huidige schuldniveaus, meer dan 300% van het BBP, beperken het vermogen van het regime om de economie met financiële stimulansen te herstellen. De kapitalisten in China en de rest van de wereld raken steeds meer gefrustreerd door het uitblijven van stimulusmaatregelen met een ‘grote bazooka’ zoals toegepast in 2008 en zelfs nog in 2020.
In vroegere debatten binnen onze stroming, in de voorloper van ISA, dacht de oude leiding van het Internationaal Secretariaat dat de hoge mate van staatscontrole in China, een erfenis uit het stalinistische verleden, het regime een uniek vermogen verschafte om de economie te beheren en crises te vermijden. De CCP kon dingen doen die geen andere regering kon doen, zo redeneerden zij.
Dit was waar, maar slechts tot op zekere hoogte. Overdrijving kan leiden tot verkeerde analyses en perspectieven. Kameraden uit China, Hongkong en Taiwan, maar ook uit andere landen, betoogden dat het niet voldoende was om te wijzen op de “unieke” kenmerken van de Chinese staatskapitalistische economie (geen planeconomie, maar een kapitalistische economie geleid door een dictatuur met belangrijke bureaucratische en staatsinterventionistische kenmerken), maar ook om de beperkingen daarvan te benadrukken. Deze verschillen verlenen de economie geen onoverwinnelijkheid of immuniteit voor crises, zoals zelfs sommige kapitalistische commentatoren dachten. Uiteindelijk blijven de wetten van de kapitalistische economie gelden, ook al kunnen processen zich op een andere tijdschaal voltrekken.
De verkoop van nieuwe woningen is al elf maanden op rij gedaald, met een recorddaling van 59% in mei in vergelijking met een jaar voordien. Vorig jaar kwam de uitputting van de vastgoedzeepbel voor het eerst naar voren met de liquiditeitscrisis bij grote ontwikkelaars als Evergrande. Dat dit slechts het topje van de ijsberg was, zoals wij benadrukten, wordt nu bevestigd.
Massale werkloosheid
De stijgende werkloosheid is de meest verontrustende graadmeter voor de economische problemen in China. Het meest explosief is de werkloosheid onder 16- tot 24-jarigen, die in mei een historisch hoogtepunt bereikte met 18,4%. Dit is meer dan het dubbele van de jeugdwerkloosheid in de VS (7,9%) en hoger dan in de EU (13,9%).
Een nieuw niveau van economische tegenspoed en onzekerheid vormt het bewustzijn van jongeren, arbeiders en migranten, wier vertrouwen in het vermogen van de CCP om economische zaken te regelen, tot op het bot wordt aangetast. De radicalisering van de jongere generatie komt tot uiting op de sociale media – het enige kanaal voor beperkte openbare discussie en sociaal commentaar in China.
De volgende periode van het bewind van Xi, waarin hij zijn controle voor de komende decennia probeert te verstevigen, zal veel stormachtiger zijn. De demografische crisis (met minder arbeiders en minder consumenten), de stagnerende economie, het gewicht van de schulden … Dit alles zorgt ervoor dat de grote ambities van het regime om het VS-imperialisme in te halen steeds meer de grond ingeboord worden, terwijl ook het VS-imperialisme met zijn eigen ernstige problemen wordt geconfronteerd. Voor socialisten zijn deze ontwikkelingen van enorme betekenis nu de twee grootste economische en militaire machten van het wereldkapitalisme een fase van ongekende crisis en politieke omwenteling ingaan.
-
Sri Lanka. Massa’s bestormen presidentieel paleis, Gotabaya moet aftreden

Revolutie doorzetten tot het hele systeem weg is!
Artikel door Serge Jordan, ISA
De snelle gebeurtenissen in het door crisis geteisterde Sri Lanka hebben op zaterdag 9 juli een nieuwe wending genomen. Honderdduizenden mensen trokken naar de hoofdstad Colombo voor een dag van grote protesten die oorspronkelijk waren begonnen door de jonge activisten die de centrale protestplaats bij Galle Face Green bezetten. Het hoogtepunt van het protest zaterdag was de massale bestorming van de ambtswoning van president Gotabaya Rajapaksa, waardoor deze gedwongen werd het paleis te ontvluchten. s Avonds kondigde hij aan dat hij zou aftreden, waarmee hij in de praktijk bracht wat de massa’s op straat al hadden bereikt. Op veel plaatsen in de stad klonken feestelijk gejuich bij de aankondiging van dit nieuws.
Veel Tamil-families in Sri Lanka en daarbuiten zullen ongetwijfeld emotioneel opgelucht en bijzonder blij zijn bij het roemloze politieke einde van deze bloeddorstige dictator, die met zijn familie verantwoordelijk was voor oorlogsmisdaden, martelingen en het uitmoorden van Tamils op genocidale schaal. Veel autocraten en kapitalistische heersers over de hele wereld zullen daarentegen met een gereserveerd gevoel van paniek naar de gebeurtenissen in Sri Lanka kijken, omdat de economische, sociale en politieke storm op het eiland hen een spiegel voorhoudt van wat komen gaat in veel andere landen die worden geteisterd door de nieuwe fase van crisis van het mondiale kapitalisme.
Beelden van honderden demonstranten die door verschillende rijen politiebarricades braken en het gebouw binnendrongen, met vlaggen over de daken zwaaiden en zelfs een duik namen in het zwembad van de president, waren wereldwijd in alle nieuwsuitzendingen te zien. Dit kwam niet echt als een verrassing. De bevolking heeft al maandenlang te kampen met urenlange stroomonderbrekingen en ondraaglijk lange rijen voor eerste levensbehoeften, en dit in zware hitte. Tegelijk bleef een erg kleine laag van corrupte politici en miljonairs, belichaamd door Gotabaya zelf, genieten van een luxueuze levensstijl.
De straten rond het presidentiële gebouw werden ingenomen door een zee van demonstranten, die hun woede uitten over de heersende oplichters die de immense meerderheid van de bevolking van het land in een steeds erger wordende cyclus van economisch lijden hebben gestort. Het gebrek aan brandstof en het daaruit voortvloeiende verbod op particuliere voertuigen en de bijna-ineenstorting van het openbaar vervoer weerhielden de mensen er niet van om van kilometers ver, ook van buiten Colombo en uit afgelegen delen van het land, naar het protest te reizen. Halverwege de middag berichtte een correspondent van Al Jazeera: “Tienduizenden Sri Lankanen stromen nog steeds Colombo binnen… Mensen bestormden treinstations en dwongen medewerkers letterlijk om hen op treinen te zetten en naar Colombo te brengen. Ze zeggen dat ze hun land terugnemen.”
Overweldigd door het grote aantal en de vastberadenheid van de betogers, waren de pogingen van de veiligheids-, politie- en legertroepen om de protesterende menigte tegen te houden, laat staan te verjagen, hopeloos. Er werd melding gemaakt van geïsoleerde gevallen waarbij de staatstroepen sympathiseerden met het protest en zich er zelfs bij aansloten. Een video van een politieagent die zijn motorfiets parkeert, zijn helm neergooit en slogans ter ondersteuning van de betoging roept, is op de sociale media viraal gegaan.
De politie had aanvankelijk vrijdagavond een avondklok ingesteld in de hoofdstad en verschillende andere steden in afwachting van de aangekondigde protestdag. Het annuleerde deze avondklok de volgende ochtend na bezwaren van politici uit de oppositie en van de Orde van advocaten van Sri Lanka. Ook de door de regering gevraagde verbodsbepalingen tegen het protest werden door het Hooggerechtshof afgewezen. Dit wijst op verdeeldheid onder de verschillende vleugels van het establishment over de vraag hoe te reageren op de enorme druk van onderaf en op een protestdag die steeds meer aan momentum won in de aanloop ernaar.
Na de gebeurtenissen van zaterdag riep de Amerikaanse ambassadeur in Sri Lanka de politie van het eiland op om de betogers “ruimte” te geven. Delen van de heersende klasse vrezen dat een hardhandig optreden van de staat in dit stadium de vlam van de revolutie kan doen ontbranden – misschien zelfs splitsingen teweeg kan brengen in de lagere rangen van het leger en de politie, die zelf onderworpen zijn aan de gevolgen van het rampzalige economische beleid van het verrotte en in diskrediet geraakte regime dat zij officieel moeten beschermen.
Ontslagen
In de nasleep van deze explosieve ontwikkelingen was premier Ranil Wickremesinghe, die zelf naar een veilige en geheime locatie was overgebracht, de eerste die formeel zijn ontslag aankondigde. Wickremesinghe was minder dan twee maanden geleden door de gehate president uitgekozen om diens oudere broer Mahinda te vervangen, die na een soortgelijke, explosieve massabeweging was afgezet. Dit is dus de tweede premier die ten val wordt gebracht door de volksopstand, die eerder dit jaar begon als reactie op de aanhoudende economische ineenstorting die het eiland in zijn greep houdt.
De halfslachtige hoop van de heersende klasse dat met de benoeming van Wickremesinghe het massale verzet zou temperen en haar barbaarse besparingsplannen min of meer ongehinderd zouden kunnen worden doorgevoerd, werd zaterdag op formidabele wijze van antwoord gediend. Overigens is de privéwoning van de ex-premier zelf door betogers in brand gestoken. Onder Wickremesinghe’s leiding is de crisis alleen maar erger geworden, en het was slechts een kwestie van tijd voordat een nieuw breekpunt zou worden bereikt.
Onmiddellijk na de bestorming van Gotabaya’s woning hadden minstens 16 parlementsleden van zijn eigen Sri Lanka Podujana Peramuna-partij (SLPP) al om zijn onmiddellijke aftreden gevraagd, in een wanhopige poging om zich te distantiëren van een leider die zij tot op het laatste moment hadden gesteund. Een voormalig adviseur van de Rajapaksa’s vatte de stemming in de heersende kringen als volgt samen: “In zekere zin is de president al weg, het maakt niet uit wat hij zegt – hij is nu irrelevant geworden.” Enkele uren na het aftreden van de regeringsleider werd Gotabaya’s voornemen om de macht over te dragen publiekelijk aangekondigd door parlementsvoorzitter Mahinda Yapa Abeywardena. Op het moment dat dit artikel wordt geschreven, is nog steeds niet bekend waar Gotabaya zich bevindt, hoewel videobeelden lieten zien hoe hij met een deel van zijn familie haastig aan boord van een marineschip ging.
Voor een beweging waarvan de duidelijkste eis was vervat in de populaire slogan “Gota ga naar huis” en de noodzaak om de president omver te werpen, is de centrale vraag verschoven naar wat er nu zal en moet gebeuren. Alle inspanningen van de belangrijkste oppositiepartijen zijn erop gericht een regering van zogenaamde ‘eenheid’ te smeden met alle in het parlement vertegenwoordigde partijen. De woede van de massa’s gaat echter veel verder dan de Rajapaksa-clan, voor velen moet het volledige politieke establishment en het systeem erachter aangepakt worden. Dit is volkomen terecht aangezien geen van de parlementaire oppositiepartijen een fundamenteel andere economische koers heeft bepleit dan die van de Rajapakasa’s en hun opeenvolgende regeringen. Geen van hen – of het nu de Samagi Jana Balawegaya (SJB), de Janatha Vimukthi Peramuna (JVP) of de Tamil National Alliance (TNA) is – maakte principieel bezwaar tegen de centrale strategie van het aftredende kabinet, namelijk bedelen om meer geld van het IMF in ruil voor een meedogenloos besparingsprogramma dat het leven van arme en werkende mensen nog verder afbreekt.
De jongeren, de arbeidersklasse en de verarmde massa’s van Sri Lanka hebben blijk gegeven van een enorme revolutionaire energie en potentieel. Ze doen dit al maandenlang, ondanks de extreme ontberingen die dagelijks op hun schouders worden gelegd. Ze hebben eens te meer laten zien dat het hun eigen massamobilisatie en -organisatie is, en niets anders, die de heersende klasse tot toegevingen kan dwingen. Ze moeten hun strijd nu niet stoppen, maar net opvoeren. De rotsvaste kracht van de algemene staking en de “Hartal” (totale stillegging) in april en mei heeft aangetoond dat de vakbonden en de arbeidersklasse in het algemeen een beslissende rol te spelen hebben bij het tot stand brengen van een dergelijke escalatie.
Maar de massa’s moeten ook hun eigen revolutionaire alternatief ontwikkelen – in plaats van zich te laten kapen door een stelletje pro-kapitalistische politici zonder mandaat van de beweging en in hun plaats over de strijd willen beslissen. Dit kan worden voorbereid door het opbouwen van een nationaal netwerk van actiecomités in de werkplaatsen, universiteiten, steden en dorpen, als de organisatorische kern waaromheen een toekomstige regering, bestaande uit vertegenwoordigers van de arbeidersklasse en revolutionaire bevolking, het daglicht kan zien. Via dergelijke comités zou op democratische wijze een revolutionaire grondwetgevende vergadering kunnen worden gekozen die op dynamische wijze de aspiraties van arbeiders, arme boeren, revolutionaire jongeren en alle uiteenlopende en onderdrukte lagen van de bevolking van Sri Lanka weerspiegelt, en die aan hen verantwoording verschuldigd is. Zij zou moeten beginnen met het afschaffen van de autoritaire en chauvinistische, op het Singalese boeddhisme georiënteerde grondwet, en moeten debatteren over de maatregelen die nodig zijn om het huidige failliete politieke en economische systeem resoluut achter zich te laten.
Massale zelfverdediging moet bewust worden voorbereid omdat het gevaar van bloediger repressie, of zelfs van een militaire machtsovername, niet verdwenen is. De werkende klasse moet expliciete oproepen tot solidariteit richten aan de soldaten en de politie-agenten, om hen aan te sporen geen geweld te gebruiken tegen de volksbeweging.
Bij het uitstippelen van een duidelijker koers voor de beweging en bij de hernieuwde discussies die waarschijnlijk zullen ontstaan over hoe de toekomst na Rajapaksa eruit moet zien, mogen moeilijke kwesties niet uit de weg worden gegaan. Dat geldt ook voor de noodzakelijke erkenning van de vreselijk onderdrukkende en wrede behandeling die het in ongenade gevallen regime het Tamil-volk heeft aangedaan en over de noodzakelijke opname van de eisen van het Tamil-volk inzake oorlogsvergoedingen, gelijke rechten en werkelijke zelfbeschikking. De recente oproep van generaal Shavendra Silva, stafchef van de defensiestaf, aan alle burgers om “de strijdkrachten en de politie te steunen” weerspiegelt deels de nervositeit van de legertop voor een openbare invraagstelling van zijn bloedige verleden, zijn corruptie en zijn nauwe banden met de Rajapaksa’s. Een dergelijk onderzoek is effectief noodzakelijk. Behalve de Rajapaksa’s zelf, moeten alle misdadigers die in het leger dienen of met pensioen zijn en die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden, voor het gerecht worden gebracht. De opbouw van een massale strijd om een einde te maken aan de militaire bezetting van het Tamil-noorden en -oosten moet worden aangemoedigd. De enorme investeringen in het leger moeten meteen stoppen en deze middelen moeten in sociale doeleinden gestopt worden. Deze en soortgelijke eisen zijn van cruciaal belang om de eenheid tussen Tamil- en Singalese arbeiders en jongeren op een solide basis te verankeren.
De bestorming van de presidentiële residentie door de massa’s in Colombo heeft een nieuw hoofdstuk geopend in de revolutionaire opstand in Sri Lanka. Het belang van deze gebeurtenissen zal op internationale schaal worden gevoeld. Een nieuwe overwinning is binnengehaald nu het boegbeeld van een corrupt, autoritair en chauvinistisch regime de deur is gewezen. Maar er liggen nog enorme uitdagingen in het verschiet, aangezien alle economische problemen waarmee de bevolking van Sri Lanka te kampen hebben, er nog steeds zijn. Geen van deze problemen kan binnen nationale en kapitalistische grenzen worden opgelost.
De massabeweging heeft nood aan een samenhangend programma van eisen die ingaan tegen de logica van winstbejag die eigen is aan het kapitalisme op zowel nationaal als internationaal niveau. Zo’n eisenprogramma kan beginnen met noodmaatregelen zoals het compromisloos afwijzen van elke schuldaflossing aan roofzuchtige internationale schuldeisers, prijsplafonds voor alle essentiële goederen, publieke controle over kapitaalstromen en de onmiddellijke onteigening van de rijkdom van de familie-Rajapaksa. Om het volledige systeem te bestrijden, moet de werkende klasse de productie en distributie van de belangrijkste economische activiteiten op het eiland overnemen met het oog op democratische socialistische planning. De massa’s zullen een eigen partij moeten opbouwen om dat doel te bereiken. Ze mogen geen vertrouwen stellen in buitenlandse mogendheden en hun instellingen, die zich alleen door hun eigen economische en geopolitieke belangen laten leiden. De enige steun waarop ze kunnen rekenen, is die van de werkenden en armen in Zuid-Azië en de rest van de wereld, met name diegenen die ook getroffen worden door de voedsel- en energiecrisis en die voor hun verzet inspiratie vinden in de massale opstand in Sri Lanka.
-
Strenge lockdowns wakkeren massale woede in China aan
We publiceren een korte maar krachtige video van de campagne Solidarity Against Repression in China and Hong Kong (SARCHK). Deze laat zien hoe momenteel 300 miljoen mensen in China opgesloten zitten omdat Xi Jinping weigert zijn harde en meedogenloze ‘Zero Covid’-beleid bij te stellen. Dit beleid is gebaseerd op massale lockdowns, het massaal testen van tienduizenden mensen en het opsluiten van tienduizenden in geïmproviseerde quarantainecentra.
De video van Solidarity Against Repression in China and Hong Kong (SARCHK) verbindt zelfgemaakte beelden die zijn gemaakt door verschillende mensen die in Shanghai en andere steden in een lockdown vast zitten. De meeste van dergerlijke video’s zijn van het Chinese internet verwijderd door de censoren van het regime.
De sociale spanningen lopen op. Door een golf van banenverlies heeft de werkloosheid een recordhoogte bereikt, met een jeugdwerkloosheid van 18% (hoger dan in de EU en de VS). Arbeiders worden opgesloten in fabrieken en bouwplaatsen en slapen daar op de grond. Ziekenhuispersoneel in Sjanghai heeft zitprotesten en stakingen georganiseerd naar aanleiding van tekorten aan medische voorraden, lange diensten en zelfs naar aanleiding van gedwongen werk terwijl ze besmet waren.
Zoals in deze video wordt uitgelegd, zijn de testbedrijven in China de grootste winnaars. Verschillende van deze bedrijven meldden in april een winstgroei van 60 tot 190% ten opzichte van een jaar eerder. “Meer dan een tiende van China’s top 100 miljardairs is afkomstig uit de farmaceutische en gezondheidszorgsector. Zij hebben een zeer winstgevende pandemie.”
De dictatuur van de CCP (zogenaamd ‘communistische’ partij) heeft de strijd tegen het virus gebruikt als voorwendsel om de sociale controle en repressie massaal op te voeren. Ondertussen valt ‘s werelds op één na grootste economie van een klif. De economische gevolgen zijn wereldwijd en enorm.
Ga voor meer informatie over solidariteit tegen onderdrukking in China en Hongkong naar de website chinaworker.info
-
De ‘Zero-Covid’-ramp in China. Stemmen uit Shanghai

“Ik sta op instorten en wil vooral huilen.” Li Yong van Chinaworker.info sprak met Haiyang en Xiaoyan, inwoners van Shanghai (*).
Deze interviews werden afgenomen op 11 april, toen Sjanghai bijna twee weken lang was afgesloten. Sindsdien is de stad met 28 miljoen inwoners nog eens vier weken lang volledig afgesloten geweest, zonder dat het einde in zicht is. De uitbraak van de Omikron-variant is de ergste Covid-golf die China kende. Ze is “tien keer ernstiger” dan de oorspronkelijke Covid-uitbraak in Wuhan in 2020, zowel in economische termen als wat de getroffen bevolking betreft, aldus econoom Xu Jianguo van een universiteit van Beijing.
Meer dan 300 miljoen mensen in bijna 50 steden, waaronder de hoofdstad Beijing, zijn geheel of gedeeltelijk beperkt in hun beweging. Het Zero Covid-beleid van Xi Jinping leidt tot economische verlamming en een humanitaire crisis. De lockdowns worden met extreme wreedheid en bureaucratische hardhandigheid afgedwongen. Dit wekt een ongekende woede op bij de massa, zoals blijkt uit snel verwijderde berichten op sociale media en video’s van politiegeweld. Verboden video’s werden desalniettemin miljoenen keer bekeken.
In de afgelopen week hebben de autoriteiten van Shanghai op bevel van Xi en de centrale leiding van de CCP (de zogenoemde Communistische Partij) de ‘lockdown’ opgevoerd. Dit heeft geleid tot intensievere huis-aan-huisbezoeken waarbij in witte pakken gehulde handhavers de huizen van de mensen binnenstormen om desinfecterend middel te spuiten – waarbij in sommige gevallen de deuren letterlijk zijn ingetrapt – en om mensen weg te brengen naar de alom verafschuwde quarantainecentra. Dit zijn provisorische barakken met slechte toilet- en douchefaciliteiten, geen privacy en onvoldoende voedsel. De meest recente, strenger gehandhaafde lockdownregels houden in dat als één persoon positief test, zijn hele flatgebouw naar de quarantainekampen wordt gestuurd.
Het beleid is niet alleen meedogenloos en zeer impopulair, maar ook verkwistend en contraproductief. Personeel en financiële middelen worden weggehaald bij ziekenhuizen en de gezondheidszorg om massaal testen uit te voeren op de hele bevolking en om de quarantainekampen draaiende te houden. De vaccinatie van ouderen en kwetsbare personen – een punt van grote zorg in China, waar 40% van de 60-plussers nog steeds niet volledig is gevaccineerd – heeft te lijden onder deze scheve prioriteiten. Op nationaal niveau is het aantal vaccinaties bij deze belangrijke bevolkingsgroep gedaald van 600.000 per week in april tot 300.000 per week op dit ogenblik. De weigering van het Chinese regime om op nationalistische gronden het invoerverbod op effectievere buitenlandse mRNA-vaccins (zoals die van Pfizer en Moderna) op te heffen, is een andere belemmering.
De interviews hieronder tonen de menselijke kant van deze ramp. Xi Jinping is er volledig op gericht zijn eenmansdictatuur (een verschuiving ten opzichte van het vorige model van collectieve dictatuur van de CCP) te bestendigen op een belangrijke bijeenkomst, het 20e Congres, later dit jaar. Xi gebruikt nu het Zero Covid-beleid, naar eigen zeggen het “beste ter wereld”, als een de facto loyaliteitseed en een instrument om ontevredenen binnen de CCP-kapitalistische elite die zich verzetten tegen zijn grotere concentratie van persoonlijke macht, te intimideren. Net als in andere crisissituaties – Hongkong, Chinese steun voor de oorlog van Rusland in Oekraïne, nationalisme en de nieuwe imperialistische Koude Oorlog – is het de standaardhouding van Xi Jinping om dubbel zo hard te slaan wanneer zijn beleid in twijfel wordt getrokken.
Daarom lijkt Xi, ondanks de catastrofale economische tol met de snel stijgende werkloosheid en tekenen van massale ontevredenheid, vast te willen houden aan zijn Zero Covid-beleid, in ieder geval tot het 20e Congres. Toen de voorheen CPP-vriendelijke directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Tedros Adhanom Ghebreyesus, onlangs kritiek uitte op het beleid als “onhoudbaar”, werd zijn toespraak in de Chinese media verboden. Verschillende vooraanstaande Chinese virologen hebben de afgelopen maanden soortgelijke kritiek geuit en uiteraard zijn deze commentaren geblokkeerd door het censuurregime.
Kan u kort de omstandigheden in uw buurt beschrijven?
Haiyang: Mijn vrouw en ik wonen in Pudong. Hoewel het beleid zei dat de lockdown tot 1 april zou duren, is het einde niet in zicht. Er zijn immers bijna elke dag nieuwe gevallen in Pudong, waardoor voor zover ik weet het gebied nog steeds volledig is afgesloten. Dat geldt ook voor de wijk waar wij wonen. We zijn nu al een halve maand afgesloten en hebben ons huis nauwelijks verlaten, behalve wanneer we werden opgeroepen om getest te worden en wanneer we voorraad in ontvangst namen. Het beheerbedrijf zei deze morgen dat er nieuwe bevestigde gevallen zijn, waardoor we niet weten of we nog lang in quarantaine moeten blijven. Het houdt nooit op. [Opmerking: sinds het interview zijn er nog vier weken van quarantaine verstreken].
Wat betekent dit voor je dagelijks leven?
Haiyang: Om ons thuis geïsoleerd te houden, zijn er de dabai [“grote blanken”: de handhavers in witte pakken] die om de één of twee dagen langskomen, luidsprekers vasthouden en het ene na het andere gebouw toeroepen om naar beneden te komen om tests te doen. Soms vliegen er drones rond de buurt om waarschuwingen uit te zenden. Natuurlijk besteedt iedereen de meeste aandacht aan de aankondigingen over wanneer ze voedsel en voorraden zullen ontvangen, maar eerlijk gezegd, gezien het beruchte niveau van [on]efficiëntie en stijl van de buurtcomités, zou mijn familie verschillende keren zijn verhongerd als we op hen hadden vertrouwd. Uiteindelijk moet ik zelf op zoek naar voedsel en andere benodigdheden.
Ik moet de hele tijd controleren of er groepsaankopen beschikbaar zijn en welke de beste kans hebben om het snelst te worden verzonden. Daarom worden in onze lokale WeChat-groep, naast het roepen van “honger”, het vaakst berichten uitgewisseld over mogelijke voedselleveringen. Vroeger werden al mijn WeChat-groepen gedempt, maar nu, zelfs als ik midden in de nacht een nieuw bericht hoor, sta ik op en kijk meteen, uit angst dat ik mijn kans zou missen om te krijgen wat er aan voedsel beschikbaar is. Vorige week waren er mensen die om middernacht varkensvlees verkochten. Ik denk dat het een soort zwarte markt was. Iedereen zei dat het prima is om het zelf te kopen, maar praat er niet over met buitenstaanders. Ik kocht vier blikjes vlees voor 220 yuan, dat is ongeveer 25 procent duurder dan normaal.
De regering zegt dat er goederen worden uitgedeeld. Wat is er daarvan aan?
Xiaoyan: Hahahaha! Ik heb maar één keer een goederenpakket ontvangen, en dat bevatte twee Chinese kolen en acht aardappelen, waarvan er twee waren uitgelopen en niet gegeten konden worden. Dit pakket is nauwelijks genoeg voor ons beiden om twee of drie dagen te eten. Maar vergeleken met anderen is dit niet zo erg. Ik weet dat sommige mensen in andere gemeenschappen slechts twee wortelen en twee uien hebben gekregen. Wat is dat in godsnaam? In sommige gemeenschappen waren de etiketten van de pakketten afgescheurd en werden ze daarna doorverkocht.
Mijn collega zei dat het goederenpakket voor zijn wijk vorige week ‘s morgens vroeg was bezorgd en gewoon aan de kant van de weg was achtergelaten, buiten het hek waar je niet overheen mag. Om de één of andere reden werd het niet naar de wijk gestuurd voor distributie, zodat de hele stapel gewoon voor hun neus lag te rotten gedurende twee volle dagen, buiten in de zon.
Toen kwamen vuilniswagens en namen het mee. Mijn collega was zo kwaad dat hij met andere bewoners naar de poort van het complex rende en de agenten uitscheldde. De politie nam hem mee naar huis en zei hem dat als hij weer herrie zou schoppen, ze hem zouden behandelen als een positieve tester, en hem naar een quarantaine-eenheid zouden slepen. Maar tegenwoordig schrikt dat dreigement de mensen niet meer af. Als ze je opsluiten, dan zijn zij tenminste verantwoordelijk voor je eten in plaats van dat jij je zorgen moet maken over je honger.
Hoe beïnvloedt het huidige ‘Zero Covid’-beleid jou?
Xiaoyan: Eigenlijk denkt niemand in Shanghai dat de regering de pandemie echt voorkomt. Iedereen weet dat het gewoon zo is dat de bureaucraten van de regering mechanisch het ene bevel na het andere uitvoeren, om hun eigen werkdoelen te bereiken, niet met het zogenaamde doel om de gezondheid van mensen te beschermen.
Nu weet iedereen dat de mobiele app van de overheid om testresultaten te registreren waardeloos is. De testresultaten van de app worden semi-officieel erkend, maar kloppen niet. Zelfs als de app zegt dat je negatief bent, zullen de autoriteiten dat negeren omdat ze weten dat het niets betekent.
Dus denk je dat het geloofwaardig is dat CCTV [de belangrijkste nieuwszender op televisie] elke dag aankondigt hoeveel nieuwe bevestigde gevallen in Shanghai? Er waren gevallen waarbij tien mensen een reageerbuis deelden voor hun test, omdat er niet genoeg reagentia waren. Als je groep positief test, zal je één voor één worden meegenomen en getest. Zelfs als ze niet individueel testen, kunnen ze aan je deur verschijnen en je vertellen dat je positief getest hebt en je hele familie zal in quarantaine worden geplaatst. Waar brengen ze ons heen? Ze zeggen dat ze het niet weten, en zelfs als ze het wisten, zouden ze het je niet vertellen. Het is alsof ze mensen naar het slachthuis leiden!
Waarom sluit de regering dan nog steeds mensen op in quarantaine-units?
Xiaoyan: Omdat hun doel is om “gemeenschapsniveau nul” te bereiken! Dat wil zeggen: er mogen geen bevestigde gevallen zijn in dit gebied, dus ze zullen je onmiddellijk de stad uit slepen, en er zullen geen positieve gevallen meer zijn, wanneer iedereen die positief test weg is, en het register is leeggehaald. Of je nu iets te eten hebt, warme kleren om aan te trekken, en of je nu medicijnen nodig hebt of niet, het kan ze niets schelen, want er is geen verplichting om ervoor te zorgen dat de ‘afgedankte mensen’ enige bescherming hebben.
Dit betekent dat ze niets geven om onze gezondheid en veiligheid. We kunnen echt niet spreken met die idioten. Als ze het ons gemakkelijk maken en niet oppakken, waarna je toevallig het virus verspreidt, dan zullen zij verantwoordelijk gesteld worden. Als ze je oppakken en fouten maken die je schaden, of zelfs doden, dan worden ze daar zeker niet voor gestraft. Simpel gezegd, wij hebben geen macht om hen te controleren, maar zij hebben onbeperkte macht om over ons te heersen zonder enige verantwoordelijkheid te nemen.
Heeft het een grote invloed op uw persoonlijke economie?
Haiyang: Om eerlijk te zijn waren we al erg pessimistisch, en begonnen we ons zelfs een beetje hopeloos te voelen. Voor Chinees Nieuwjaar [1 februari] ontsloeg ons bedrijf acht procent van zijn werknemers, en de meesten van hen waren in mijn leeftijdsgroep, in de dertig en veertig. De situatie van mijn vrouw was niet veel beter. We zijn erg bezorgd dat wij de volgende zullen zijn. Nu de stad is afgesloten, wordt mijn salaris niet uitbetaald, maar de baas stuurt me nog steeds e-mails om me te vragen thuis wat werk te doen. Is het redelijk dat je salaris niet wordt uitbetaald, maar dat je toch moet werken, voor niets?! Maar we durven niet te weigeren. We gaan door de knieën en doen wat werk in de hoop onszelf beter te voelen. Mijn vrouw zit in een betere positie en krijgt de helft van haar salaris.
Wij hebben het dan nog relatief goed. Met de hulp van onze familie hebben we de hypotheek op onze flat afbetaald en wat geld gespaard. Nu maken we echter ons spaargeld op en dat is onhoudbaar. Als je me vraagt wat ik de toekomst zal doen, kan ik je echt geen antwoord geven. Ik wil vooral huilen en sta op instorten. Dat kan ik je wel zeggen.
Voor ons gewone mensen zijn de afgelopen twee jaar echt moeilijk geweest en er is niets wat we eraan kunnen doen. De toekomstplannen van veel mensen zijn in de ijskast gezet. Nu het spaargeld beetje bij beetje verdwijnt, durft niemand nog geld uit te geven aan iets anders dan het hoogstnoodzakelijke. Sommige van onze oud-klasgenoten hebben zelfs geld moeten lenen van woekeraars, en wij hebben het nieuws vernomen dat het huis van één van hen op het punt staat door de autoriteiten in beslag te worden genomen en te worden geveild.
Kan iemand zich voorstellen dat dit meer dan tien jaar na het afstuderen gebeurt? Wat de zogenaamde economische gegevens over het BBP betreft, proberen zij [de CCP] door frauduleuze statistieken vol te houden dat China een groei van vier, vijf, zes, zeven of acht procent kan bereiken, maar met deze veranderingen die om ons heen gebeuren, kunnen zij de mensen niet langer misleiden over onze economische vooruitzichten.
Xiaoyan: Ik ben blij dat we geen kinderen wilden, anders zouden onze problemen nu nog groter zijn. Vrienden en collega’s om ons heen zijn het ook beu en hebben er genoeg van dat er met ons gesold wordt. Als de autoriteiten zo doorgaan, zullen we ofwel ziek worden ofwel verhongeren. Dus zeggen nu steeds meer mensen dat ‘leven met Covid’ geen onredelijke optie meer is.
Je kan ook zien dat onder onze oude klasgenoten, degenen die over het algemeen het Zero Covid-beleid steunen, ambtenaren, werknemers van staatsbedrijven en anderen die voor overheidsinstellingen werken zijn. Degenen die nog steeds de “ijzeren rijstkom” hebben [term voor gegarandeerde banen van voor de kapitalistische restauratie die in 1979 begon]. Zij kunnen thuis blijven en hun salaris ontvangen terwijl de stad voor altijd op slot zit. Maar de meesten van ons werken voor private ondernemingen [80% van de werkgelegenheid in de stad is in de private sector], en ons leven wordt echt onhoudbaar. Maar hebben we hier iets over te zeggen? Kunnen wij de richting van het beleid bepalen?
Toen we ‘s avonds naar het buurtcomité riepen om te vragen om bevoorrading, vloog er onmiddellijk een drone over om ons te bevelen te zwijgen. Vindt u deze situatie niet erg dramatisch? Daarom dringt het langzamerhand tot de mensen in onze gemeenschap door dat het zo echt niet verder kan. Iedereen gaat naar de buitenpoort en veroorzaakt problemen voor de autoriteiten. Als we ons verenigen, als we met meer mensen zijn, dan hebben we ook meer macht. Iedereen begint dat te begrijpen.
Haiyang en Xiaoyan zijn aliassen, hun namen zijn veranderd voor hun bescherming.
-
Sri Lanka: premier moet aftreden, contrarevolutionair geweld leidt tot woedend protest

Het was een bijzonder bewogen week in Sri Lanka. Er heeft zich een revolutionaire crisis ontwikkeld, die wellicht een voorbode is op soortgelijke omwentelingen in andere landen.
Verslag vanuit Colombo door Serge Jordan (geschreven op woensdag)
Maandagochtend vielen honderden aanhangers van Rajapaksa, knokploegen in dienst van de regering, gewapend met knuppels, stokken metalen staven twee protestlocaties van anti-regeringsactivisten in de hoofdstad Colombo aan. Na een vergadering onder leiding van toen nog premier Mahinda Rajapaksa in zijn ambtswoning vielen ze mensen aan die al weken voor deze ambtswoning protesteren. Ze vernielden het protestkamp en trokken vervolgens naar de ‘GotaGoGama’ (GGG) bezetting voor het presidentiële gebouw aan de Galle Face Green, een kilometer verderop langs de kust.
Dit kamp, dat een maand geleden was opgezet, was een symbool geworden van verzet tegen het gezag van het regime en een dagelijks trefpunt voor alle lagen die de massabeweging steunen. De menigte van regeringsgezinde misdadigers heeft extreem geweld gebruikt tegen de aanwezige demonstranten, waarbij tenten en spandoeken in brand werden gestoken en veel mensen tot bloedens toe werden geslagen. De politie, in groten getale aanwezig, keek grotendeels toe hoe het tafereel zich voltrok. “De politie wilde niets doen,” meldde een Tamil-vrouw die getuige was van de gebeurtenissen, en voegde eraan toe dat ze expliciet het doelwit was vanwege haar etnische achtergrond en dat ze chauvinistische scheldpartijen moest verduren. “We hebben veel persoonlijke bezittingen verloren, want ze hebben onze tenten, onze kleren, onze dekens, alles verbrand,” verklaarden andere demonstranten die bij de aanval aanwezig waren. Tientallen van hen raakten ernstig gewond en één jongere werd achteraf voor altijd verlamd verklaard.
Met deze actie dacht het Rajapaksa-regime het hart van de massabeweging te raken, vreedzame demonstranten te intimideren en hen weg te jagen van het terrein – en de deur te openen voor een breder tegenoffensief om de opstand van de massa’s te breken. Maar dit bleek een fenomenale misrekening te zijn. Na de eerste schok van de aanval begonnen duizenden jongeren, bijgestaan door voorbijgangers, chauffeurs en arbeiders uit de omgeving, en door mensen die hadden gehoord wat er had plaatsgevonden, de door de regering gesponsorde hooligans de straat op te jagen om ze een lesje te leren. Sommigen werden uitgekleed en in het nabijgelegen Beira-meer of in vuilnisbakken gegooid; veel van de bussen die waren gebruikt om hen naar Colombo te vervoeren, werden in brand gestoken, in het meer gegooid, of beide. Het meer van Beira biedt nu een surrealistisch aanzicht, met tientallen uitgebrande bussen half ondergedompeld in het water.

Delen van de arbeidersklasse liepen onmiddellijk naar buiten om te protesteren tegen deze contrarevolutionaire aanval, zoals het zorgpersoneel van het Algemeen Ziekenhuis van Colombo en de advocaten buiten het gerechtsgebouw van Hulftsdorp (een wijk in Colombo). Ook de postbeambten besloten als reactie een staking op het hele eiland uit te roepen.
In weerwil van de avondklok die de regering maandagmiddag afgekondigde om te proberen de massa’s van de straat te verdrijven – wat sindsdien gepaard is gegaan met een zeer grote inzet van militairen, in de hoofdstad en in de rest van Sri Lanka – hebben anti-regeringsdemonstranten Galle Face Green weer volledig bezet. Tegen 16.00 uur was “GGG” uit de puinhopen herrezen en waren de tenten weer opgebouwd, waarbij nog veel meer mensen uit verschillende hoeken van de stad in golven toestroomden om de bezetting te verdedigen en hun solidariteit te betuigen, onder wie katholieke nonnen die de hele nacht opbleven om het gebied te beschermen.

Omdat zijn plan volledig was mislukt, trad Mahinda Rajapaska in de uren daarna officieel af. In de buitenwijken van Colombo werd vuurwerk afgestoken, terwijl plaatselijke bewoners kiribath (melkrijst, een traditioneel Sri Lankaans gerecht) kookten om het nieuws te vieren.
Na Chamal, Namal en Basil Rajapaksa – die allen medio april uit hun regeringsposten werden gezet – is Mahinda het laatste lid van de Rajapaksa-familie dat valt. Hij wordt vooral veracht door de Tamil-gemeenschap omdat hij tijdens de burgeroorlog toezicht hield op de massamoord op tienduizenden Tamil-burgers. Sinds zijn aftreden zijn de eisen voor het vertrek van zijn jongere broer, de gehate president Gotabaya Rajapaksa, in het hele land alleen maar exponentieel toegenomen. Tot nu toe heeft de onophoudelijke mengeling van concessies en repressief geweld van het regime de revolutionaire strijd die de arbeiders, jongeren en armen van Sri Lanka zijn begonnen, niet kunnen afschrikken.

Aangemoedigd door het aftreden van de premier en woedend over de brutale aanval van het regime, kwamen massa’s mensen in verschillende delen van Colombo en in vele andere delen van het land in opstand. Menigten staken villa’s, huizen en andere eigendommen van de familie Rajapaksa, leiders en parlementsleden van de regeringspartij, de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP), in brand. Meer dan 50 huizen van politici werden naar verluidt ‘s nachts in brand gestoken, en dinsdag werden er nog meer bestormd en in brand gestoken.
Toen ik dinsdagmiddag Colombo binnenreed, stond één van deze grote villa’s in lichterlaaie, met honderden protesterende mensen buiten en “Gota Go Home” in rode letters op de gevel. In Tangalle, in het zuidelijkste deel van het land, haalden woedende demonstranten het standbeeld van D.A. Rajapaksa, de vader van de Rajapaksa-broers, neer. Mahinda werd uit zijn woning geëvacueerd nadat deze door honderden betogers was belegerd. Hij werd met een militaire helikopter naar het noordoosten van het eiland gevlogen, naar een gebied met een Tamil meerderheid. Dit lokte vervolgens protesten uit voor de marinebasis van Trincomalee, waar hij zou hebben geschuild – een marinebasis die door het Rajapaksa-regime tijdens de burgeroorlog werd gebruikt als detentiecentrum en martelkamp voor Tamils.
Bij de recente gevechten zijn tot nu toe ten minste acht mensen omgekomen en nog eens honderden gewond geraakt. De meeste internationale media hebben, zoals gebruikelijk, de aandacht gevestigd op “rellen” en “geweld” tussen pro- en anti-regeringsdemonstranten in de straten van Colombo, en westerse regeringen en ambassades hebben opgeroepen tot “terughoudendheid”. Maar er kan geen twijfel over bestaan wie dit geweld in gang heeft gezet, door volkomen vreedzame en weerloze demonstranten, waaronder gezinnen met jonge kinderen, op brute wijze aan te vallen.
Wat volgde was een typisch voorbeeld van de “zweep van de contrarevolutie” die een revolutionaire uitbarsting teweegbrengt. In de context van het diepe leed en de ergernis over de enorme economische problemen waarmee miljoenen Sri Lankanen te kampen hebben, waaronder massale tekorten aan brandstof, gas en medicijnen, langdurige stroomonderbrekingen en omhoogschietende prijzen van voedsel en andere essentiële goederen, is het geen wonder dat deze aanval een woedende reactie van onderop uitlokte, gericht tegen degenen die een ostentatief luxueuze levensstijl leiden.
Het is ook opvallend dat het geweld van de jongeren niet willekeurig was. Voor zover men kon zien, werden bij de incidenten geen busstations, kleine winkels of eigendommen van gewone mensen beschadigd. De woede was fijngevoelig gericht tegen de symbolen en de rijkdom van het onderdrukkende en corrupte regime, en tegen de gewelddadige marionetten ervan.
De strijd gaat door
Toen dinsdag bij zonsopgang het gerucht de ronde deed dat handlangers en aanhangers van het regime het land probeerden te ontvluchten – onder wie de tweede zoon en stafchef van de huidige ex-premier die de dag ervoor naar Australië was ontsnapt – begonnen duizenden revolutionaire betogers zich te verzamelen op de wegen die leiden naar de internationale luchthaven Bandaranaike. Ze organiseerden controleposten op de hoofdas, patrouilleerden door de straten en doorzochten elke auto, om ervoor te zorgen dat de corrupte kliek die het land op de knieën heeft gedwongen, ter verantwoording wordt gehouden voor haar misdaden. De soldaten die daar gestationeerd waren, keken onverstoord toe terwijl het allemaal gebeurde. Sommigen gingen in gesprek met de betogers. Op het ogenblik van schrijven, op 11 mei, lijken de gebieden rond de luchthaven nog steeds onder controle van de volkspatrouilles te staan.
Intussen heeft de regering echter ook bevel gegeven om te schieten op al wie publieke eigendommen beschadigt of de avondklok overtreedt. Eerder kregen de strijdkrachten uitgebreide bevoegdheden om over te gaan tot willekeurige arrestaties en detenties in het kader van de vorige week afgekondigde noodtoestand. Sinds maandag hebben tienduizenden zwaarbewapende troepen zich in Colombo verzameld en overal zijn militaire barrages opgericht, waardoor de stad de sfeer ademt van een militaire belegering – vergelijkbaar met wat de Tamil-bevolking nog dagelijks meemaakt in het noorden en oosten van het land. De straten in het centrum van Colombo waren vandaag grotendeels verlaten en winkels, restaurants en kantoren waren gesloten, een gevolg van zowel de verlengde avondklok als van de voortdurende stakingsacties van vakbonden in de publieke en private sectoren.

Er heerst een onstabiele en onzekere situatie. De massa’s hebben een belangrijke overwinning behaald op de reactie, en een stemming van verbitterde vastberadenheid om de strijd voort te zetten tot Gota valt is diep in ieders geest verankerd. Toch is de dreiging van meer contrarevolutionair geweld of van een breder staatsoptreden nog lang niet verdwenen.
Op het ogenblik van schrijven heeft het leger de bezetters van de GGG gewaarschuwd dat ze het kamp moeten verlaten. Het vooruitzicht van een aanval op het kamp hangt in de lucht. De massabeweging moet zich voorbereiden op nieuwe pogingen van het regime om terug te slaan. De patrouilles van de demonstranten die in sommige wijken van Colombo, met name rond de luchthaven, zijn opgedoken, zijn een zeer bemoedigende stap in die richting. Deze moeten een meer georganiseerd en algemeen karakter krijgen om alle protesten, werkplekken en gemeenschappen te beschermen tegen de mogelijkheid van verdere aanvallen van pro-regime knokploegen, de politie of het leger, en om ervoor te zorgen dat de controle over de straten niet in handen blijft van het staatsapparaat – dat, ondanks de sympathie voor de beweging die onder sommige soldaten lijkt te bestaan, nog steeds wordt gecontroleerd door de schietgrage slachters die een genocide op de Tamilbevolking hebben uitgevoerd. Stakende arbeiders en vakbonden zouden hun gewicht in de schaal moeten leggen om het GGG-kampement te beschermen en er dringend delegaties heen moeten sturen om de verdediging ervan te helpen organiseren.
Ook het gevaar van geweld tussen de gemeenschappen moet actief worden bestreden. De afgelopen dagen is reeds gebleken dat elementen van het regime tot een dergelijke verdeeldheid hebben aangezet, met name in de westelijke stad Negombo, waar Singalese boeddhistische chauvinisten hebben geprobeerd haatzaaiende taal te verspreiden om een reactie uit te lokken tegen de moslimminderheidsbevolking.
De massale opstand heeft kenmerken van eenheid onder de verschillende lagen van de bevolking gebracht die tot voor kort nauwelijks denkbaar waren. De strijd heeft tot hartverwarmende taferelen geleid, zoals toen een studentenactivist van de universiteit van Jaffna vorige week tijdens de door studenten geleide blokkade aan het parlement in Colombo door Singalese demonstranten werd opgeroepen om zijn overwegend Singalese toehoorders in het Tamil toe te spreken. In het GGG-kamp legde een Singalese activist, die slachtoffer was geweest van de aanslag van 9 mei, mij nederig uit: “Nu we hebben gezien wat dit regime ons kan aandoen, kunnen we beter begrijpen wat onze Tamil-broeders en -zusters in het verleden hebben doorgemaakt.”
Dit gezegd hebbende, zijn de littekens van het verleden duidelijk nog niet helemaal geheeld, en het is een feit dat het hart van de beweging voorlopig sterker klopt in de gebieden in het zuiden waar Singalezen de meerderheid vormen. Veel Tamils steunen de beweging, maar zijn terecht bezorgd dat hun eisen voor gerechtigheid en genoegdoening, voor een eerlijk proces tegen de misdadigers die verantwoordelijk zijn voor de massale verdwijningen, moorden en verkrachtingen tijdens de oorlog, en voor het fundamentele recht van de Tamils om over hun eigen toekomst te beslissen, in een post-Rajapaksa politiek bestel terzijde geschoven kunnen worden. De beweging zou dus aan kracht winnen door deze eisen luidkeels op te nemen, door te strijden voor gelijke rechten voor alle minderheden en voor het onvoorwaardelijke recht van de Tamils op nationale zelfbeschikking – inclusief hun recht om zich af te scheiden en een eigen staat te vormen.
Een grootscheepse Hartal om het regime ten val te brengen
De arbeiders- en vakbondsbeweging in al haar verscheidenheid heeft een cruciale rol te spelen bij het garanderen dat de strijd zijn massale, ordelijke en verenigde karakter behoudt. De solidariteit en de kracht die alle lagen van de arbeidersklasse aan de dag hebben gelegd, zijn een opmerkelijk kenmerk van deze strijd: van bouwvakkers die regeringsgezinde bussen met hun graafmachines van de straat duwen, tot immigratiebeambten die de handen ineenslaan om te beloven geen regeringsleden of ministers door te laten; van de vele advocaten die zich hebben ingezet voor de vrijlating van jonge demonstranten die door de politie waren gearresteerd, tot het medisch personeel dat hulp verleende aan de gewonden na de aanval op de GGG-bezetting.
De oproep van de vakbondsalliantie tot een “Hartal” (totale staking) afgelopen vrijdag 6 mei werd stevig opgevolgd door de hele arbeidersklasse van Sri Lanka in een historisch machtsvertoon dat de economie van het eiland volledig lam legde en het hele establishment en de kapitalistische klasse van het land aan het wankelen bracht. De arbeiders van de Export-Processing Zones zorgden voor een verlies van 22 miljoen dollar voor de grote industriële fabrikanten in één enkele stakingsdag! Na dit succes hadden de vakbonden oorspronkelijk opgeroepen tot een week van protesten en een nieuwe, algehele Hartal, te beginnen op woensdag 11, waarbij ze eisten dat de president zou aftreden. Vanuit het perspectief van de vakbondsleiders was dit meer bedoeld als een dreigement dan als een plan dat zij wilden uitvoeren. De aanval van maandag door het regeringsgezinde krapuul en het aftreden van Mahinda hebben hun plannen zowel bespoedigd als in de war gestuurd: de stakingsacties in het hele land zijn dinsdag daadwerkelijk begonnen in verschillende sectoren – zoals de werknemers van de administratieve diensten, het spoorwegpersoneel, de universiteitsdocenten, de gezondheidswerkers – maar sommige vakbondsleiders hebben de recente gebeurtenissen ook aangegrepen om hun stakingsoproepen af te blazen.
Op woensdag sloten nog een aantal sectoren zich aan, zoals de havenarbeiders en de elektriciteitswerkers. Maar de staking zou moeten worden uitgebreid tot alle werkplekken en de vakbonden zouden een duidelijke oproep moeten doen voor stakersposten en massale straatoptochten om openlijk de avondklok te trotseren. De huidige situatie vraagt om een massale staking totdat Gota Rajapaksa, zijn naaste medewerkers en zijn regering ten val worden gebracht. Dit is het doel dat werknemers en alle lagen van de bevolking die tegen het aftakelende regime strijden, zich moeten stellen, ongeacht de halfslachtige houding van de vakbondsleiders.
Om echte veranderingen te bewerkstelligen, zullen de massa’s echter verder moeten gaan en hun eisen verder moeten verbreden dan de populaire slogan “Gota ga naar huis” en de omverwerping van de huidige president – die het boegbeeld is van een heel systeem dat gebaseerd is op economische uitbuiting, imperialistische afpersing en nationale onderdrukking. Zij zullen alle onderhandelingen met het IMF moeten afwijzen, die Sri Lanka nog verder ondergeschikt zullen maken aan zijn internationale schuldeisers, door de vicieuze schuldenval voort te zetten die kostbare middelen weghaalt bij de vitale behoeften van de bevolking, en die als chantagemiddel zal worden gebruikt om nieuwe besparingen op te leggen die de situatie voor de meerderheid alleen maar zullen verergeren.
Zij zullen ervoor moeten zorgen dat niet alleen de enorme rijkdom die door de Rajapaksa-clan is geplunderd aan het volk wordt teruggegeven, maar dat de belangrijkste grondstoffen en productie- en distributiemiddelen van het land in publieke handen worden gebracht, onder de democratische controle van de arbeidersklasse, om de economie te reorganiseren en te plannen op basis van de behoeften van alle Sri Lankanen.
Zij zullen zich moeten verzetten tegen elke ondemocratische machtsovername, hetzij door de militaire kopstukken, hetzij – wat het meest waarschijnlijk lijkt – door een nieuwe groep ongekozen politici die van bovenaf worden aangesteld om het bestaande systeem in stand te houden en de massale opstand af te wenden. Terwijl dit artikel wordt afgerond, heeft president Gota Rajapaksa net een openbare toespraak tot de natie beëindigd waarin hij verklaarde dat hij deze week een nieuwe regering zal benoemen, en dat een grondwetswijziging zal worden ingediend om de inhoud van het 19e amendement op de grondwet vast te stellen, dat bedoeld is om het parlement meer bevoegdheden te geven, en plaats te maken voor de afschaffing van het systeem van het uitvoerend presidentschap “zodra het land zich stabiliseert.” Dit is ongetwijfeld de zoveelste poging om zijn greep op de macht te behouden, de laatste en belangrijkste poging voor de Rajapaksa-dynastie om zichzelf te behoeden voor politieke ineenstorting.
Tegenover deze onophoudelijke manoeuvres moet een echt alternatief worden uitgewerkt. Dit moet op organische wijze gebeuren, via de onafhankelijke politieke organisatie van de arbeiders, jongeren, arme boeren en revolutionaire massa’s zelf – in plaats van afhankelijk te zijn van de officiële politieke oppositiepartijen, waarvan geen enkele een economische agenda uitdraagt die fundamenteel verschilt van de agenda die miljoenen Sri Lankanen in de eerste plaats in zo’n hel heeft doen belanden.
Veel demonstranten met wie ik sprak, uitten op zijn best scepsis, zo niet volslagen minachting voor deze partijen. Oppositieleider Sajith Premadasa, van de rechtse en pro-zakelijke SJB (Samagi Jana Balawegaya), die zichzelf opwerpt als de volgende in lijn voor de post van premier, werd zelfs aangevallen door demonstranten bij Galle Face Green en moest door zijn veiligheidspersoneel uit het protestterrein worden begeleid. De JVP (Janatha Vimukthi Peramuna) beperkt zich op haar beurt tot politieke eisen inzake het aftreden van de regering, maar blijft grotendeels zwijgen over de economische kwesties die het Sri Lankaanse volk verpletteren.
Om de radicale systeemverandering teweeg te brengen die nodig is om de schrijnende situatie van miljoenen mensen in Sri Lanka aan te pakken, eist ISA:
- Een grootscheepse Hartal om Gota Rajapaksa en de hele regerende familie ten val te brengen! Onmiddellijke reisverboden voor alle handlangers van het regime – teruggave van de gestolen activa en inbeslagname van al hun eigendommen en rijkdommen;
- Een einde maken aan de noodtoestand – een einde maken aan de militarisering – troepen van de straat in alle delen van Sri Lanka
- Afschaffing van het uitvoerend presidentschap en de huidige grondwet – voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering op basis van volledig vrije verkiezingen in alle delen van het eiland;
- Bouw actie- en zelfverdedigingscomités in alle werkplaatsen, protestlocaties, buurten en dorpen;
- Geen onderhandelingen met het IMF en nee tegen nog meer besparingen – onvoorwaardelijke kwijtschelding van de schulden van het land;
- Prijscontroles, met een massale verhoging van de lonen in alle sectoren;
- Overheidsmonopolie op buitenlandse handel en nationalisatie, onder controle van de arbeiders, van de belangrijkste industrieën, landerijen en banken. Voor een socialistische economie, democratisch gepland door arbeiders en boeren, en een regering bestaande uit hun gekozen vertegenwoordigers;
- Nee tegen de verdeeldheid tussen de gemeenschappen – voor een verenigde beweging van alle arbeiders, arme en onderdrukte delen van de samenleving;
- Verdediging van het recht op zelfbeschikking voor het Tamil-volk, met inbegrip van het recht op een eigen staat. Volledige gerechtigheid en adequate compensatie voor de slachtoffers van de oorlog en teruggave van al het bezette land. Volksprocessen om de oorlogsmisdadigers te berechten – onthulling van de volledige waarheid over de moorden en gedwongen verdwijningen;
- Internationale solidariteit met de massale opstand in Sri Lanka.
-
Historische ‘Hartal’ legt Sri Lanka volledig plat

Verslag vanuit Colombo door Serge Jordan (geschreven op 6 mei)
Na een gezamenlijke oproep van meer dan 2000 vakbonden legde een nationale ‘Hartal’ (totale staking) Sri Lanka volledig plat op vrijdag 6 mei. De staking was een daverend succes. Het was de grootste in 69 jaar. De spoorbond Railway Joint Trade Union Alliance verklaarde dat alle treindiensten vanaf middernacht waren afgeschaft. Zowat 18.000 private bussen bleven de hele dag aan de kant. Ze boden enkel diensten aan voor groepen mensen die binnen een straal van 20 kilometer bij de protesten wilden aansluiten. De vakbond van immigratie- en emigratieambtenaren van het land schortte alle VIP-diensten op vanwege de staking, de eerste keer in de geschiedenis van Sri Lanka dat dit ooit gebeurde. Scholen, banken en overheidskantoren bleven dicht; in de ziekenhuizen werden alleen noodgevallen behandeld; bouwplaatsen werden in alle grote steden stilgelegd; industriearbeiders uit de vrijhandelszones kwamen in grote aantallen uit hun fabrieken naar buiten, terwijl boeren, plantagearbeiders, havenarbeiders, vissersgemeenschappen en vele anderen zich ook massaal bij de stakingsbeweging aansloten.
Belangrijke handelsgebieden zoals Fort – het belangrijkste handelsknooppunt van het land in Colombo – werden volledig gesloten en overal op het eiland waren hele straten met winkels en kleine bedrijven volledig dicht. Van Jaffna, met een Tamil meerderheid, in het noorden tot de zuidelijke stad Rathnapura, waar president Gotabaya Rajapaksa bij de presidentsverkiezingen van 2019 meer dan 60% haalde: overal werd er gestaakt. In veel steden en dorpen kwamen tienduizenden mensen op straat. Ze zijn woedend over de verwoestende economische crisis en eisen dat de familie-Rajapaksa en hun regering ‘naar huis gaat’.
In Colombo toonden voorbijgaande auto’s en tuk-tuk-chauffeurs hun solidariteit met het protest door te toeteren. Ze hadden ook zwarte en Sri Lankaanse vlaggen bij. Op de protesten zijn er veel zelfgemaakte spandoeken met slogans tegen de heersende familie, waartegen zich een diepe en algemene stemming van afwijzing heeft ontwikkeld. In verschillende delen van de stad waren er geïmproviseerde straatprotesten. De avond voor de staking blokkeerden betogers onder leiding van de studentenfederatie de belangrijkste toegangsweg naar het parlement. Ze eisten het vertrek van alle 225 parlementsleden. Donderdag werd een door de regeringscoalitie gesteunde kandidaat verkozen als plaatsvervangend parlementsvoorzitter. Dat biedt echter geen oplossing. De woede van de massa’s is vooral gericht tegen de familie-Rajapaksa, maar velen begrijpen dat het hele politieke establishment hopeloos is en geen oplossing kan bieden op de escalerende crisis in het land. Zoals een jonge betoger zei: “Gota moet weg, maar hij is het symbool van een systeem, dus niet alleen de Rajapaksas moeten naar huis – alle dieven moeten naar huis.”Na een eerste mislukte poging van de politie om die straatbezetting met geweld te breken, werd de plek een nieuw kampement voor betogers, dat “HoruGoGama” werd gedoopt (“Ga naar huis dievendorp”, een echo van de naam van de eerste bezettingsplek, “GotaGoGama”, waar elke dag duizenden mensen samenkwamen voor het presidentiële gebouw). Gezinnen met kinderen, jongeren waaronder veel jonge vrouwen, arbeiders, vakbondsmensen en mensen van vele rangen en standen sloten zich sindsdien solidair bij dit protest aan. Mensen brengen water en voedselpakketten voor de betogers.
Op zelfgemaakte borden stond te lezen: “Wij zijn niet arm – we zijn bestolen”, “Wij willen ons gestolen geld terug”, “Rajapaksa loop naar de hel”, “Maak een einde aan de staatsterreur”, “Macht aan het volk”… Sommige betogers hingen hun ondergoed op de barricades om hun minachting voor de heersende klasse van het land te tonen. Noel, een universitair docent en lokale vakbondsorganisator, vatte de redenen samen waarom mensen de straat op gingen: “Ze gaven kwistig voor zichzelf uit. Miljoenen dollars. Maar de mensen lijden zonder gas, zonder brandstof – we kunnen geen brood, rijst, wat dan ook kopen… we kunnen ons geen eten meer veroorloven, we kunnen niet overleven.” Later in de middag bestookte de politie de vreedzame menigte met traangas en waterkanonnen, maar de betogers bezetten de plek opnieuw, niet afgeschrikt en vastberadener dan voorheen.
De belangrijkste vakbonden die het initiatief tot de staking namen, verklaarden dat ze vanaf 11 mei een hartal van onbepaalde duur zullen opstarten indien de familie-Rajapaksa geen krimp geeft. De president kondigde nadien de noodtoestand af in een poging de beweging te stoppen. Hij gaf de politie en het leger verregaande bevoegdheden om mensen op te pakken. Het is al de tweede keer in vijf weken dat de noodtoestand wordt afgekondigd. De vorige keer werd het ingetrokken na woedend protest ertegen op straat. De sociale basis van het regime is door de economische chaos weggesmolten en de massabeweging is in opgang. Het is dan ook niet uitgesloten dat deze nieuwe noodtoestand een stap richting het politieke einde van de huidige regerende kliek inluidt. Tegelijk moet de dreiging ernstig worden genomen met een georganiseerd antwoord. De vakbonden en de protestbewegingen mogen geen week wachten voor hun volgende acties. Er moeten op alle protestlocaties en werkplekken verdedigingscomités opgezet worden om zich te verdedigen tegen de repressie en om de staking te organiseren. Mogelijk zal de repressie de komende dagen opgevoerd worden.
International Socialist Alternative is volledig solidair met de historische opstand van de Sri Lankaanse massa’s tegen het rotte en gewelddadige bewind van de Rajapaksas. Deze strijd moet worden verdiept en mag niet stoppen bij de val van het huidige regime. De strijd moet gericht zijn tegen de vroegere en huidige machthebbers, zowel nationaal als internationaal, en tegen het kapitalistische systeem dat verantwoordelijk is voor de groeiende ellende van miljoenen mensen in Sri Lanka en de rest van de wereld. Wij staan voor een socialistische regering van werkende mensen en arme boeren, die weigert om nog één Roepie van de schuld van het land te betalen, die elke nieuwe besparingsdeal met het IMF verwerpt, die de rijkdom van de Rajapaksas samen met de belangrijkste economische hefbomen van het land in openbare handen overneemt, en die op democratische wijze middelen zou plannen om in de werkelijke behoeften van de bevolking te voorzien.
-
Sri Lanka: eerste algemene staking in 42 jaar. Gota moet weg, en met hem het hele systeem!

Analyse door Serge Jordan, ISA
Het wereldwijde kapitalisme bevindt zich in een groeiende economische crisis en een toenemend verzet van de arbeidersklasse. Sri Lanka is brutaal naar de voorhoede van beide geduwd. De woorden van Karl Marx en Friedrich Engels in het Communistisch Manifest dat “alles wat vast is, in het niets smelt”, beschrijven toepasselijk de snelle ommekeer in het politieke lot van Gotabaya Rajapaksa. Hij werd eind 2019 verkozen tot president met 52,25% van de stemmen, en wordt nu uitgebraakt in de straten over het hele eiland. Terwijl de regeringscoalitie in de zomer van 2020 werd gevormd met de steun van 59% van de kiezers, bleek uit de eerste opiniepeiling in januari van dit jaar dat zijn goedkeuringscijfer was gekelderd tot 10%!
Algemene staking
Op donderdag 28 april hebben miljoenen werkenden uit zowel de publieke als de private sector deelgenomen aan een eendaagse algemene staking in heel Sri Lanka, die was uitgeroepen door bijna 1.000 vakbonden en waarin werd geëist dat Rajapaksa en zijn regering (onder leiding van zijn oudere broer Mahinda) zouden aftreden.
Dit was niet alleen de eerste keer dat werknemers het werk neerlegden sinds de anti-regeringsprotestbeweging ongeveer een maand geleden van start ging; het was ook de eerste landelijke algemene staking in het land in 42 jaar. Dit is geen geringe onderneming in een land dat decennia van burgeroorlog (die in 2009 op brute wijze eindigde), scherpe polarisatie tussen de gemeenschappen en een steeds autoritairder optreden kende. Het is des te belangrijker omdat de laatste algemene staking in 1980 eindigde in een zware nederlaag die de tradities en de ruggengraat van de arbeidersbeweging voor een generatie aantastte.
Honderdduizenden plantagearbeiders, tienduizenden arbeiders uit de fabrieken van de vrijhandelszones, werknemers in het openbaar vervoer, leraren, gezondheidswerkers, bankbedienden, havenarbeiders, vissers en vele anderen namen deel aan de staking en hielden protestacties in elke grote stad. Op veel plaatsen toonden kleine handelaars zich solidair met de staking door hun winkels te sluiten. Onder druk van hun leden hadden zelfs sommige vakbonden die aangesloten waren bij de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP, of Sri Lanka’s Volksfront – de regeringspartij van Rajapaksa), geen andere keuze dan de staking te steunen.
Economische ineenstorting
De algemene staking van afgelopen donderdag opende een nieuw hoofdstuk in de wekenlange volksopstand die het eiland heeft geschokt. Aangedreven door jongeren kamperen duizenden sinds 9 april op Galle Face Green, een groot plein in het centrum van de hoofdstad Colombo, om te eisen dat “Gota” en zijn regime opstappen. Deze bezetting geniet grote publieke steun en heeft navolging gevonden in talrijke acties, betogingen, straatbezettingen en de poging tot bestorming van de huizen van meer dan tien ministers. Een meerderheid van de bevolking is woedend over de steeds ondraaglijker wordende levensomstandigheden. Deze woede is vooral gericht tegen de heersende familie Rajapaksa, die de staatsinstellingen van Sri Lanka het grootste deel van de afgelopen twee decennia heeft gedomineerd, en die grotendeels wordt gezien als de hoofdverantwoordelijke voor de economische ineenstorting van het land – de ergste in de hele geschiedenis van na de onafhankelijkheid.
Volgens professor Steve Hanke, econoom aan de Johns Hopkins University in de Verenigde Staten, heeft Sri Lanka thans de op twee na hoogste inflatie ter wereld, na Zimbabwe en Libanon. Terwijl de trawanten rond Rajapaksa’s kliek een luxueuze levensstijl onderhielden door grote sommen overheidsgeld weg te sluizen, hebben tienduizenden mensen te kampen met jobverlies en drastische inkomensverlagingen. Velen zijn flauwgevallen of zelfs gestorven na uren, zo niet dagenlang, in de verzengende hitte in lange rijen te hebben gestaan om de basismiddelen van bestaan voor hun gezinnen veilig te stellen. Wijdverspreide tekorten aan voedsel, brandstof en geneesmiddelen, en langdurige stroomonderbrekingen die tot 13 uur per dag kunnen duren, zijn nu het lot van allen, op enkelen na.
Op zaterdag 30 april kondigde de regering een nieuwe prijsstijging van 40% aan voor zestig veelgebruikte geneesmiddelen – waaronder antibiotica, pijnstillers zonder recept en geneesmiddelen voor hartaandoeningen en diabetes. Artsen hebben gewaarschuwd dat een catastrofaal aantal mensen zou kunnen sterven nu het gezondheidszorgsysteem op instorten staat, waarbij de Sri Lankaanse Medische Vereniging een aantal sterfgevallen voorspelt “dat waarschijnlijk hoger ligt dan het dodental van Covid, de tsunami en de burgeroorlog samen” als er niets aan wordt gedaan.
Hoe kon dit gebeuren?
De economische crisis in Sri Lanka broeit al een tijdje. De formele economische groei van het afgelopen decennium was gebaseerd op een enorme schuldenlast. De buitenlandse schuld is tussen 2010 en 2020 meer dan verdubbeld, waarvan een aanzienlijk deel aan China (nu de op een na grootste kredietverlener aan Sri Lanka), maar ook aan westerse banken, financiële instellingen en speculatieve hedgefondsen is verschuldigd. Er is snel geld verdiend door internationale schuldeisers en door een handvol corrupte hooggeplaatste ambtenaren en binnenlandse private ondernemingen via een reeks met schulden gefinancierde megaprojecten die voor het bredere publiek van weinig nut waren. Tegelijkertijd werd afgezien van echte en broodnodige infrastructuurontwikkeling, het meest kritisch in het overwegend Tamil noorden en oosten van het land, waar de enige interactie van de bevolking met de staat bestond uit militarisering en door chauvinisten gestuurde campagnes van intimidatie, landonteigening en andere onderdrukking van rechten.
In de afgelopen jaren werd bijna 90% van de nieuwe schuld die door de regering werd aangegaan, gebruikt om de rente terug te betalen op uitstaande leningen die eerder waren opgebouwd. Rijke segmenten van de samenleving en private ondernemingen kregen ook royale belastingverlagingen, waardoor Sri Lanka het etiket kreeg van een land met één van de laagste belastingstelsels ter wereld. Terwijl de financiën van het land wankelden na een langdurige oorlog die naar schatting 200 miljard dollar kostte, bleef de regering meer dan 10% van haar begroting aan het leger besteden, bijna tweemaal het wereldgemiddelde – en zelfs meer dan tijdens de hoogtijdagen van de burgeroorlog zelf.
De wereldwijde Covid-19-pandemie was een zware klap voor de economie van Sri Lanka en had een negatieve invloed op de export, het geld van in het buitenland werkende Sri Lankanen dat naar huis gestuurd werd en vooral de inkomsten uit toerisme – die al een klap kregen na de terroristische bomaanslagen van Pasen 2019 waarbij meer dan 250 mensen omkwamen. Toen kwam de oorlog in Oekraïne, die de stijging van de invoerprijzen van voedsel en brandstof verergerde, en de aanscherping van de kredietvoorwaarden op de internationale markten – wat het land in een stroomversnelling bracht naar het huidige punt van ineenstorting en faillissement.
Op 12 april, na een golf van ontkenningen door ambtenaren van de Centrale Bank, kwam het land zijn buitenlandse schulden van 51 miljard dollar niet na. Na een beroep te hebben gedaan op noodfondsen van China, India en andere regionale geldschieters, begon de regering besprekingen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om een reddingspakket veilig te stellen. Het IMF maakte duidelijk dat Sri Lanka in ruil daarvoor zou moeten overgaan tot “begrotingsconsolidatie” – een mooie uitdrukking om aan te geven dat een nieuwe zware dosis besparingen (schrappen van subsidies, snijden in sociale uitgaven, devaluatie van de munt, privatiseringen enz.) op de agenda staat.
Sajith Premadasa, de leider van de belangrijkste parlementaire oppositiepartij Samagi Jana Balawegaya (SJB, United People’s Power), lanceerde de term “extreme soberheid” om te beschrijven wat de bevolking moet slikken. Dit hielp verduidelijken dat een regering met de huidige oppositie geen fundamenteel verschil zou brengen in het lot dat miljoenen Sri Lankanen momenteel ondergaan. De SJB zou, net als andere oppositiepartijen die pleiten voor een “interimbestuur”, zoals de zogenaamd linkse, Singalees-nationalistische Janatha Vimukthi Peramuna (JVP, Volksbevrijdingsfront) en elke regering die zij zouden vormen of waaraan zij zouden deelnemen, de agenda van het IMF eerder toejuichen dan betwisten – iets wat hun staat van dienst in het verleden al aantoont.
Zoals een meme op Twitter luidt: “Gota ga naar huis, Sajith blijf thuis, Anura denk er niet eens over na” – verwijzend naar de huidige president en de belangrijkste leiders van de twee bovengenoemde oppositiepartijen. Dit geeft treffend weer dat de meest prominente politieke oppositie geen reëel alternatief heeft voor de huidige regering, behalve meer van hetzelfde. Hoe dan ook, wie deze bittere pillen ook toedient, dit doen te midden van recordprijsstijgingen, wijdverspreide tekorten en diepe volkswoede tegen de gevestigde orde leidt zeker tot een nog explosiever sociaal scenario, en tot een verdieping van de politieke impasse aan de top van de staat.
Politieke crisis escaleert
De protest- en stakingsbeweging heeft de regering van Rajapaksa aan het wankelen gebracht. Begin april heeft het hele kabinet, met uitzondering van de premier, zijn ontslag ingediend. Deze stap heeft de woede van het grote publiek niet weggenomen, maar de roep om het vertrek van de Rajapaksa-broers alleen maar luider en vastberadener gemaakt.
De herschikte regering hangt nu aan een zijden draadje: de tweederde “supermeerderheid” die de regeringspartij bij de parlementsverkiezingen van 2020 behaalde, is verdwenen en eerdere partners hebben zich teruggetrokken uit de regeringscoalitie, die nu minder dan 113 leden achter zich heeft in het Huis van 225 leden. Er zijn scheuren ontstaan binnen de regeringspartij, met een reeks overlopers en verscheidene hooggeplaatste leiders en parlementsleden die oproepen tot vervanging van de Rajapaksas. Recent verklaarde Gotabaya publiekelijk dat hij bereid was zijn broer Mahinda op te offeren als premier – waardoor de innerlijke vetes van de heersende klasse tot in het hart van de heersende familie zelf worden gebracht.
De laatste tijd begint ook de Sri Lankaanse burgerij haar stem te laten horen en haar groeiende onbehagen te uiten over de leiders van het regime. In een verslag over de publieke ‘steun’ aan de protestbeweging vanwege de grootste beursgenoteerde onderneming van het land (John Keels Holding), de grootste private werkgever (MAS Holdings) en de gezamenlijk kamers van koophandel en industrie, merkte de Indische krant ‘The Hindu’ op dat “prominente kapitalisten en grote bedrijven in toenemende mate hun gebruikelijke voorzichtigheid laten varen en openlijk kritiek leveren op de politieke impasse die een verdere bedreiging vormt voor de ineenstortende economie van het land.” Ondanks Gota’s onvermurwbare standpunt dat hij niet zal wijken, lijken zijn kapitalistische vrienden steeds meer geneigd om hem op te offeren.
Dit komt natuurlijk niet voort uit oprechte bezorgdheid voor de bevolking van Sri Lanka, maar uit het besef dat de Rajapaksas een blok aan het been zijn geworden en dat hun greep op de macht een bredere opstand kan ontketenen. De historische crisis en de daaruit voortvloeiende sociale opstand hebben de steun voor het regime van Rajapaksa inderdaad sterk aangetast – vooral bij de Sinhalese boeddhistische meerderheid.
Op 19 april werd een 42-jarige vader van twee kinderen doodgeschoten toen de politie 35 kogels afvuurde op een protest tegen het brandstoftekort in Rambukkana, een kleine stad ten noordoosten van Colombo. Het district waar deze man woonde, is een gebied waar de SLPP minder dan twee jaar geleden bijna 70% van de stemmen behaalde. Daar, zoals in veel overwegend Sinhalese buurten, is de stemming drastisch omgeslagen tegen de corrupte kliek die aan de macht is.
Er zijn protesten uitgebroken in de traditionele electorale bolwerken van de Rajapaksas, waaronder buiten de privéwoning van de premier in Tangalle. Ook in andere steden waar Sinhalezen de meerderheid van de bevolking vormen, zoals Galle, Matara en Moratuwa, waren er grote betogingen. Dezelfde kiezers die in 2019 Gotabaya’s grote presidentiële overwinning mogelijk maakten, eisen nu op straat zijn afzetting. Het platteland met zijn Sinhalese boerenbevolking, een traditionele sociale basis van het regime, is ook vervreemd geraakt door het plotselinge en slecht doordachte verbod van de regering op chemische meststoffen vorig jaar, dat de landbouwproductie zwaar heeft getroffen en het inkomen van de boeren heeft verwoest. Het verbod, dat werd ingevoerd zonder enig plan om de overgang naar organische meststoffen voor te bereiden, werd in november gedeeltelijk teruggedraaid na maanden van massaprotesten door de boeren, maar de oogst heeft zich nooit hersteld. Dit speelde ook een rol bij het ontstaan van de voedselcrisis in het land.
Communalisme op de proef gesteld
Zoals steeds hebben de meest verdeeldheid zaaiende elementen de neiging te worden getemperd wanneer klassenkwesties op de voorgrond treden. De huidige verzetsbeweging, en vooral de algemene staking die belangrijke lagen van Tamil, moslim en christelijke stakers heeft meegesleept in een gezamenlijk vertoon van de kracht van de arbeidersklasse, toont het potentieel om een strijd op te bouwen die allen verenigt die lijden onder de huidige reactionaire heerschappij van de Rajapaksas. Op Galle Face Green, omgedoopt tot “Gota go gama” (= “Gota go village”), komen betogers van verschillende geloofsovertuigingen en etnische achtergrond samen, en er is ruimte en faciliteiten beschikbaar gesteld voor moslims om hun vasten van de Ramadan te beëindigen. De diepgewortelde breuk tussen de gemeenschappen, die zo lang door de kapitalistische elites van Sri Lanka als wapen is gebruikt om de massa’s in toom te houden, kan worden gedicht. De vakbonds- en arbeidersbeweging heeft door haar optreden reeds laten zien dat zij een beslissende rol te spelen heeft bij het verwezenlijken van dit doel.
De mythe van stabiliteit en veiligheid, in stand gehouden door Sinhalese suprematie en nationalisme, heeft een klap gekregen. De Sinhalese arbeiders en verarmde middenklasse delen dezelfde vijand, ervaren zelf een groeiende economische achterstand en het geweld van het staatsapparaat – zij het op een schaal die in de verste verte niet te vergelijken is met het genocidale geweld dat tegen de Tamils is ontketend – en beginnen de gemeenschappelijke belangen te zien met het nationaal onderdrukte en economisch gedeprimeerde Tamil-volk.
Na tientallen jaren van bloedvergieten blijft het wantrouwen tussen de gemeenschappen echter groot. Er is een begrijpelijke mengeling van angst, aarzeling en scepsis onder delen van de Tamilminderheid om zich volledig in te zetten voor de huidige protestbeweging – die sterker is in de door Singalezen gedomineerde zuidelijke districten. De inclusieve aanpak en de diverse etnische en religieuze samenstelling waarvan de protesten tot dusver blijk hebben gegeven, zijn weliswaar een stap in de goede richting, maar zijn uiteindelijk onvoldoende om een duurzame, verenigde beweging op te bouwen die krachtig genoeg is om het regime en de bloedige fundamenten waarop het rust, weg te krijgen. Het zal zeker niet voldoende zijn om voorgoed het spookbeeld van verdeeldheid tussen de gemeenschappen en geweld weg te krijgen. Mogelijk zullen delen van de heersende klasse geneigd zijn om de verdeeldheid aan te wakkeren om de massabeweging in een doodlopend straatje te sturen.
Om dit te bereiken zal een programma nodig zijn dat niet alleen arbeiders en armen uit alle gemeenschappen verenigt over de centrale economische vraagstukken van dit moment, maar ook moedig de intrekking eist van alle discriminerende en onderdrukkende wetten en beleidsmaatregelen, gerechtigheid en herstel eist voor alle oorlogswreedheden van het regime tegen de Tamils, en de rechten verdedigt van alle etnische en religieuze minderheden – waaronder het recht van de Tamil bevolking op werkelijke zelfbeschikking. De Tamils van hun kant hebben als eersten te lijden onder de voortzetting van het huidige regime en moeten de huidige opstand aangrijpen als een gelegenheid om hun eisen inzake gerechtigheid en verantwoording kracht bij te zetten en een eind te maken aan hun langdurige nationale onderdrukking.
Wat nu?
In de afgelopen weken is het zwaartepunt van de politieke ontwikkelingen in Sri Lanka resoluut naar de straat verschoven. De algemene staking heeft laten zien dat de arbeidersklasse bereid is tot beslissende actie om tegen dit verrotte regime in het geweer te komen. Meer nog: de arbeidersklasse heeft ook een tipje van de sluier opgelicht van het potentieel van arbeiders om de samenleving anders te organiseren. Toen bijvoorbeeld de elektriciteitswerkers staakten, voerden zij niet de dagelijkse stroomonderbrekingen uit waar de bevolking van Sri Lanka op elke andere dag van de week onder heeft moeten lijden. Met andere woorden, de enige keer dat er geen langdurige stroomonderbrekingen waren, was toen de elektriciteitswerkers het voor het zeggen hadden! Wat een fantastisch voorbeeld van de innerlijke zin voor menselijke solidariteit van de arbeiders – en een demonstratief voorbeeld van het abjecte falen van het kapitalisme.
Nu is het tijd om dit potentieel om te zetten in beslissende actie. De arbeiders, arme boeren, studenten en jongeren moeten het heft in eigen handen nemen en overal plaatselijke actiecomités oprichten om de volgende stappen voor te bereiden in wat een langdurige en moeilijke strijd zal zijn. Dergelijke comités zouden ook kunnen helpen bij het controleren van de prijzen, het voorkomen van hamsteren en het organiseren van de levering van levensnoodzakelijke goederen aan degenen die daaraan behoefte hebben.
In een welkome stap hebben sommige vakbonden gedreigd om vanaf 6 mei een “Hartal” (algemene staking) te houden als de president en de regering niet aftreden. Maar zelfs als de corrupte maffia van de Rajapaksa’s het toneel zou verlaten – en gezien wat er voor hen op het spel staat, waaronder mogelijke processen wegens oorlogsmisdaden en corruptie, zullen zij dat niet doen zonder tot het bittere eind te vechten – dan nog zouden het economische systeem en de staatsstructuren waarover zij de scepter hebben gezwaaid, blijven bestaan.
Bovendien is Sri Lanka niets anders dan een zwakke schakel in de keten van crises die het kapitalisme overal ter wereld heeft veroorzaakt. Het lot van het land is onlosmakelijk verbonden met wereldwijde gebeurtenissen. Het geostrategische “getouwtrek” tussen China, de VS en hun regionale bondgenoot India over de toekomst van het eiland is hier een manifestatie van. Het Chinese regime heeft de afgelopen tien jaar steeds meer economische en politieke voet aan de grond gekregen in het land, als dank voor zijn militaire steun aan de aanval van de Sri Lankaanse staat tegen de Tamils tijdens de burgeroorlog. Tegelijkertijd heeft de Amerikaanse regering “mensenrechten”-kwesties en de oorlogsmisdaden van het Rajapaksa-regime in het verleden als hefboom gebruikt om te proberen haar eigen invloed op de machthebbers van het land te behouden. Het einde van het Rajapaksa-tijdperk zou de wedijver om invloed tussen de rivaliserende imperialistische mogendheden verder aanwakkeren, en de druk op de Sri Lankaanse heersende klasse om “een kant te kiezen” in deze nieuwe “Koude Oorlog” doen toenemen.
Het is dan ook duidelijk dat de massa’s veel meer nodig zullen hebben dan een “wissel van de wacht” aan de top om een einde te maken aan de barbaarse omstandigheden waarin zij zijn ondergedompeld. De eisen van de beweging moeten verder gaan dan de omverwerping van de huidige heersende kliek, en streven naar een fundamentele verandering van de samenleving ten voordele van de uitgebuite en onderdrukte massa’s van het eiland. Daarbij zullen zij de sterkste internationale solidariteit en steun nodig hebben van hun klassenbroeders en -zusters die strijden tegen uitbuiting en politieke tirannie in India, China en de rest van de wereld.
De strijd voor democratische rechten, die tijdens het bewind van de Rajapaksas steeds meer onder vuur zijn komen te liggen, is een cruciaal onderdeel van deze strijd. Deze strijd moet bestaan uit de afschaffing van het autocratische systeem van het “uitvoerend presidentschap”, het schrappen van de huidige, ondemocratische grondwet en de verkiezing van een revolutionaire grondwetgevende vergadering die democratisch is gekozen uit alle geledingen van de bevolking.
Er moet ook een economisch noodplan komen, gebaseerd op een zo groot mogelijke mobilisatie van de arbeidersklasse, om de zich uitbreidende problemen van schaarste en honger aan te pakken. Daartoe zullen de massa’s in Sri Lanka geen andere uitweg zien dan zich voor te bereiden op en te organiseren voor een revolutionaire strijd die de kapitalistische en imperialistische greep op de grondstoffen van het land kan doorbreken. Volgens de World Inequality Database bezat in 2021 de rijkste 10% van de Sri Lankaanse samenleving 63,8% van de totale rijkdom van het eiland, terwijl de onderste 50% slechts 4,3% bezat. Er is dus geen enkele reden waarom de armen deze crisis zouden moeten dragen. De beweging zou de onvoorwaardelijke afwijzing van de buitenlandse schuld van het land moeten eisen, de verwerping van elke overeenkomst met het IMF en van alle besparingsmaatregelen, de onmiddellijke inbeslagname van alle eigendommen en activa van de Rajapaksa-dynastie en haar trawanten, overheidscontrole op buitenlandse handel en kapitaalstromen, en de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de belangrijkste industrieën, banken en grote landerijen. Deze maatregelen zouden de grondslag leggen voor de democratische planning van de economie en de socialistische transformatie van het eiland, en de basis leggen voor een waardig bestaan voor zijn 22 miljoen inwoners.