Category: Communautaire kwestie

  • Jorissen (ABVV-metaal) vergist zich – regionalisering is niet links

    Herwig Jorissen vond het in zijn editoriaal voor het ABVV-krantje “De Nieuwe Werker” nodig om niet terug te komen op de succesvolle actieweek rond koopkracht, maar om in te gaan tegen het “taboe van de regionalisering”. Blijkbaar was de boodschap van de koopkrachtweek ook in eigen rangen soms niet duidelijk: tegenover het communautaire opbod van de politici, plaatsten de militanten op straat solidariteit over de taalgrenzen heen.

    Het klopt dat de vakbonden soms erg alleen staan in hun verwerping van het communautaire opbod en de daarbij horende nationalistische retoriek. Nochtans vertegenwoordigen de vakbonden met hun standpunt van solidariteit ongetwijfeld de meerderheid van de bevolking. Jorissen stelt overigens terecht in zijn opiniestuk: “De koopkracht leeft bij de mensen, de staatshervorming bij de politiek”. Alle traditionele partijen lijken mee te gaan in het opbod, ook de partij waar Jorissen zelf lid van is (SP.a). Het was overigens de metaalcentrale die het meest uitdrukkelijk een stemoproep deed voor SP.a bij de verkiezingen van juni 2007 en daarbij enkele delegees naar voor schoof op de lijsten. Na de verkiezingen stelde het uitvoerend comité van ABVV-Metaal dat op 10 juni 2007 werd gekozen voor een rechtser en Vlaamser beleid waardoor het nodig werd om op een “open” manier te discussiëren over een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid.

    Nu wil Jorissen deze discussie ook in de vakbond verder voeren. In zijn eigen metaalcentrale is de discussie al gevoerd: daar is er een opsplitsing in een Vlaamse en een Franstalige vleugel (een opsplitsing die in een stroomversnelling kwam na een lek vanuit SP.a-kringen over het verleden van Jorissen in extreem-rechtse kringen – een doelbewust lek dat Jorissen verdacht moest maken, ook al is het voor alle syndicalisten duidelijk dat Jorissen wel degelijk heeft gebroken met dat verleden). Volgens Jorissen zou de gesplitste metaalcentrale beter functioneren, maar uiteraard ondermijnt dit de solidariteit tussen arbeiders vanuit verschillende delen van het land. Een verzet tegen een opdeling van de vakbonden of van individuele centrales langs communautaire lijnen, heeft niets te maken met een vorm van Belgicisme. Toch niet wat ons betreft. Maar we stellen wel vast dat een opsplitsing van onderhandelingen en sectoren langs communautaire (of andere lijnen) er steeds voor zorgt dat we zwakker staan om zaken af te dwingen. Hoe lang is het al geleden dat er pakweg in het onderwijs nog een overwinning werd geboekt? Heeft de opsplitsing van de metaalcentrale de strijd bij VW-Vorst tegen de geplande afdankingen versterkt of eerder kwaad gedaan? Wij menen ons nog forse publieke uitspraken te kunnen herinneren waarin Jorissen regelrecht inging tegen zijn Franstalige collega’s.

    Een adjudant van Jorissen, Karel Gacoms, ondertekende zelfs het manifest van de Gravensteengroep dat pleit voor een nieuwe staatshervorming en de huidige problemen afdoet als iets institutioneel waarbij de schuld eenzijdig bij de Franstaligen wordt gelegd. Nu pleit Jorissen voor een open discussie over de regionalisering van de arbeid. Hij beweert: “Wie nu nog achter de feiten aanloopt, moet vroeg of laat niet verwonderd zijn als blijkt dat hij hopeloos te laat is.” De politieke vrienden in SP.a, met Vandenbroucke op kop, zullen het graag horen. Anderen overigens ook, het zorgde er zelfs voor dat het Vlaams Belang voor het eerst iets schreef over de actieweek voor koopkracht om meteen eraan toe te voegen: “Ondertussen lijkt het erop dat zelfs in het ABVV de werkelijkheid de marxistische klassenstrijd aan het verdringen is.”

    De discussie wordt misleid als Jorissen stelt dat een regionalisering kan, indien dit ervoor zorgt “dat elke overheid een sociaal beleid kan voeren dat maximaal ten goede komt aan de inwoners van dit land.” We weten niet van waar Jorissen dit haalt, maar de institutionele discussie is tot op vandaag nooit een discussie geweest over het uitbreiden van sociale rechten of over het voeren van een meer sociaal beleid. Het is steevast een discussie over de verdeling van de tekorten en van aanvallen op de werkenden en uitkeringstrekkers. De regionalisering van de werklozenbegeleiding heeft ervoor gezorgd dat de Vlaamse jacht op werklozen de Franstaligen ertoe moet aanzetten om ook een dergelijke jacht voor geopend te verklaren. De regionalisering van het onderwijs werd gevolgd door de invoering van enveloppefinanciering om zo de besparingen nog een niveau verder te laten gebeuren en aldus eengemaakt verzet te vermijden.

    De communautaire discussie is belangrijk voor syndicale militanten, maar we hebben geen nood aan illusies die recht vanuit het kabinet van Vandenbroucke komen, een kabinet dat al voldoende heeft aangetoond dat het niet aan onze kant staat. Er is effectief nood aan een linkse politieke kracht en de afwezigheid van zo’n kracht in het parlement of in het publieke debat, zorgt ervoor dat de communautaire retoriek van de traditionele politici dominant is. We mogen ons daar niet door laten verblinden, het communautaire is de bezorgdheid van de politici, koopkracht dat van de meerderheid van de bevolking. Zou een verdere regionalisering van de arbeidsmarkt het makkelijker maken om meer koopkracht door meer loon af te dwingen of moeilijker? Die vraag werd door Jorissen niet eens gesteld. De institutionele discussie is ook bij hem dominant en daarmee zit hij op een zelfde lijn als de Gravensteengroep. Wij zien niet in wat daar links aan is.

    Tenslotte stellen we ons de vraag waarom deze discussie nu opnieuw wordt gelanceerd. In feite herhaalt Jorissen het standpunt van het Uitvoerend Comité van ABVV-metaal van 15 juni 2007. Wil hij daar een jaarlijkse gewoonte van maken? En waarom werd de plaats voor het standpunt van Jorissen in De Nieuwe Werker niet gebruikt om terug te komen op de succesvolle actieweek voor koopkracht waarin ook militanten van de metaalcentrale een belangrijke rol hebben gespeeld in het naar voor brengen van de noodzaak van solidariteit om samen op te komen voor meer koopkracht?


    Lees ook:

  • Nogmaals crisis over BHV. Een socialistisch standpunt

    Bijna een jaar na de verkiezingen blijft de bevolking verstomd toekijken op de politieke vaudeville. In een periode waarin steeds meer mensen er niet meer in slagen hun levensstandaard te behouden, barstte in mei de ruzie rond BHV weer los. Wat is er met het kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde dat het zulke emoties doet oplaaien? Het is een symbooldossier, waarin de “grote nationalistische principes” spelen. Het is een reëel bestaande situatie met reële gevolgen als je een verandering in de structuur aanbrengt. Het is een “technische” kwestie, gezien BHV sinds de invoering van provinciale kieskringen een uitzondering is geworden.

    Anja Deschoemacker

    De huidige opstoot gaat terug op de historische verkiezingsnederlaag van de CVP in 1999. De beleidspartij bij uitstek werd oppositiepartij, met slechts weinig ruimte daartoe. Ze kon zich niet verzetten tegen de neoliberale politiek van paars wegens ongeloofwaardig (behalve om te zeggen dat het niet genoeg was). Ze probeerde, zoals ze dat in het verleden meermaals heeft gedaan, haar Vlaams nationalistische stemreserve aan te spreken door de verscherping van haar communautaire eisen en het kartel met de NVA.

    Aan de andere kant van de taalgrens speelt de BHV-carroussel zich af temidden van een machtstrijd tussen PS en MR. Iedereen zal zich nog de triomftocht van MR-leider Reynders na 10 juni herinneren, toen zijn partij ondanks stemmenverlies toch groter werd dan de PS, sinds 1987 “incontournable”. De splitsing van BHV zou de MR niet enkel flink wat stemmen doen verliezen, maar het zou ook interne problemen veroorzaken met de FDF-groep. Ook de PS ent zich op het communautaire omdat – na 20 jaar deelname aan neoliberale regeringen – haar geloofwaardigheid op het sociale vlak sterk is ondermijnd.

    Aan beide zijden van de taalgrens hebben de partijen zich door communautair opbod laten vast rijden. Wie gezien wordt als te toegeeflijk, zal door de anderen worden afgeschilderd als “verrader” van de eigen taalgemeenschap. Anderzijds zal wie door overdreven hardlijnigheid het land in chaos stort door nieuwe verkiezingen uit te lokken, daar ook een electorale prijs voor betalen. De bevolking is het immers beu en dat overal in het land.

    Er zijn problemen in Brussel-Halle-Vilvoorde, zoals de enorme prijzen die je er betaalt voor huisvesting of de problemen voor minderheden om diensten in eigen taal te verkrijgen. Er zijn wederzijdse pesterijen maar noch de splitsing van BHV (de optie van de Vlaamse partijen), noch de uitbreiding van Brussel (de optie van de Franstalige partijen) lossen die problemen op. Geen enkele institutionele maatregel zal de Brusselse rand betaalbaar maken, enkel een massale ontwikkeling van sociale huisvesting kan dat. Ondertussen stapelen de voldongen feiten en de verbale provocaties zich op. De enige manier om deze vicieus geworden cirkel te doorbreken, is door de gezamenlijke strijd voor welomschreven rechten voor de volledige werkende bevolking en hun gezinnen, met voorop het recht op werk en diensten in eigen taal.

    De enige groep in de bevolking die dit probleem kan oplossen – omdat ze de meerderheid van de bevolking niet wil overheersen en dus ook niet hoeft te verdelen – is de arbeidersklasse, de grote meerderheid van de inwoners van België die werken of leven van een uitkering. Maar die klasse kan haar kracht om sociale vooruitgang teweeg te brengen enkel ten volle inzetten indien ze verenigd is. Het is vandaar noodzakelijk dat Vlaamse arbeiders zich verzetten tegen de Vlaams-nationalistische asociale politici die beweren in hun naam te spreken. Het is evengoed noodzakelijk dat de Franstalige arbeiders de Vlaamse arbeiders niet vereenzelvigen met de Vlaamse politici en organisaties als Voka of Unizo.

    De vakbonden spelen daar met hun standpunt rond de eenheid van het sociale overleg, de sociale zekerheid en de arbeidsmarktpolitiek een belangrijke rol in. Maar voor het uitwerken van een echt onafhankelijk standpunt van de arbeidersbeweging is een arbeiderspartij, waarin een onafhankelijk arbeidersstandpunt democratisch kan bepaald worden, noodzakelijk. De reden waarom alle partijen in het land alles communautair bekijken, is omdat geen enkele partij de belangen van de arbeidersklasse verdedigt en ze in tegendeel alle belang hebben bij verdeeldheid onder de werkende bevolking, zeker nu ons door het inzetten van de economische crisis grote aanvallen op de brede bevolking te wachten staan.

  • Meer solidariteit door gelijkwaardigheid?

    De Gravensteengroep publiceert een aantal maanden na haar eerste manifest een update op haar manifest om een aantal zaken uit te klaren. De Gravensteengroep wil hiermee reageren op verwijten dat ze de solidariteit met Wallonië wil doorbreken. Het begrip solidariteit op zich is inderdaad een lege doos en de Gravensteengroep biedt haar diensten aan om het begrip solidariteit voor ons te verpakken en er een zwart-gele strik rond te doen.

    Artikel door Karel Mortier, overgenomen vanop links-socialisme.blogspot.com

    De helft van de tekst wordt er gespendeerd om het begrip solidariteit uit te leggen, om op het einde te moeten vaststellen dat het nog altijd een lege doos is. Is men voor verschillende uitkeringen voor dezelfde risico’s? Wil men regionale CAO’s? Wil men verschillende belastingtarieven? Veel wijzer worden we niet uit de teksten van de Gravensteengroep. Het is nochtans fundamenteel om duidelijkheid te krijgen over hun invulling van het begrip solidariteit.

    Als we de Gravensteengroep moeten geloven is er een grote staatshervorming nodig om de solidariteit tussen de gemeenschappen te vergroten en zo de toekomst van de solidariteit in ons land te beschermen. Vandaag is de sociale zekerheid eerder een vorm van solidariteit tussen personen – niet tussen regio’s. Of het nu om Vlamingen, Walen, Brusselaars,… gaat. Om het meer precies uit te drukken: het is een vorm van solidariteit tussen de werkende mensen in ons land.

    De meest asociale staatshervorming zou in de praktijk dus nog steeds een toename betekenen van de zgn. “interregionale solidariteit”, die wel op etnische basis gegrondvest zou zijn. Het is misschien niet dat wat de Gravensteengroep wenst, maar welke partij of kracht in de samenleving moet verhinderen dat het dit in de toekomst wordt?

    De krachten in Vlaanderen die een staatshervorming wensen zijn net die krachten die de solidariteit tussen werkende mensen willen afbouwen. In tegenstelling tot wat de Gravensteengroep meent zijn de meesten daar ook zeer duidelijk in. De Gravensteengroep stelt dat de “interpersoonlijke solidariteit” geen toekomst meer heeft in België, althans niet over de gemeenschapsgrenzen heen. Ze moet daarom worden vervangen door “interregionale solidariteit”.

    De solidariteit tussen de werkenden en hun gezinnen is een resultaat van meer dan 100 jaar collectieve strijd van de nationale arbeidersbeweging in ons land. Die moet zogezegd vervangen worden door (meer) solidariteit tussen gemeenschappen. In zekere zin is dit een wat vreemde conclusie uit de huidige problemen. De traditionele politici die de “solidariteit” zogezegd samen met elkaar zouden moeten regelen – maar in de praktijk een asociaal beleid voeren – liggen al bijna een jaar met elkaar overhoop. De weinigen die een ander, veelal syndicaal geluid laten horen, vormen net de belangrijkste kracht achter de verdediging van een nationale sociale zekerheid.

    Beter “vergroeide en beperkende” structuren die worden gesteund door vakbonden die meer dan 2 miljoen leden vertegenwoordigen, dan onbestaande structuren en mechanismen die alleen maar in het hoofd zitten van een kleine groep links-nationalisten. De invulling daarvan laten ze overigens volledig over aan diezelfde politici die er momenteel een soep van maken.

    De komende staatshervorming heeft helemaal niet als doel om de regionale solidariteit te versterken. Het verzet van de vakbonden en de meeste sociale bewegingen en echte linkse partijen is niet gebaseerd op wat de Gravensteengroep van de komende staatshervorming maakt, maar op wat de neoliberale partijen reëel met deze staatshervorming van plan zijn. Een wat late poging van links-nationalisten om mee op de trein te springen, zal daar weinig aan veranderen.

    Als de arbeidersbeweging – die niet als dusdanig wordt benoemd – zich durft te roeren, zullen ze daar volgens de Gravensteengroep de gevolgen van moeten dragen. En zeg niet dat we het niet hebben gezegd. In een merkwaardige kronkel wil de Gravensteengroep dat de vakbonden hun verzet – of wat daarvoor moet doorgaan – tegen een verdere staatshervorming stoppen, omdat de spanningen anders zouden toenemen en de Franstaligen daar het slachtoffer van zullen worden.

    We kennen dat refrein uit het verleden. Als we de pensioenen in de toekomst betaalbaar willen houden, kunnen we niets anders dan er het mes inzetten. Willen we de werkloosheidsuitkering behouden, dan moeten we ze zogezegd beperken in de tijd of meer mensen schrappen.

    Diegenen die het daar niet mee eens zijn, met name de vakbonden, zetten de toekomst van ons sociaal model op het spel. Op die manier worden de verdedigers van ons sociaal model en solidariteit omgetoverd tot haar doodgravers, daar waar diegenen die ons sociaal model altijd al hebben aangevallen opeens haar behoeders zijn geworden.

    In het vorige manifest werden de vakbonden en het cultureel establishment in Vlaanderen verweten dat ze conservatief waren. Vandaag gaat men op een subtiele manier een stap verder en verwijten ze hen dat ze mee verantwoordelijk zijn voor de toenemende spanningen tussen de gemeenschappen én de solidariteit ondergraven. Diegenen die de Franstaligen “cultureel imperialisme” en een ongezonde vorm van “parasitisme” verwijten zijn zogezegd constructief bezig om “oude vijandbeelden om te toveren tot nieuwe samenwerkingsverbanden”. Diegenen die dagelijks samen met Franstalige arbeiders in de praktijk samenwerken, worden verantwoordelijk gesteld voor de toenemende spanningen tussen de gemeenschappen.

    De echte motieven en doelstellingen van de staatshervorming worden gewoon ontkend, de achtergrond van de huidige problemen wordt simplistisch afgedaan als een institutioneel problemen, of de schuld wordt eenzijdig gelegd bij de Franstaligen. Eigenlijk zegt de Gravensteengroep in deze update op hun manifest opnieuw: “Geef ons onze zin, wij hebben gelijk en als er niet wordt ingegaan op onze eisen zullen de Franstaligen daarvan maar de gevolgen moeten dragen”. De visie van de Gravensteengroep op solidariteit doet ons wat denken aan de visie van Urbanus op bosbeheer. Hoe krijg je meer bos? Simpel. Trek een weg dwars door het bos.

  • Progressief Vlaams? Gravensteengroep niet gericht op het versterken van de solidariteit

    In tegenstelling tot de manier waarop in de media de Gravensteengroep als een “links” iets werd voorgesteld, beweert haar manifest (1) mensen samen te brengen van “verschillende politieke en ideologische uitgangspunten”, die het echter wel eens zijn “in hun gehechtheid aan de democratie en de mensenrechten”. De onderschrijvers geven het “zelfverklaard ‘progressief Vlaanderen’ ervan langs omdat die zich “behoudsgezind” zou opstellen.

    Anja Deschoemacker

    Dit manifest lijkt een reactie van zelfverklaarde progressieven, o.a. Etienne Vermeersch die er bij mijn weten nog nooit van beschuldigd is kunnen worden “links” te zijn, op de campagne Red de Solidariteit (dat zich uitspreekt voor het behoud van een nationale sociale zekerheid en arbeidsmarktpolitiek), waarvoor nu meer dan 120.000 handtekeningen zijn opgehaald. Het belangrijkste probleem met dit Manifest, zoals met veel publicaties van voorstanders van regionalisering, is dat ze wel veel beweren, maar feitelijk weinig argumenten aandragen om die stellingen te onderbouwen.

    Er wordt met andere woorden vanuit gegaan dat de dominante idee in Vlaanderen op dat vlak vanzelfsprekend klopt. LSP/MAS vindt dit een weinig wetenschappelijke houding, hoeveel professoren hier ook aan mogen hebben meegewerkt. Een voorbeeld van dit soort ongestaafde beweringen, is zeker de volgende: “De sociaal-economische ongelijkheid is mettertijd in grote mate weggewerkt dankzij een strijdbare arbeidersbeweging”. Op een moment dat alle indicatoren tonen dat de laatste 20 jaar een toename van de sociale ongelijkheid hebben opgeleverd en dat de huidige groeivertraging dit proces nog zal versnellen, zou men zich daar ernstig vragen bij moeten stellen.

    Maar het is vanuit dit standpunt, waarin de ongelijkheid tussen de klassen – tussen enerzijds de rijke kapitalistenklasse die steeds schandaliger rijk wordt en een werkende bevolking die haar aandeel van de nationale rijkdom steeds verder ziet krimpen en steeds meer met armoede wordt geconfronteerd – snel van tafel wordt geveegd, dat je tot dit soort Vlaams standpunt kunt komen, waarbij democratie enkel gezien wordt in communautaire termen.

    LSP/MAS vertrekt vanuit de vaststelling dat de communautaire kwestie enkel op die manier kan spelen zoals we de laatste jaren hebben gezien – nationalistische politici die op demagogische wijze hun regionaal kiespubliek wijsmaken dat ze hun belangen verdedigen – omdat alle traditionele partijen in België akkoord zijn over die politiek die de sociale ongelijkheid doet toenemen: het neoliberalisme. Niemand verdedigt met andere woorden die grote meerderheid van de bevolking die moet werken om te leven of anders moet overleven op een uitkering.

    Geen enkele van die partijen is dan ook “links” te noemen. Dit is meteen de achtergrond tegen dewelke wij campagne voeren rond de noodzaak van een nieuwe arbeiderspartij. Een nationale arbeiderspartij, want ondanks de kritieken die geuit kunnen worden op Red de Solidariteit en de mediacampagne die ze hebben gevoerd, zijn wij het met hen fundamenteel eens dat de splitsing van de sociale zekerheid een opstapje is naar privatiseringen, eerst in Vlaanderen, waarna Wallonië wel zou moeten volgen. Dit naar analogie met het geregionaliseerde onderwijs.

    Ook de schrijvers en ondertekenaars van dit Manifest hebben met de verdediging van de belangen van de arbeidersklasse, zelfs als het alleen om de Vlaamse arbeidersklasse gaat, niets te maken. Dat tonen ze meer dan duidelijk aan wanneer ze, net als de traditionele Vlaamse partijen, de scheiding van het land als chantagemiddel gebruiken om “een ommekeer in de mentaliteit” teweeg te brengen “bij de francofone politici”. Ze hebben in dit verband over “respect” voor de grondwet, voor gemaakte afspraken, voor de taalgrens, enz. Zoals Franstalige politici hierop regelmatig antwoorden dat ook de faciliteiten een kwestie waren van gemaakte afspraken, die vandaag eenzijdig op de helling worden gezet door Vlaamse politici.

    Even giftig als de eenzijdige voorstelling van wie welke afspraken eenzijdig opzegt, is de opmerking over “cultuurimperialisme” en “ongezond parasitisme”. Dit wordt eventjes in de tekst gegooid, maar eens te meer zonder argumenten, zonder aan te tonen dat er wel degelijk van “cultuurimperialisme” of “ongezond parasitisme” sprake is. Het is vreemd om te veronderstellen dat de taalgroep die in België over de laagste lonen en levensstandaard en over de hoogste werkloosheids- en armoedecijfers beschikt, in staat zou zijn tot “cultuurimperialisme”.

    Hier wordt het Vlaamse trauma uit de geschiedenis, de langdurige onderdrukking uit het verleden, bewust misbruikt om vandaag verdeeldheid te zaaien. De moeilijke economische situatie van Wallonië heeft in hun ogen niets te maken met een politiek die werd gevoerd door het patronaat en hun politieke lakeien in de voormalige regeringen, maar integendeel met “ongezond parasitisme”. De notionele aftrek, dàt is “ongezond parasitisme”, evenals de verlaging van de patronale bijdragen, of de niet-vervolging in alle grote fraudedossiers van de laatste decennia. Maar neen, zegt de Gravensteengroep impliciet, het zijn niet de grote bedrijven en de renteniers die parasiteren op de arbeid van de werkenden in België, maar de Walen en de arme Brusselaars!

    Ze eindigen het manifest met de opmerking dat “de oude vijandbeelden” vervangen moeten worden door “nieuwe samenwerkingsverbanden, gebaseerd op een evenwicht tussen solidariteit en verantwoordelijkheid”. Ondertussen hebben ze in al het voorgaande het “vijandbeeld” dat door de Vlaamse politici van de Franstalige Belgen wordt gemaakt enkel maar bevestigd, waarna ze ook nog steun bevestigen aan de chantagepolitiek van de Vlaamse partijtoppen. Gelukkig maar dat dit geen uitdrukking is van “links” Vlaanderen, het schaamrood zou ons op de kaken staan!

    LSP/MAS is door dit Manifest allesbehalve overtuigd, het heeft eerder onze steun aan het standpunt van de vakbonden – tegen de splitsing van de sociale zekerheid, de arbeidsmarktpolitiek en het nationaal overleg – bevestigd. Indien de ondertekenaars het niet goed beseffen, nog dit: die vakbonden zijn, door een gebrek aan een arbeiderspartij, de enige grote organisaties die het communautaire bekijken vanuit het standpunt van de arbeiders, van de overweldigende meerderheid van de bevolking, die zich kwader maakt om de zoveelste loonsverhoging van het hoge kader in hun bedrijf dan om de jammerlijke lage werkloosheidsuitkering of andere sociale uitgave die in Wallonië of in Brussel gebeurt om de vaak schrijnende situatie van werkloosheid en armoede te verzachten. Het eerste is parasitisme, waarbij het kader als enige het recht verkrijgt te mogen meegenieten van de superwinsten, het tweede noemt men solidariteit!


    (1) 22 februari 2008, te vinden op http://www.gravensteengroep.org/index.php

  • Gravensteengroep. Wat is er links aan dit “links manifest”?

    Een aantal linkse nationalisten (die zich overigens niet op die manier bekendmaken) en andere intellectuelen heeft in De Standaard een zogenaamd manifest geschreven. Ze lijken in de eerste plaats hun eigen “progressief” wereldje op de korrel te nemen, dat ze à la Bart Somers verwijten “conservatief” te zijn en mee te heulen met de belgicisten. In de tekst geven ze echter geen antwoord op de oorzaak van de huidige communautaire problemen. Qua voorstellen en analyse sluiten ze aan bij wat we al maanden te horen krijgen van de traditionele, burgerlijke partijen. Ze gaan zelfs een stukje verder: als er aan de zogenaamd gerechtvaardigde “Vlaamse eisen” niet wordt tegemoet gekomen, dreigt deze Gravensteengroep met een splitsing van België.

    Standpunt door Karel Mortier, eerder verschenen op links-socialisme.blogspot.com

    In de tekst schrijven ze allereerst terecht dat de arbeidersbeweging een belangrijke rol speelde in het verminderen van de sociale problemen, maar voor de rest is het onduidelijk in dit manifest wat de rol is van de arbeidersbeweging in de huidige problematiek.

    Het lijkt er een beetje op dat de sociale strijd is gestreden en dat de arbeidersbeweging in de mist van de geschiedenis is verdwenen. Het volstaat om een krant van de laatste weken open te slaan om te zien dat dit niet het geval is. De auteurs van het manifest klagen dat de sociale en culturele rechten van de Nederlandstaligen in ons land slechts op een geleidelijke manier tot stand zijn gekomen, wat volgens hen heeft geleid tot een complexe staatsstructuur en een institutioneel doolhof.

    Dit zou volgens hen de voornaamste oorzaak zijn van de huidige problemen. De auteurs van het stuk maken een zeer strak, mechanisch onderscheid tussen de sociale geschiedenis – met daarin de rol van de arbeidersbeweging – en de Vlaamse kwestie, die zou hebben geleid tot een complexe staatsstructuur. In realiteit loopt de sociale en nationale kwestie in ons land uiteraard als een rode draad doorheen onze geschiedenis. Beide zaken kunnen helemaal niet los van elkaar worden gezien.

    De arbeidersbeweging heeft trouwens niet alleen een rol gespeeld in het afdwingen van economische rechten, zoals het manifest lijkt te suggereren, maar heeft ook een belangrijke rol gespeeld in het afdwingen van taal- en culturele rechten voor de Vlamingen. Het is de arbeidersbeweging, gesteund door een aantal progressieve liberalen, die het algemeen stemrecht in ons land heeft afgedwongen, wat heeft gemaakt dat de “Vlamingen” voortaan een electorale meerderheid vormden in ons land. De arbeidersbeweging had veel vroeger een belangrijkere rol kunnen en moeten spelen in het oplossen van de nationale kwestie, moest de leiding van de sociaal-democratie, en in mindere mate de KP, deze kwestie niet in een lade hebben gestoken onder die van de vrouwenrechten en de Belgische kolonies. Op die manier had men kunnen vermijden dat de Vlaamse beweging werd gedomineerd door rechts, extreem-rechts en kleinburgers allerhande, en had men de nationale kwestie in ons land op een andere manier kunnen aanpakken dan de laatste decennia. Dit terzijde.

    De auteurs lijken de indruk te wekken dat de complexe staatsstructuur enkel een gevolg is van de vele compromissen van de afgelopen 100 jaar rond de taalkwestie, en dat dit de oorzaak is van de huidige problemen. Je kan even goed beweren dat het huidige Belgische sociaal model via compromissen tot stand is gekomen en komt! En dat, vanzelfsprekend, op basis van de krachtsverhouding tussen de arbeidersbeweging, de heersende politiek en het patronaat op een gegeven moment.

    Het ontstaan van de gewesten in ons land is helemaal geen Vlaamse eis en heeft op zich weinig met taalrechten te maken. Het vreemde van het manifest is ook dat men afkomt met de taal- en culturele rechten van de Vlamingen, en beladen termen als “cultureel imperialisme” gebruikt, daar waar dit oorspronkelijk helemaal geen belangrijk punt was in de huidige discussie.

    De eisen van het Vlaams parlement voor de huidige staatshervorming, die reeds een aantal jaar geleden vorm hebben gekregen onder druk van een aantal Vlaamse lobbygroepen, hebben weinig te maken met de houding van een aantal “hoogopgeleide” Franstaligen in de rand. Net zomin met de aanspraken van de Franstalige politici op een aantal Brusselse randgemeenten.

    Een kleine minderheid van Vlaams-nationalisten zal daar de laatste jaren wel mee bezig geweest zijn, maar dit was politiek helemaal niet actueel. Vlaams-nationalisten links en rechts mogen dan denken dat Voka en Unizo hun leden hebben gemobiliseerd om het “Franstalige imperialisme” in de rand te stoppen, maar laat ons ernstig wezen. Het is niet omdat een Franstalig politicus Brussel wil uitbreiden dat Voka en Unizo grote delen van het sociaal-economisch beleid naar de gewesten willen overhevelen.

    De realiteit is omgekeerd. De eis van Franstalige politici om Brussel uit te breiden is een gevolg van de socio-economische eisen vanuit de Vlaamse, burgerlijke partijen. De auteurs van het manifest lijden blijkbaar aan dezelfde ziekte als de rest van het Vlaams-politieke establishment: ze denken dat ze in een land dat gebouwd is op complexe compromissen hun voeten kunnen vegen aan de standpunten en opvattingen van de andere gemeenschap.

    Waar is de klasseanalyse?

    Voor de linkse nationalisten is dit wellicht een gevolg van het feit dat ze sowieso niet geïnteresseerd zijn in een toekomst voor België, en niet willen dat er een communautair compromis wordt gevonden. Voor andere ondertekenaars van dit manifest is het wellicht een vorm van intellectuele arrogantie. We hebben gelijk en daarmee punt, gedaan.

    “It’s the economy, stupid!” De patroonsorganisaties Unizo en Voka en de Warande-werkgroep – om maar een aantal actoren te noemen die “iets” meer hebben gewogen op deze discussie dan de mensen die vandaag het manifest onderschrijven, en die de eisen van het Vlaamse establishment mee hebben uitgewerkt – willen in de eerste plaats een aantal socio-economische veranderingen afdwingen om hun bankrekening wat meer te spekken. Ze willen hun economische positie omzetten in meer macht.

    De huidige problemen hebben in de eerste plaats een economische grondslag, maar daarvoor is in het manifest niet de minste aandacht. Dat is ook niet zo vreemd, gezien de auteurs van het manifest niet vertrekken van een economische of klasseanalyse.

    Voor de auteurs van het manifest is het in de eerste plaats een institutioneel probleem. Voor hen is het een gevolg van de compromissen van de traditionele partijen omtrent de nationale kwestie. Ze zien ook een “mentaliteitsprobleem” bij “de Franstaligen”, dat alleen maar kan opgelost worden als ze zich volledig schikken naar de eisen van het Vlaamse (politieke) establishment. Waar zij zich als zogenaamde “links-progressieven” met dit manifest – zeer laat – bij aansluiten.

    Nergens in hun stuk leggen ze op een geloofwaardige manier uit wat de oorzaken zijn van de huidige communautaire patstelling, en wat bijvoorbeeld de drijfveren zijn achter de eisen van het Vlaamse patronaat en het politieke establishment. De complexiteit van de staatsstructuur en het Franstalige imperialisme is een wel zeer mager beestje als verklaring voor de huidige problemen.

    Onderzoekers hebben aangetoond dat de grote meerderheid van de Vlamingen niet communautair heeft gestemd. Het zou dan ook vreemd zijn om te beweren dat ze voor bijvoorbeeld Yves Leterme hebben gekozen omwille van de “complexe en onbevredigende” staatsstructuur. Het is trouwens kortzichtig om te denken dat een zoveelste staatshervorming de zaken minder complex zou maken, laat staan dat ze de verhoudingen tussen de gemeenschappen zou verbeteren.

    De auteurs van het stuk stellen de burgerlijke politiek niet in vraag. Wat denken ze dat er concreet zal veranderen na de zoveelste staatshervorming, als het systeem en haar politieke vertegenwoordigers dezelfde blijven? Wat de auteurs zeggen is dit: “Het is allemaal de schuld van de Franstaligen. Wij hebben gelijk. Geef ons onze zin en dan komt het misschien goed, anders worden we onafhankelijk.”

    Het is die manier van denken van een aantal kleinburgers in Vlaanderen die de patstelling mee heeft veroorzaakt, eerder dan de complexe staatsstructuur. Een logisch gevolg van de – laat ons een kat een kat noemen – Vlaamse kleinburgerlijke logica van de auteurs is om België op te doeken. Het is immers een fantasie te denken dat één gemeenschap zomaar zijn wil kan opleggen aan een andere gemeenschap, wat de auteurs duidelijk willen. Deze zogenaamde “linkse intellectuelen” willen in de praktijk een burgerlijk België inruilen voor een even of nog burgerlijker Vlaanderen, zonder enig perspectief dat dit een stap vooruit zou zijn voor de arbeiders in Vlaanderen, Wallonië, of elders.

    Voor hen doet het er niet toe dat in een “onafhankelijk Vlaanderen” Voka en Unizo de plak zullen zwaaien, laat staan wat er gebeurt met Brussel of Wallonië. Zolang we maar “transparante staatsstructuren” hebben en met een Vlaams paspoort naar de douanebambten op Brussels Airport kunnen zwaaien. De criteria in de Vlaamse burgerlijke opinie om als links door het leven te gaan zijn weliswaar niet hoog, maar dit is al te bedenkelijk.

    Neoliberale linkerzijde aangetast door rechts-nationalisme

    De standpunten van deze intellectuelen worden overigens grotendeels gedeeld door wat in Vlaanderen doorgaat voor politiek links. In zekere zin hebben ze helemaal geen reden tot klagen. Vandaar dat hun manifest in de eerste plaats is gericht tegen de “belgicistische” gevoelens die in de culturele wereld aanwezig zijn. Politiek staan ze helemaal niet geïsoleerd. SP.a en uiteraard de links-nationalisten van SPIRIT stappen volledig mee in de logica van de ondertekenaars van dit manifest. Zelfs Groen! is voorstander van een staatshervorming en een splitsing van B-H-V zonder compensaties voor de Franstaligen.

    In die zin wijst deze tekst op een duidelijke kloof tussen enerzijds de linkse achterban van die partijen en, anderzijds, de communautaire posities die die partijen in de discussie innemen rond de onderhandelingstafel en achter de schermen. Op Vandenbroucke na is er volgens ons niemand binnen de SP.a die de eisen van de Vlaamse regering naar buiten toe verdedigt, laat staan dat ze uitleggen waar die eisen allemaal goed voor zijn. Hun eigen radicale communautaire opstelling achter de schermen staat in schril contrast met de aandacht die ze eraan besteden naar buiten toe.

    Het valt te betwijfelen of het lidmaatschap van de SP.a trouwens akkoord zou gaan met het communautaire eisenpakket waarmee de Vlaamse regering, waar de SP.a deel van uitmaakt, naar de onderhandelingen is getrokken. Om nog maar te zwijgen over wat de “bevriende” sociale partner ervan zou vinden. “Wat niet weet, niet deert” lijkt echter de houding te zijn van de SP.a-leiding, en die van het ABVV.

    De ondertekenaars van het manifest hebben een zeer legalistische opvatting – vanuit een zuiver “Vlaams” en geen arbeidersperspectief – van een communautair probleem dat te complex is om op die manier duurzaam opgelost te worden. Op geen enkele plaats in de wereld is een strict legalistische visie, die dan nog niet wordt gedeeld door iedereen, een oplossing voor het nationaliteitenvraagstuk. In tegenstelling tot wat sommigen suggereren zijn wetten interpreteerbaar en niet altijd eenduidig.

    Voorbeelden genoeg in de wereld van dit soort conflicten: aan beide kanten zwaait men met de burgerlijke wetteksten en de geschiedenisboeken in de hand om het eigen gelijk en het ongelijk van de anderen te bewijzen. Denk maar aan de discussie rond BHV, die door de auteurs van de tekst nog eens wordt aangehaald. De Vlaamse politici en de auteurs van het manifest zeggen allemaal dat B-H-V moet worden gesplitst van de rechtbank, of vanuit andere wettelijke principes, daar waar de rechtbank dat nooit met zoveel woorden heeft gezegd. Wettelijke principes zijn uiteraard voor discussie vatbaar en worden niet altijd door iedereen gedeeld. Dat dit zonder compromissen moet gebeuren, zoals ook de auteurs willen, staat al helemaal in geen enkel wetboek. Zelfs het territorialiteitsbeginsel waar de auteurs zich op beroepen, is voor discussie vatbaar. Waar blijf je anders met de democratische rechten van minderheden? Soms is het nodig om die toe te kennen, om de eenheid van werkende mensen te kunnen behouden.

    Op geen enkel moment schuiven de schrijvers van dit manifest andere argumenten of standpunten naar voren dan hetgeen we maanden geleden al hebben kunnen lezen in de teksten afkomstig vanuit rechts-nationalistische hoek. Het lijkt me best mogelijk om vanuit een socialistisch perspectief argumenten tegen een burgerlijk belgicisme te bedenken. Maar het enige verschil tussen dit manifest en een standaard persbericht van de NVA is dat Etienne Vermeersch er een paar hoogdravende woorden aan heeft toegevoegd, die ons zouden moeten verhinderen om er een rechtse stempel op te drukken. En dat één of andere ex-KP’er er het woord arbeidersbeweging aan heeft kunnen toevoegen op een moment dat Vermeersch aan het slapen was.

    Het manifest is niet vanuit het perspectief van de arbeidersbeweging geschreven, laat staan dat het zou zeggen wat de rol is van de arbeidersbeweging in heel dit circus. Er is zelfs geen poging tot analyse van de reële oorzaken van het probleem.

    Dit opiniestuk is een slechte poging om een links, progressief tintje te geven aan de huidige communautaire crisis. Het voegt zeer weinig toe aan de discussie. Jezelf progressief noemen en je tegenstanders verwijten dat ze conservatief zijn, is ondertussen tot de draad afgesleten. Ook dat hebben de auteurs trouwens geleend uit rechtse hoek.

    De ironie is dat ze zich zelf schuldig maken aan wat ze hun linkse vrienden terecht verwijten. Daar waar sommige linksen op een onkritische manier meeheulen met het Belgische establishment om “België” te behouden, valt er bij monde van de Gravensteengroep geen enkele kritische bedenking te lezen over de rol van het Vlaamse rechtse establishment. Een pijnlijke conclusie voor de links-progressieve, intellectuele elite in Vlaanderen. Of ze nu met een Belgische vlag of een Vlaamse Leeuw zwaaien: ze lopen steeds achter de feiten aan en met al hun intellectueel vermogen slagen ze er niet in om veel meer te doen dan het recycleren van andermans propaganda. Want wat is er nog links aan dit manifest?

    Het is tenslotte ook wat vreemd dat linkse intellectuelen die klagen dat ze in een extreem-rechtse hoek worden geduwd zichzelf de Gravensteengroep noemen, naar het middeleeuwse kasteel in Gent waar de Graven van Vlaanderen de regio bestuurden, veelal als leenheren van de Franse koning. Voorwaar, wat is er beter als “links-progressieve” beweging dan jezelf te noemen naar een middeleeuwse villa van de Vlaamse elite die de eigen boeren en ambachtslieden uitmolk, in onderaanneming van een buitenlandse patroon? Waarom noemen ze zichzelf niet meteen Voka?

  • Wat wil “Vlaanderen”? Niet in onze naam.

    Vandaag is in de media bekend geworden met welke eisen de Vlaamse regering naar de onderhandelingen trekt. Het enige resultaat van 6 maanden onderhandelen is dat de Vlaamse regering – waar SP.a voor alle duidelijkheid nog altijd deel van uitmaakt – haar lijstje van bevoegdheden die moeten worden overgedragen naar de regio’s en gewesten lijkt te hebben verlengd.

    Artikel door Karel Mortier, overgenomen vanop links-socialisme.blogspot.com

    Het doel van het Vlaamse eisenpakket is volgens de Vlaamse minister-president Kris Peeters (CD&V) niet om België op te heffen of om de solidariteit tussen de regio’s af te bouwen, maar om de problemen van de mensen op afdoende wijze aan te pakken. De enige manier om die problemen aan te pakken, volgens de Vlaamse regering, is door de overdracht van een pak extra bevoegdheden naar de gewesten en gemeenschappen.

    Het volstaat om te kijken naar bevoegdheden die reeds jarenlang zijn geregionaliseerd, zoals sociale huisvesting en onderwijs, om de leegheid van dergelijke slogans te doorprikken. Sociale huisvesting is sinds jaren de bevoegdheid van de gewesten, maar vandaag zijn de wachtlijsten voor een sociale woning nog nooit zo lang geweest. Het percentage sociale woningen in Vlaanderen behoort nog steeds tot de laagste van Europa. Het gebrek aan goedkopen woningen is één van de grootste problemen in Vlaanderen, maar liever dan dit probleem aan te pakken wil men bijkomende bevoegdheden.

    Recente onderzoeken hebben aangetoond dat Vlaanderen qua sociale ongelijkheid binnen het onderwijs één van de slechtste leerlingen is van Europa, hoewel onderwijs één van de eerste bevoegdheden is die werd geregionaliseerd. Tientallen jaren van “goed bestuur” in Vlaanderen hebben daar weinig aan veranderd. Onderwijs in Vlaanderen is ook veel duurder geworden. Voor veel mensen met een laag inkomen is het vandaag veel minder toegankelijk dan vroeger.

    En wat dan met de idee dat na de regionalisering van de wapenexport Vlaanderen een strenger exportregime zou hanteren dan toen het nog een federale materie was? Het excuus dat het maar om versnellingsbakken en ander onschuldig materiaal gaat, is niet veel beter dan het excuus dat Nepal indertijd een “prille democratie” was. De Vlaamse regering beschikt reeds over veel instrumenten om een sociaal beleid te voeren, maar we kunnen alleen maar vaststellen dat de burgerlijke partijen hebben nagelaten om dit te doen. Het is een grote illusie te denken dat een aantal bijkomende bevoegdheden opeens een beter beleid zou opleveren voor de mensen.

    De eisen van de Vlaamse regering gaan ver. Eerst wou men bijvoorbeeld dat de regio’s inspraak moesten krijgen bij de spoorwegen. Vandaag is dat al niet meer voldoende en pleit men voor de splitsing van de NMBS. De opdeling van de NMBS in drie verschillende entiteiten was blijkbaar niet voldoende. Eerder deze week stelde Inge Vervotte (CD&V), die verantwoordelijk is voor de te privatiseren overheidsbedrijven, dat de organisatie van de spoorwegen te complex is waardoor er allerlei problemen ontstaan.

    Het is maar de vraag hoe Inge Vervotte de complexiteit van de NMBS denkt te verminderen door op Belgisch grondgebied 3 spoorwegmaatschappijen op te richten. Die 3 maatschappijen zullen dan wellicht nog eens opgesplitst worden in een infrastructuurbeheerder en één – en later wellicht meerdere – maatschappijen die treinen inleggen. In vergelijking met landen als Duitsland en Frankrijk is België maar een klein land. Met de nakende liberalisering van het openbaar en goederenvervoer zullen die regionale spoormaatschappijen wellicht binnen de kortste keren worden overgenomen of weggeconcurreerd door hun buitenlandse concurrenten. Wellicht dat de meeste Vlaamse politici daar niet eens een probleem mee zouden hebben, als die grote B maar verdwijnt aan de stations en op de treinen.

    Veel van de recente voorstellen van de Vlaamse regering zullen door de Franstalige politici ook als een bewijs worden gezien dat de Vlaamse eisen die vandaag en gisteren op tafel lagen gewoon een stap zijn in de richting van een totale splitsing. Wat betreft de NMBS staat dit ook gewoon zo in de verklaring van Peeters tot het Vlaams parlement. “Ook de exploitatie van de NMBS moet geregionaliseerd worden. In afwachting pleiten we voor een volwaardige aanwezigheid van de gewesten in het bestuur van de NMBS en een grotere inspraak en betrokkenheid bij het investeringsprogramma van de NMBS”.

    Peeters mag dan wel zeggen dat België gewoon blijft bestaan, veel meer dan de façade blijft er niet over en dan wellicht nog alleen omdat ze niet weten wat ze met Brussel moeten aanvangen. Op een moment dat de Franstaligen moeite hebben met het idee dat regio’s inspraak krijgen in de NMBS is het maar de vraag wat ze denken van het idee om de NMBS te splitsen.

    Misschien absurd maar als we bijvoorbeeld zien dat Bert Anciaux (Spirit) bereid is om tientallen miljoenen euro’s op tafel te liggen voor de renovatie van de Vlaamse voetbalstadions, als en slechts als de voetbalbond wordt gesplitst, dan kunnen we ons de vraag stellen welke motieven er allemaal schuil gaan achter bepaalde beslissingen.

    Het Vlaamse gewest heeft al eerder geïnvesteerd, bijvoorbeeld in Brugge, ter gelegenheid van Euro 2000 en toen was een splitsing van de voetbalbond helemaal niet nodig. Bert Anciaux kon zich toen wellicht troosten met het idee dat het stadion werd genoemd naar een bekende lokale slager. Dan maar klagen dat de Franstaligen niet bepaald overtuigd zijn van de goede bedoelingen vanuit Vlaanderen. Mocht dat allemaal nog niet voldoende zijn, dan vraagt Peeters ook nog eens “50.000 arbeidskrachten uit Wallonië” op een manier alsof het gaat om voorwerpen en niet om mensen.

    Het spreekt voor zich dat al die eisen van de Vlaamse regering er moeten komen zonder dat er op welke wijze dan ook wordt tegemoetgekomen aan een aantal eisen van de Frantaligen. BHV wordt gesplitst zonder enige compensatie voor de Franstaligen. Waarom zou men ook. De eisen van de Vlaamse regering zijn “goed voor de mensen”, België wordt niet opgegeven en de solidariteit tussen de regio’s blijft bestaan. Een zeer groot deel van onze sociale zekerheid is trouwens gebaseerd op interpersoonlijke solidariteit tussen werkenden en niet op regionale solidariteit.

    In zekere zin is het vandaag dan ook verkeerd om te spreken van solidariteit tussen de regio’s. Een van de doelstellingen van het Vlaamse patronaat is echter om de interpersoonlijke solidariteit, die een historische verworvenheid is van de arbeidersbeweging, te vervangen door voorwaardelijke “solidariteit” tussen de gemeenschappen. Het is uiteraard maar wat men verstaat onder solidariteit.

    Vlaanderen is ook solidair met de kinderen in de Bulgaarse weeshuizen en met de vluchtelingen in Darfoer. Politici als Thatcher en Reagan vonden wellicht ook dat ze – op hun manier – solidair waren met de mensen die slachtoffer werden van hun beleid. Niettemin is het opvallend dat CD&V en de Vlaamse drukkingsgroepen hun best proberen te doen om hun plannen een sociaal gezicht te geven, onder meer als gevolg van acties vanuit de vakbonden. Die acties volstonden misschien om de toon van de aanvallen aan te passen, maar inhoudelijk is er weinig veranderd. Om dat te realiseren zal er meer nodig zijn dan een petitie.

    Het is ook opvallend dat een partij als de SP.a blijkbaar met dit alles instemt. De enige binnen de SP.a die in de media iets van die Vlaamse eisen naar buiten toe voorstelt en verdedigt is Frank Vandenbroucke. En dan alleen rond het arbeidsmarktbeleid.

    Vreemd is het echter niet. SP.a heeft eerder al de Vlaamse resoluties goedgekeurd en op geen enkel moment de laatste 6 maanden hebben ze een alternatief naar voor geschoven of gezegd dat ze afstand namen van die Vlaamse resoluties. De Vlaamse regering zegt ook dat ontwikkelingssamenwerking niet wordt geherfederaliseerd, terwijl dat wel de vraag is van quasi iedereen die betrokken is in deze materie.

    Maar goed. We willen Geert Bourgeois zijn jaarlijks bezoek aan Zuid-Afrika niet ontzeggen. En de vakbonden? Tja, die zijn wellicht te druk bezig met de voorbereiding van de sociale verkiezingen, en recenter met het achterna hollen van hun leden die in actie komen tegen de koopkrachtdaling, om zich zorgen te maken over de toekomst van ons sociaal model. Laat staan om er iets aan te doen. Het is niet dat we kritiek geven op de vakbonden omdat we dat leuk vinden. Het is alleen ontstellend om te zien hoe zwak en impotent ze reageren op de huidige politieke impasse.

  • Balkan aan de Noordzee, als het aan de politici lag?

    De verkiezingen zijn ondertussen al meer dan een half jaar achter de rug, maar nog altijd is er geen enkel uitzicht op een oplossing voor de communautaire problemen. Vandaag begint de minister van institutionele hervormingen, Yves Leterme, aan zijn derde zit. Het ziet er momenteel niet naar uit dat zijn derde zit meer kans op slagen heeft dan zijn twee vorige pogingen.

    Karel Mortier, artikel overgenomen vanop links-socialisme.blogspot.com

    Hoewel alle opiniepeilingen en onderzoeken tot in den treure herhalen dat voor de bevolking communautaire onderwerpen helemaal geen prioriteit zijn, denken politici en media daar duidelijk anders over. Inhoudelijk zijn de verschillen tussen de Vlaamse en Franstalige partijen op ideologisch vlak helemaal niet zo groot. Alleen verschillen ze grondig over de wijze waarop ze hun ideologische agenda kunnen opleggen aan de bevolking.

    De Vlaamse burgerlijke partijen zien Wallonië – en dan vooral het FGTB gevolgd door de PS – als een blok aan hun been om sneller en grondiger hun liberale contrahervormingen te kunnen opleggen. Daarom willen ze die zogenaamde grote staatshervorming.

    De essentie van de discussie is nog steeds hoe ze de werkenden voor de crisis kunnen laten opdraaien, en hoe ze maximaal de uitbuitingsgraad kunnen vergroten. De laatste jaren hadden de burgerlijke politici en patroons op dat vlak weinig te klagen. Alleen is het nooit genoeg, en de Belgische staatskas is leeggeplunderd. Dus zoeken delen van de heersende klasse als sprinkhanen andere velden op om af te grazen.

    De Vlaamse burgerlijke partijen beweren dat “iedereen” ervan overtuigd is dat die grote staatshervorming nodig is en goed voor de mensen. Mochten we alleen maar afgaan op wat kranten en politici zeggen dan klopt dat. Groen! pruttelt als enige wat tegen. Erg luid en overtuigend klinkt die stem echter niet. SP.a probeert de staatshervorming een rood strikje te geven, maar globaal staat de partij op dezelfde lijn als de andere.

    CD&V beschouwt dit als haar verdienste, omdat ze zo lang het been stijf hebben gehouden tijdens de regeringsonderhandelingen – al hadden ze daar wel de steun van hun kartelpartner voor nodig. Het was/is altijd zeer onduidelijk geweest wat de politici concreet verstonden onder een “grote staatshervorming”. Tijdens de verkiezingscampagne was dit geen belangrijk item en tijdens de regeringsonderhandelingen kwam er eigenlijk nauwelijks informatie daarover naar buiten.

    Karel De Gucht stelde zelfs recent in een interview dat, na al die maanden onderhandelen, hij het eigenlijk ook niet wist. De reden waarom de persoonlijke nota van Verhofstadt zoveel aandacht kreeg en zo goed werd ontvangen door de media, in Vlaanderen, was dat er nu eindelijk iets op papier stond. De traditionele partijen en media stellen echter nogal snel dat “iedereen” van deze zaken overtuigd is, als ze zelf van iets overtuigd zijn.

    Is “iedereen” van regionalisering overtuigd?

    Tijdens de discussie over het Generatiepact klonk het ook elke dag in de media dat “iedereen” het eigenlijk eens was over de noodzaak van die maatregelen. Er zijn geen alternatieven en verzet is nutteloos. Idem naar aanleiding van de goedkeuring van de Europese Grondwet, en recenter de herpakte versie van die wet. De heersende ideologie is nu eenmaal de ideologie van de heersende klasse, of een meerderheid van de bevolking die ideologie nu deelt of niet doet minder terzake.

    We kunnen dan wel stellen dat die discussie niet echt leeft onder de bevolking, aan beide kanten van de taalgrens, en enquêtes wijzen dit uit. Maar het gevaar is reëel dat – als er geen alternatieven of perspectieven op oplossingen komen en de communautaire spelletjes starten opnieuw – mensen passief “akkoord” zullen gaan met de standpunten van de traditionele partijen. Omdat het nu eenmaal zogezegd niet anders kan, of dat ze tegen de plannen zijn maar gefrustreerd en geïsoleerd afhaken, bij gebrek aan kanalen om die frustraties kwijt te kunnen.

    Het is zeer ver gezocht maar als je de situatie bekijkt voor de Eerste Wereldoorlog kan je ook niet zeggen dat de mensen stonden te popelen om elkaar 4 jaar lang af te slachten. Dat is wel wat er gebeurde door het falen van de leiding van de arbeidersbeweging op dat moment.

    In die zin is het uiteraard jammer dat de vakbonden, op een aantal uitzonderingen na, quasi compleet afwezig blijven in dit debat en er geen grote politieke kracht is die ingaat tegen het communautaire opbod. De groenen proberen dit wel een beetje, al stapten de Franstalige groenen van Ecolo mee op met de andere Franstaligen bij het begin van de stemming over de splitsing van BHV. En Tinne Van der Straeten klonk ook niet zo overtuigend.

    Groen! is bijvoorbeeld ook gewoon voorstander van de splitsing van BHV en vindt dat de taalfaciliteiten in de rand een uitdovend karakter moeten hebben. Inhoudelijk verschillen ze op dat punt dus niet van de andere partijen. De voorstellen die momenteel op tafel liggen, hebben nochtans verstrekkende gevolgen voor de naoorlogse welvaartstaat en de positie van de arbeidersbeweging in ons land.

    Nota Verhofstadt: op naar fiscale en sociale dumping

    De nota die Verhofstadt op tafel heeft gelegd zou quasi het volledige socio-economisch beleid verplaatsen naar de gewesten. Als het van Verhofstadt afhangt zou de federale overheid wel de marges bepalen waarbinnen de gewesten kunnen werken. Maar het is duidelijk dat dit de deur openzet naar fiscale en sociale concurrentie tussen de regio’s. Het is ook maar de vraag hoe de vakbonden daarmee zouden omgaan.

    Wat is immers nog het nut van Belgische vakbonden als er op federaal niveau toch steeds minder wordt beslist? De macht zou binnen de vakbonden wellicht snel verschuiven naar de gewesten en het federaal niveau zou dan eerder een façade worden voor de buitenwereld. Een beetje zoals bij de metaalcentrale van het ABVV vandaag reeds het geval is.

    In het verleden is al een aantal keer gebleken dat sommige vakbondsleiders nogal snel meeplooien met de wind als ze hun positie op die manier kunnen versterken, of als bepaalde veranderingen nieuwe carrièreperspectieven bieden. Een regionalisering van bepaalde bevoegdheden zou voor bepaalde delen van de vakbondsbureaucratie, die momenteel op de tweede lijn staan, het perspectief kunnen bieden om op te schuiven – ook al zouden ze het inhoudelijk zogenaamd niet eens zijn met de maatregelen.

    Het verdelen van de arbeidersklasse lang communautaire lijnen is uiteraard ook één van de expliciete doelstellingen van de krachten die in Vlaanderen achter de contrahervormingen zitten. Daar waar het Belgisch patronaat de tegenstellingen probeert uit te buiten wanneer het haar goed uitkomt, gaan organisaties als Voka en Unizo radicaal voor de breuk op een aantal terreinen. Niet zozeer uit nationalistische overtuiging, maar omdat ze denken op die manier een paar euro’s meer over te kunnen houden op het einde van de maand.

    Op die manier hopen ze ook een soort van schokeffect te creëren in Wallonië om sociale verworvenheden makkelijker te kunnen afbreken, en Wallonië om te vormen tot één groot Paradisio voor buitenlands en Vlaams kapitaal. Het is helemaal niet zo dat de Franstalige partijen andere doelstellingen hebben. Alleen willen ze de touwtjes in handen houden en de agenda niet laten bepalen door “Vlaanderen”.

    De vakbonden hebben veel macht, maar dit potentieel blijft maar al te vaak onbenut. In die zin valt het ook moeilijk te begrijpen hoe het ACV haar banden met CD&V nog steeds kan blijven verdedigen. De communautaire voorstellen van CD&V gaan lijnrecht in tegen die van de christelijke arbeidersbeweging. Geen enkele parlementair met een ACV- stempel heeft echter al kritiek geuit op de communautaire voorstellen van CD&V en zwijgen staat gelijk aan toestemmen.

    De houding van de vakbonden lijkt dan ook wat op die van de dino’s toen die 65 miljoen jaar geleden werden uitgeroeid, na de inslag van een komeet. Het verschil is uiteraard dat die dieren, ook al hadden ze geweten wat hen te wachten stond, niets konden doen om hun lot te veranderen. De vakbondsleiders kunnen niet hetzelfde excuus inroepen. De plannen zijn bekend en als er geen echte oppositie komt van de arbeidersbeweging dan zullen de tegenstellingen tussen de gemeenschappen verder toenemen, wat uiteraard ook gevolgen zal hebben voor de verhoudingen en discussies binnen de vakbonden. Anderzijds zal het resultaat zijn dat het Vlaams patronaat haar slag kan thuishalen.

    Met oppositie bedoelen we ook meer dan een eenmalige wandeling tussen twee stations in Brussel. Het gaat om een concreet actieplan ondersteund door een ideologisch antwoord op de huidige crisis, wat er na een half jaar onderhandelen nog steeds niet is. De vakbondstop heeft gevraagd dat er eindelijk een regering zou komen. Die hebben ze gekregen en wat nu? Veel verder zijn we daarmee niet gekomen.

    Het is ook onduidelijk wat de gevolgen zullen zijn voor het VBO. Als het sociaal-economisch beleid verschuift naar de gewesten dan zullen regionale organisaties als Voka wellicht meer op de voorgrond treden ten koste van het VBO. Voka is ook geliefder bij Vlaamse politici, al was het maar omwille van de V in plaats van de B in de naam van de organisatie. Het is ook duidelijk dat grote ondernemingen met vestigingen in verschillende landsdelen niet echt zitten te wachten op de verdubbeling van hun sociale administratie.

    Straks mogen ondernemingen als Delhaize drie verschillende sociale en fiscale boekhoudingen onderhouden, naargelang het gewest waarin ze actief zijn, en kunnen ze drie keer gaan onderhandelen met de vakbonden om sociale akkoorden af te sluiten. Als Vlamingen, Brusselaars en Walen straks meer of minder zullen verdienen zal dit ook zorgen voor een toename van de spanningen en sociale conflicten binnen de onderneming. Als men bijvoorbeeld het kindergeld regionaliseert, wat één van de eisen is van CD&V, dan zouden Franstaligen, Brusselaars en Vlamingen die binnen één en dezelfde onderneming werken wel eens een verschillende vergoeding kunnen krijgen.

    In eerste instantie is dit vooral slecht voor het personeel, maar werkgevers van grote ondernemingen kunnen er op termijn ook schade van ondervinden. Het is wellicht ook niet eenvoudig om dit alles aan een buitenlandse investeerder uit te leggen. Het VBO wil weliswaar de lusten van een staatshervorming, maar vreest – in tegenstelling tot Voka en Unizo – ook de lasten en een verlies aan invloed. Het is ook de vraag hoe de verdriedubbeling van bepaalde wetgevingen en instanties valt te rijmen met goed bestuur en administratieve vereenvoudiging.

  • Neen aan het communautaire opbod!

    Op zondag 18 november trokken meer dan 35.000 mensen door de straten van Brussel om te betogen tegen het aanhoudende communautair opbod tussen de gemeenschappen in ons land en tegen de verdeel en heers strategie van de traditionele partijen. De betoging was een initiatief van de Luikse ambtenaar Marie-Claire Houard die eerder ook een petitie lanceerde die snel meer dan 100.000 handtekeningen opleverde, een uitdrukking vann de ongerustheid over de politieke situatie in ons land.

    Karel Mortier

    De opkomst op de betoging toonde aan dat veel mensen meer dan genoeg hebben van de politieke spelletjes en bereid zijn om dat op straat te tonen. Het nationalistische Belgicistische aspect kon domineren door de afwezigheid van de vakbonden. Met Belgicisme bedoelen we het verdedigen van een Belgisch-nationalistisch standpunt waarbij vertrokken wordt van een Belgische eenheid met inbegrip van de monarchie, het patronaat,… Alsof een Vlaamse werkloze die net geschorst is dezelfde belangen zou hebben als een Waalse kapitalist zoals Albert Frère.

    Wij zijn voor de eenheid van de werkenden en hun gezinnen in België (en daarbuiten), maar dat betekent niet dat we de Belgische staat steunen. Die is gebouwd op de uitbuiting van de werkenden en in het verleden ook op de onderdrukking van de taalrechten van een belangrijk deel van de bevolking.

    In de politieke crisis werd ook opnieuw de rol van de monarchie duidelijk gemaakt. Dit is één van de laatste instrumenten van de heersende klasse om haar belangen te verdedigen. Ook tijdens de Witte Beweging in 1996 werd die troef uitgespeeld door de burgerij: de koning ontving de ouders van de verdwenen en vermiste kinderen om hen te “troosten”, maar vooral ook om hen aan te moedigen om tot kalmte op te roepen. Nu dringt Albert bij de politici aan om tot een oplossing te komen voor de politieke crisis zodat kan worden overgegaan tot de orde van de dag: het besparen voor een bedrag van 10 miljard euro (of twee keer het Globaal Plan uit 1993). Dit cijfer werd alvast berekend door De Standaard. Dit Belgicisme gaat niet over het versterken van solidariteit, maar wel om het opleggen van het neoliberale beleid waar het patronaat om vraagt.

    De betoging van 18 november was een uitdrukking van een politiek vacuüm en de verwarring dat dit met zich kan meebrengen. Enerzijds is er de enorme afkeer tegenover de traditionele politici en hun spelletjes, anderzijds bieden tricolore vlaggen daar geen antwoord op.

    Wij denken dat er nood is aan solidariteit over de taalgrenzen heen om samen in verzet te gaan tegen het neoliberale beleid waarmee de meerderheid van de bevolking wordt geconfronteerd: aanvallen op sociale zekerheid, dalende koopkracht, onbetaalbare huisvesting, dure gezondheidszorg,… Die problemen zijn overigens ontstaan in het huidige Belgische kader. Als de afbraak gebeurt binnen België of binnen Vlaanderen, doet daarbij weinig ter zake. Tenzij natuurlijk de vaststelling dat een splitsing van de sociale zekerheid de aanvallen zou versterken en de strijd ertegen bemoeilijken.

    In plaats van een strijd voor de tekorten, waarbij een verdeel-en-heerstactiek ingang kan vinden, is er nood aan een gezamenlijk en solidair verzet om de aanwezige middelen aan te wenden in het belang van de meerderheid van de bevolking.

  • Welke gevolgen had de regionalisering van het onderwijs ?

    De regionalisering van het onderwijs heeft tot enorme besparingen in die sector geleid sinds die plaatsvond in 1989. Sindsdien zijn het de gemeenschappen die beslissen waar hoeveel geld naar gaat terwijl het budget wel nog van de federale staat komt. De “financieringswet” voor het onderwijs die uit die institutionele hervormingen voortkwam legde het nationaal budget voor onderwijs vast op 296 miljard frank.

    Standpunt van de Actief Linkse Studenten

    De aanpassing van dit bedrag (o.a. door indexaanpassing en berekening v/d. schoollopende bevolking) hield enkel rekening met de evolutie van de schoollopende bevolking tussen de 3 en 18 jaar, bijgevolg leidde een toename van het aantal studenten in het hoger onderwijs niet tot een toename van de middelen voor hoger onderwijs. Daarbovenop kwam nog dat de index niet correct werd toegepast.

    Het totale onderwijsbudget ging daardoor tussen 1980 en 2004 achteruit van 7% van het BBP naar 4,9%, en dat ondanks een toename van het aantal studenten. Het gevolg hiervan is dat de studenten dan maar meer moeten betalen. Het “herfinancieringsdecreet”(van blauwe Frank) toont heel duidelijk waar de Vlaamse regering en Europa naartoe willen en verder verzet tegen deze asociale maatregelen zal ALS blijven ondersteunen en mee organiseren.

    Een ander gevolg van deze regionalisering was dat de vakbonden in het onderwijs ook op communautaire basis verdeeld werden, wat het moeilijker maakt om zich te verzetten op nationale basis. Elke strijd in het onderwijs na de splitsing van de onderwijsbonden heeft de neoliberale nationale eenheid van de burgerij in België niet kunnen breken.

    Ook op het vlak van onderwijs voert men de communautaire discussie sinds 1999 voort (het jaar nadat de financieringswet een nieuwe wet voorzag), maar deze vervalt in het niets als men het globale budget dat naar onderwijs gaat van naderbij bekijkt, en vooral de evolutie daarvan.

    De daling tot 4,9 % van het BBP betekent een verlies van 120 miljard frank per jaar. De kloof tussen rijke en arme scholen neemt enkel maar toe en het “gelijkekansenbeleid” is een grove leugen, leerkrachten dienen meer te presteren en steeds meer jongeren dienen te werken om hun studies te kunnen betalen.

    Wat met België?

    De traditionele partijen zullen tot een oplossing komen voor de regeringsvorming om de simpele reden dat het door de NVA en het Vlaams Belang gewilde alternatief, Vlaamse onafhankelijkheid, slechts door een kleine minderheid wordt gewild, zowel bij de werkende bevolking als bij de burgerij.

    In de regeringsonderhandelingen werd al duidelijk welk beleid de partijen zullen voorstaan. Ondanks dat men op het communautaire vlak niet overeenkwam was er sociaal-economisch overeenstemming over welk beleid er dient te komen. Daarbij werden nieuwe aanvallen voorbereid op onze levensstandaard en sociale zekerheid.

    Om de patronale cadeaus te betalen (de liberalen eisten minstens 3 miljard euro aan lastenverlagingen), zal opnieuw bespaard worden op uitkeringen, lonen,… Het totaal aan lastenverlagingen (waardoor patronale bijdragen dus dalen terwijl de sociale zekerheid zogezegd niet betaalbaar zou zijn door toenemende vergrijzing) bedroeg in 2006 zo’n 5,415 miljard euro. Omtrent de notionele interestaftrek valt geen kritiek te bespeuren terwijl het nog zo’n fiscaal achterpoortje is die enkel voordelen biedt voor een steeds rijker wordende kapitalistische klasse.

    Op het vlak van gezondheidszorg willen zowel de liberalen als christen-democraten een grotere rol voor private instellingen, de uitgaven voor gezondheid mogen slechts beperkt verder stijgen. De nadruk op private instellingen leidt tot een verdere kloof tussen rijk en arm.

    Op het vlak van de pensioenen wil men een Generatiepact-bis en een verlenging van de loopbaanduur. De productiviteitsstijging in België zorgt er voor dat mensen uiteindelijk zullen moeten werken tot ze er bij neervallen.

    In de tweede formatienota van Leterme riep oranje-blauw de sociale partners op om de loonhandicap verder weg te werken. Concreet: de lonen mogen niet stijgen en de reeds aanwezige daling van de koopkracht zal blijven duren. Voor de meeste mensen is het heel duidelijk dat de reeële lonen de afgelopen jaren gedaald zijn. De armoedecijfers bevestigen dit nog maar al te goed: 15 % van de Belgen leeft in armoede, 4% van de werkenden leeft in armoede!

    Is de communautaire kwestie oplosbaar?

    ALS verzet zich tegen regionalisering als de bedoeling ervan een nog hardere besparingspolitiek is, die kan afgedwongen worden in één regio, om het daarna in de andere nog eens over te doen. De splitsing van de onderwijsbevoegdheid biedt heel wat voorbeelden op dat vlak. Daarom zullen we de splitsing van de sociale zekerheid, de arbeidsmarktpolitiek en het sociaal overleg resoluut mee bevechten.

    We staan voor een uitbreiding van democratische rechten. Dit betekent onder meer dat we opkomen voor recht op werk en diensten in eigen taal. Tweetaligheid kan niet worden opgelegd, enkel gestimuleerd, o.a. via een degelijk gratis en toegankelijk taalonderwijs voor alle scholieren. Met bijv. de onvoldoende middelen voor onderwijs vandaag is dit niet realiseerbaar en zal verdeelheid onder de arbeidersklasse kunnen groeien, vandaar de centrale eis dat de middelen voor onderwijs dienen opgetrokken te worden tot 7 % van het BBP.

    Elk neoliberale regering de komende periode zal besparingen moeten doorvoeren, onder andere de mogelijk economische groeivertraging, het houden van een begroting in evenwicht, neoliberale maatregelen in de buurlanden… dwingen de Belgische burgerij daartoe. In die context wordt het vandaag duidelijk dat tot 2009 en nadien evenzeer, de communautaire discussie een dominante rol zal blijven spelen.

    Het politieke circus dat zich reeds langer dan een half jaar afspeelt staat ver van de problemen van de meerderheid van de Belgische bevolking. Ondertussen krijgen die te maken met de echte problemen: de stijgende levensduurte, aanvallen op de sociale zekerheid, toenemende jobonzekerheid, onbetaalbare huisvesting,…

    Om tot een oplossing voor die problemen te komen dient de discussie gevoerd te worden over in welk systeem we vandaag leven. Het kapitalisme zal de verworvenheden, die in het verleden zijn bekomen op basis van strijd door de arbeiders en jongeren, verder afbouwen om de winsten te maximaliseren. Zowel Vlaamse, Waalse als allochtone arbeiders en jongeren zullen hierdoor getroffen worden. De reden waarom wij tegen regionalisering zijn: alles wat ons verdeelt, verzwakt ons!

    Daarom brengt ALS ook de noodzaak van een democratisch socialistische maatschappij naar voren. Een maatschappij waarin de sleutelsectoren van de economie worden genationaliseerd, en onder democratische controle geplaatst van de hele bevolking. Enkel zo kan de rijkdom die er is ook worden besteed aan zaken die prioritair zijn, zoals onderwijs. Een onderwijssysteem waarin de behoeften van studenten en scholieren centraal staan, en waar iedereen de mogelijkheden heeft om te studeren naar zijn/haar eigen interesses, en waar de ontplooiing van alle talenten van een individu centraal staan…

    Neem contact op met de ALS in jouw universiteit of hogeschool, en vecht met ons mee voor een democratischer en rechtvaardiger onderwijs!


    Enkele interessante gegevens:

    • Aan de KUL stegen de inschrijvingsgelden voor bepaalde ManaMa’s vorig jaar al van 500 naar 5000 euro!
    • De studiekost daarentegen is gestegen met 40 tot 60% tussen 1986 en 1999 (rekening houdend met inflatie…)
    • Uit een studie van de Leuvense universiteit blijkt dat het aantal beursstudenten in het hoger onderwijs tussen 1989/90 en 2003/04 daalde van 25% van het totale aantal studenten naar 15% !
    • De 10% armste gezinnen in dit land geven gemiddeld 25 euro per jaar uit aan onderwijs. Bij de 10% rijksten is dat 776 euro of 30 keer zoveel.
    • Voor het volwassenonderwijs was er dit jaar een verdubbeling van de kostprijs (van 0,4 euro/uur tot 0,8 euro/uur, de totale kostprijs loopt hiermee op tot 250 a 360 euro), het aantal inschrijvingen is dit jaar met 15 tot 20 % gedaald
  • Eenheid van arbeiders en jongeren tegen het communautaire opbod en sociale afbraak !

    Wie vandaag een krant openslaat of de tv aanzet kan er niet naast kijken: overal gaan stemmen op om de deelstaten meer bevoegdheden te geven, de sociale zekerheid te splitsen enzovoort. Zelfs België als federale staat wordt in vraag gesteld. Tegelijk ontstaan er allerlei pro-belgicistische initiatieven. Wij denken niet dat, noch voor jongeren, noch voor werkenden het belgicisme een antwoord kan bieden op het flamingantisme.

    Jan Van Olmen, artikel uit de ALS-krant

    De communautaire verdeeldheid tussen Vlaamse en Waalse politici laat toe de neoliberale eensgezindheid te verbergen: nieuwe aanvallen op de lonen, de pensioenen, de werklozen, het stakingsrecht, de openbare diensten, … De Vlaamse politici willen meer bevoegdheden voor de gemeenschappen om zo een instrument in handen te hebben dat toelaat deze politiek sneller door te voeren. De politici die meer federalisme verdedigen willen dat dan weer doen op nationaal vlak. Het is noodzakelijk een politiek antwoord op zowel het Vlaamse als het Waalse nationalisme naar voor te schuiven en om syndicaal verzet te organiseren tegen de neoliberale aanvallen. Dat vereist de eenheid van Vlaamse, Waalse en brusselse arbeiders. De splitsing van de syndicaten in een aantal sectoren verzwakt vandaag de dag onze mogelijkheid tot verzet. De kracht van de syndicaten en van de sociale zekerheid is altijd al gebaseerd geweest op de solidariteit tussen de arbeiders van de verschillende gemeenschappen.

    Dat is de reden waarom wij de petitie « red de solidariteit », gelanceerd door de syndicaten, volgend op de initiatieven van de delegaties van Total en Dégussa tegen de splitsing van de sociale zekerheid, ondersteunen. Ze schuift naar voor dat de sociale verworvenheden in ons land verkregen zijn geweest door een gemeenschappelijke strijd van Vlaamse, Waalse en Brusselse arbeiders. Tienduizenden mensen hebben de petitie reeds ondertekend. Jammer genoeg leidt de inmenging van zangers en andere persoonlijkheden met hun pro-Belgische praat in de media, de aandacht af van de werkelijke inzet van dit initiatief.

    Sommigen aan de linkerzijde trappen ook in die val. Comac heeft onlangs als politieke conclusie, in haar krantje aan de ULB, geschreven: “De solidariteit tussen jongeren, ouderen, Vlamingen, Walen en Brusselaars, rijken en armen, is de basis op dewelke België steunt en dat moet behouden blijven!”. De natiestaat België ten dienste van haar dominante klasse met haar markt, haar politici en haar parlementairen, haar leger, haar politie en haar justitie is allesbehalve gebaseerd op de solidariteit maar weldegelijk op de uitbuiting van de grote meerderheid van de bevolking door de kapitalisten. Als er al linkse Vlaams-nationalisten bestaan, dan is dat het gevolg van de taalkundige onderdrukking (zoals het verbod op het gebruik van het Vlaams in de rechtzaal, in de administratie,…) waarop België is gesticht geweest. Als er al een Waals-nationalisme bestaat, dan is dat het gevolg van het feit dat men de zwakheden van de arbeidersbeweging in Vlaanderen heeft gebruikt om het verzet van de Waalse arbeiders te breken. Ook dat is België! Het idee dat België zich zou baseren op een solidariteit tussen rijken en armen is een leugen. Dat vandaag de dag 15% van de bevolking onder de armoedegrens leeft is daar een overduidelijke illustratie van, zo duidelijk, dat zelfs diegenen die zich geen marxist noemen moeite hebben om dat te ontkennen. De belangen van de arbeidersklasse zijn onverzoenbaar met die van de kapitalistische klasse. De verworvenheden van de arbeiders in België, zoals de sociale zekerheid, zijn afgedwongen geweest dankzij strijd op nationaal vlak. En die verworvenheden moeten verdedigd worden.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop