Tag: Latijns-Amerika

  • 50 jaar oud: ‘De aderlating van een continent’ door Eduardo Galeano

    ‘De aderlating van een continent’ van Eduardo Galeano werd 50 jaar geschreven en is een klassieker. Het is een gedetailleerd en compact verslag van de koloniale geschiedenis van Latijns-Amerika. Na de militaire staatsgreep in Uruguay werd het boek verboden en Galeano moest in ballingschap gaan. Het boek is tot op vandaag erg relevant.

    Door Natalia Media (Rättvisepartiet Socialisterna – ISA in Zweden)

    In Galeano’s boek volgen we vijf eeuwen van uitzonderlijke uitbuiting. Eerst was er goud, zilver en diamanten, later suiker, cacao, katoen, rubber, fruit en uiteindelijk ook olie. Om de rijkdommen te ontginnen werden de inheemse volkeren uitgebuit bij het harde werk in de mijnen en toen hun rangen te dun werden, kwamen er slaven van het Afrikaanse continent.

    Er is een groot verschil tussen de geschiedenis van Noord- en Latijns-Amerika. De kolonisatoren in Noord-Amerika kwamen om een nieuw leven op te bouwen, zij het op gestolen land, en maakten zich vervolgens los van de Britse kroon. De kolonisatoren van Latijns-Amerika hebben het continent juist van zijn rijkdommen ontdaan. Galeano beschrijft het als volgt: “Want het noorden van Amerika was geen goud of zilver en er waren ook geen inheemse beschavingen met een grote bevolkingsdichtheid die al een arbeidssysteem kenden.” (p.166)

    De exploitatie van de rijkdommen van Latijns-Amerika betekende werkgelegenheid, ontwikkeling en welvaart in Europa en Noord-Amerika, maar niet voor de bevolking van Latijns-Amerika. De uitbuiting van de Europese veroveraars resulteerde niet alleen in een genocide, maar in vele parallelle genociden waarbij hele beschavingen werden weggevaagd.

    Het leidde niet alleen tot de gruwelijke en systematische uitroeiing van mensen, maar ook tot culturele en wetenschappelijke vernietiging en een ecologische ramp. Tegelijkertijd was het succes van elke grondstof van korte duur. Al snel produceerde een ander continent dezelfde goederen goedkoper, sneller en efficiënter, en de ineenstorting was al snel een feit. Noord-Amerika nam de katoenproductie over en Ghana de cacaoproductie. Tegelijkertijd werden alle pogingen tot binnenlandse industrie gedwarsboomd door geïmporteerde goederen.

    “Handelsagenten uit Manchester, Glasgow en Liverpool reisden heel Argentinië af en kopieerden de modellen van de poncho’s in Santiagan en Córdoban, die van de leerartikelen in Corrientes en ook nog de houten stijgbeugels, die ‘volgens de gewoonte van het land’ ondersteboven hingen. De Argentijnse poncho’s kostten zeven pesos, die uit Yorkshire drie. De meest ontwikkelde textielindustrie van de wereld galoppeerde triomfantelijk over de autochtone weverijen heen en hetzelfde gebeurde met de productie van laarzen, sporen, traliewerk, leidsels en zelfs spijkers.”

    Paraguay valt op. In het midden van Zuid-Amerika, zonder kusten, was hier een land met zijn eigen industrieën zonder buitenlandse profiteurs. Een sterke staat in plaats van een marionetten burgerij legde er de basis voor de economie. Er was ontwikkeling en een vorm van welvaart in plaats van ongunstige vrijhandel met Europa of de Verenigde Staten. Dit voorbeeld mocht niet worden voortgezet. In een zes jaar durende oorlog die op drie fronten werd uitgevochten, werd Paraguay aan het eind van de jaren 1800 met de hulp van kapitaal uit Engeland verpletterd. Meer dan 60% van de bevolking stierf, en het land werd in puin achtergelaten. Ook vandaag nog is Paraguay arm waar ongelijkheid, instabiliteit en corruptie het land kenmerken.

    Een land dat zijn hele economie baseert op de export van grondstoffen zonder industrieën of raffinage is gevoelig voor de grillen van de markt. Dat zagen we in 2016 toen de grondstofprijzen daalden en landen als Argentinië, Brazilië en Venezuela mee kelderen. In ‘De aderlating van een continent’ beschrijft Galeano uitgebreid hoe het continent nog steeds een grondstoffenproducent is en nooit het grootste deel van de taart krijgt.

    “Met de olie gebeurt hetzelfde als met de koffie en met het vlees: de rijke landen verdienen veel meer aan de moeite die ze nemen om het te consumeren dan de arme landen aan de productie.”

    Hogere koffieprijzen leiden tot hogere winsten, maar niet tot hogere lonen. Lagere koffieprijzen verlagen in één klap het inkomen van de arbeiders. Export gaat hand in hand met honger. De kinderen eten aarde om bloedarmoede tegen te gaan, terwijl de winsten vrijelijk het continent uit stromen.

    In El Salvador stierf een kwart van de bevolking door vitaminegebrek, terwijl een handvol kapitalisten fortuin maakte met de export van koffie. Galeano’s boek staat vol met hartverscheurende voorbeelden, maar hij wordt nooit sentimenteel. Het is een belachelijke paradox dat de vruchtbaarste en rijkste regio’s in bittere armoede en hongersnood zijn gestort. Het land dat zovelen zou kunnen voeden, bloedt leeg wanneer het volgende gewilde product in enorme monoculturen wordt aangeplant.

    Er is geen ruimte voor voedselproductie; in plaats daarvan wordt voedsel geïmporteerd uit andere, minder vruchtbare gebieden om de winst op korte termijn te maximaliseren. In november van dit jaar waarschuwde de VN dat het aantal hongerige mensen in Latijns-Amerika sinds 2019 met 30 procent is gestegen. Ongeveer 9 procent van de bevolking in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied lijdt honger, meldt Al Jazeera.

    “Latijns-Amerika is een doos vol verrassingen; dit gekwelde werelddeel heeft een vermogen om verbazing te wekken dat nooit uitgeput raakt.”

    Naast het directe geweld, de dwangarbeid en de hongersnood, hebben virusinfecties, die door de kolonisatoren over zee werden meegevoerd, grote delen van de inheemse bevolking gedood. De pandemie heeft aangetoond dat de inheemse volken in Latijns-Amerika ook de laatste jaren nog gemarginaliseerd zijn. Velen werken als huishoudster, kindermeisje, conciërge, enz. bij welgestelde families in de grote steden.

    Toen de pandemie in volle hevigheid toesloeg, zaten velen van hen zonder werk en moesten zij terugkeren naar hun geboortedorpen. Met hen kwamen ook besmettingen mee. In anders geïsoleerde plaatsen met een verouderende bevolking en grote afstanden naar ziekenhuizen en dokters, verspreidde het virus zich snel. Het isolement dat een hulp had kunnen zijn om aan de pandemie te ontsnappen, werd in plaats daarvan een doodvonnis. Het sterftecijfer onder degenen die covid-19 kregen onder de inheemse bevolkingsgroepen in Brazilië is 9,1%; het cijfer voor de rest van de bevolking is 5,2%.

    Terzelfder tijd heeft de pandemie voor verdere economische instabiliteit in de regio gezorgd. Latijns-Amerika is één van de meest ongelijke delen van de wereld. En het zijn de inheemse volkeren en de nakomelingen van de slaven die zich nog steeds in verreweg de slechtste situatie bevinden.

    Zoals uitbuiting en kolonisatie zijn ingebakken in de laatste 500 jaar van de Latijns-Amerikaanse geschiedenis, zo is ook het verzet, en Galeano laat dat in zijn boek zien. De eerste grote slavenopstand vond al in 1522 plaats toen de slaven in opstand kwamen tegen de zoon van Christoffel Columbus, Diego Columbus. Het was de eerste opstand, maar bij lange na niet de laatste.

    In de jaren 1600 bouwden ontsnapte slaven hun eigen samenleving op, Palmares, aan de oostkust van Brazilië. In Palmares bestond geen honger. Er werden verschillende gewassen verbouwd die de ongeveer 10.000 inwoners tellende gemeenschap zelfvoorzienend hielden, in tegenstelling tot de gebieden met suikerriet.

    Bij verschillende opstanden was landherverdeling één van de belangrijkste hervormingen die op de agenda stond. Artiga’s visie van een verenigd Latijns-Amerika waar de inheemse volkeren hun recht op land herwonnen is misschien wel de oudste. Hier liggen de kiemen van een droom van een totaal andere samenleving. Een leven vrij van onderdrukking en geweld waar de rijkdom gelijk verdeeld is.

    De tien jaar durende strijd in Mexico in 1910-20, gevoerd door inheemse boeren onder leiding van Emiliano Zapata, is een les in organisatie: nationalisatie, landonteigening, volksraden en gekozen rechters en politie.

    Het is een brutaal verhaal dat Galeano beschrijft. Waar er verzet is, wordt het in bloed neergeslagen – met executies, vervolging en marteling. De contrarevolutie is meestal bloediger dan de revolutie, en de kapitalisten, die er zelfs in gewone gevallen geen probleem mee hebben hun rijkdom op lijken te verzamelen, aarzelen niet om wapens in te zetten wanneer hun macht in Latijns-Amerika wordt bedreigd.

    In 1968, vlak voor de Olympische Spelen, demonstreerden studenten van de groeiende studentenbeweging in Tlatelolco, Mexico, tegen armoede en honger. Het leger en paramilitairen openden het vuur op de betoging, die eindigde in een bloedbad. Wat Galeano niet wist toen hij ‘De aderlating van een continent’ schreef, was dat zelfs bij het bloedbad van Tlatelolco de Verenigde Staten, via de CIA, betrokken waren.

    Overal in Latijns-Amerika is nog steeds sprake van geweld. In Mexico zijn de familieleden van de 43 studenten die 7 jaar geleden verdwenen, nog steeds op zoek naar hun lichamen. In Rio de Janeiro, Brazilië, werden in 2021 bijna 60 schietpartijen met drie of meer doden gemeld. Het merendeel van de schietpartijen vond plaats tijdens politie-interventies die meer weg hebben van pure executies.

    Het kapitalisme heeft geen inherente eigen intelligentie – integendeel, het volgt een absurd onlogische weg. In Cuba werden hardhoutwouden platgebrand om plaats te maken voor suikerriet. Tegelijkertijd werd Cuba de grootste importeur van houtproducten uit de Verenigde Staten.

    Het verhaal is nog niet voorbij. De aderen liggen nog open. Vandaag leidt de nieuwe rage van avocado’s tot de uitputting van het Chileense drinkwater, putten quinoaplantages de bodem uit in Bolivia en doodt het intensieve gebruik van bestrijdingsmiddelen voor bananen plantagearbeiders in Nicaragua voortijdig.

    Tegelijkertijd worden de longen van de wereld in het Amazonegebied verwoest om plaats te maken voor soja, en zo gaat de verwoesting door.

    Maar het verzet leeft. In Brazilië, Paraguay en Bolivia strijden inheemse volkeren tegen ontbossing en milieuvergiftiging. Het kapitalisme en imperialisme moeten zich verantwoorden voor nog eens 50 jaar van uitbuiting, imperialisme en bewegingen. Toen het boek werd geschreven, was de arbeidersbeweging in opkomst. Er was optimisme en een geloof in de toekomst. Dit was vóór Augusto Pinochet en de door de VS gesteunde militaire dictaturen in Zuid-Amerika. Linkse winden zijn gekomen en gegaan. Hervormingsgezinde stapsgewijze pogingen om de macht van het kapitaal en de landeigenaren af te schaffen zijn ondernomen en verijdeld.

    Eduardo Galeano maakte de val van de dictatuur in Uruguay mee en ook de overwinning van links. Maar niet hoe rechts terugkwam, en hoe de verzorgingsstaat die korte tijd heeft bestaan en die de arbeidersklasse de broodnodige adempauze gaf, in elkaar stort.

    Het getouwtrek tussen de kapitalistische bovenklasse en de arbeiders neemt voortdurend nieuwe vormen aan. De Verenigde Staten blijven Latijns-Amerika zien als hun speeltuin en nu doet ook China mee. Alles is veranderd, niets is veranderd. Het boek is nog steeds een belangrijk historisch overzicht van de koloniale geschiedenis van Latijns-Amerika en vandaag zou het één, of misschien wel twee vervolgboeken nodig hebben.

    Toen het boek werd geschreven, bestonden de Sovjet-Unie en een stalinistisch blok nog als rivaliserend tegenwicht voor het Amerikaanse imperialisme. De militaire dictaturen in Uruguay, Chili en Argentinië hadden de arbeidersbeweging, die in het begin van de jaren zeventig in opmars was, nog niet verpletterd. De verrotte bloem van het neoliberalisme was nog niet tot bloei gekomen in Chili, evenmin als de enorme protesten die in 2019 plaatsvonden als gevolg van met name het neoliberale beleid.

    Als het boek vandaag was geschreven, zouden de enorme volksverhuizingen die momenteel vanuit Latijns-Amerika en het Caribisch gebied naar de Verenigde Staten plaatsvinden, een eigen hoofdstuk hebben gehad. Hetzelfde geldt voor de golf van vrouwenbewegingen voor het recht op abortus en tegen geweld tegen vrouwen die over Latijns-Amerika is getrokken, en die ook naar andere continenten is overgewaaid.

    Sinds 1971 is er veel gebeurd, maar de uitbuiting van zowel de Latijns-Amerikaanse natuur als de Latijns-Amerikaanse volkeren duurt voort en dat geldt ook voor het verzet. Alleen wanneer de arbeidersklasse de arena van het parlementarisme en het reformisme verlaat en zich over de landsgrenzen heen verenigt om de slavendrijvers omver te werpen, kunnen de aderen het bloed naar het hart leiden en heel Latijns-Amerika voeden.

  • Covid-19 duwt Latijns-Amerika verder richting afgrond

    Analyse door Alan Rivas, Socialist Alternative (VS)

    “Met achtergelaten lijken op voetpaden, in rolstoelen, verpakt in kartonnen doodskisten en met honderden opgestapeld in mortuaria, is het duidelijk dat Ecuador heel hard geraakt is door Covid-19.” (New York Times 24 april).

    De Covid-19 pandemie bezorgt de arbeidersklasse en de armen in heel Latijns-Amerika een vreselijke lijdensweg met pijn en dood. De regio lijdt onder de pandemie, die zich hier nog in een beginstadium bevindt en in heel wat landen wellicht nog zal verergeren. Dit komt bovenop een economische situatie van zwakke grondstoffenprijzen, massale kapitaalvlucht, een record aan handelsschulden, de ineenstorting van de oliemarkt en het stilvallen van het toerisme. Covid-19 duwt miljoenen werkenden in de armoede en is nefast voor de levensomstandigheden in de regio.

    De Financial Times en de strategen van het internationale kapitalisme worden gedwongen om een realistisch, grimmig beeld te geven van de menselijke catastrofe en de nachtmerrie die zich ontvouwt. Het IMF voorspelde in april dat het BBP op het continent dit jaar met 5,2% zou dalen, wat erger is dan in sub-Sahara Afrika, het Midden-Oosten of Zuid-Azië.

    De Economische Commissie voor Latijns-Amerika en het Caribisch gebied van de VN (ECLAC) voorspelde dat het armoedecijfer in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied tegen het einde van het jaar zal stijgen tot 34,7%, het hoogste niveau sinds 2007. Naar verwachting zullen 16 miljoen mensen in extreme armoede terechtkomen als gevolg van deze crisis (Financial Times). Dat zijn mogelijk nog onderschattingen. Latijns-Amerika is nu al de meest ongelijke regio ter wereld in termen van inkomen en voor verschillende landen komt de verwachte sterke toename van de armoede bovenop zeven jaar economische crisis.

    Al voordat het coronavirus door Latijns-Amerika en het Caribisch gebied trok, was het kapitalisme in de regio al een kwakkelend bestaan beschoren. Met lage grondstoffenprijzen en een enorme schuldenlast was de economische groei erg beperkt: gemiddeld 0,7% per jaar gedurende de laatste zes jaar.

    “De sociale crisis die vorig jaar explodeerde, is een teken van de enorme ongelijkheid die onze regio blijft overweldigen. Deze crisis zou die problemen kunnen verergeren,” waarschuwde Alicia Barcena, hoofd van ECLAS. De nieuwe crisis komt slechts maanden na een golf van explosieve straatprotesten in de hele regio. Daarbij werd geprotesteerd tegen besparingen, ongelijkheid en ontoereikende gezondheids-, welzijns- en onderwijssystemen. De bewegingen deden de heersende regimes in landen als Chili, Ecuador, Bolivia en Colombia en Puerto Rico en Haïti wankelen.

    De werkelijke gevolgen van de nieuwe crisis zijn moeilijk volledig in te schatten. Bijna de helft van de werkenden in Latijns-Amerika is actief in de informele economie, met onzeker werk en onzekere lonen in het dagelijks leven. Er zijn geen betrouwbare gegevens over hun verdiensten of zelfs maar over het feit of ze überhaupt werken.

    Bezorgd om de sociale en politieke gevolgen van de crisis hebben enkele van de grootste economieën een aantal nieuwe of uitgebreide hulpprogramma’s voor de armste delen van hun bevolking aangekondigd. Maar maatregelen op korte termijn die een klein bedrag aan gederfde inkomsten vervangen, zijn ontoereikend voor een groot deel van de bevolking. Die bevolking wordt immers geconfronteerd met de gecombineerde effecten van de economische crisis en de quarantaines.

    “Het gaat niet alleen om het compenseren van het inkomensverlies,” zei Nora Lustig, professor Latijns-Amerikaanse economie, aan de Tulane Universiteit, in een interview met de Miami Herald. De professor wees op de verschrikkelijke levensomstandigheden en het gebrek aan faciliteiten in uitgestrekte sloppenwijken, favelas: “De armen zijn vatbaarder voor infecties en hoge sterftecijfers. Hoe kunnen mensen hun handen veilig wassen in sloppenwijken?”

    Verwoestende effecten in Brazilië en Ecuador

    Ecuador is, samen met Brazilië, het zwaarst getroffen door het coronavirus met duizenden doden, in wat een van de ergste uitbraken in de wereld is, die de rampzalige cijfers van Spanje of Italië evenaart.

    De New York Times documenteerde de gevolgen van de uitbraak en waarschuwde dat het dodental van Covid-19 in Ecuador 15 keer zo hoog kan zijn als het officiële cijfer, waarbij de nadruk lag op de schade die het virus kan aanrichten in landen die vastzitten aan armoede en de falende gezondheidszorgsystemen. Medische teams brachten verslag uit over honderden dode lichamen die uit woningen en overvolle ziekenhuismuren in Guayaquil werden verwijderd. In sommige gebieden werden de lichamen achtergelaten op straat of bij de ingangen van de begraafplaats. Er is sprake van een totale ineenstorting van het zorgsysteem, onder meer omdat ziekenhuispersoneel besmet raakt, wat leidt tot een enorm tekort aan personeel.

    De ramp waarmee het Ecuadoraanse volk wordt geconfronteerd, is een direct gevolg van de criminele nalatigheid van de heersende klasse en de regering van Moreno. Zij hadden massale besparingen op de financiering van de gezondheidszorg opgelegd – als onderdeel van de besparingen die door het IMF en de internationale banken werden geëist. In feite is het een criminele daad, zo werd gemeld dat Moreno eind maart, toen een van de ergste uitbraken ter wereld plaatsvond, een betaling van 320 miljoen dollar heeft gedaan om internationale schulden af te lossen!

    In Brazilië is het rechtse regime van Jair Bolsonaro een crisisperiode ingegaan, waarbij het campagne voerde tegen de quarantaine en wetgeving pushte om de economie te heropenen, zonder rekening te houden met de mogelijkheid van een nog grotere ramp.

    Eind april vielen er officieel meer dan 5.000 doden. De gezondheidsdiensten waarschuwen dat het werkelijke aantal twaalf keer zo groot is, met honderdduizenden besmettingen. De aantallen groeien sneller dan in Spanje in dezelfde fase van de besmetting, aldus het Covid-19 Observatorium. Net als in Ecuador drijft de pandemie een reeds verzwakt gezondheidssysteem naar een totale ineenstorting. De zwaarste slachtoffers vallen in de dichte stedelijke gebieden van de industriële staten São Paulo, Rio Grande do Sul en Minas Gerais, die al verwoest zijn door de diepe economische crisis die in 2017 begon. Volgens de Wereldbank is de prognose voor de Braziliaanse economie om in 2020 verder te krimpen met 4,4%.

    Economie: van vertraging naar ramp

    De Wereldbank overdrijft niet als het de situatie in de regio omschrijft als een overgang van “glansloos naar rampzalig.” De prognose voor Venezuela – de grootste olieproducent van de regio, die geconfronteerd wordt met een ineenstorting van de olieprijs en onmenselijke sancties van het Amerikaanse imperialistische regime – is een economische ineenstorting van nog eens 18% dit jaar. De ECLAC gaat ervan uit dat de economieën van Argentinië en Ecuador, die beide gebukt gaan onder enorme schulden aan het internationale imperialisme, naar verwachting met 6,5% zullen krimpen.

    Toen het coronavirus toesloeg, herstelde Haïti zich nog van de politieke onrust van vorig jaar: voortdurende protesten tegen het corrupte regime van Jovenel Moise, waarbij tientallen doden en honderden gewonden vielen en bedrijven wekenlang werden stilgelegd. Sinds maart is het land op slot, en het VN-agentschap voorspelt dat de armste natie op het halfrond een verdere economische ineenstorting van 3,1% zal meemaken.

    Begin april zijn de ministers van Financiën van de G20 – de grootste economieën ter wereld – overeengekomen om de inning van de schulden van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld tot het einde van het jaar stop te zetten. Die stap zal naar verwachting zo’n 20 miljard dollar vrijmaken, die anders naar de betaling van schulden zou gaan.

    Ook is het Internationaal Monetair Fonds begonnen met het aanbieden van noodleningen onder de marktprijs, waardoor sommige landen de gezondheidsdiensten kunnen versterken of hulppakketten aanbieden om werknemers in dienst te houden. Maar in de overgrote meerderheid van de landen stapelt dit eenvoudigweg meer schulden op aan de internationale financiers, bovenop de bestaande onhoudbare verplichtingen.

    Uit gegevens van de Wereldbank blijkt dat de buitenlandse schuld van landen met een laag en gemiddeld inkomen tussen 2000 en 2018 is verdubbeld. Al vóór de pandemie werden landen als Argentinië geconfronteerd met structurele economische crises, die grotendeels verband hielden met hun buitenlandse schuld. In oktober 2019 waarschuwde het IMF dat verschillende landen daadwerkelijk in gebreke bleven of een groot risico liepen om hun massale schuldenlast niet te kunnen aflossen.

    De pandemie heeft de economische crisis verergerd. Het is een crisis die zich al over de hele wereld en vooral in Midden- en Zuid-Amerika ontwikkelde en die werd veroorzaakt door een daling van de grondstoffenprijzen (grondstoffen) en de export. Volgens Bloomberg News zijn de prijzen van de belangrijkste exportgrondstoffen in 2020 met 27% gedaald.

    Om de buitenlandse schulden te kunnen blijven afbetalen, hebben de regeringen in heel Zuid-Amerika een streng besparings- en privatiseringsbeleid gevoerd, ook op zorg, onderwijs en openbare diensten is er fors bespaard. Het heeft er bovendien tot geleid dat de lonen en pensioenen tot op het bot zijn gedaald. Volgens een recent rapport van CADTM gaven de landen met de grootste schuldenlast 7,8% van hun BBP uit aan de aflossing van hun buitenlandse schuld en slechts een schamele 1,8% aan de openbare gezondheidszorg.

    Nieuwe sociale explosies in aantocht

    De economische crisis zal ernstige politieke gevolgen hebben en tot nieuwe sociale explosies leiden. Wanhoop, onzekerheid en woede en het ontbreken van een duidelijk alternatief van de arbeidersbeweging, zorgen voor een giftige cocktail met onvoorspelbare gevolgen.

    Op plaatsen als Haïti, Colombia, Venezuela en Bolivia zijn er al bijna rellen geweest – vaak tegen de veiligheidsmaatregelen in. In El Salvador en Honduras dreigen armoede en ontwrichting te escaleren tot chaos omdat criminele bendes de corrupte heersende regimes uitdagen.

    Het wordt steeds duidelijker dat het Latijns-Amerikaanse kapitalisme op weg is naar de afgrond. De kapitalistische klasse en hun politieke vertegenwoordigers zullen proberen de crisis van hun systeem en hun criminele beleid af te wentelen op de kap van de arbeidersklasse en de armen in de hele regio.

    Wat de heersende elites in Latijns-Amerika zorgen baart, is de recente herinnering aan oktober en november 2019, toen een golf van opstanden explodeerde en zich als een lopend vuurtje over de regio dreigde te verspreiden.

    Het protest brak in Ecuador uit met een opstand van de arbeiders en de inheemse bevolking tegen de opgelegde besparingen. Chili volgde met een heroïsche massale opstand van arbeiders en jongeren tegen de regering van Piñera en het kapitalistische systeem. In november was de Colombiaanse arbeidersklasse in beweging met een massale algemene staking. Dit werd gevolgd door de prachtige beweging van de Puerto Ricaanse arbeidersklasse dat het Rossello-regime ten val bracht en de opstand in Haïti tegen het corrupte regime van Jovenel Moise.

    Terwijl deze bewegingen nu naar de achtergrond zijn verdwenen, sudderen ze onder de oppervlakte verder en kunnen ze opnieuw uitbarsten.

    In Argentinië heeft de nieuwe regering van Alberto Fernandez snel maatregelen genomen tegen Covid-19, waaronder verplichte sociale afstand en opschorting van de scholen. Het lijkt erop dat dit bijdroeg aan het afvlakken van de curve van het aantal besmettingen. Dit heeft de populariteit van Fernández vergroot. Maar 40% van de Argentijnse bevolking leeft in armoede of ‘extreme armoede’ als gevolg van de besparingen, de crisis en de buitenlandse schuld. De heersende klasse wordt geconfronteerd met een toenemende radicalisering die vijf algemene stakingen tegen de vorige Macri regering en een enorme vrouwenbeweging voor gelijkheid en voor abortusrechten heeft gekend. De kwestie van de schuld zal ook terugkomen als het IMF terugbetalingen eist en nieuwe kredieten koppelt aan voorwaarden van besparingen en privatiseringen.

    In werkelijkheid bestaan de middelen wel degelijk om de crisis aan te pakken waarmee de massa’s in heel Latijns-Amerika, misschien wel een van de rijkste gebieden ter wereld, worden geconfronteerd. Een einde maken aan de plundering van het continent en de onteigening van de immense rijkdom van de kapitalistische klassen is nu een kwestie van leven of dood voor miljoenen mensen. Op die manier kunnen de middelen worden ingezet voor de financiering van de hulpdiensten, testfaciliteiten, medisch personeel en de benodigde uitrusting. Er moet een einde komen aan de plundering van de regio door multinationals en banken en de binnenlandse heersende kapitalistische klassen.

    Op een ogenblik dat de regio enorme investeringen nodig heeft om de gecombineerde crisis van de pandemie en de economische ineenstorting aan te pakken, vindt er een kolossale kapitaalvlucht plaats met miljarden dollars die wegtrekken naar de grote imperialistische centra. Dit is geen ‘vergissing’. Het is een voorbeeld van hoe het hele systeem werkt. Het illustreert het falen van de ‘vrije markt’ en het kapitalisme om de huidige noodsituatie aan te pakken.

    Net als in het geval van de ontwikkelende milieuramp, illustreert deze pandemie de noodzaak van een radicale herziening van de manier waarop de menselijke samenleving wordt georganiseerd. Wat nodig is, is een democratische socialistische economie gebaseerd op publieke eigendom van de belangrijkste productiemiddelen en die democratisch gepland wordt om te voldoen aan de behoeften van de grote meerderheid van de bevolking, in tegenstelling tot de belangen van een kleine elite.

  • Latijns-Amerika opnieuw in opstand tegen het neoliberalisme

    Latijns-Amerika is opnieuw een van de epicentra van de internationale klassenstrijd geworden. De situatie ontwikkelt er zich met elementen van revolutie en contrarevolutie die onmiskenbaar doen denken aan de grootse strijd van het begin van deze eeuw. Destijds leken de massa’s van Latijns-Amerika echter de enigen te zijn die in opstand kwamen, terwijl we op dit moment te maken hebben met een globalisering van het massale verzet.

    door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De Latijns-Amerikaanse landen vormen geen uitzondering op de internationale trend. De meeste ervan kennen een economische vertraging of stagnatie, of zelfs een reëel risico op een acute financiële crisis. Deze situatie en de daaruit voortvloeiende dramatische sociale gevolgen spelen een rol in de volksopstanden en de verkiezingsnederlagen van neoliberaal rechts in verschillende landen. Zelfs waar er nog enige economische groei is, verslechteren de levensomstandigheden. Deze samenlevingen zijn als snelkookpannen die elk moment kunnen ontploffen. Bedenk maar dat de machtige massabeweging in Chili tot ontploffing kwam enkele dagen nadat president Sebastian Piñera zijn land beschreef als een “oase van stabiliteit” in Latijns-Amerika!

    De rechtse krachten in crisis

    Gedurende meer dan anderhalf decennium zijn er – na de vloedgolf van strijd rond de eeuwwisseling – verschillende regeringen gevormd die zichzelf als progressief en centrumlinks profileerden. Hoewel het moeilijk is om de regeringen van Lula en Dilma Roussef in Brazilië, Rafael Correa in Ecuador, Chavez en Maduro in Venezuela, Cristina Kirchner in Argentinië of Evo Morales in Bolivia in één adem te noemen, waren Colombia, Peru en Chili een tijd lang de enige bolwerken van het neoliberalisme in de regio.

    De andere regeringen, die allemaal aan de macht kwamen als gevolg van indrukwekkende massale mobilisaties, namen maatregelen die, in meer of mindere mate, gericht waren op een zekere herverdeling van de rijkdom, vooral door gebruik te maken van de sterke stijging van de grondstoffenprijzen in het begin van de 21e eeuw. Niet alle regeringen hadden in dezelfde mate te kampen met grootgrondbezitters en bedrijven, maar zelfs in landen waar de confrontatie het hevigst was, zoals in Bolivia en Venezuela, is het kapitalistische systeem, hoewel opgeschrikt, in stand gebleven.

    De gevolgen van de internationale economische crisis van 2007-2008 en de politieke woekerpraktijken van deze regeringen bleven onderhevig aan de logica van het kapitalisme en maakten vervolgens in een aantal landen de weg vrij voor een zekere terugkeer van rechtse politieke krachten, en zelfs van extreemrechts in een aantal landen.

    Dat gebeurde op electoraal vlak met de verkiezing van Macri in Argentinië in 2015, maar ook door middel van staatsgrepen in combinatie met verkiezingen, zoals in het geval van Honduras (2009), Paraguay (2012) en, met een veel grotere impact, Brazilië in 2016. In Venezuela leidde de verkiezingsnederlaag van de Maduro-regering bij de verkiezingen voor de Asamblea Nacional (Venezolaans parlement) van 2010 tot een rechtse en autoritaire regeringswisseling, terwijl reactionair rechts uitdrukkelijk probeerde om een staatsgreep te plegen die werd gesteund door het imperialisme.

    In die tijd hadden sommigen het over een veronderstelde rechtse wending in Latijns-Amerika. Wij hebben altijd verdedigd dat dit niet het geval was en dat de ontgoocheling ten gevolge van de zwaktes van de progressieve regeringen, die door de rechtse krachten werden uitgespeeld, op geen enkele manier betekende dat er steun en draagvlak was voor het politieke project van die rechtse krachten. We waren ervan overtuigd dat de materiële leefomstandigheden van de massa’s onder het kapitalisme tot nieuwe sociale explosies zouden leiden.

    Het feit dat de rechtse krachten er niet in geslaagd zijn om in verschillende Latijns-Amerikaanse landen stabiliteit te creëren, heeft bijgedragen tot het mislukken van de pogingen tot een staatsgreep in Venezuela. Ondanks Maduro’s verregaande bocht naar rechts, die gepaard ging met toenemend autoritarisme, beseft de meerderheid van de bevolking dat een traditioneel rechts alternatief nog slechter zou zijn.

    Het belangrijkste kenmerk van de huidige toestand is de crisis van de rechtse krachten die toen weer aan de macht kwamen door het vacuüm dat door de beperkingen van centrumlinkse of progressieve regeringen was ontstaan. Deze crisis vertaalt zich in verkiezingsnederlagen van rechts, maar ook in massabewegingen die het politieke systeem zelf op de proef stellen, zoals in Ecuador en Chili.

    In tegenstelling tot de politieke processen van het begin van de eeuw, vindt de massale strijd tegen neoliberaal rechts ditmaal plaats na een rijke ervaring waarmee de grenzen van verschillende centrum-linkse of hervormingsgezinde varianten aan het licht zijn gebracht. Dit leidt tot een situatie van intense polarisatie en de mogelijke ontwikkeling van linkse krachten die bereid zijn de massa’s te helpen in hun confrontatie met het kapitalistische systeem, totdat het volledig omvergeworpen is.

    De Boliviaanse waarschuwing

    De ontwikkeling van dergelijke krachten is van fundamenteel belang. Zonder dit alles kan de sfeer van crisis en polarisatie ook leiden tot impasses en nieuwe frustraties die de weg vrijmaken voor de reactionaire rechterzijde, zoals in Brazilië. Anderzijds heeft de staatsgreep van november jongstleden in Bolivia opnieuw aangetoond dat het militaire establishment, de grootgrondbezitters en de reactionaire burgerij elke gelegenheid zullen aangrijpen om hun bewind op de meest brute wijze op te leggen, met de actieve steun van het Amerikaanse imperialisme. Deze laatste heeft ook een embargo ingesteld tegen Venezuela, dat nu op hetzelfde niveau staat als Cuba, Iran of Noord-Korea.

    De staatsgreep in Bolivia is een alarmsignaal voor Venezuela en heel Latijns-Amerika. Bolivia heeft een gunstiger economische situatie dan de rest van de regio, maar zelfs dan nog hebben rechts en het Amerikaanse imperialisme de ontevredenheid van een deel van de bevolking over het toenemende autoritaire karakter van de Morales-regering en de verzwakking van de regering onder de eigen sociale basis – de inheemse bevolking, de boeren en de arbeidersklasse – misbruikt om een reactionaire staatsgreep te ontketenen.

    Jarenlang heeft de regering van Morales getracht de sociale bewegingen onder controle te houden, de onafhankelijke actie van de massa’s te beteugelen en elke linkse oppositie uit te schakelen. Zelfs toen hij besloot ontslag te nemen en het land te verlaten onder druk van het leger en extreemrechts, bleef Morales aandringen op verzoening en niet op het bestrijden van de staatsgreep. Werknemers en inheemse volkeren zijn daardoor met een verzwakte uitgangspositie en zonder serieus leiderschap in verzet gekomen. Dit niettemin heldhaftige verzet illustreerde duidelijk dat de staatsgreep niet automatisch een einde zou maken aan de klassenstrijd, maar eerder een stap is in een complex proces.

    De grote uitdaging in Bolivia en Venezuela bestaat erin een links politiek alternatief op te bouwen dat zich enerzijds duidelijk verzet tegen de manoeuvres van rechts en het imperialisme en anderzijds tegen het pro-kapitalistische beleid van Morales en Maduro.

    De terugkeer van de algemene staking

    In de huidige economische situatie hebben de zelfverklaarde progressieve regeringen niet meer de speelruimte die Chavez of Morales wel hadden. In Ecuador bijvoorbeeld is de regering van Lenín Moreno onlangs verkozen met dezelfde progressieve retoriek als die van Rafael Correa. Maar tegen de achtergrond van de economische crisis wendde Moreno zich al snel tot rechts, bereikte hij een akkoord met het IMF en begon hij een neoliberaal beleid te voeren. Dit leidde uiteindelijk tot een massale volksopstand die de regering verjaagde.

    Een van de cruciale factoren in de huidige golf van strijd is de terugkeer van het wapen van de algemene staking. Niet alleen in Ecuador, maar ook in Bolivia als reactie op de staatsgreep, in Brazilië, Argentinië en Chili. Argentinië kende maar liefst vijf algemene stakingen tegen het beleid van Macri. Die context van strijd heeft overigens bijgedragen aan de massale beweging van de “groene sjaals” voor het recht op abortus. Op dit moment verkeert Argentinië vanuit economisch en sociaal oogpunt in een situatie die zeer dicht aansluit bij de omstandigheden die leidden tot de volksopstand die bekend stond als de “Argentinazo” in december 2001, toen president Fernando de la Rua onder druk van straatprotest ontslag moest nemen en het presidentiële paleis met een helikopter moest verlaten om de woedende menigte te vermijden.

    In Chili waren de algemene staking van oktober en november een indrukwekkend machtsvertoon. Tegelijkertijd ontstonden op veel plaatsen in het land burgervergaderingen om de koers van de beweging te bespreken. Helaas is er ook daar nog geen revolutionaire partij met voldoende inplanting die weigert zich te verzoenen met het regime, die opkomt voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering door de uitbreiding van de comités naar de werkplek en die een echte strategie verdedigt die gericht is op een machtsovername door arbeiders en onderdrukten, op de omverwerping van het kapitalisme en op in democratisch publiek bezit nemen van de belangrijke sectoren van de economie.

    De periode die voor ons ligt, maakt de ontwikkeling van dergelijke massale revolutionaire socialistische krachten mogelijk, doorheen het trekken van lessen uit de mislukte revolutionaire golf van het begin van de 20e eeuw en het falen van progressieve en centrumlinkse regeringen. De internationale organisatie waarvan de LSP lid is, zal haar uiterste best doen om betrokken te zijn bij de opbouw van zulke strijdinstrumenten die onontbeerlijk zijn om de massa’s een weg vooruit te bieden.

  • Latijns-Amerikaanse mars tegen het neoliberalisme gepland in Brussel

    Op zondag 15 december is er in Brussel een betoging georganiseerd door mensen van Latijns-Amerikaanse afkomst. Het gaat om een mars in solidariteit met het verzet op het Latijns-Amerikaanse continent. Daar is er massaprotest tegen het neoliberale beleid in onder meer Chili, maar ook in andere landen zijn er grote bewegingen. Er waren reeds verschillende solidariteitsacties in ons land, maar nu worden deze bijeengebracht in één mars tegen het neoliberalisme. LSP onderschrijft deze actie. 

    De open aderen van Latijns-Amerika, eerst was er het koloniaal imperialisme, daarna het interventionistische imperialisme van de Verenigde Staten en het IMF (Internationaal Monetair Fonds).

    Tussen kogels en bloed veranderden ze Chili in een neoliberaal laboratorium, een gedroomd model voor de eigenaars van kapitaal, ze privatiseerden alles van het land tot het water, reduceerden het beeld van de staat als garantie voor sociale rechten tot een onderdanige staat. De vakbonden werden ontbonden en natuurlijke bronnen werden verkocht aan de hoogste bieder. Het bbp (bruto binnenlands product) steeg, maar ook de niveaus van ongelijkheid en uitbuiting.

    Ze schilderden het af als een rolmodel, een voorbeeld voor de rest van het continent. Sommigen vielen in deze val, andere landen verzetten zich nog steeds. De waarheid is dat de onzichtbare hand nooit werkte, het heeft alleen de rijken rijker gemaakt en de armen armer.

    De gebeurtenissen van de sociale mobilisatie die de afgelopen tijd plaats vinden, zowel in Chili als in andere Latijns-Amerikaanse landen en in de wereld, tonen een diepe onvrede tussen burgers en de instellingen die hen regeren in dit neoliberale systeem. Chili, Colombia, Ecuador, Brazilië, Frankrijk, Libanon, Argentinië, Perú, … Wat hebben deze landen allemaal gemeen?

    Een diepe onvrede met het heersende systeem. Een opleiding van slechte kwaliteit voor een veel te hoge prijs, slechte kwaliteit van gezondheid, ellendige pensioenen en hoge werkloosheid zijn aanwijzingen dat er een duidelijke slijtage is in de manier waarop macht wordt verdeeld in onze samenleving van de 21ste eeuw. We kunnen vaststellen dat er een globale samenleving is die niet langer bereid is om misbruik en repressie van instellingen die al tientallen of zelfs eeuwen macht hebben te blijven tolereren. Het model waardoor een minderheid van mensen het grootste deel van de middelen bezit loopt ten einde. Dit proces gebeurd vaak op een heel agressieve manier en met veel repressie, maar ze hebben al zoveel weggenomen van de mensen dat ze ook hun angst hebben weggenomen.

    Vandaag heeft de liberale dreiging Europa al bereikt en dreigen ze de sociale rechten en garanties te vernietigen waar arbeiders eeuwen lang voor hebben gevochten.

    Facebook evenement

  • Dossier. Een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika

    obamacastro [dropcap]D[/dropcap]e historische ontmoeting tussen Barack Obama en Raul Castro, politieke en economische onrust in Venezuela, het stilvallen van de hervormingen in Bolivia en de crisis in Brazilië zijn uitdrukkingen van een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika. Er is ook een hernieuwde strijd van de werkenden en onderdrukten in deze nieuwe, instabiele periode. Een dossier door Tony Saunois.

    Latijns-Amerika komt in een nieuwe fase van economische crisis alsook politieke en sociale onrust. De grote verwachtingen in de radicale hervormingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador werden gevolgd door ontgoocheling en crisis. De verklaringen van Hugo Chavez en Evo Morales die een overgang naar het socialisme beloofden, gingen niet gepaard met maatregelen om met het kapitalisme te breken en te starten aan de opbouw van een socialistisch alternatief. Het zette de deur open voor een intrekking van de hervormingen die ze aangevat hadden en voor economische en sociale desintegratie.

    Landen zoals Brazilië en Chili die geleid werden door zogenaamde ‘centrumlinkse’ regeringen onder leiding van Lula en nu Dilma Rousseff in Brazilië en Michelle Bachelet in Chili, komen eveneens in een nieuwe fase van crisis. Een nooit gezien niveau van corruptie en politieke crisis is kenmerkend voor de hele regio, van Mexico in het noorden tot Argentinië in het zuiden.

    Gedurende meer dan tien jaar kende het continent een snelle groei en economische uitbreiding. Het vooruitzicht dat Brazilië en Argentinië de ‘eerste wereld’ zouden vervoegen, werd door de heersers in deze landen naar voor geschoven. De middenklasse werd groter en de levensstandaard van veel werkenden ging erop vooruit. Zelfs de armsten kenden zeker in Brazilië vooruitgang. Het maakte dat vele analisten meegingen in het perspectief dat deze landen tot de ‘eerste wereld’ zouden toetreden. Gedurende meer dan tien jaar kende Argentinië een jaarlijkse groei van telkens 5 tot 7%.

    In een aantal gevallen liet deze groei de centrumlinkse regeringen toe om een aantal hervormingen door te voeren en de levensstandaard van werkenden te verhogen. Maar zelfs in deze periode van sterke groei, bleven miljoenen mensen achter in armoede. De groei is nu tot stilstand gekomen. Eerder werd de groei mogelijk door de stijgende grondstoffenprijzen en de export naar China. Olie, gas, koper, soja en andere grondstoffen die in overvloed voorkomen in Latijns-Amerika vonden een gretige afzetmarkt in China. In Chili is er veel koper, maar liefst 40% van de export ervan gaat naar China. De prijs van koper verviervoudigde de afgelopen jaren tot 4 dollar per pond. Een gelijkaardig verhaal zagen we bij olie en andere grondstoffen.

    De vertraging van de Chinese economie heeft de export van grondstoffen eveneens snel doen vertragen. De prijzen kenden een forse daling. Dit heeft een vernietigend effect, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak. De tijden van sterke economische groei en het vooruitzicht dat landen als Brazilië bij de club van de ‘eerste wereld’ zouden aansluiten, behoren tot het verleden. De Braziliaanse economie zal dit jaar wellicht voor het tweede jaar op rij een negatieve groei kennen, mogelijk met tot 1% dit jaar. Het is de sterkste economische achteruitgang sinds 1932. Argentinië kent eveneens een diepe economische recessie en in Chili is de economie sterk vertraagd.

    De afhankelijkheid van de export van grondstoffen tijdens de periode van groei leidde tot een desindustrialisering van deze landen, waardoor ze uiteindelijk verzwakt uit deze periode komen. Wij hebben daar de voorbije jaren al meermaals op gewezen. Het aandeel van de industrie in de Latijns-Amerikaanse economie is de afgelopen tien jaar fors afgenomen. Eerder nam het belang van de export van grondstoffen af van 52% begin jaren 1980 tot 27% in de jaren 1990. Nadien nam het opnieuw toe tot meer dan 50%. Grondstoffen zijn goed voor 60% van de Braziliaanse export. Olie is goed voor 96% van de Venezolaanse inkomsten uit export. De Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika heeft volgens de analist Dani Rodrik van Harvard geleid tot een “premature desindustrialisering”.

    Het feit dat de nieuwe periode van crisis het continent in zijn greep houdt terwijl linkse of centrumlinkse regeringen aan de macht zijn, leidt tot heel wat verwarring onder de Latijns-Amerikaanse linkerzijde. Het werpt vragen op zoals die of het continent nu naar rechts aan het opschuiven is. De traditionele rechtse krachten proberen de situatie op populistische wijze aan te grijpen om zichzelf te versterken. Dit wordt versterkt door de dreiging van kapitalistisch herstel in Cuba. In The Guardian stelde Jonathan Watts volgende vraag: “Schandalen, protest, zwakke groei: is de Latijns-Amerikaanse linkerzijde op de terugtocht?” (22 maart). Hij concludeerde: “Het algemene beeld is niet zo rooskleurig als tien jaar geleden, maar het is nog niet voorbij”.

    Regeringen zoals die van Lula/Roussef in Brazilië of Christina Kirchner in Argentinië hebben geen links beleid gevoerd. Ze hebben een pro-kapitalistische koers gevaren waarbij aanvankelijk enkele beperkte toegevingen werden gedaan. In Venezuela heeft Chavez, en zeker zijn opvolger Maduro, net zoals Morales in Bolivia een prijs betaald voor het feit dat geen breuk met het kapitalisme werd gemaakt. Er waren belangrijke en positieve hervormingen, maar ook die zijn nu opnieuw bedreigd. Deze regeringen hebben de afgelopen periode meer nadruk gelegd op een pro-kapitalistisch beleid, ze maakten een scherpe bocht naar rechts.

    Enorme corruptie in Brazilië

    De aanhoudende woede en het ongenoegen heeft ruimte gegeven aan enkele traditionele rechtse partijen om via populistische acties en campagnes een grotere steun te vinden. Dit is geen uitdrukking van een bocht naar rechts in de samenleving. Het is de afwezigheid van een sterk en massaal socialistisch alternatief die ruimte liet aan de populistische rechterzijde om zich te beroepen op het vacuüm dat is ontstaan. Dit blijkt vooral heel scherp uit de enorme crisis die in Brazilië is ontstaan.

    Brazilië kent verschillende crises, die mogelijk kunnen samenkomen in een ‘perfecte storm’ met een massale en nooit geziene sociale en politieke onrust. Het zal heel wat kansen bieden voor opkomende socialistische krachten zoals PSOL (Partido Socialismo e Liberadade) of de beweging van daklozen MTST (Movimento dos Trabalhadores Sem Teto) om een socialistisch alternatief naar voor te schuiven. De economische crisis leidt tot afdankingen, besparingen en aanvallen op de werkende bevolking en de middenklasse. Het leidde eerder dit jaar al tot een golf van strijd. Personeel uit de publieke sector, leraars, arbeiders uit de automobielsector, metaalarbeiders, … gingen in staking en strijd. In Paraná was er een staking van onbepaalde duur door het personeel van de publieke sector waardoor de lokale overheid de besparingen moest intrekken. Arbeiders van Volkswagen en General Motors behaalden gedeeltelijke overwinningen in stakingen tegen afdankingen.

    Er is een bijzonder explosief corruptieschandaal rond Petrobas, het grote Braziliaanse oliebedrijf. Er werd tot 10 miljard dollar uitgedeeld aan bouwbedrijven en politici, vooral van de PT van Rousseff en Lula. Een manager slaagde erin om 100 miljoen dollar naar zichzelf door te schuiven en vervolgens in belastingparadijzen te plaatsen.

    Er werden al 133 mensen in vervolging gesteld, waaronder 33 leden van de PT. De financiële verantwoordelijke van de PT, João Vaccari, werd opgepakt en moest ontslag nemen. Meer dan 40 politici zijn betrokken in corruptieschandalen, onder hen beide parlementsvoorzitters. De grootste coalitiepartner van de PT weigerde recent om een wetsvoorstel te steunen omdat een leider van de partij niet werd beschermd tegen een onderzoek naar corruptie. De presidentiële campagne van Rousseff in 2010 kreeg naar verluidt meermaals steun vanuit verdacht hoek. Volgens de federale politie zijn er onderzoeken naar tien grote bouwbedrijven. Dit schandaal en de achtergrond van economische en sociale crisis zorgen voor een val van het vertrouwen in het politieke stelsel en de kaste die aan het hoofd ervan staat.

    Er is verder een aanhoudende periode van droogte die in het zuiden van het land, onder meer in São Paulo, verregaande gevolgen heeft. De rantsoenering van water heeft gevolgen voor miljoenen mensen en kan leiden tot een grote humanitaire ramp in een van de grootste stedelijke centra ter wereld. Het belangrijkste waterreservoir dat São Paulo bedient, stond in 2014 op een capaciteit van 39%. Dat is nu gedaald tot 19,4% – zelfs indien het ‘volume morto’ (de noodvoorraad die slechts na een speciale procedure kan gebruikt worden) in rekening wordt gebracht.

    Nieuwe golf van strijd

    Deze situatie is het directe gevolg van de privatisering en de ontbossing. Een gebrek aan investeringen in infrastructuur zorgt ervoor dat tot 30% van het water in São Paulo verloren zou gaan in lekken. Het versterkt de crisis die er al lang zat aan te komen. De federale of regionale regeringen hebben er niets aan gedaan en de geprivatiseerde waterbedrijven al helemaal niet. Het zorgt voor protest en het kan een belangrijk thema worden in de komende maanden.

    Rousseff slaagde er nipt in om voor een tweede termijn verkozen te raken. De steun die ze geniet is wel in vrije val, van 25% tot 13% op enkele maanden tijd en het laagste niveau sinds de massabeweging tegen de voormalige president Fernando Collor de Mello. Die werd in 1992 door de bevolking uitgespuwd en vervolgd wegens corruptie. De traditionele rechtse pro-kapitalistische PSDB (Partido da Social Democracia Brasileira) gebruikte de recente ontwikkelingen op populistische wijze om de afzetting van Rousseff te eisen. Er volgden grote acties, vooral van de middenklasse. Velen op de acties waren geen traditionele rechtse aanhangers, maar mensen die gewoon woedend zijn, in het bijzonder omwille van de corruptie.

    De PT en de regering probeerden hierop hun traditionele achterban te mobiliseren. Het leidt tot enorme verwarring, brede lagen van de bevolking zijn niet bereid om de PT-leiders te steunen. Mede door het werk van LSR (Liberdade Socialismo e Revolução, onze Braziliaanse zusterorganisatie) zijn er ook acties die sociale hervormingen eisen en ingaan tegen zowel de regering als de rechterzijde. Op 15 april was er in São Paulo een actie van de MTST en PSOL, waar ook de vakbondsfederatie CSP-Conlutas aan deelnam, met tot 30.000 aanwezigen. De druk van onderuit zorgde ervoor dat ook de officiële vakbondsfederatie CUT uiteindelijk de actie moest steunen en overging tot een nationale actiedag met ook acties en stakingen in Porto Alegre, Recife en vele andere steden.

    Het idee van een algemene 24-urenstaking dat al enige tijd door LSR naar voor wordt gebracht, begint nu opgenomen te worden. CSP-Conlutas stelt terecht dat er een datum voor deze stakingsdag moet komen. De CUT staat voor het eerst sinds jaren onder druk om effectief over te gaan tot een algemene staking. De ontwikkelingen in Brazilië, de economische en politieke reus van het continent, zullen ongetwijfeld een grote impact hebben op de rest van het continent. Zeker indien PSOL en sociale bewegingen als MTST erin slagen om sterke socialistische krachten uit te bouwen als alternatief op zowel de regering als de rechtse oppositie.

    Argentinië wordt gekenmerkt door een vernietigende economische crisis. Kirchner voerde een pro-kapitalistisch binnenlands beleid, maar ging wel in conflict met de internationale imperialistische belangen. Ze verrijkte zichzelf en is vandaag 20 keer zo rijk als in 2003. De electorale groei van de trotskistische alliantie FIT (Frente de Izquierda y de los Trabajadores) weerlegt het idee dat het continent naar rechts opschuift. Maar het succes van de FIT stelt wel nieuwe uitdagingen. Zal de alliantie erin slagen om op het succes verder te bouwen en ook delen van de voormalige aanhangers van de Peronistische vakbonden te betrekken in de opbouw van een bredere arbeiderspartij?

    Chili was het voorbeeldland voor het continent, maar ook Chili wordt getroffen door de crisis. De economie vertraagt er als gevolg van de dalende koperprijzen en de afname van de export naar China. Michelle Bachelet en haar ‘Nieuwe Meerderheid’ voerden campagne met de belofte van hervormingen, maar na de verkiezingen kwam daar niets van in huis. Het verlies aan autoriteit van de gevestigde partijen bleek in de verkiezingen van 2013. Amper 41% van de kiezers ging effectief stemmen. Er was tegelijk een grote jongerenrevolte en het begin van een nieuwe golf van strijd van de werkenden en gewelddadige confrontaties van onder meer de Mapuche bevolking.

    Venezolaanse regime onder druk

    De dreiging van de rechtse MUD (Mesa de la Unidad Democrática) voor de regering-Maduro is reëel. De leiding van Henrique Capriles neemt een bijzonder populistische benadering aan om in te spelen op het ongenoegen als gevolg van de economische situatie. Maduro verwijst wel naar socialisme, maar schoof sterk naar rechts op om het kapitalisme gerust te stellen. De rechterzijde en het VS-imperialisme nemen er evenwel geen genoegen mee, ze blijven opkomen voor een volledige nederlaag van deze regering.

    De bocht naar rechts blijkt onder meer in het nieuwe bestuur van het oliebedrijf PDVSA onder leiding van Eulogio del Pino. De private aandeelhouders, een minderheid in het oliebedrijf, kregen een grotere invloed. De werknemers van PDVSA moeten niet langer een rood t-shirt dragen en de door de overheid aangestelde bestuurders zijn aan de kant geschoven.

    De economische ramp in het land werd versterkt door de val van de olieprijzen. Dit jaar zou de economie met 5% krimpen nadat het vorig jaar ook al een negatieve groei van 4% kende. Er is een tekort aan zowat alles. Volgens schattingen zijn een op de drie basisgoederen niet beschikbaar, het gaat onder meer om voedsel, medicijnen en kledij. Er zijn prikborden waar mensen aan ruilhandel doen, bijvoorbeeld toiletpapier ruilen voor wasmiddel. Venezuela kent de hoogste inflatiecijfers ter wereld met ongeveer 70%.

    Dit ondermijnt de steun voor de regering. De tekorten zijn deels het gevolg van speculatie en de pogingen van de kapitalisten om het land te destabiliseren. Maar ze zijn ook het gevolg van de bureaucratische top-down aanpak van het regime. De hervormingen van Chavez worden hierdoor ondermijnd. Het gezondheidssysteem is in crisis, van de 45.000 bedden in publieke ziekenhuizen kunnen er slechts 16.000 effectief gebruikt worden. De rest worden niet gebruikt wegens tekorten.

    De steun voor Maduro is volgens peilingen onder de 30% gezakt. Wij waarschuwden er eerder al voor dat dit het resultaat is van de impasse als gevolg van het feit dat niet gebroken werd met het kapitalisme. Er kwam geen nationalisatie van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer. De impasse opent de weg voor ontgoocheling, waar de rechtse MUD op kan inspelen.

    Voorheen kreeg Venezuela leningen van China in ruil voor olie. De afname van de oliereserve heeft geleid tot vertragingen in de olieleveringen en een gedeeltelijk falen in de terugbetaling van de schulden aan China. Tegen de achtergrond van een diepere crisis is het niet uitgesloten dat zelfs Maduro radicalere maatregelen neemt waarbij tegen de kapitalistische belangen wordt ingegaan. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief, maar het is niet uitgesloten.

    Het einde van het embargo tegen Cuba

    Begin dit jaar kondigden de Amerikaanse president Barack Obama en de Cubaanse president Raul Castro een reeks historische akkoorden aan. Het leidde tot een herstel van diplomatieke betrekkingen tussen de twee landen, een verzachting van de reisbeperkingen en de eerste stappen in de richting van een afbouw van het handelsembargo dat van kracht is sinds de revolutie van 1959/60. Er was al een vrijlating van gevangenen, waaronder Amerikaanse onderdanen, door Cuba en ook van Cubanen die in de VS werden vastgehouden.

    Het wijst op een keerpunt in het beleid van het VS-imperialisme ten aanzien van Cuba. Deze bocht werd versterkt in de gesprekken tussen Obama en Castro tijdens de recente Amerikaanse Top in Panama. Voor het Cubaanse regime wijst dit op een verdere stap in de richting van kapitalistisch herstel, een proces dat al jarenlang bezig is. De aankondigingen in Panama waren het resultaat van geheime onderhandelingen tussen beide regeringen. Deze onderhandelingen waren al enkele jaren bezig in Canada. De rechtse regering van Canada en ook de paus speelden er een rol in.

    Obama erkende: “Je kan niet meer dan 50 jaar hetzelfde doen en toch een ander resultaat verwachten.” De Europese en Canadese heersende klassen, maar ook het grootste deel van het Latijns-Amerikaanse kapitalisme, kozen voor een andere aanpak die nu ook door Obama wordt gedeeld. Raul Castro prees Obama en stelde dat hij de Nobelprijs voor de Vrede moet krijgen. Dat de huidige VS-president meer aanvallen met drones in Afghanistan en het Midden-Oosten uitvoerde dan George Bush, leek Castro te ontgaan.

    Sinds de Cubaanse revolutie heeft het VS-imperialisme een strikt embargo opgelegd tegen Cuba en werden verschillende pogingen ondernomen om het regime omver te werpen en het kapitalisme te herstellen. In 1961 was er zelfs een gewapende interventie daartoe. Ondanks de verregaande gevolgen van het embargo, heeft de VS-aanpak gefaald. Dat kwam vooral door de brede steun voor de revolutie in Cuba. In de VS werd de harde koers mee in de hand gewerkt uit electorale overwegingen, meer bepaald onder de Cubaanse vluchtelingen in Miami.

    Het VS-imperialisme kiest nu voor een nieuw beleid waarbij het embargo kan verdwijnen. De dreiging van kapitalistisch herstel in een geïsoleerde arbeidersstaat kan niet alleen voortkomen uit de dreiging van een militaire interventie. Zoals Leon Trotski waarschuwde met betrekking tot de voormalige Sovjet-Unie kan de dreiging ook komen in de vorm van “goedkope producten in de goederentrein van het imperialisme.” Het doel van het VS-imperialisme blijft hetzelfde, maar er wordt voor een andere weg gekozen om dit te bereiken. Door de Cubaanse economie te overspoelen met goederen en investeringen hoopt de VS het kapitalisme volledig te herstellen.

    Verworvenheden uit het verleden op de helling

    De koerswijziging van de VS werd mee mogelijk door de verandering van het beeld van de nieuwe generatie binnen de gemeenschap van Cubaanse vluchtelingen in de VS. De vorige generaties hielden sterk vast aan een embargo en een openlijke strijd tegen het regime. Volgens sommige peilingen zouden 52% van de Cubanen in de VS vandaag voorstander zijn van het beëindigen van het embargo. Delen van de kapitalistische klasse, zoals suikermagnaat Alfy Fanjul, spraken zich openlijk uit voor het einde van het embargo. Zij kijken uit naar de vooruitzichten van nieuwe markten in een kapitalistisch Cuba.

    Veel Cubanen zijn afhankelijk van financiële steun die ze van familieleden in de VS krijgen. Naar schatting 62% van de Cubaanse gezinnen krijgt steun van buitenaf. Volgens sommige schattingen zouden deze bijdragen zelfs goed zijn voor maar liefst 90% van de distributiemarkt. De harde economische situatie is rampzalig voor de massa’s. De belangrijke sociale verworvenheden als gevolg van de omverwerping van het kapitalisme worden ondermijnd. De steun voor de revolutie en de vijandigheid tegenover het kapitalisme en het VS-imperialisme zorgden ervoor dat het Cubaanse regime de geplande economie en het bureaucratische regime tegen de stroom in kon behouden doorheen de jaren 1990 (de ‘speciale periode’). De waarde van de lonen in Cuba zou nu nog slechts 28% van de waarde voor de val van de Sovjetunie bedragen.

    Het regime en de planeconomie hielden stand ondanks de golf van het vrijemarktkapitalisme op wereldvlak. Het regime hield zich politiek in stand en gebruikte het VS-embargo om de afkeer tegen het imperialisme te versterken. Toen Chavez aan de macht kwam in Venezuela was er wat ademruimte in de vorm van goedkope olie. Dit wordt nu bedreigd als gevolg van de dalende olieprijzen en de crisis van de regering-Maduro. Het gebrek aan echte arbeiderscontrole en –democratie zorgt samen met het bijhorend bureaucratisch wanbeheer en corruptie voor een versterking van de economische en sociale crisis.

    De revolutionaire ontwikkelingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador begin deze eeuw zorgden ervoor dat Cuba uit het isolement kon geraken. Een echte arbeidersdemocratie zou deze kans gegrepen hebben om stappen te zetten in de richting van een vrijwillige socialistische federatie van deze landen. Het zou de mogelijkheid geboden hebben om tot economische samenwerking en planning over te gaan en de rest van de werkende bevolking van Latijns-Amerika mee te trekken in een alternatief op het kapitalisme. Deze kans werd niet gegrepen, de crisis die nu al deze landen treft zorgt ervoor dat de massa’s hier de prijs voor zullen betalen.

    Jammer genoeg hebben noch het Cubaanse regime noch de reformistische regimes van Morales, Chavez of Rafael Correa (uit Ecuador) stappen in deze richting gezet. De laatste drie bleven vastzitten in het kapitalistische kader. Het Cubaanse regime voerde een reeks maatregelen die de weg naar kapitalistische herstel openen. De ontwikkelingen van de afgelopen periode wijzen erop dat het proces verder deze richting uitgaat.

    Een bruggenhoofd voor het kapitalisme

    Het afzwakken van de reisbeperkingen moet zeker verwelkomd worden, maar andere maatregelen bedreigen de overblijvende verworvenheden van de revolutie. De nieuwe arbeidswet vormt een aanval op de arbeidsvoorwaarden. De pensioenleeftijd werd in 2008 al met vijf jaar verhoogd. De invoering van een ‘dubbele munt’ waarbij sommige werkenden in dollars betaald worden, heeft de ongelijkheid versterkt. Het regime voerde een ‘omwisselbare peso’ (CUC) in die aan de dollar werd vast geklonken en gebruikt wordt in de toeristische sector en voor de import. Lokale producten gebruiken de lokale peso (CUP) waarvan er nu al 25 nodig zijn voor 1 CUC. De regering kondigde aan dat de dubbele munt zal verdwijnen, maar voorlopig bleef het bij woorden.

    De dubbele munt versterkt de zwarte markt. De regering wil bovendien een miljoen werkenden uit de publieke sector halen om duizenden kleine en middelgrote bedrijven (“cuentapropistas”) op te zetten. Er zijn al 500.000 toelatingen voor dergelijke bedrijven. Het gaat vooral om kleine bedrijven zoals restaurants. Het aantal personeelsleden in de private sector nam sinds 2007 toe van ongeveer 140.000 tot 400.000. Dat is een opmerkelijke stijging maar het blijft slechts een minderheid van het totale aantal werkenden dat vijf miljoen bedraagt.

    Er is in de toeristische sector een bruggenhoofd voor kapitalistisch herstel gevestigd. Deze sector trok heel wat buitenlandse investeringen uit Europa, Canada, Brazilië en recent ook uit China aan. Prostitutie werd na de revolutie uit de samenleving verbannen maar is nu terug op de straten van Havana, zeker in de toeristische gebieden.

    Er zijn speciale vrijhandelszones geopend, zoals de nieuwe haveninfrastructuur aan de baai van Mariel gefinancierd door investeringen uit Brazilië en Singapore. Er wordt hier geïnvesteerd met het oog op een einde van het Amerikaanse handelsembargo en de uitbreiding van het kanaal van Panama en de opening van het nieuwe vanuit China gefinancierde kanaal in Nicaragua. Investeerders krijgen contracten van 50 jaar in plaats van de gebruikelijke 25-jarige contracten. Investeerders hebben 100% bezit van de infrastructuur. Ze moeten geen lokale belastingen betalen en worden tien jaar vrijgesteld van de belasting van 12% op de winsten.

    Ondanks deze maatregelen moeten kapitalistische investeerders nog steeds onderhandelen met de regering of de staatsbedrijven. Het Cubaanse regime hanteert nog steeds elementen van socialistische retoriek, deels is dit een uitdrukking van de steun die er nog altijd is voor de revolutie en dit zeker onder de oudere generatie, maar er wordt steeds vaker beroep gedaan op het nationalisme van José Marti, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Spaanse kolonisten.

    De jonge generaties wachten wanhopig op de nieuwe vrijheden van internet en de mogelijkheid om te reizen. Zij hebben niet zozeer de verworvenheden van de revolutie gekend, maar wel de ondermijning en uitholling van deze verworvenheden met economische en sociale crisis alsook de verstikkende bureaucratie. De komst van goedkope goederen kan aanvankelijk een aantrekkingskracht uitoefenen, maar de realiteit van het leven in een kapitalistische samenleving zal eveneens gauw duidelijk worden.

    Deze ontwikkelingen vormen een belangrijke stap in de richting van een herinvoering van het kapitalisme. Dit is al bezig in enkele sectoren, ook al gebeurt het onder toezicht van de overheid. De staat oefent nog steeds een sterke controle uit en kan op bepaalde ogenblikken de contrahervormingen terugdraaien. Randal C Archibold haald eeen Amerikaanse advocaat aan die advies geeft aan investeerders in Cuba: “Wat gebeurt er indien het kapitaal naar daar gaat en Cuba van koers verandert? Je weet nooit of de Cubanen van standpunt kunnen veraderen. Er zijn heel wat onzekerheden omdat dit een volledig nieuwe ontwikkeling is.” (New York Times 9 april).

    De overgang naar een volledig kapitalistisch herstel zal niet rechtlijnig verlopen. Delen van het regime zien deze ontwikkeling ook niet zitten. Zo verklaarde Maiela Castro, de dochter van Raul, in januari: “De Cubaanse bevolking wil geen terugkeer naar het kapitalisme.” Op dit ogenblik zijn de sleutelsectoren van de economie nog niet geprivatiseerd of verkocht aan buitenlandse kapitalisten. De komst van Mastercard en Netflix is opmerkelijk maar blijft grotendeels symbolisch.

    Crisis en verzet

    Voor socialisten en de werkende klasse vormen de maatregelen in de richting van kapitalistisch herstel een stap achteruit. Het ondermijnt de verworvenheden van de Cubaanse revolutie voor de massa’s. Het zal uiteindelijk door de heersende klasse, zeker in Latijns-Amerika, gebruikt worden om het idee van socialisme als alternatief op het kapitalisme te discrediteren. Maar dit zal niet dezelfde effecten hebben als het ideologische offensief tegen het socialisme na de val van de voormalige stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa in 1989/90.

    Er opent zich een nieuwe fase van kapitalistische crisis en arbeidersstrijd doorheen de wereld. De arbeidersklasse heeft de afgelopen 25 jaar de ‘suprematie van de vrije markt’ ondergaan en begint de strijd ertegen te voeren. Het opheffen van het embargo tegen Cuba is een nederlaag voor het vroegere beleid van het VS-imperialisme in de pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen. Het zal Cuba de mogelijkheid bieden om handel te drijven op de wereldmarkt.

    Zonder een echte arbeidersdemocratie dreigt dit de ontwikkeling van kapitalistisch herstel te versnellen. Een staatsmonopolie op buitenlandse handel, onder democratische controle van een arbeidersdemocratie is essentieel om deze dreiging af te wenden. Tegen de achtergrond van een nieuwe internationale kapitalistische crisis is het mogelijk dat de stappen naar kapitalistisch herstel beperkt blijven. Het is mogelijk dat Cuba een langere tijd een gemengde of hybride situatie kent.

    Aanvankelijk zullen verworvenheden van de revolutie op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs mogelijk behouden blijven, zelfs al gaan ook deze gebukt onder een gebrek aan investeringen. Er blijven heel wat obstakels en er zal ongetwijfeld verzet zijn als de realiteit van kapitalistisch herstel duidelijk wordt. Delen van de bevolking zijn bang voor het verdwijnen van de verworvenheden van de revolutie en vrezen dat het land een nieuw Puerto Rico kan worden. Er is verzet nodig tegen het kapitalistisch herstel waarbij dit verzet gekoppeld wordt aan de strijd voor arbeidersdemocratie en een geplande economie.

    In Latijns-Amerika is er nood aan een massaal socialistisch alternatief. Daarbij moeten we de beperkingen van de radicale reformistische maatregelen en bureaucratische methoden in Venezuela, Bolivia en Ecuador erkennen. Deze landen bleven gevangen zitten in het kapitalisme. De opportunistische populistische mobilisaties van de rechterzijde in Brazilië, Venezuela en andere landen tonen de dringendheid van een sterke socialistische beweging. Er is een nieuwe fase in de crisis en de strijd doorheen het continent. De arbeidersklasse en de revolutionaire socialisten moeten daarin bouwen aan een strijdbaar socialistisch alternatief.

     

     

     

  • ‘De wereldsituatie en taken van het CWI’ – Deel 5 / Slot

    Begin december vond een internationale bijeenkomst van het CWI plaats. Dit International Executive Committee (IEC) vormt de leiding die wordt verkozen op de vierjaarlijkse wereldcongressen. In het kader van de bijeenkomst werd een uitgebreide perspectieventekst opgemaakt en bediscussieerd. We publiceren een vertaling van de tekst zoals die werd aangepast en gestemd. Vandaag het derde deel.

    Volledige tekst

    Latijns Amerika – de dagen van economisch hoogtij zijn voorbij, een nieuwe fase in de klassenstrijd

    De dagen dat de economie hoogtij vierde in Latijns Amerika zijn voorbij. De export van grondstoffen, vooral voor de Chinese markt, biedt niet meer de stimulansen die het eerder bood. Het IMF verlaagde de groeivoorspelling voor de regio voor 2013 reeds naar 2,7%, de slechtste prestatie sinds 2008. De voorbije 10 jaar hebben de hoge prijzen op de grondstoffenmarkt de wind in de zeilen gegeven aan de machthebbers op het continent. De hoge economische groei in Latijns Amerika heeft hen in staat gesteld meer uit te geven aan sociale programma’s, wat er in landen zoals Brazilië voor zorgde dat miljoenen uit de armoede verlost werden, en een “nieuwe middenklasse” gingen vormen. Op die basis konden de politieke leiders hun uitverkoren opvolgers laten verkiezen. De politieke en economische toekomst is echter onzeker.

    Na de massabeweging in Brazilië, waarvan de gevolgen nog steeds voelbaar zijn, is het zelfs niet meer zeker dat president Dilma Rousseff nog zal herverkozen raken. Dit zou een ramp zijn voor de Arbeiderspartij (PT) die Brazilië de voorbije 11 jaar heeft bestuurd. Er bestaat grote woede over de regeringsbeslissing om olieconcessies buiten de Braziliaanse kust te verkopen, vooral de vakbonden liggen dwars. Aan de ene kant maakte Dilma de grap dat toen ze het Witte Huis wou informeren over het feit dat ze, uit protest tegen het afluisteren van haar telefoon, een gepland staatsbezoek niet zou laten doorgaan, ze dit deed via een email aan zichzelf. Aan de andere kant gaf ze wel toe aan de druk van imperialistische bedrijven die de grondstoffen in Brazilië willen blijven plunderen.

    De Chileense verkiezingen zijn geëindigd met een voorspelbare overwinning voor Michelle Bachelet. Dit wil niet zeggen dat de zaken gewoon onveranderd verder zullen gaan. De periode voor de verkiezingscampagne werd gekenmerkt door massabetogingen en groot protest, vooral door jongeren. Honderdduizenden jongeren protesteerden ook door niet te stemmen, omdat er geen duidelijk verschil is tussen de programma’s van de grootste partijen. De bewegingen werden geconfronteerd met repressie door politie en de staat. Onze kameraden waren succesvol met hun tussenkomsten in deze beweging, waarmee beperkte maar belangrijke successen werden geboekt, na een lange periode van schijnbare sociale rust en een relatief isolement van onze krachten.

    De opkomst van Marcel Claude en zijn campagne “Todas a La Moneda” tijdens de verkiezingen is zeer belangrijk. Het CWI speelde een correcte rol in deze campagne. Onze leden zijn tussengekomen om te argumenteren voor een socialistisch programma. Ze hebben samen met groepen zoals de vakbond van bankbedienden en anderen bijgedragen aan de opbouw van een arbeidersfront in deze beweging, dit front kan een embryo zijn van de eerste stappen naar de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij.

    De patstelling lijkt doorbroken te zijn nu de export van koper naar China sterk afgenomen is, wat betekent dat de burgerij Chili niet langer als een voorbeeld van economisch succes in Latijns-Amerika kan voorstellen. Chili is de belangrijkste producent van koper ter wereld en die sector vertegenwoordigt 15% van het BBP van het land, 20% van de overheidsinkomsten en 60% van de export. Een nieuw tijdperk dient zich aan, met nieuwe mogelijkheden voor onze organisatie.

    In Venezuela, waar een kleine groep kameraden op moedige wijze voor lange tijd tegen de stroom heeft moeten ingaan, staan we voor nieuwe mogelijkheden nu Chavez’ vervanger Nicolás Maduro geconfronteerd wordt met de moeilijke economische situatie die hij van zijn voorganger geërfd heeft. De nieuwe president kreeg heel wat tegenstand bij zijn voorstel om een “economische oorlog” te voeren tegen corruptie, een oorlog die hij, naar eigen zeggen, enkel kan voeren wanneer hij als president een bijna onbeperkte macht zou krijgen. Deze machtsconcentratie wordt voorgesteld als een noodzakelijke maatregel om de samenzwering van de burgerij te bezweren, een samenzwering die ongetwijfeld effectief plaatsvindt. Maar een dergelijke maatregel kan enkel gerechtvaardigd zijn wanneer Maduro effectief de weg naar het socialisme zou willen opgaan, veel verder dus dan Chavez zelf. Er is weinig kans dat dit pad gekozen zal worden, gelet op de tegenstellingen binnen het regime. Er bestaat waarschijnlijk nog een heel ruime steun voor het regime, op basis van de erfenis van Chavez. Maar tegenover de hyperinflatie, chaos in de winkels door het gebrek aan basisbehoeften, verdeeldheid binnen de regerende partij, zal er enkel chaos achterblijven. Een dergelijke situatie is onvermijdelijk als er slechts halve maatregelen worden genomen, een politiek waaraan Chavez zich jammer genoeg schuldig maakte. Het is mogelijk dat rechts een comeback zal maken, maar het is ook niet uitgesloten dat Maduro door de situatie verder naar links zal worden gedreven, naar een programma van veel verdergaande nationalisatie van de industrieën.

    Het regime van Chavez is een belangrijke steunbasis geweest voor het Cubaanse regime. In Cuba heeft het regime enkele belangrijke stappen gezet op de weg naar de herinvoering van het kapitalisme. Massa-ontslagen bij ambtenaren, arbeidsmarkthervormingen, het toestaan van kleine private ondernemingen in bepaalde sectoren, de “dollarisering” van de toeristische sector en het invoeren van een aantal “vrije economische zones” zijn allen stappen richting een kapitalistische hervorming. Echter, het proces is nog niet voltooid. Sommige van de zogenaamde “hervormingen” zijn uitgesteld, of soms zelfs volledig omgekeerd, en in de sleutelsectoren van de economie blijft de rol van staatscontrole fundamenteel. Het Amerikaanse beleid van ‘regimeverandering’ voor Cuba is qua vorm veranderd, maar niet qua inhoud. De economische blokkade sinds 1962 heeft de situatie verslechterd. De VS-regering blijft de rechtse pro-kapitalistische Cubaanse oppositiegroepen financieren, wat regelrecht ingaat tegen de soevereiniteit van Cuba en dat bovenop andere vijandige acties.

    Bij de oudere generatie is er nog steeds een krachtige loyauteit tegenover de verworvenheden van de revolutie. Bij jongeren is er echter een verlangen naar meer openheid en verandering, vooral dan voor de toegang tot internet, reizen en andere democratische eisen. De dreiging van de terugkeer van de elites in ballingschap in Miami, die bij een terugkeer hun deel zouden opeisen van de genationaliseerde sectoren van de economie en de bureaucratie zouden willen verdrijven, is een belangrijk element in het vertragen en tot nog toe het verhinderen van een volledige herinvoering van het kapitalisme. Het is waarschijnlijk dat het regime in de komende periode verder zal gaan met zigzaggen tussen deze twee tegenstrijdige processen: enerzijds stappen naar de herinvoering van het kapitalisme, anderzijds pogingen om de gecentraliseerde planeconomie te behouden. Deze tegenstelling heeft haar weerslag in de maatschappij en zelfs binnen de Cubaanse communistische partij. Wij verzetten ons tegen een mogelijke kapitalistische omvorming van Cuba. De nieuwe maatregelen vormen een harde aanval en gaan in tegen de rechten van de werkenden. In de publieke sector gaat de werkzekerheid verloren. In de snel groeiende private sector is er een gebrek aan effectieve bescherming tegen uitbuiting. Er is discriminatie op basis van ras, geslacht en seksuele geaardheid. Er is geen recht op collectieve onderhandelingen en het ziet er naar uit dat het er niet beter op zal worden.

    Het is onvoorstelbaar dat de centrale planning zo lang is blijven bestaan na de val de bondgenoten in de Sovjetunie. Het toont aan hoe diep de verworvenheden van de revolutie geworteld zitten in de maatschappij. Deze ontwikkelingen zorgden reeds voor heel wat discussie en debat in Cuba over welke weg voorwaarts, en het is belangrijk dat het CWI samen met de ontwikkelende socialistische oppositie in Cuba een programma ontwikkelt om hierin tussen te komen.

    Buiten de sociale strijd in Brazilië is de belangrijkste ontwikkeling in Latijns-Amerika ongetwijfeld het resultaat van trotskistisch links in de recente verkiezingen in Argentinië. Terwijl deze organisatie geen brede linkse partij is zoals de Europese voorbeelden als SYRIZA in Griekenland, de PRC in Italië of Die Linke in Duitsland, gaat het toch om een alliantie tussen verschillende trotskistische groeperingen. Zo’n alliantie veronderstelde een akkoord rond een politiek programma dat een zeker politiek compromis omvatte tussen de partijen die betrokken zijn. Het verkiezingsresultaat was een pijnlijke slag voor de zieke Peronistische president Christina Kirchner. De radicale linkse coalitie kreeg 1,3 miljoen stemmen, waarvan 400.000 alleen al in de hoofdstad Buenos Aires. Belangrijk is dat deze situatie op een proces duidt dat ook elders zal plaatsvinden. De crisis waarin Argentinië aan het begin van deze eeuw werd ondergedompeld heeft geresulteerd in een erg vijandige houding tegenover partijen en georganiseerde groepen. Maar de ervaring die massa’s sindsdien opdeden, heeft hen de cruciale noodzaak van georganiseerde strijd tegen het failliete Argentijnse kapitalisme aangetoond.

    Deze eeuw werd voorgesteld als de “Aziatische eeuw”. Dat beeld hangt natuurlijk samen met de opgang van China waarbij het de tweede grootste economische en industriële macht ter wereld werd, met het perspectief dat het qua omvang van het BBP in de komende tien jaar de VS zal voorbijsteken. We hebben recent heel wat artikels gewijd aan de ontwikkelingen in China. Daarom beperken we ons in deze verklaring tot enkele belangrijke elementen in de huidige situatie. Dit gigantisch grote land staat ontegensprekelijk op een scharniermoment, terwijl de heersende elite in het land intern verdeeld is over welke weg te nemen. De elite heeft een panische angst voor de economische, sociale en politieke gevolgen die een misstap zouden veroorzaken.

    Het resultaat van het ‘Derde Plenum’ in november 2013 werd warm verwelkomd door het wereldkapitalisme. Dit plenum bracht niet enkel een ‘radicale’ agenda van economische hervormingen maar ook een machtsverschuiving binnen het regime in de richting van centralisatie. Dit omvat ook een meer gepersonaliseerde ‘Bonapartistische’ vorm van heerschappij onder president en CCP-leider Xi Jingping. Xi concentreert zowat alle hefbomen van de regering in zijn eigen handen en neemt afstand van het model van ‘dictatuur doorheen comités’ met enige controle- en evenwichtsoefeningen. Dat was hoe sinds het tijdperk van Deng Xiaoping werd gewerkt. Xi neemt een groot risico, wat op zich wijst op de diepte van de crisis binnen de staat en de enorme sociale spanningen in de samenleving in het algemeen.

    Azië – Pakistan, Sri-Lanka, India, Maleisië en Australië

    Er vindt duidelijk een geanimeerde discussie plaats binnen de rangen van de zogenaamde Chinese Communistische Partij over het behoud van het status quo met hier en daar enkele lichte aanpassingen, een tactiek die op zich enorme risico’s in zich draagt. De leiding van het land kwam tussen met een aantal stimulerende maatregelen die er voor zorgden dat nog meer middelen naar infrastructuurwerken gingen, met een verder oplopende overheidsschuld als gevolg. Het lijkt erop dat dit een economische groei van 7,5% dit jaar kan verzekeren. Xi Jinping gebruikt semi-maoïstische terminologie in een poging de éénpartijstaat te verdedigen tegenover vragen naar democratische hervormingen, en om meer discipline door te voeren tot bij de meest perifere lagen van het staatsapparaat. Tegelijkertijd heeft hij zijn volle gewicht gegooid achter een aantal economische hervormingen die er kwamen onder druk van de reeds belangrijke “private sector” in het land en van het imperialisme. Op die manier werd gekozen voor de weg van de liberalisering en selectieve privatisering van staatsbedrijven die nog steeds de economie domineren.

    De contradicties stapelen zich echter op, en kunnen elk moment tot een uitbarsting leiden. Recente strijdbewegingen, inclusief stakingen, zijn een indicatie van de gespannen sociale situatie, evenals de “terroristische aanslag” op het Tiananmen Plein, dat leidde tot het ontslag van de generaal in de provincie Xinjiang. Een ander teken aan de wand is het voorstel dat Bo Xilai kreeg van één van zijn medestanders om zelf een partij op te richten met hemzelf als voorzitter. Het is onwaarschijnlijk dat dit zou gebeuren, maar het voorstel alleen is symptomatisch. We moeten onze krachten in Hong Kong en China verder blijven ondersteunen en ontwikkelen, zodat ze zich kunnen voorbereiden op de gebeurtenissen die zullen komen.

    In Azië hebben we een belangrijke basis in Sri Lanka, een aanwezigheid in India, een omvangrijke organisatie in Pakistan, een groeiende organisatie in Maleisië, en een belangrijke invloed in Australië.

    In Pakistan werden onze kameraden geconfronteerd met een extreem moeilijke situatie. De recente verkiezingen hebben de bestaande crisis in het land niet opgelost. Er is een toenemende “talibanisering” van de maatschappij en ook toenemend terrorisme door diverse groepen. De arbeidersklasse is in de huidige context niet in staat geweest een alternatief naar voren te brengen. Tegelijkertijd leven de Pakistanen in catastrofale economische omstandigheden, hetgeen een fundamenteel effect heeft op het dagelijks leven van de massa’s. Onze kameraden hebben de uitdaging onze krachten te consolideren, en voor te bereiden op een meer gunstige situatie in de toekomst.

    In Australiëzijn we in staat geweest een indrukwekkende organisatie met een sterke electorale basis te behouden, ondanks 23 jaar van economische groei op de rug van de Chinese groeicijfers. Australië kon in deze “recessie-vrije” periode haar bijnaam van “geluksland” opnieuw alle eer aan doen. Vandaag lijkt dat geluk waarschijnlijk op haar einde te komen, nu we merken dat de grondstoffenhetze, veroorzaakt door de export naar China, op haar laatste voeten loopt. Dit wil zeggen dat we naar een periode van verhoogde klassenstrijd gaan. De overwinning van de rechtse Liberals in de voorbije verkiezingen was deels te wijten aan een breuk binnen de Labor Party: de persoonlijke populariteitsscore van de liberale leider Abbott stond op -22. Een tweede element is dat de programma’s van de beide grote partijen onmogelijk van elkaar te onderscheiden waren. Bovendien voerde Abbott een schaamteloze rechtse campagnekoers over migratie. Een confrontatie tussen de regering en de arbeidersklasse, vooral de vakbonden, lijkt onafwendbaar. Er zullen zich mogelijkheden aandienen voor onze organisatie die voordien niet bestonden.

    Ook voor die andere Aziatische reus, India, is een nieuw tijdperk aangebroken door het sputteren van de economische motor. De economische groei is er gehalveerd van 10% naar 5%. De Indische munt heeft een serieus pak rammel gekregen, zoals ook in heel wat andere Aziatische landen gebeurde, omwille van de vrees van een volledig stilvallen van de economische groei door het stopzetten van de politiek van quantitative easing in de VS. Tegelijkertijd is geen enkel van de fundamentele problemen in India opgelost. Ondanks het image van het “Schitterende India” dat aan de rest van de wereld wordt verkocht, blijven de obscene tegenstellingen zich opstapelen. De helft van de Indiërs beschikt niet over een toilet. Sinds 1995 hebben meer dan 270.000 boeren die geen uitweg meer zagen uit hun schuldenberg zich van het leven beroofd, hetgeen de terreur toont die grootgrondbezitters en kredietverstrekkers op het platteland uitoefenen.

    Desondanks heeft de Indische heersende klasse, in een poging om de illusie een wereldwijde supermacht te zijn op te houden, trots een ruimteschip naar Mars uitgestuurd. Dit is slechts één voorbeeld van de compleet waanzinnige verzuchtingen en ideeën van de verrotte kapitalistische klasse. Dit soort ideeën wordt in de rest van de wereld, maar wellicht ook door een meerderheid van de Indiërs, als compleet obsceen beschouwd. Meer dan 40% van de kinderen in het land is ondervoed. Het land telt één derde van ’s werelds armen. Met de opgang van de recessie in India en de rest van de wereld is een nieuwe periode voor de klassenstrijd aangebroken. Het lijkt er sterk op dat de huidige coalitieregering, geleid door de Congrespartij, bij de volgende verkiezingen in 2014 zal verslagen worden, en dat een rechts-nationalistische coalitie onder leiding van de BJP aan de macht zal komen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk tot oppositie leiden, met de mogelijkheid van de ontwikkeling van een leefbare arbeiderspartij. Maar zelfs wanneer deze specifieke ontwikkeling nog langer op zich zal doen wachten, zullen andere opportuniteiten zich aandienen in India.

    In Maleisië zal de frauduleuze verkiezingsoverwinning van de BNP slechts kort een effect hebben, op een moment dat het land naar een totaal verschillende economische situatie koers zet.

    In Sri Lanka lijkt de regering van Rajapakse hoogtij te vieren. Maar dat imago wordt sterk aangetast door de campagne, waarin onze kameraden een prominente rol spelen, die het regime beschuldigt van oorlogsmisdaden tijdens de oorlog tegen de Tamils, maar ook de voortdurende schendingen van democratische rechten van arbeiders in het land. We moeten de mogelijkheden die zich zullen voordoen grijpen, mogelijkheden die onder meer voortkomen uit het uiteenvallen van vroegere grote krachten zoals de JVP. Het CWI moet zich, ook in het algemeen, bereid tonen samen te werken met krachten die niet noodzakelijkerwijs uit onze eigen traditie komen, maar die kunnen overtuigd worden met ons samen te werken, en misschien op termijn onze rangen te vervoegen.

    Klimaatveranderingen

    Klimaatveranderingen door de opwarming van de aarde vormen een existentiële bedreiging voor de mensheid. Het kan enkel opgelost worden door een wereldwijde socialistische planning. De recente tyfoon op de Filipijnen, met duizenden doden en onmeetbaar lijden voor mensen die reeds lang door zware armoede werden getroffen, heeft dit probleem nogmaals onderlijnd. Klimaatonderzoek toont aan dat een verhoogde temperatuur van het zeewater geen tyfoons uitlokt, maar ze wel krachtiger, meer frequent en vernietigender maakt. Er wordt geschat dat de gemiddelde temperatuur van de aarde dit jaar bij de top 10 uit de geschiedenis behoort. Experten geven aan dat dit feit op zich reeds voldoende is om de voorwaarden te creëren voor erg vernietigende stormen. De windsnelheid in deze tyfoon was naar schatting even hoog als die van de meest moderne hogesnelheidstreinen. De tyfoon heeft de reeds slechte sociale omstandigheden van veel Filipijnen nog verder verslechterd, hetgeen kan leiden tot politieke spanningen, gelet op de absolute onmacht van de regering om haar eigen bevolking ter hulp te snellen. Natuurrampen zoals aardbevingen hebben in het verleden reeds aangetoond enerzijds enorm menselijk lijden te veroorzaken, maar anderzijds ook de condities voor revolutie te schapen.

    Het CWI begint een goede traditie op te bouwen van interventies rond milieukwesties. We moeten hier meer materiaal over produceren om in staat te zijn om tussen te komen in de debatten, discussies en acties rond deze thema’s.

    Het bewustzijn van de arbeidersklasse op wereldvlak is nog steeds niet aangepast aan de objectieve situatie. Deze aanpassing zal niet in één keer gebeuren, maar via een lange reeks gevechten over langere tijd. Er zullen ups en downs zijn, periodes waarin de arbeidersklasse in het offensief gaat en andere waarin twijfels en aarzelingen de bovenhand nemen. In Europa zitten we nu reeds in zo’n situatie, maar het betekent absoluut niet dat er geen mogelijkheden zouden zijn. We moeten nu bouwen en recruteren zodat we de grote stormen van de toekomst aankunnen, stormen die zonder twijfel zullen plaatsvinden omdat het kapitalisme fundamenteel niet in staat is de vele problemen op te lossen die zich blijven opstapelen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop