Your cart is currently empty!
Category: Verkiezingen
-
Verkiezingen. Sterktes en beperkingen van het PVDA-programma
Stem PVDA voor een regering van de miljonairstaks en sluit aan bij LSP om de noodzakelijke socialistische maatregelen te ondersteunen
Op 24 februari stelde de PVDA haar “Fenomenaal sociaal programma” voor. Dit programma voor de verkiezingen van mei telt 849 eisen rond zes thema’s en 40 hoofdstukken met een argumentatie die 252 pagina’s omvat. In zijn inleiding vat PVDA-voorzitter Peter Mertens de rode draad van dit programma als volgt samen: “Eerlijke belastingen, sociale vooruitgang en klimaatinvesteringen zijn de drie kernpunten van onze RedGreenDeal.”
Dossier door Boris (Brussel)
De historische klimaatbeweging, die van de ‘gele hesjes’ tegen de stijgende prijzen en taksen en ook de vakbondsmobilisaties rond pensioenen en de dalende koopkracht geven uitdrukking aan de afwijzing van de groeiende ongelijkheden. Het PVDA-programma wil een antwoord bieden op heel wat van die bekommernissen. Het is in dit dossier niet mogelijk om gedetailleerd op alle voorstellen in te gaan, zelfs niet om het over alle hoofdstukken te hebben. We beperken ons tot de grote lijnen van het programma om de sterktes en beperkingen ervan te begrijpen zodat de arbeidersbeweging en de jongeren sterker staan in hun acties.
Programma tegen de sociale afbraak van de regering-Michel
Voor veel vakbondsleden en jongeren is een van de grootste uitdagingen van de verkiezingen om de terugkeer van een harde rechtse Thatcheriaanse regering naar het model van de regering-Michel te voorkomen. Die regering voerde vanaf 2014 een veralgemeend offensief tegen onze pensioenen, lonen, sociale uitkeringen en openbare diensten. Het verkiezingsprogramma van de PVDA beantwoordt deze uitdaging in het eerste hoofdstuk: “Werk en sociale bescherming.” Daarin wordt een bilan opgemaakt van de regering-Michel om er offensieve eisen tegenover te plaatsen, zoals de vakbondseisen maar ook specifieke eisen die door de PVDA ontwikkeld zijn. Het zijn eisen die belangrijk zijn opdat iedereen de eindjes aan elkaar kan knopen.
Het gaat onder meer om een terugkeer van de pensioenleeftijd op 65 jaar; intrekking van de asociale maatregelen rond vervroegd pensioen, brugpensioen en eindeloopbaan; een minimumpensioen van 1.500 euro netto per maand en toegang tot een volledig pensioen voor vrouwen na 40 jaar loopbaan; een minimaal uurloon van 14 euro; afschaffing van de wet van 1996 rond het concurrentievermogen en herstel van de volledige index; einde van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen; optrekken van het leefloon en de sociale uitkeringen tot de Europese armoedegrens; individualisering van het recht op sociale uitkeringen en het welvaartsvast maken ervan.
Welke arbeidsduurvermindering?
Het hoofdstuk rond werk bekijkt de 176.000 jobs die Michel I zou gecreëerd hebben. Er wordt meteen op gewezen dat de meerderheid hiervan geen stabiele jobs zijn, maar jobs op basis van onzekere contracten. Tegen de doorgedreven flexibiliteit verdedigt de PVDA de maximale werkdag van 8 uur en de afschaffing van flexi-jobs. Het gebruik van interimkrachten zou beperkt worden en overuren zouden enkel mogelijk zijn op vrijwillige basis waarbij bovendien 150% van het loon wordt betaald. De PVDA legt ook uit dat het nodig is om de toename van werkgerelateerde ziektes aan te pakken en om de werkloosheid te bestrijden. De 30-urenweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen wordt echter niet voorgesteld als veralgemeende maatregel in de volgende legislatuur.
Deze eis wordt naar voren geschoven als een doelstelling op langere termijn. In dit programma wordt de toepassing ervan beperkt tot enkele proefprojecten in openbare crèches enerzijds en door de toepassing ervan in de private sector te stimuleren met financiële hulp voor 1.000 bedrijven die zich vrijwillig aandienen voor de invoering van de 30-urenweek. Er wordt niet ingegaan op het bedrag, de omvang of de duur van die financiële hulp aan bedrijven. De PVDA zwakt de eis dus af in de richting van de vierdagenweek die door de PS wordt voorgesteld (vooral gericht op de eindeloopbaan voor 55-plussers) of door Défi (voor de creatie van jobs voor laaggeschoolden in Brussel). De PS en Défi stellen voor om deze maatregel te financieren via de sociale zekerheid, om de kosten voor de werkgevers te beperken in de hoop hen zo te overtuigen om de arbeidsduur te verlagen.
Een recente studie van onderzoekers aan de ULB in opdracht van Brussels minister van Werk Didier Gosuin (Défi) toonde nochtans dat de werkgevers geen gebruik willen maken van de arbeidsduurverkorting. Er is federale regelgeving die een driemaandelijkse vermindering van de sociale bijdragen van 400 euro per werkende toekent indien de arbeidsduur gedurende vier jaar verlaagd wordt tot minder dan 38 uur per week. Deze maatregel is een complete flop en is vooral bekend van de toepassing op 520 van de 600 personeelsleden van Auto 5. In januari 2017 werd een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten om de arbeidstijd op jaarbasis te berekenen. Het personeel werkt nu gemiddeld 36 uur per week op vier of vijf dagen, met wisselende uurroosters met een marge tussen minstens 32 en maximum 40 uur per week. Het is niet toegelaten om meer dan twee opeenvolgende weken 40 uur te werken. Zaterdagwerk levert niet langer overloon op. Als dit soort arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week met meer flexibiliteit al geen enthousiasme opwekt bij de werkgevers, hoe zal de PVDA dan 1.000 bedrijven vinden die een 30-urenweek zonder extra flexibiliteit willen invoeren?
In Frankrijk werd de 40-urenweek in 1936 ingevoerd onder een regering van het Volksfront. Dat gebeurde op basis van een massale strijd van de arbeidersbeweging. In België werd de 40-urenweek in de bouw en de koolmijnen ingevoerd na de stakingen van juni 1936. Het ging telkens om strijd die het voortbestaan van het kapitalisme bedreigde.
De hoop om de bazen te overtuigen is een utopie. De realisatie van de 30-urige werkweek vereist de uitwerking van een ernstig strijdplan om de nodige krachtsverhouding op te bouwen.
10 miljard euro publieke investeringen per jaar voor het milieu en een sociaal beleid
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 verdedigde Gauches Communes (een samenwerking tussen de Linkse Socialistische Partij en de Humanistische Partij in Brussel) de noodzaak van een radicaal plan van publieke investeringen. Het besparingsbeleid en de transfer van publieke middelen naar de grote bedrijven zorgden voor een halvering van de publieke investeringen op 25 jaar. Om het niveau van de jaren 1970 te halen, zou 15 tot 20 miljard euro per jaar extra nodig zijn! Deze kwestie trad opnieuw op de voorgrond met het gebrek aan onderhoud van de Brusselse tunnels, de zinkgaten als gevolg van lekken in waterleidingen van Vivaqua, de insijpeling van vocht in de federale musea en andere publieke gebouwen, …
Op dit te verhelpen, wil de PVDA een investeringsbank voor het klimaat en een sociaal beleid oprichten. Deze bank zou elk jaar 5 miljard euro investeren in openbaar vervoer, de isolatie van gebouwen, wetenschappelijk onderzoek en hernieuwbare energie. Tevens zou elk jaar 5 miljard euro uitgetrokken worden voor extra investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, sport, hulp voor mensen met een beperking en kinderopvang.
Het bedrag waarover deze investeringsbank zou beschikken, komt overeen met de geschatte opbrengst van de belangrijkste maatregel voor de financiering van het PVDA-programma: de miljonairstaks die 10 miljard euro per jaar moet opleveren. De publieke investeringen worden gekoppeld aan deze belasting op de vermogens van de superrijken.
Een publieke bank en een publiek energiebedrijf of de nationalisatie van deze sectoren?
Het PVDA-programma ontwijkt zorgvuldig de kwestie van nationalisaties. De partij beperkt zich tot het voorstel van een publieke bank en een publiek energiebedrijf in de context van een private markt. Het idee is om deze publieke bank op te richten op basis van de activa van Belfius. De geschiedenis toonde ons nochtans reeds de beperkingen van een dergelijke oplossing.
Hoe kan een publieke bank die speculatieve investeringen weigert de concurrentie aangaan met private banken die in periodes van hoge speculatieve rendementen veel aantrekkelijker zijn? Dat is overigens de reden waarom de ASLK (de Algemene Spaar en Lijfrentekas) begin jaren 1990 werd geprivatiseerd. Toen Belfius nog Dexia heette, verhinderde de aanwezigheid van heel wat politici in de raad van bestuur (waaronder Di Rupo en Dehaene die zelfs een tijdlang voorzitter was) niet dat de bank op de beurs speelde om de aandeelhouders extra dividenden te bezorgen.
We hebben genoeg publieke middelen ingezet om de banksector overeind te houden. Laten we de volledige sector in handen van de gemeenschap plaatsen. Zo kunnen we een einde maken aan speculatie en tegelijk een garantie bieden voor de veiligheid van het spaargeld, leningen aan lage rentevoeten aanbieden aan kleine handelaars en particulieren en kan het spaargeld gemobiliseerd worden als bron van liquiditeit voor sociale investeringen die beantwoorden aan de noden van de bevolking. We denken daarbij onder meer aan de creatie van crèches, scholen en voldoende degelijke sociale woningen.
Hetzelfde geldt voor de energiesector, zeker als we de klimaatverandering ernstig willen aanpakken. Waarom zouden we het antwoord op de hoge elektriciteitsprijzen beperken tot een vermindering van het deel dat naar de gemeenschap gaat, meer bepaald de BTW? Waarom zouden we aanvaarden dat de hoge tarieven van energieproducenten en distributeurs gepaard gaan met gigantische winsten door deze private bedrijven? Een volledig publieke energiesector zou toelaten om de productie en distributie van energie te beheren. Het zou het mogelijk maken om investeringen en wetenschappelijk onderzoek op nieuwe groene technologie te richten. Ook zouden we goedkope energie garanderen en de winsten investeren in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van groene energie. De kernuitstap wordt dan mogelijk en de productie zou gegarandeerd zijn door de massale investeringen in hernieuwbare technologieën.
Een onrealistisch programma?
De PVDA doet een grote inspanning om de haalbaarheid van haar programma aan te tonen. De partij stelt dat de maatregelen voor het klimaat, de koopkracht en de sociale investeringen in evenwicht zijn dankzij een rechtvaardiger fiscaliteit en niet door het kapitaalbezit zelf aan te pakken. De PVDA wil ongetwijfeld aantonen dat ze bereid is om in een progressieve meerderheid te stappen en wil daarom de lat niet te hoog leggen. Dat zal echter niet volstaan om kritiek te krijgen over de onbetaalbaarheid ervan. We zagen dit ook al na de gemeenteraadsverkiezingen. Welke regering er ook gevormd wordt, er zal druk zijn om fors te besparen. Het PVDA-programma zal in het beste geval beschouwd worden als interessant voor het sociale en het klimaat, maar destructief voor de economie.
Een linkse regering die een miljonairstaks invoert, zal meteen op patronaal verzet botsen, met sabotage van de economie onder de vorm van kapitaalvlucht. Het belangrijkste tegenargument van de PVDA hieromtrent houdt geen steek. Er wordt verwezen naar de Franse vermogensbelasting (ISF), voor deze werd vervangen door een symbolische taks op immobiliën. Deze ISF leidde slechts tot een beperkte kapitaalvlucht van 0,3%. Maar de ISF bracht slechts 4 tot 5 miljard euro per jaar op en geen 10 miljard, bovendien in de context van een Franse economie die zes keer groter is dan de Belgische. De miljonairstaks gaat een pak verder dan de ISF.
De belasting op grote fortuinen (een voorloper van de ISF) die in 1981 door de eerste Franse regering onder Mitterand werd doorgevoerd, een regering waar Raoul Hedebouw naar verwees tijdens het jaarlijkse partijfeest Manifiesta, botste effectief op een offensief patronaal verzet. Diezelfde regering van PS en PCF schafte tegelijk de doodstraf af, trok de minimumlonen met 10% op (wat betrekking had op 5% van alle Franse werkenden), verhoogde de kinderbijslag en het minimumpensioen, verlaagde de pensioenleeftijd tot 60 jaar, voerde de 39-urige werkweek in en een vijfde week betaald verlof, ging over tot de nationalisatie van banken en vijf grote industriële groepen met schadeloosstelling. Het patronaat was furieus en ging over tot sabotage in de vorm van lock-outs en kapitaalvlucht. De rijken staken de Zwitserse grens over met koffers vol geld. Ze stortten de Franse economie in chaos. In plaats van het nationalisatiewapen te gebruiken om de sabotage te stoppen, maakte de regering-Mitterand na een jaar een bocht om haar goede wil aan de werkgevers te tonen. Er werd een besparingstraject opgestart waarbij onder meer de automatische indexering van de lonen werd afgeschaft.
Gebrek aan strijd of gebrek van een programma met socialistische maatregelen?
In 1981-82 was er geen gebrek aan strijdbaarheid in de Franse arbeidersbeweging. Ook de Griekse arbeidersbeweging toonde recenter een enorme strijdbaarheid met 40 algemene stakingen en een kletterende overwinning in het referendum van 2015 tegen het besparingsprogramma van de Trojka. De regering van Syriza deed effectief onvoldoende beroep op sociale mobilisatie, maar de belangrijkste reden voor het falen van links in Griekenland ligt elders. In de eerste maanden van haar ambtstermijn nam de regering-Tsipras heel wat concrete maatregelen: verhoging van het minimumloon, 13de maand voor de pensioenen, stopzetting van het jobverlies in de publieke sector en blokkering van de privatisering van het elektriciteitsbedrijf. Maar voor het Europese establishment waren zelfs deze beperkte maatregelen onaanvaardbaar. De terugbetaling van de Griekse schulden werd geëist. Zelfs na het referendum van juli 2015 was het nog niet te laat, maar de regering-Tsipras moest dan wel een keuze maken: zelf een besparingsbeleid voeren of socialistische maatregelen nemen zoals de nationalisatie van de volledige financiële sector en de sleutelsectoren van de economie of nog de niet-betaling van de publieke schulden met een oproep aan de arbeidersbeweging in heel Europa om de strijd tegen het besparingsbeleid aan te gaan.
Laten we lessen trekken uit het falen van de linkse regering in Frankrijk in 1981 en Griekenland in 2015. Als we de noodzaak van het wapen van de nationalisatie niet populariseren om een regering van de miljonairstaks mogelijk te maken tegenover het patronaal verzet, dan wordt de arbeidersbeweging niet voorbereid op de moeilijkheden en taken die voor ons liggen.
Links moet een echte verandering betekenen voor het leven van de mensen. Als een linkse regering geen fundamenteel verschil maakt, krijgen rechts-populisme en extreemrechts de vrije hand om het ongenoegen en de woede naar een ramp te leiden.
Stem PVDA, sluit aan bij LSP
Op 26 mei is een stem voor de PVDA de beste garantie op linkse verkozenen en het blokkeren van een heruitgave van de regering-Michel en haar beleid. Het is ook de beste manier om in de kiescampagne op te komen voor een massaal plan van publieke investeringen voor het klimaat en een sociaal beleid. Het programma van de PVDA beperkt zich tot een poging om de markt aan banden te leggen met een betere verdeling van de rijkdom in het kader van het kapitalistisch systeem. In het uitgebreide kiesprogramma vind je geen verwijzing naar de noodzaak van maatschappijverandering of socialisme.
We zijn bereid om de PVDA zoveel mogelijk te steunen, we hebben zelfs aangeboden om op basis van ons eigen politiek profiel op de lijsten van PVDA te staan. We roepen op om voor PVDA en voor een regering van de miljonairstaks te stemmen. Maar dat volstaat niet.
In deze context van crisis van het kapitalisme zullen zelfs beperkte sociale maatregelen niet aanvaard worden. We moeten vertrekken van het fundamentele uitgangspunt dat er geen enkele reële verbetering van de situatie van de massa’s mogelijk is zonder te raken aan de kapitalistische eigendomsrechten.
Sluit aan bij LSP om de arbeidersbeweging en de jongeren te wapenen met de socialistische maatregelen die zich opdringen.
In plaats van ons te beperken tot wat het meest realistisch lijkt, heeft links nood aan durf en stoutmoedigheid. De arbeidersbeweging kan vertrekken van een goed uitgewerkt strijdprogramma dat met een linkse regering de overgang van het kapitalisme naar het socialisme op de agenda zet.
-
Nog jarenlang miljarden besparen? Op 26 mei rechts bestrijden door PVDA te stemmen

Peter Mertens en Raoul Hedebouw op een pensioenbetoging. Foto: Liesbeth In februari bezorgde een ‘gunstige wind’ een voorlopige versie van de vooruitzichten van het Planbureau aan de redacties van De Tijd en L’Echo. De definitieve versie wordt pas in juni verwacht. Het rapport is ondubbelzinnig: we zullen nog meer de broekriem moeten aanhalen en nog geen beetje. De rechtse regering-Michel/De Wever stelde zichzelf voor als een ‘economische herstelregering’ die ‘noodzakelijke hervormingen’ doorvoerde om de begroting op orde te stellen. Na alle harde besparingen krijgen we nu te horen dat er nog meer aanvallen op onze levensstandaard ‘nodig’ zijn!
Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Het Planbureau stelt dat de economie van de eurozone na de crisis van tien jaar geleden een hoogtepunt kende in 2017. Dat jaar was er een economische groei van 2,5%. Sindsdien neemt de groei af. In België was er in 2017 een economische groei van 1,7%, in 2018 daalde dit tot 1,4%. Volgens het Planbureau moeten we niet meer verwachten dan 1,3% in 2019 en 1,4% in 2020. Tussen 2021 en 2024 wordt een groei voorzien van ongeveer 1,2%. Het Planbureau stelt dat deze groei moet aangedreven worden door de consumptie van gezinnen. De export zou immers lichtjes afnemen. Maar het besparingsbeleid door Michel en zijn bende vermindert net onze koopkracht.
Het resultaat van de verzwakkende economie is dat het begrotingstekort terug zal stijgen. In 2019 zou er een tekort van 1,7% van het BBP zijn. Het betekent dat de volgende regering maar liefst 7,7 miljard euro moet vinden! Om dat cijfer wat te concretiseren: dat is drie keer zoveel als de besparingen in de gezondheidszorg tussen 2014 en 2019 (2,1 miljard euro). Die besparingsoperatie wordt door de mutualiteit Solidaris omschreven als “ongezien.” De directeur van de studiedienst van Solidaris, Jean-Marc Laasman, vatte het samen: “De patiënt wordt geofferd op het altaar van de besparingen.” Het Planbureau waarschuwt nu dat er nog zware inspanningen nodig zijn. Het tekort zou oplopen tot 2,6% in 2024. Tenminste als de regels van de Europese Unie en de dictaten van de ‘vrije’ markt worden nageleefd.
Het kan én moet anders!
In een reactie op het nieuws van de vooruitzichten van het Planbureau bevestigde vice-premier Kris Peeters (CD&V) dat de volgende regering een “ernstige besparingsoperatie” zal doorvoeren. Als we hen laten doen, is het einde van de tunnel nog lang niet in zicht!
In de huidige omstandigheden kunnen we rechts het best stoppen met een stem voor de PVDA. De sociaaldemocratie en de groenen brachten heel wat kritiek op de federale regering en het besparingsbeleid, maar het is niet uitgesloten dat ze rechts sneller zullen depanneren dan dat ze een linkse regering op de been brengen, bijvoorbeeld in Wallonië. Na de gemeenteraadsverkiezingen stapte Ecolo in heel wat coalities met MR. Groen deed hetzelfde met de N-VA. De vakbonden moeten daar in hun stemoproep rekening mee houden en vooral een actieve campagne voeren rond de eigen eisen.
De PVDA staat voor een grote verantwoordelijkheid, zeker langs Franstalige kant. Een progressieve meerderheid is volgens de peilingen mogelijk in Wallonië. Hoe vermijden we een herhaling van de mislukte onderhandelingen voor linkse meerderheden in de gemeenten? PS en Ecolo beweren vakbondseisen zoals verhoging van het minimumloon tot 14 euro per uur, minimumpensioen van 1.500 euro per maand of verlaging van de pensioenleeftijd tot 65 jaar te steunen. Waarom die eisen niet als basis nemen voor toekomstige onderhandelingen – gekoppeld aan een plan van massale publieke investeringen voor het klimaat en de sociale noden – en nu al campagne in die richting voeren? Laat de PS en Ecolo zich vandaag uitspreken over zo’n coalitie in plaats van zich hypocriet te verschuilen achter ‘de keuze van de kiezer.’ We kunnen hen beter dwingen om zich uit te spreken in plaats van in hun spel te stappen.
Politiek beperkt zich nooit tot een kwestie van rekenen, of het nu over verkiezingen gaat of het opstellen van een begroting. Het is een levendig proces dat bepaald wordt door de evolutie van de krachtsverhoudingen, onder meer en vooral op straat. De PVDA moet waarschuwen dat elke progressieve maatregel onvermijdelijk op verzet van het kapitaal en zijn bondgenoten botst en dat we de volgende stap nu al moeten voorbereiden. Als de PVDA deze aanpak vermijdt, zal ze veroordeeld blijven tot commentaar geven op gebeurtenissen van buitenaf, tot de kiezers en activisten elders op zoek gaan naar een uitdrukking van hun roep om verandering.
-
Communautaire frigo nog vijf jaar dicht?

Foto: Jean-Marie Het vervroegde vertrek van N-VA uit de federale regering werd door CD&V en MR aangegrepen om voor te stellen dat geen artikels uit de grondwet voor herziening vatbaar verklaard worden. Hierdoor zou er na de verkiezingen geen nieuwe staatshervorming mogelijk zijn. N-VA was uiteraard not amused en stelde voor om de volledige grondwet voor herziening vatbaar te verklaren zodat alle opties mogelijk bleven.
door Geert Cool
CD&V verklaarde voorstander te zijn van een grondwetsherziening en nieuwe staatshervorming. Maar dan wel pas in 2024 en niet nu. Volgens CD&V moeten de Vlaamse partijen tegen dan samen nieuwe Vlaamse eisen formuleren. Waar Open VLD en Groen pleiten voor het overhevelen van enkele bevoegdheden naar het federale niveau, is CD&V daar resoluut tegen gekant (om de Vlaamsgezinde vleugel toch iets aan te bieden). N-VA is dat uiteraard nog meer. Hoe op deze basis gezamenlijke Vlaamse eisen kunnen geformuleerd worden, is onduidelijk.
Bij gebrek aan een akkoord over artikels in de grondwet die voor herziening vatbaar verklaard worden, komt er geen dergelijke lijst. Het zou meteen betekenen dat het parlement niet uiterlijk 40 dagen voor de verkiezingen ontbonden wordt, maar kan doorwerken tot eind april. Met de Paasvakantie erbij was de laatste zitting anders op 4 april. “Veel zaken zitten al erg ver in de pijplijn. Als we meer tijd nodig hebben om ze af te werken, moeten we die nemen,” stelde CD&V-fractieleider Servais Verherstraeten. Vanuit de oppositie kwam er steun van de PS. Ahmed Laaouej verklaarde: “We moeten erover waken dat we sommige dossiers nog tot een goed einde brengen. Daarbij denk ik aan de klimaatwet.” Of daar bij N-VA veel enthousiasme voor zal zijn is nog maar de vraag. Anders gezegd: dit is slechts een excuus voor het echte doel van MR: de communautaire frigo dicht houden.
Het zal N-VA niet tegenhouden om de communautaire kaart te trekken. Met het sociaaleconomische bilan van een asociale besparingsregering die een gat in de begroting van 8,5 miljard euro achterlaat, valt immers weinig steun te winnen. Volgens de peilingen wordt het moeilijk om N-VA uit de Vlaamse regering te houden, op federaal vlak kan dat gemakkelijker. Langs Franstalige kant en in Brussel is een rechtse regering volgens de peilingen erg onwaarschijnlijk: zowel MR als CDH verliezen. Een verschillende samenstelling van de regionale en federale regeringen is niet langer uitzonderlijk. Maar indien N-VA enkel in de Vlaamse regering zit, zal dit de communautaire druk vergroten. Bart De Wever volgt dan Geert Bourgeois op die op pensioen naar het Europees Parlement wordt gestuurd.
Volgens de eigen statuten is N-VA voorstander van Vlaamse onafhankelijkheid, maar daarvoor is er onvoldoende steun onder de bevolking. Een studie besteld door Groen bevestigde dit in maart nogmaals: 14% is voorstander van een onafhankelijk Vlaanderen, ongeveer evenveel als de 13,2% die een unitaire staat zonder regionale regeringen wil. Een iets grotere groep van 17,3% van de Vlamingen wil een confederale staat, de overgrote meerderheid wil een federaal model.
De politieke, sociale en economische crisissen ondermijnen de autoriteit van alle politieke instellingen. Dit zet druk op het ingewikkelde Belgische model. De vraag in welke mate deze druk communautair ingevuld wordt, hangt sterk af van de mate waarin de arbeidersbeweging haar eisen en bekommernissen centraal in het debat kan plaatsen op basis van offensieve strijd om verworvenheden af te dwingen.
-
Gemeenteraadsverkiezingen: onze stemoproep om de sociale afbraak te stoppen
Om de sociale afbraak te stoppen:
- Stem PVDA in heel het land, Gauches Communes in Sint-Gillis en Consequent Links in Keerbergen.
- En sluit aan bij LSP

Pensioenbetoging in mei. Foto: Liesbeth Velen zullen zich herkennen in de anarchistische slogan: ‘indien verkiezingen iets konden veranderen, had men ze al lang afgeschaft.’ Dat komt omdat die slogan een grond van waarheid bevat. In aanloop naar de gemeenteraads- en provinciale verkiezingen van 14 oktober zullen we overstelpt worden met publiciteit. Steeds dezelfde hypocriete politici zullen op TV en radio eindeloos debatteren om uiteindelijk allemaal min of meer hetzelfde te verkondigen. Hun dilemma? Beloftes doen die ze toch niet zullen nakomen zodra het patronaat hen ter orde roept of zich integendeel in de markt zetten als rechtuit om diezelfde patroongezinde politiek te voeren?
Edito door Eric Byl
De geschreven pers zal bol staan van interviews en analyses. Daarbij komt nog de ongelijke strijd om reclamepanelen, folders, affiches aan ramen en in tuinen en heel af en toe, om de schijn van onpartijdigheid toch een beetje te behouden, de zeldzame officiële aanplakborden, tenminste waar die nog niet afgeschaft zijn. Zoveel praat om niets van de fundamentele tekorten op te lossen zal het aantal blanco en ongeldige stemmen en die voor oprechte en geveinsde anti-establishment kandidaten doen pieken.
Maar tegelijk zal de aandacht voor politiek toenemen. Het biedt LSP en haar sympathisanten de kans in debat te treden met familie, vrienden, collega’s en nog totaal onbekenden. We zullen voorstellen om de harteloze budgettaire wurggreep waarin de federale en regionale overheden steden en gemeenten klemmen, te breken en een massaal plan van publieke investeringen in sociale woningbouw, infrastructuur, kinderopvang, onderwijs en degelijke jobs door te voeren. Een echt links gemeentebestuur zou weigeren om de schulden af te betalen en samen met andere linkse gemeentebesturen een front van verzet vormen om terug te eisen wat de hogere overheden de voorbije jaren gestolen hebben. Dat zal uniek zijn. Alle gemeentebesturen, van welke samenstelling ook, aanvaarden vandaag de budgettaire wurggreep. Ze trachten hun inkomen te herstellen via citymarketing om private investeerders aan te trekken. Hun woningpolitiek is gericht op het aantrekken van beter begoede middenlagen en het verdrijven van armere bewoners. De enigen die daarbij winnen zijn de grote promotoren.
De gemeenteraadsverkiezingen zullen ook een test zijn voor de regionale, federale en Europese verkiezingen van 26 mei 2019. De regeringspartijen, vooral de N-VA, zullen een goed resultaat aangrijpen om nog agressiever de sociale afbraak op te leggen. Op hun verlanglijstje: beperking van de werkloosheid in de tijd, individuele loononderhandelingen in plaats van collectieve, inperking van het stakingsrecht en naar verluidt ook doorlichting van de stakerskassen en rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden, het afnemen van de werkloosheidsuiteringen van de vakbonden en de ziekte-uitkeringen van de mutualiteiten.
We beweren niet dat PS, SP.a, Groen en Ecolo het zo bont zouden maken. Maar tot nog toe moeten we vaststellen dat ze geen antwoord hebben op rechts. Hun oppositie gaat vooral over vorm en ritme, nooit over inhoud. Hun zwakte is de sterkte van Michel, die telkens verwijst naar regeringen met ‘socialisten’ om het afbraakbeleid te vergoelijken. Zolang dit het enige alternatief is, zullen verkiezingen inderdaad geen fundamentele verandering opleveren, maar slechts leiden tot frustratie tot groot jolijt van allerhande populisten.
Net als elders zien we nu echter ook in België een nieuwe linkse formatie, de PVDA, die de wind in de zeilen krijgt. LSP heeft belangrijke meningsverschillen met de PVDA en de PVDA neemt een neerbuigende houding aan ten aanzien van LSP. Onze vraag hoe we konden bijdragen aan hun campagne bleef 11 maand onbeantwoord vooraleer we op een droge afwijzing stootten. Toch is de aanwezigheid van PVDA-verkozenen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers nu al van onschatbare waarde. Het zorgt ervoor dat de standpunten van de arbeidersbeweging, voor het eerst sedert lang, af en toe aan bod komen, vooral in Wallonië en Brussel. Die stem versterken en ook in Vlaanderen laten weerklinken is dé uitdaging voor de komende verkiezingen.
Net daarom is de stemoproep van LSP voor de gemeenteraadsverkiezingen er vooral één voor de PVDA. We denken trouwens dat de vakbondsleidingen een grove fout begaan door zich uitsluitend en te nauw te verbinden met PS en SP.a voor het ABVV of erger nog, CD&V voor het ACV. Die partijen zijn mee verantwoordelijk voor de sociale afbraak en hebben alle geloofwaardigheid verloren. Hun kiesresultaten bewijzen dat de politieke ordewoorden van de vakbondsleiders achterhaald zijn. De basis weigert te volgen en een verandering van politieke strategie is vereist. Een open stemoproep inclusief PVDA, is het minste dat de vakbondsleiders moeten doen.
We hopen dat de PVDA tientallen gemeenteraadsleden wint, maar ook dat de PVDA beseft dat rommelen in de marge niet zal volstaan. Haar deelname met Groen en SP.a in het districtsbestuur van Borgerhout was ronduit teleurstellend. Haar grote verwezenlijking zijn de ‘pleinpatrons’: jongeren aangesteld om aan conflictbeheersing te doen en de leefbaarheid van het district te bevorderen. Geen slecht initiatief, maar in plaats van die jongeren op te leiden en aan te werven als betaalde werkkracht werd gekozen voor vrijwilligerswerk in een sector die daar door gebrek aan middelen steeds meer moet op terug vallen.
In Keerbergen, waar de PVDA niet opkomt, namen we zelf het initiatief voor een consequent linkse lijst. In Sint-Gillis beschikt LSP over een reële inplanting, maar onze vraag aan de PVDA voor kandidaten op haar lijst werd er ook geweigerd. Samen met de kleine radicaal linkse Parti Humaniste, vormen we er de kern van Gauches Communes, bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen goed voor 3,6%. Gauches Communes verdedigt een gedetailleerde versie van bovenstaand programma. Het zal de PVDA niet hinderen om een of meerdere verkozenen te behalen, maar een goed resultaat voor Gauches Communes zal de druk op de PVDA om niet te rommelen in de marge opdrijven. Elders in Vlaanderen, Wallonië en Brussel waar noch LSP, noch PVDA opkomt, roepen we op om voor linkse arbeiderskandidaten op de lijsten van PS, SP.a, Groen of Ecolo te stemmen, als die er zijn.
-
Verkiezingen van oktober gebruiken om krachtsverhouding uit te bouwen

Peter Mertens (PVDA) op 1 mei. Foto door Liesbeth Tijdelijke contracten en personeelstekort in gemeentelijke diensten, wachtlijsten voor kinderopvang en sociale woningen, plaatsgebrek in basisscholen, … Het besparingsbeleid treft alle machtsniveaus en onze gemeenten worden niet gespaard. Bovendien wordt een financieel keurslijf opgelegd zodat niet buiten de besparingslogica kan getreden worden. Laten we de lokale verkiezingen van oktober aangrijpen om op te komen voor een programma dat hiermee breekt. Het verzet in een programma gieten is belangrijk en dit moet gekoppeld worden aan actieve mobilisatie van de werkenden en hun gezinnen. Een antibesparingsprogramma en linkse verkozenen kunnen onze krachtsverhouding verbeteren.
Edito door Nicolas M., lid Uitvoerend Bureau LSP
Seattle en de strijd voor 15 dollar per uur
De strijd voor een hoger minimumloon werd in de VS opgestart door personeel uit de fastfoodsector. In 2013 werd Kshama Sawant van Socialist Alternative verkozen in de gemeenteraad van Seattle op basis van een strijdbare campagne voor een minimumloon van 15 dollar per uur. Deze campagne versterkte de nationale impact van de strijd voor 15 dollar, zeker toen er effectief een zetel werd gewonnen. Socialist Alternative gebruikte deze verkozen positie als platform voor sociale mobilisatie. Rond ‘15Now’ werden actiecomités in de wijken opgezet om na de verkiezingen de strijd verder op te voeren, grote publieke meetings te organiseren en een bredere laag van de bevolking te organiseren. Hierdoor was het de bevolking zelf die de strijd voor 15 dollar voerde.
De verkozen positie van Kshama werd gebruikt om in te gaan tegen wat de heersende klasse zei en de aanvallen vanuit het establishment, de gevestigde politici en de traditionele media. De druk van onderuit door de lokale actiecomités en de vakbonden maakte het mogelijk om de 15 dollar per uur af te dwingen. Dit was een historische stap in de VS: Seattle was de eerste grote stad waar dit gebeurde. Het zette actiegroepen en campagnes in andere steden ertoe aan om ook in het offensief te gaan. Strijd loont en het zou een cruciale fout zijn om een onderscheid te maken tussen strijd op straat en verkiezingen. We mogen het electorale terrein niet aan het establishment overlaten, we moeten onze eigen vertegenwoordigers naar voor schuiven: mensen uit onze vakbonden, wijken en sociale bewegingen.
Links bestuur op lokaal vlak?
Het door de PS gedomineerde gemeentebestuur van Sint-Gillis besliste in juni om een voetgangerstunnel onder een spoorweg af te sluiten (zie ook pagina 5). Het leidde tot een golf van protest op sociale media: voetgangers en fietsers moeten nu langs de erg gevaarlijke autotunnel onder het spoor. Het doel van het gemeentebestuur: de daklozen die in de tunnel schuilden verdrijven. Op enkele dagen werd een betoging georganiseerd. De mobilisatie dwong de politici tot toegevingen: de voetgangerstunnel gaat niet terug open, maar ze beloofden een oplossing te zoeken voor de daklozen.
Een links bestuur en linkse verkozenen moeten onderdeel zijn van bredere sociale mobilisatie in concrete strijd buiten de parlementen en raadszalen. Dat is niet alleen mogelijk, het is ook noodzakelijk om te vermijden dat het programma afgezwakt wordt.
De mogelijkheid van een alternatief op het besparingsbeleid en de vele schandalen in de gevestigde partijen stelt zich ook steeds concreter in ons land. De doorbraak van de PVDA in 2014 en de goede peilingen, zeker in 2017, tonen de ruimte voor consequent links. Op RTBF verklaarde Raoul Hedebouw eind juni: “De PVDA is bereid om in gemeentebesturen te stappen als het niet is om het vijfde wiel aan de wagen te zijn.” Onderhandelingen over gemeentelijke coalities moeten publiek gevoerd worden, zodat deze niet achter de rug van de kiezers bedisseld worden. Om geen vijfde wiel aan de wagen te zijn, moet van een programma vertrokken worden. Intrekking van tijdelijke en precaire contracten onder het gemeentepersoneel; benoeming van contractuelen; collectieve arbeidsduurvermindering tot 30 uur per week met bijkomende aanwervingen en zonder loonverlies; een radicaal plan van publieke investeringen voor kinderopvang, sociale huisvesting, scholen, … zijn eisen die een breuk vormen met het besparingsbeleid.
Onze stemoproep
Er zijn mogelijkheden voor initiatieven die het vertrouwen om in strijd te gaan versterken: gedurfde campagnes rond offensieve eisen waarvoor ook actief gemobiliseerd wordt. Het is in dit kader dat LSP voorstelde om de kiescampagne van PVDA te versterken. De PVDA wil daar niet op ingaan. We zullen zelf opkomen met bredere lijsten in St-Gillis met Gauches Communes en in Keerbergen met Consequent Links. Elders roepen we op om voor PVDA te stemmen, maar ook de discussie aan te gaan over onze voorstellen, programma en methodes. Voor en na de verkiezingen moet de uitbouw van een krachtsverhouding centraal staan om de basis te leggen voor een progressief beleid en het breken van de dwangbuis van de besparingen. Een strijdbare linkse socialistische verkozene zou dat concretiseren. Doe mee met onze campagnes!
-
Lokale verkiezingen. Voor een consequent links alternatief in Antwerpen!

Foto vanop Wikipedia De gemeenteraadsverkiezingen in oktober worden erg belangrijk in Antwerpen. Helaas is het meest waarschijnlijke scenario op dit ogenblik een verderzetting van het harde, neoliberale stadsbestuur onder leiding van N-VA. Het is een stadsbestuur dat in de afgelopen zes jaar de tekorten die al bestonden heeft uitgediept en van Antwerpen een laboratorium heeft gemaakt voor een hard rechts beleid.
Pamflet van LSP Antwerpen – pdf
Het lijdt geen twijfel dat het voor de hele linkerzijde een belangrijke prioriteit is om De Wever uit het stadhuis te krijgen. Op het kartel Samen hoeven we daarvoor al niet meer te rekenen. SP.a is door de schandaalsfeer verbrand, maar vooral: het beleid van SP.a in de vorige legislaturen legde de basis voor het besparingsbeleid dat nu aan versneld tempo door N-VA wordt uitgevoerd. Dit maakt ruimte voor een ‘groene golf’ tegen De Wever. We hebben daar begrip voor, maar in het verleden zorgde Groen in de regering of het Antwerps bestuur onvoldoende voor een breuk met het neoliberaal beleid.
LSP denkt dat een links stadsbestuur moet uitgaan van de noden die er in Antwerpen bestaan. Verregaande investeringen zijn nodig op allerlei vlakken. De woningnood kan enkel het hoofd geboden worden door een massaal investeringsplan dat de bouw van 20.000 sociale wooneenheden inhoudt, zoveel mensen staan nu immers op een wachtlijst. Het stadsbestuur moet het voorbeeld geven door een arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen om tot een 30-urenweek te komen. Ook voor degelijk en gratis openbaar vervoer zijn massale investeringen nodig.
De middelen zijn aanwezig; het komt er op aan ze te gaan halen waar ze zitten: bij de havenbazen en de diamantfraudeurs. We zullen die middelen niet cadeau krijgen: er zal een harde strijd met massamobilisatie voor nodig zijn. In die strijd zullen we iedereen nodig hebben: strijdbare syndicalisten, consequente socialisten, Lidl-personeel dat rebelleert tegen de onhoudbare werkdruk, sociaal werkers die tegen de vermarkting ingaan, ouders die bezorgd zijn om de luchtkwaliteit rond scholen, …
Stem PVDA, sluit aan bij LSP
Het programma van PVDA sluit vandaag het meest aan bij deze eisen. Het is een programma dat het neoliberale stadsbestuur wijst op zijn tekortkomingen en terechte voorstellen doet rond investeringen in huisvesting, mobiliteit, sociaal werk, … Dit kan een goede aanzet zijn voor de ontwikkeling van een linkse tegenbeweging.
Antwerpen heeft nood aan een linkse politiek. Wij denken dat PVDA vandaag het best geplaatst is om die linkse stem te vertolken. Wij willen dat versterken. Kandidaten van LSP zullen er niet zijn: ons voorstel wordt voorlopig nog niet opgenomen door PVDA. Maar we roepen wel op om voor PVDA te stemmen.
Verkiezingen zullen niet volstaan om het tij te keren. Het financieel keurslijf dat lokale besturen tot een besparingsbeleid verplicht, zullen we niet zomaar doorbreken. Daarvoor is een beweging nodig die opkomt voor de belangen van de Antwerpse bevolking en ingaat tegen de neoliberale citymarketeers die onze stad in de uitverkoop zetten.
Zo’n beweging staat sterker met een programma van echte verandering: een beleid dat vertrekt van de sociale noden en behoeften in de stad. Onder het kapitalisme is elke verworvenheid slechts tijdelijk, de winsthonger van de 1% rijksten bedreigt steeds opnieuw onze levensstandaard. Bouw met ons aan een sterke Linkse Socialistische Partij om de strijd te versterken en de noodzaak van radicale en echt socialistische maatschappijverandering op de agenda te zetten.
- Voor een massaal publiek investeringsplan met de bouw van 20.000 sociale wooneenheden, scholen, kinderopvang, …
- Stadsbestuur: zet de toon en voer de 30-urenweek zonder loonverlies met bijkomende aanwervingen in
- Propere lucht, geen eindeloze files: voor gratis en degelijk openbaar vervoer
- Stem in oktober tegen het neoliberale beleid: stem PVDA. Vecht mee voor een socialistische samenleving: sluit aan bij LSP
-
Gemeenteraadsverkiezingen: Voor een sterk links alternatief op de neoliberale uitverkoop van de stad

Foto: Wikimedia (commons) De voorbije zes jaar zijn de steden en gemeenten nog meer in de wurggreep van het neoliberalisme geraakt. Vanuit de heersende politieke logica is de ontwikkeling van de stad geen kwestie van de gemeenschap. Gemeenten zetten zich in de markt als een plaats waar je wil wonen of winkelen als je veel geld hebt. Dat trekt investeerders aan. Ondertussen wordt bespaard op publieke diensten, zijn er ellenlange wachtlijsten voor sociaal wonen en worden taksen voor de gewone bevolking opgetrokken.
Edito door Bart Vandersteene uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Deze wereldwijde evolutie van uitverkoop van onze steden aan op winst beluste investeerders leidt tot groeiend verzet. In Spanje waren er de afgelopen jaren massacampagnes tegen de gevolgen van dit beleid. In Berlijn betoogden midden april 25.000 mensen tegen de fors stijgende huurprijzen. Zes maand voor de gemeenteraadsverkiezingen in ons land stelt zich de vraag hoe we het verzet hier kunnen versterken met een zo sterk mogelijke linkerzijde.
Deze verkiezingen vallen zeven maanden voor de parlementsverkiezingen en krijgen hierdoor een extra nationale dimensie. Ze zijn een generale repetitie voor de federale, regionale en Europese verkiezingen van mei 2019. De gevestigde partijen trekken alle registers open in de strijd om hun marktaandeel. Over één zaak zijn ze het in grote lijnen allemaal eens: de stad als plaats waar we leven, werken en ons ontspannen, is geen zaak van de overheid maar van vastgoedbaronnen, speculanten, ‘creatieve’ en kapitaalkrachtige ondernemers, steenrijke projectontwikkelaars en marketingbureaus. En dus worden die op hun wenken bediend. Vandaar ook het groeiend aantal schandalen over achterkamerdeals, corruptie en beïnvloeding van beslissingen voor bevriende ondernemers.
Nauw verbonden met goedbetaalde bevriende managers vinden politici dat ze karig beloond worden voor hun werk. Ze klussen bij in raden van bestuur, zowel privé als publiek, en vinden het normaal dat publieke middelen gebruikt worden om hun loon wat te pimpen. Hun verbazing bij de brede verontwaardiging na elk nieuw schandaal, toont hoe vervreemd de gevestigde politici zijn van de grote meerderheid van de bevolking.
Voor consequent links zijn politieke vertegenwoordigers aan een gemiddeld werknemersloon een principiële keuze. Enkel zo kan het programma boven de postjes primeren en enkel zo weten vertegenwoordigers wat de impact van het beleid is.
Stadsontwikkeling kent een duur sociaal prijskaartje
De dominante politieke krachten hebben in de 19e en 20e eeuw bewust mensen op het platteland onder de kerktoren gehouden. Grote groepen arbeiders die in de steden samen woonden en leefden, leidde immers tot sterkere socialistische en antiklerikale bewegingen. De katholieke partij en de burgerij maakten van religie gebruik om de arbeiders onder de knoet te houden.
In de steden stapelden zich veel sociale problemen op en werd het oude industriële karakter behouden. Tot eind 20e eeuw waren de meeste grote steden geen aangename plaats om te leven. Het was niet meteen een plaats waar je projectontwikkelaars luxelofts kon laten bouwen. Jonge gezinnen die het konden betalen, trokken weg uit de stad.
Er volgde stadsvernieuwing: eerst werden gemeenschapsmiddelen gebruikt om de stedelijke centra aantrekkelijk te maken– wat gepaard ging met besparingen, privatiseringen en afbouw van diensten voor de bevolking – en vervolgens kregen de projectontwikkelaars vrij spel.
Twintig jaar ver in de 21e eeuw is er nog steeds stadsvlucht. Die is nu van een andere orde. Veel steden, vooral in Vlaanderen en Brussel, worden onbetaalbaar voor jonge gezinnen. Nieuwe projecten bieden appartementen aan die gemakkelijk 300.000 euro kosten of woningen die starten vanaf 400.000 euro. De afgelopen 25 jaar was er een enorme sociale verdringing uit de steden: de armsten worden verdreven of moeten de helft van hun bescheiden inkomen op tafel leggen om in slechte omstandigheden in de stad te wonen.
De gemiddelde woningprijs in België is de afgelopen 25 jaar verviervoudigd! In dezelfde periode is de waarde die we gemiddeld produceren (het BBP per hoofd van de bevolking) slechts verdubbeld. Jonge gezinnen moeten spaarreserves van vorige generaties aanspreken of zich diep in de schulden steken om kwaliteitsvol te wonen.
Helaas is er geen verbetering in zicht: er is geen geld voor sociale woningen of publieke investeringen. In de neoliberale stad treedt de overheid enkel op als regulator van de markteconomie, waarin winstmaximalisatie van investeerders en grote eigenaars centraal staat.
Vergeet de mooie praatjes van de gevestigde partijen over betaalbaar wonen, een aangename en gezonde leefomgeving, veilig verkeer, kinderopvang en scholen in je wijk, … Alle klassieke partijen maken deel uit van coalities in alle mogelijke samenstellingen. Ze kregen allemaal de kans om aan te tonen dat hun beleid anders is. Maar ze voeren allemaal dezelfde politiek met slechts marginale verschillen.
Lege stadskassen, geen investeringen
Steden en gemeenten zijn het enige bestuursniveau waar sinds 1988 elk jaar een begroting in evenwicht moet ingediend worden. Daar werd recent nog een regel aan toegevoegd: ook langetermijninvesteringen moeten een exacte financiering kennen die ingeschreven is in een meerjarenbegroting. De financiële duimschroeven worden verder aangevezen. Een ambitieus investeringsplan gericht op de behoeften van de bevolking wordt hierdoor wettelijk moeilijk of zelfs onmogelijk.
Bovendien gingen er middelen verloren. Door de liberalisering van de energiemarkt verloren de gemeenten jaarlijks ongeveer 200 miljoen euro, nochtans werd onze energiefactuur niet goedkoper. De Gemeentelijke Holding die door de bankencrisis kopje onder ging, werd opgedoekt. Hierdoor verloren de gemeenten hun jaarlijkse dividenden die in 2008 goed waren voor 52 miljoen euro. De pensioenkosten voor statutaire lokale ambtenaren komen bij de gemeenten terecht die hierdoor bijna letterlijk gedwongen worden om minder of zelfs helemaal geen statutairen aan te werven.
Verder werd op regionaal vlak gesneden in de financiering van de gemeenten. Bepaalde dotaties werden niet meer geïndexeerd. In Vlaanderen werden de gevolgen van een belastingvermindering voor de industrie op de gemeentelijke inkomsten gecompenseerd. Maar die compensatie, goed voor 200 miljoen euro, dreigt nu weg te vallen. De taxshift van de federale regering, met een daling van de belastingvoeten voor hoge inkomens, heeft een directe impact op de financiering van steden en gemeenten aangezien een deel van hun inkomsten gebaseerd zijn op de inkomensbelasting van de inwoners.
De steden en gemeenten staan in voor 40% van de publieke investeringen. Het gaat om scholen en crèches, buurt- en zorgcentra, weg- en fietsinfrastructuur, jeugdbeleid, culturele centra, … Kortom allemaal basisvoorzieningen in ons dagelijks leven. Maar het geld is op en dus wordt bespaard op personeel en diensten. Investeringen blijven uit, bestaande diensten worden duurder en er kwamen allerhande taksen en belastingen voor de gewone bevolking.
Er is een financieel keurslijf opgetrokken voor de lokale besturen. Het doet denken aan de EU die de lidstaten in de pas dwingt. Om de belangen van de bevolking centraal te stellen, moet een lokaal bestuur de regels breken. Er is nood aan een rebelse stad of een front van rebelse gemeenten, waar verkozenen als vertegenwoordigers van een rebelse beweging optreden.
Consequent links versterken
In 2014 haalde de PVDA voor het eerst twee federale verkozenen. Het gaf het massale verzet tegen de rechtse regering in 2014-15 een stem in het parlement en een groter gewicht in het publieke debat. Vooral in Wallonië kon de PVDA zich opwerpen als de linkse stem bij uitstek voor wie een alternatief op de klassieke partijen wil. Sinds anderhalf jaar scoort ze in de peilingen telkens 15% of meer in Wallonië, 7,5% tot 12% in Brussel en rond de kiesdrempel van 5% in Vlaanderen. Op lokaal vlak zal dit waarschijnlijk een belangrijke doorbraak met zich meebrengen en verkozenen in alle grote en centrumsteden.
LSP heeft niet in eerste instantie een electorale benadering van politiek. Grote veranderingen en sprongen vooruit voor de samenleving zijn er altijd gekomen door massabewegingen en sociale strijd. Maar deze staan natuurlijk niet los van de politieke strijd. Een succes op het politieke terrein kan het zelfvertrouwen geven dat noodzakelijk is om de sociale strijd aan te gaan.
De afgelopen 20 jaar hebben wij verkiezingen steeds benaderd vanuit de vraag hoe het vacuüm ter linkerzijde best kon ingevuld worden. We participeerden aan of gaven steun aan lijsten die potentieel hadden om daaraan bij te dragen, zoals het Comité voor een Andere Politiek in 2007, ROOD! in 2012, de lijst PC-PSL-LCR-PH in Brussel in 2009, Front des Gauches in 2010 en Gauches Communes in 2012 en 2014 in Brussel. Soms dienden we een eigen lijst in, niet met de verwachting een electorale doorbraak te realiseren maar om een factor te kunnen zijn in het politieke debat. Bij de verkiezingen in 2014 zijn we enkel in Brussel opgekomen, elders riepen we op om voor PVDA te stemmen en bij LSP aan te sluiten. Elke stem kon immers bijdragen aan de electorale doorbraak.
Vanuit dit opzicht contacteerden we de PVDA eind mei 2017 met de vraag tot overleg over hoe leden en afdelingen van LSP kunnen bijdragen aan een zo sterk mogelijk resultaat voor PVDA-lijsten in de lokale verkiezingen. Wij zouden zo’n campagne het sterkst kunnen voeren met eigen kandidaten op de PVDA-lijsten daar waar onze werking en inplanting een reële meerwaarde kunnen bieden. Helaas hebben we 11 maanden moeten wachten vooraleer een afspraak mogelijk werd: begin mei is een gesprek voorzien.
In de tussentijd zijn we niet bij de pakken blijven zitten. We hebben ons voorbereid op twee mogelijke scenario’s. Ofwel is een constructief gesprek mogelijk en komt er een akkoord over LSP-kandidaten op PVDA-lijsten waar we gezamenlijk denken dat LSP-afdelingen een bijdrage kunnen leveren aan de sterkste mogelijke campagnes en resultaten. Ofwel bereiden we een eigen campagne voor waarbij we in de meeste steden en gemeenten oproepen om PVDA te stemmen met daarnaast in St-Gillis en Keerbergen een deelname aan linkse lijsten waarvoor met anderen wordt samengewerkt. (*)
Voor een sterke linkerzijde met doeltreffend programma en strategie
Er is veel ongenoegen over de richting die onze samenleving uitgaat. De roep naar een alternatief is duidelijk merkbaar, denk maar aan de spectaculaire scores en campagnes van Bernie Sanders, Jeremy Corbyn of Jean-Luc Mélenchon. Sinds de ervaring met Syriza in Griekenland is ook duidelijk dat de discussie over het programma waarmee we een alternatief willen realiseren geen secundaire kwestie is.
Daarom blijven de verschillen tussen LSP en PVDA over dit programma geen detail in de marge. Wij blijven dan ook bouwen aan onze eigen organisatie, met eigen afdelingen, lidmaatschap, pamfletten en campagnes. Voor de overgrote meerderheid van de bevolking zijn de verschillen tussen beide partijen flinterdun. En op het electorale terrein zijn deze verschillen wat ons betreft inderdaad geen voldoende argument om niet tot samenwerking te komen.
(*) Ondertussen heeft dit gesprek plaatsgehad. Er wordt niet ingegaan op ons voorstel rond actieve ondersteuning van de PVDA-lijsten. Hierover later meer op deze site.
-
Van acties naar verkiezingen. De uitdaging blijft: hoe einde maken aan besparingsbeleid?

Betoging 6 november 2014. Foto: Jean-Marie Versyp In 2014 botste de rechtse regering-Michel meteen op massaal verzet. Betogingen en stakingen gaven aan dat het Thatcheriaanse beleid bijzonder betwist was. De regering wankelde. Zelfs de gevestigde media omschreven Michel als een kamikazepiloot van een instabiele coalitie. Als deze regering het vijf jaar kan volhouden, komt dit vooral omdat de vakbondsacties na de succesvolle algemene staking van 15 december 2014 stilvielen. De regering is maar zo sterk als de oppositie zwak is. Het had anders kunnen lopen. Maar het doorzetten van de acties eind 2014 vergde de durf om de regering weg te staken en de uitwerking van een politiek alternatief.
Edito door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Vandaag zijn er nog wel acties zoals de betogingen in Charleroi (23 oktober), Luik (21 november) of Antwerpen (4 december) en Brussel (19 december), maar de focus om de rechtse regering weg te krijgen ligt steeds meer op de verkiezingen van 2019. Het FGTB sprak met vertegenwoordigers van PS, Ecolo en PTB over de mogelijkheid van progressieve coalities. Daarbij werd ook de optie geopperd van een Portugees model: gedoogsteun van radicaal-links voor een centrum-linkse regering die het besparingsbeleid afremt. Dat levert de Portugese sociaaldemocratie tijdelijk wat wind in de zeilen op: dit beleid wordt als een verademing ervaren na de harde besparingen. De ruimte voor ‘zachtere’ besparingen is echter bijzonder klein. De komende maanden komen er ongetwijfeld onpopulaire maatregelen.
Het voorstel van Thierry Bodson van het FGTB over progressieve coalities heeft het voordeel dat over een politiek alternatief wordt gediscussieerd. Maar dit mag niet los gezien worden van de vraag wat de inhoud ervan is en hoe we dat afdwingen. Is het de bedoeling om te breken met de besparingen of wordt gegaan voor een ‘light’-versie van hetzelfde beleid? Deze vraag is vanzelfsprekend als we kijken naar de eerdere ervaringen met de sociaaldemocratie en de groenen in federale, regionale en lokale besturen.
Dat we best niet wachten tot de verkiezingen van 2019 om deze regering weg te krijgen, maakt de ploeg van Michel zelf elke dag duidelijk. De ballonnetjes van asociale voorstellen worden afgewisseld met reële maatregelen. De rellen in Brussel werden gebruikt om te pleiten voor harde repressie – hoe verder de politicus van Brussel woont, hoe luider het pleidooi voor repressie. Iets doen aan de sociale voorwaarden is voor hen geen optie. Het enige antwoord luidt steeds opnieuw: repressie. Dat is ook het antwoord op ongenoegen van personeel bij het openbaar vervoer. Zo wordt de minimale dienstverlening bij het spoor erdoor geduwd. Praktisch is het erg moeilijk te realiseren en het kan tot chaos leiden, maar deze chaos zal enkel aangegrepen worden om nog verder te gaan in de beperking van het democratisch recht op collectieve actie. Na het falen van repressie volgt meer repressie.
De vraag naar een alternatief is heel groot. De goede scores van de PVDA in de peilingen bevestigen dit. Deelname aan regionale coalities na 2019 wordt niet langer uitgesloten. Voorzitter Peter Mertens verklaarde dat de partij “bereid is om compromissen te sluiten” en “risico’s te nemen.” Er worden ‘rode lijnen’ aan toegevoegd: “We gaan niet in een regering stappen die de pensioenen of de werklozen raakt zoals dat de voorbije 25 jaar is gebeurd.” Het intrekken van vorige aanvallen, onder meer die van de huidige rechtse regering, wordt niet als breekpunt gesteld. Er wordt evenmin gewezen op de noodzaak van verzet op straat.
De dringendheid om te breken met het besparingsbeleid verhoogt de druk voor coalities en allianties. De PVDA moet daar inderdaad rekening mee houden, vooral door de breuk met het besparingsbeleid te benadrukken. Dat vereist een gedurfde aanpak die vertrekt van wat nodig is en niet van de budgettaire beperkingen. Er is nood aan degelijke contracten in plaats van superflexibilisering, een minimumloon van 15 euro per uur, verlaging van de pensioenleeftijd, arbeidsduurvermindering met behoud van loon en evenredige aanwervingen, een massaal publiek investeringsplan in zorg, onderwijs en infrastructuur, … Een dergelijk programma botst met de dictaten van de ‘vrije markt’ en vereist een breuk met de logica van de winst.
Een breuk realiseren, kan enkel door mobilisatie en een brede betrokkenheid. Eind 2014 was er op basis van een duidelijk actieplan een eengemaakte beweging in heel het land, van zowel publieke als private sectoren en van alle grote vakbonden. Het zette onze eisen op de publieke agenda. Zo bleek een grote meerderheid in alle delen van het land voorstander van een vermogensbelasting. Een nieuwe beweging zal niet uit de lucht komen vallen. Door de warboel aan ongecoördineerde acties van de afgelopen drie jaar ook onder de noemer ‘actieplan’ te plaatsen, verdween het belang en de rol van het actieplan in 2014 wat naar de achtergrond. Dit betekent echter niet dat alles verloren is: een nieuwe generatie heeft ervaring opgedaan met strijd en leerde de beperkingen van de huidige vakbondskoers kennen. Acties tonen een blijvende bereidheid tot mobilisatie, ondanks het wantrouwen. De onderliggende problemen worden door het afbraakbeleid enkel groter. Alle getuigenissen vanop de werkvloer tonen aan dat de onvrede groeit.
Deze situatie schreeuwt om een programma van radicale maatschappijverandering, voor een democratische socialistische samenleving. Een brede campagne daarvoor met radicaal links, de vakbonden en de sociale bewegingen kan de huidige impasse helpen doorbreken.
-
Politieke instabiliteit blijft. Strijd tegen neoliberale besparingsbeleid zal op straat gevoerd worden
Analyse van de verkiezingsresultaten door het Uitvoerend Bureau van LSP.
De economische crisis en het besparingsantwoord daarop doorheen het continent hebben de autoriteit van de Europese Unie en de gevestigde partijen verder ondermijnd. Dat bleek uit de resultaten van de Europese verkiezingen met een opkomst die erg laag blijft (43%) en een stevige score voor een brede waaier van Eurosceptische partijen. In die landen waar het verzet tegen het besparingsbeleid tot georganiseerde strijd leidde – voornamelijk in het zuiden van Europa – was er een vooruitgang van linkse krachten (onder meer Syriza in Griekenland, PCP in Portugal, IU en Podemos in Spanje en ook de ‘lijst Tsipras’ in Italië). Elders kwam het ongenoegen op een meer negatieve wijze tot uiting met sterke resultaten voor onder meer het FN (Frankrijk), UKIP (Groot-Brittannië), Deense Volkspartij,…
De groeiende polarisatie onder druk van de crisis komt ook tot uiting bij de gevestigde partijen. In ons land leidt het tot een discussie over het model om structurele besparingen door te voeren. In zijn afscheidsinterviews stelde Jean-Luc Dehaene dat de volgende regeringen de ‘opportuniteit’ van enkele jaren zonder verkiezingen moeten gebruiken om hard het mes te zetten in de sociale verworvenheden. Geen besparingen met de kaasschaaf, maar met het botte mes. In de verkiezingscampagne werden verschillende nuances inzake besparingsritme voorgesteld. Die opties blijven ook na de verkiezingen overeind. Eén zaak staat vast: er komen besparingen op alle niveaus en daar zal strijd tegen nodig zijn.
Economische realiteit even opzij geschoven
Tijdens de verkiezingscampagne leek de economische crisis ondergesneeuwd. De meeste berichten hadden het over economisch herstel. Het einde van de tunnel was nog maar eens in zicht. Het herstel consolideren, zou wel een besparingsbeleid vergen om ‘onze’ concurrentiepositie te versterken. Dat dit ‘herstel’ enkel de rijksten nieuwe grote winsten oplevert, werd er niet bij verteld.
Zonder een eenmalig verlies door een afschrijving van 9,7 miljard door GDF Suez, waren de Bel20 bedrijven goed voor 15,5 miljard euro winst in 2013. Daarvan werd 10 miljard euro als dividenden uitgekeerd aan de aandeelhouders. De toplui kregen 8,6% meer dan in 2012, voorzitters van Bel20 bedrijven vingen een gemiddelde vergoeding van 282.892 euro. De 1% rijksten in ons land zijn goed voor 12,63% van alle netto vermogen (de gezamenlijke waarde van alle onroerend en roerend vermogen min de uitstaande schulden) of evenveel als de 53% armsten. De 5% rijksten hebben evenveel vermogen als de 75% armsten.
Een peiling toonde aan dat de gemiddelde Belg denkt dat de 20% armsten goed zijn voor 7,7% van het vermogen en de 20% rijksten voor 40,6%. In werkelijkheid gaat het om 0,17% en 61,2%. De kloof tussen arm en rijk is groter dan algemeen wordt aangenomen. De superrijken zijn rijker dan gedacht, de groep die moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen is veel groter dan gedacht. Eén op de zeven Belgen is arm. Over een periode van vier jaar raakte bijna 30% van de Belgen al eens in armoede, 20% van de gepensioneerden heeft een inkomen onder de armoedegrens, 40% van de gehandicapten moet leven van een tegemoetkoming onder de armoedegrens,…
Iedere verdere economische neergang trekt de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking verder naar beneden. De kans op verdere neergang is reëel. Zelfs in de propaganda over het economisch herstel wijst men op complicerende factoren, zoals een gebrek aan investeringen, vertraging in de zogenaamde groeilanden en gevaren als gevolg van spanningen rond onder meer Oekraïne die de energieprijzen onder druk kunnen zetten. Economisch wanhopige tijden gaan gepaard met wanhopige propaganda.
Traditionele partijen houden met moeite stand
De wanhopige propaganda heeft een impact, maar het effect ervan neemt af. Dat bleek ook uit het Belgische verkiezingsresultaat. Na een laatste campagneweek met een enorm offensief tegen N-VA, heeft die partij de voorspelde tsunami alsnog gerealiseerd. Met 32% haalt N-VA een hogere score dan in de laatste peilingen en worden de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen geëvenaard (zelfs indien er hier en daar een beperkte achteruitgang was, zoals in de stad Antwerpen waar met De Wever en Homans van 37% in 2012 wordt terug gevallen op 34% en 32% voor de federale en regionale verkiezingen). De anti-N-VA campagne heeft deels een omgekeerd effect gehad. Dat is een indicatie van de aftakelende autoriteit van de drie traditionele politieke families.
Langs Vlaamse zijde halen christendemocraten, liberalen en sociaaldemocraten samen ongeveer 48%. In 2010 haalden ze voor het eerst geen 50% meer. In vergelijking met 2010 houden ze stand, wat ze zelf als een grote overwinning voorstellen. Maar deze stabilisatie gebeurt op een historisch dieptepunt. De drie komen nipt aan een meerderheid in het Vlaams parlement (64 op 124 zetels) en onder de Nederlandstalige afvaardiging in de Kamer (45 van de 87 zetels). Langs Franstalige kant halen de drie traditionele politieke families nog 70% van de stemmen, maar ook dat neemt af. Verkozenen van FDF, PTB-GO en PP illustreren dat ook langs franstalige kant de draagkracht van de traditionele partijen aftakelt.
Het verlies van de PS is beperkter dan voor de verkiezingen werd aangenomen. Dit verlies – in Brussel lichte winst en voor het Waals parlement ondanks lichte achteruitgang een zetel winst – was niet het resultaat van een links beleid. Na 25 jaar regeringsdeelname is de armoede toegenomen en zijn er meer werklozen. De 1% rijksten gingen erop vooruit, de overgrote meerderheid van de bevolking ging erop achteruit. Met de PS aan het stuur van de regering was het niet langer mogelijk om zich te verstoppen achter het argument dat het de schuld van het ‘rechtse Vlaanderen’ was. De dreiging van een regering onder leiding van N-VA was het enige argument waarmee de PS kon standhouden. De propaganda van N-VA over de keuze tussen een PS-model en een N-VA-model heeft ook de PS goed gedaan. De herinnering aan de politieke crisis van 2010 en het beeld dat ons land relatief ongeschonden uit de economische crisis is gekomen, speelden eveneens een rol in het oppeppen van de traditionele partijen.
Onstabiliteit van de alternatieven
De resultaten zijn minder voorspelbaar en er zijn soms opmerkelijk grote verschuivingen met nieuwe partijen die een snelle opmars en neergang kennen. Tien jaar geleden, met de regionale verkiezingen van 2004, kende het Vlaams Belang een electoraal hoogtepunt met 24,15%. Nu haalt het VB nog amper drie Kamerzetels (2 in Antwerpen en 1 in Oost-Vlaanderen). Lijst Dedecker ging bij deze verkiezingen volledig kopje onder, terwijl het in 2008 nog tot 15% scoorde in de peilingen.
N-VA plaatst zich tot op zekere hoogte in dit rijtje, zonder dat het besmet is met het neofascistische karakter van het VB of het ego-avonturisme van Dedecker, zelfs indien er in de marge elementen hiervan aanwezig zijn. Wat deze formaties gemeen hebben, is dat ze inspelen op een breed ongenoegen. Ook op Europees vlak kwam dit tot uiting in sterke scores voor diverse extreemrechtse en rechts-populistische krachten.
Op basis van collectieve strijd zal het klassenbewustzijn verscherpt worden en zal de ruimte voor een echt alternatief in de vorm van een massale arbeiderspartij met een socialistisch programma vergroten. Ondertussen moeten we afrekenen met een breed spectrum van allerhande populistische formaties die gedurende zekere tijd de bovenhand kunnen halen met hun individuele ‘oplossingen’ of zogenaamde ‘anti-establishment’-imago.
Tegen deze achtergrond is een terugkeer van het Vlaams Belang of een gelijkaardige formatie niet uitgesloten. In de huidige vorm wordt dat wellicht moeilijk, de partij valt terug op drie Kamerzetels, zes Vlaamse verkozenen, één Brusselse verkozene en bijzonder nipt een Europese zetel voor voorzitter Annemans. Meer dan de helft van het personeel van de partij zal op straat staan. In zijn bastion Antwerpen haalt het Vlaams Belang nog 7% en moet het voor de Kamer zes en voor het Vlaams parlement vijf andere partijen laten voorgaan. In een poging om alsnog in het middelpunt van de belangstelling te staan, ging vooral Dewinter over tot scherpe provocaties in de campagne. Het zou verkeerd zijn om te denken dat het negeren van racistische provocaties zal leiden tot het verdwijnen ervan. Dat drie Griekse neonazi’s in het Europees Parlement verkozen raakten, kan als waarschuwing tellen. Met hoe meer provocaties Dewinter weg komt, hoe verder hij en zijn troepen zullen gaan.
Dat er ruimte is voor extreemrechts blijkt ook langs Franstalige kant. De rechts-populistische Parti Populaire van Modrikamen haalt een verkozene in de Kamer en in het Waals parlement. In Charleroi haalt de PP 7% terwijl de reactionaire beroepsprovocateur Laurent Louis er met zijn ‘Debout les Belges’ 5% haalt en het door het Vlaams Belang opgezette ‘Faire Place Nette’ 3,5%. Laurent Louis kreeg volk op de been voor zijn meetings ondanks het agressieve antisemitische karakter van zijn campagne. Het gevaar van antisemitisch geweld bleek overigens nog aan de vooravond van de verkiezingen met een bloedige aanslag in het Joods museum in Brussel waarbij vier doden vielen.
Extreemrechts afschrijven of de strijd ertegen opgeven, is niet aan de orde van de dag. Het gevarieerder karakter van de extreemrechtse en populistische formaties vereist een degelijke analyse die een correcte inschatting maakt van het gevaar – het volstaat niet om iedereen zomaar als fascist af te doen – en daaraan gekoppeld een actieve mobilisatie rond een sociaal programma om de voedingsbodem van deze formaties aan te pakken.
Groene winst en verlies
Ecolo werd zwaar afgestraft in deze verkiezingen. De regeringsdeelname op regionaal niveau heeft de partij geen goed gedaan. De campagne van de PS voor een nuttige stem om de N-VA te stoppen evenmin. Bovendien was er ter linkerzijde een concurrent in de vorm van de PTB. Ecolo verliest de helft van zijn Brusselse zetels, 10 van de 14 Waalse zetels en 2 van de 8 Kamerzetels.
Langs Nederlandstalige kant kende Groen wel vooruitgang. De partij profileerde zich als linkse oppositiepartij met nadruk op sociale thema’s zoals de lange wachtlijsten in de sociale sector. Het partijprogramma was dan wel niet erg links, het profiel van Groen was dat wel. Bovendien kon de partij gebruik maken van de sterke acties rond de Antwerpse mobiliteitsproblemen. Anderzijds maakte Groen-voorzitter Van Besien meteen duidelijk dat hij wil meeregeren. Na deze vooruitgang kan hij blijkbaar niet snel genoeg de ervaring van Ecolo in het Brusselse en Waalse parlement achterna gaan.
Vooruitgang voor radicaal links
Met 2 zetels in de Kamer, 2 in het Waals parlement en 4 in het Brussels parlement heeft PVDA/PTB niet het door de hoge peilingen gecreëerde verwachte resultaat behaald. Vooral in Antwerpen werd meer verwacht, maar eindigde de partij van Peter Mertens op een zucht van de kiesdrempel. Met scores van 11,5% in Luik en 8,7% in Charleroi, waar PVDA telkens de derde partij is na PS en MR, of 8,9% in Antwerpen en 4,9% in Gent heeft PVDA wel opmerkelijke scores neergezet waarbij ook in vergelijking met de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 vooruitgang werd geboekt.
Ondanks een professionele campagne en nooit geziene toegang tot de media, had de PVDA in de laatste dagen van de campagne moeite om overeind te blijven, laat staan om de thema’s van de verkiezingen te bepalen. De druk van een nuttige stem tegen de N-VA en de pogingen van alle partijen om zich sociaal voor te doen, hebben ongetwijfeld een rol gespeeld. Anderzijds tonen de resultaten aan dat er links van de sociaaldemocratie en de groenen ruimte is. Het was in dat kader dat wij voorstelden om eenheidslijsten met een naam als PVDA-Eenheid op te stellen of om kandidaten op PVDA+/PTB-GO te plaatsen. Jammer genoeg werden die voorstellen afgewezen en was er in Brussel zelfs geen bereidheid tot lijstverbinding. Nochtans weet iedere syndicalist dat je in een strijd sterker staat als je alle militante krachten mee betrekt.
We hopen dat de 8 verkozenen van PVDA mee het publieke debat naar links zullen trekken en een rol zullen spelen in de opbouw van het straatverzet tegen het neoliberale beleid. Een politieke stem kan immers niet losgekoppeld worden van sociale strijd. We hopen dat de PVDA met haar verkozenen voluit zal gaan voor het versterken van de acties tegen het besparingsbeleid en zich niet laat afremmen door ‘linkse samenwerking’ met de sociaaldemocratie en de groenen. Onze roep naar een front van verzet tegen de besparingen blijft overeind, na deze electorale vooruitgang is PVDA goed gepositioneerd om daar een centrale rol in te spelen.
In Brussel namen wij aan de verkiezingen deel met Gauches Communes. We voerden vooral in Sint-Gillis een politiserende campagne met inhoudelijke pamfletten. Het behaalde resultaat is erg bescheiden, voor de Kamer haalden we in Sint-Gillis 1,12%. De druk voor een ‘nuttige stem’ uitte zich niet alleen in het resultaat van de PS maar ook in dat van PTB-GO. Onze politiserende campagne heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat het totale resultaat van de radicale linkerzijde in Sint-Gillis de hoogste van alle Brusselse gemeenten is.
Welke regering er ook komt, besparingen komen eraan!
Vlak voor de stembusgang verschenen de eerste analyses van economische denktanks over het gevaar van aanhoudende politieke crisis. De Tijd titelde “Londense City vreest voor Belgische politieke impasse” (21.5). In het artikel werd de vrees voor een herhaling van een ellenlange regeringsvorming geuit.
De voorkeur van De Wever en delen van het patronaat bij VOKA gaat ongetwijfeld naar een harde rechtse meerderheid rond N-VA in Vlaanderen. Maar een dergelijke regering haalt geen meerderheid langs Franstalige kant en bovendien zou CDH hiervoor van de PS moeten losgekoppeld worden. De Wever droomt van een regering zoals die van Martens in de jaren 1980 en rekent erop dat dit vandaag ook zonder steun van één van de twee grote vakbonden kan. De poging om een dergelijke regering op de been te krijgen, maakt weinig kans. De meer vooruitziende elementen van de burgerij stellen wellicht meer vertrouwen in een stabiele tripartite, desnoods met een Vlaamse regering waar N-VA wel inzit en na een periode waarin De Wever moet bewijzen dat hij geen rechtse regering op de been kan krijgen. De PS gaat voor een tripartite en gaat eerder voor het model van de regering-Dehaene met zijn Globaal Plan.
Welke regeringen we ook krijgen, we gaan naar harde besparingen. Daar zijn alle gevestigde partijen het over eens. Zij lijken daar overigens beter op voorbereid te zijn dan de arbeidersbeweging. De banden tussen de vakbondsleiders en de besparingspartijen hebben ons de afgelopen jaren niets opgeleverd, het neoliberale beleid werd niet gestopt. Dat leidt tot demoralisatie en het zet de mogelijkheid van collectieve strijd voor vooruitgang op het achterplan, wat ruimte laat voor andere ‘oplossingen’. Als we de aanvallen niet bestrijden met een democratisch beslist oplopend actieplan dat vertrekt van een brede informatie- en mobilisatieronde, dan zullen we de besparingen niet kunnen stoppen, maar dreigen ook de electorale mogelijkheden voor rechts en extreemrechts nog te groeien.
Het zou verkeerd zijn te denken dat een derde van de Vlamingen overtuigd is van een hard neoliberaal en repressief besparingsbeleid, voor velen was het een foertstem tegen het establishment. Dat is geen verrechtsing maar een groeiende afkeer tegenover de huidige gang van zaken, evenwel zonder duidelijkheid over hoe het dan wel beter kan. In de laatste week van de campagne benadrukten ook de Vlaamse partijen plots hun ‘sociaal’ karakter met verzet tegen aanvallen op de index en de beperking van de uitkeringen in de tijd tegenover N-VA, maar ook die laatste partij benadrukte plots dat het de laagste pensioenen zou verhogen en ontkende in alle toonaarden het asociale karakter van zijn programma.
Het potentieel voor een sterk verzet op straat is aanwezig. Dat zagen we de afgelopen weken reeds met de onverwacht grote mobilisaties voor de overkapping van de Antwerpse ring. Het gaat nog om acties waarbij er verwarring is over de exacte eisen en actiemethoden, maar het massale karakter ervan is een trendsetter.
Doorheen strijdbewegingen kunnen we kiezers van N-VA overtuigen. Wie anders dan de linkerzijde kan immers een consequent alternatief op het huidige besparingsbeleid naar voor brengen? Waar links dit op offensieve wijze deed – zoals de campagne van Syriza voor een linkse regering in 2012 – leverde het uitstekende electorale resultaten op. Maar als we de offensieve perspectieven niet onderbouwen met een consequent programma van socialistische maatschappijverandering, komen we er ook niet.
De uitdagingen voor de arbeidersbeweging zijn groot. De burgerij zal nu maneuvreren om na te gaan hoe ze het beste een besparingsbeleid kan voeren, met de harde hand of iets zachter. Laat ons niet wachten om ons verzet te organiseren!
[divider]
Model-Martens: besparen zonder sociaaldemocraten
Na een periode van politieke crisis tussen 1978 en 1981 werd een compromis gesloten om met de roomsblauwe regering van Martens en Gol een besparingsbeleid te voeren dat werd getolereerd door het ACV, met wiens topman Jef Houthuys alles werd doorgepraat in Poupehan. De Belgische frank werd gedevalueerd en er waren verschillende indexsprongen. Toen de nieuwe begrotingsminister Verhofstadt in 1986 met een nieuw hard besparingsplan ter waarde van 3,5 miljard euro kwam, werd het moeilijk voor het ACV om de troepen te blijven stoppen.
Bij de ambtenarenacties van 1983 stond het ABVV er nog alleen voor, het verzet tegen het Sint-Annaplan in 1986 dreigde zo massaal te worden dat de druk op het ACV onhoudbaar werd. Op een nationale ABVV-betoging op 31 mei 1986 waren er 250.000 aanwezigen. ACV-topman Houthuys stuurde ‘da joenk’ Verhofstadt wandelen.
Het harde neoliberale beleid van de rooms-blauwe regeringen zorgde ervoor dat de lonen met gemiddeld 12 tot 15% afnamen, de uitkeringen zelfs met 20%. Tegelijk stegen de bedrijfswinsten met 57%. Na de val van de regering, officieel rond de communautaire kwestie, volgde een nieuwe crisis waarna er een regering met sociaaldemocraten kwam.
Model-Dehaene: besparen met sociaaldemocraten
Na het verdwijnen van rooms-blauw in 1987 werden de sociaaldemocraten ingeroepen om mee te besparen. De economische situatie gaf wat ademruimte om dit voor te bereiden. In 1993 sloeg Dehaene toe met zijn Globaal Plan. Onder druk van onderuit werd dit beantwoord met de grootste algemene staking sinds 1936.
Het Globaal Plan maakte deel uit van het Europese besparingsbeleid dat door het verdrag van Maastricht werd opgelegd. Christendemocraten en sociaaldemocraten maakten een besparingsplan van – zo blijkt achteraf – 500 miljard frank (12,5 miljard euro). Dat gebeurde onder meer door de index aan te passen (met de invoering van de gezondheidsindex) en met een loonstop.
De vakbondsleiding deed amper iets met de woede aan de basis en liet zich eerder leiden door onderlinge tegenstellingen. Het bleef bij een eenmalige actie, ondanks het enorme potentieel. In het parlement stemden alle christendemocraten en “socialisten” voor het Globaal Plan, een toiletpauze op dit cruciale ogenblik kostte Dirk Van der Maelen nadien wellicht meer dan één ministerpost. De beweging tegen het Globaal Plan stierf een stille dood.
En vandaag?
Bij het overlijden van Jean-Luc Dehaene werd meermaals naar zijn ‘model’ verwezen. De Wever had het zowel over de jaren 1980 en de regeringen-Martens als over het Globaal Plan. Hij stelde dat men in de tijd “nog beslissingen durfde te nemen” en verwees naar de “drie indexsprongen en het Globaal Plan.” Beide modellen bevatten een besparingsbeleid, het ene al wat sneller en brutaler dan het andere. De Wever grijpt terug naar ‘da joenk’ Verhofstadt toen die nog als ‘baby-Thatcher’ bekend stond. De PS kijkt liever naar het staatsmanschap van Dehaene en diens roomsrode ‘Globaal Plan’. Deze discussie gaat over het ritme van de aanvallen, niet over de besparingen zelf.
-
Strijd tegen extreemrechts niet gestreden
Eerste reactie van de antifascistische campagne Blokbuster
Wat een afgang voor het Vlaams Belang! Met nog drie Kamerzetels en zes Vlaamse parlementszetels blijft er weinig over. Een groot deel van het personeel moet weg en slechts enkele kopstukken slaagden erin om hun zetel te behouden. Zelfs voor voorzitter Annemans zag het er even slecht uit, hij dreigde naast zijn Europese zetel te grijpen maar raakte uiteindelijk toch nipt verkozen. Met amper 6% komt de kiesdrempel in zicht. Voor de Kamerverkiezingen was het Vlaams Belang zelfs in het voormalige bastion Antwerpen pas de zevende partij.
Het enige lichtpunt kwam opvallend genoeg vanuit Wallonië. Het Vlaams Belang diende in Henegouwen een eigen lijst in onder de naam ‘Faire Place Nette’ waarbij in het logo de ‘p’ klein werd gemaakt zodat het op ‘FN’ leek. Tegen het gebruik van de naam FN zelf geldt een veto van het Franse FN van Marine Le Pen. In Charleroi haalde FPN 3,5% en doorheen Henegouwen 2%. Met de score in Charleroi komt lijsttrekker Frank Creyelman dicht bij het resultaat dat zijn partij nog behaalt in zijn eigen stad Mechelen waar hij gemeenteraadslid is.
Alle gekheid op een stokje: de resultaten voor diverse rechtse populistische en extreemrechtse krachten langs Franstalige kant en in Europa tonen aan dat de ruimte voor dergelijke krachten niet kleiner maar groter is geworden. De Parti Populaire van Modrikamen haalt een verkozene in de Kamer en het Waals Parlement en zelfs de waanzinnige Laurent Louis haalt met zijn ‘Debout les Belges’ enkele opmerkelijke scores (evenwel zonder verkozenen).
Op Europees vlak kende het Franse Front National een hoge score met 25% van de stemmen en 24 zetels in het Europees Parlement. De Britse UKIP werd eveneens de grootste partij in Groot-Brittannië met een gelijkaardig percentage en evenveel zetels als het FN.
Erger nog is de groei van de delegatie neonazi’s in het Europees Parlement. Gouden Dageraad treedt in het Europees Parlement met 3 verkozenen, Jobbik behoudt haar 3 zetels en de Duitse neonazi’s van NPD halen met 1% van de stemmen ook 1 zetel. Voor het eerst komt er een Duitse neonazi in het parlement en bovendien komen er drie Griekse neonazi’s bij!
Mogelijk kan extreemrechts een eigen Europese fractie vormen. Daarvoor zijn er 25 zetels uit 7 lidstaten nodig. Met de 24 zetels van Marine Le Pen is het aantal geen probleem, maar mogelijk zullen er onvoldoende medestanders gevonden worden. Naast Vlaams Belang (1 zetel), FPÖ uit Oostenrijk (4 zetels), Zweedse Democraten (2 zetels) en de Nederlandse PVV (4 zetels) wordt naar Lega Nord uit Italië (5 zetels) gekeken maar is er nog een extra partner nodig. Le Pen sloot aanvankelijk samenwerking met NPD, Gouden Dageraad, Jobbik en het Bulgaarse Ataka (dat niet meer verkozen is…) uit. Ondertussen zouden de Zweedse Democraten naar de alliantie rond UKIP overstappen en zijn er nog twee extra partners nodig.
Lega Nord zat voorheen in de Europese fractie van de UKIP. Die fractie komt zonder problemen aan voldoende zetels, maar zal met enkele nieuwe Eurosceptische formaties moeten onderhandelen om aan het vereiste aantal partners te komen. Naast de opvolger van de Ware Finnen (2 zetels), Deense Volkspartij (4 zetels), de Nederlandse SGP (1 zetel) en het Litouwse Orde en Rechtvaardigheid (2 zetels) wordt uitgekeken naar Alternative für Deutschland (7 zetels) en mogelijk ook Eurosceptische partijen uit Polen en/of Tsjechië.
Zeker in die landen waar het breed gedragen ongenoegen nog niet heeft geleid tot verzet op straat, is de ruimte voor allerhande populistische en extreemrechtse krachten aanwezig. In landen waar er wel actief straatverzet was, gaat de radicalisering in de eerste plaats naar radicaal links met uitstekende scores in Griekenland, Spanje en Portugal. Spreken van een algemene verrechtsing zou verkeerd zijn. Maar het gevaar onderschatten zou ook gevaarlijk zijn.
[divider]
Enkele cijfers van de rechtse resultaten in de Europese verkiezingen
Populistisch rechts: 43
- Verenigd Koninkrijk. UKIP: 26,6% en 24 zetels
- Nederland. PVV: 13,3% en 4 zetels
- Finland. Partij van Finnen: 13% en 2 zetels
- Denemarken. Deense Volkspartij: 27% en 4 zetels
- Duitsland. AFD: 7,04% en 7 zetels
- Litouwen: Orde en rechtvaardigheid 14,3% en 2 zetels
Extreemrechts: 36
- Frankrijk. Front National: 25% en 24 zetels
- Italië. Lega Nord: 6% en 5 zetels
- Oostenrijk. FPÖ: 20% en 4 zetels
- Zweden. Zweedse Democraten: 9% en 2 zetels
- België. Vlaams Belang: 6,8% en 1 zetel
Neonazi’s: 7
- Hongarije. Jobbik: 14,8% en 3 zetels
- Duitsland. NPD: 1,03% en 1 zetel
- Griekenland. Gouden Dageraad: 9,4% en 3 zetels
