Tag: Lenin

  • 150e verjaardag van de geboorte van Lenin

    Vladimir Iljitsj Oeljanov, beter bekend onder zijn revolutionaire alias, Vladimir Lenin, werd anderhalve eeuw geleden geboren in de stad Simbirsk, nu bekend als Oeljanovsk, ongeveer 900 km van Moskou aan de Russische Volga rivier. Op 30-jarige leeftijd had hij al de reputatie dat hij een van de belangrijkste marxisten ter wereld was en slechts zeventien jaar later leidde hij samen met Leon Trotski de eerste socialistische revolutie ter wereld.

    Rob Jones, Sotsialisticheskaya Alternativa – ISA in Rusland

    Als een regering vandaag alle internationale overeenkomsten zou verscheuren die de rechten van gewone mensen beperken, de sleutelsectoren van de economie zou overnemen, een systeem van arbeiderscontrole in de industrie zou vestigen en werkenden en boeren van de hele wereld zou oproepen om samen te werken in het belang van iedereen, zou ze de enthousiaste steun van de werkenden en onderdrukte volkeren krijgen. Dit is precies, en slechts een deel van, wat de eerste Sovjetregering in november 1917 onder leiding van de bolsjewieken ten uitvoer bracht.

    De nieuwe Sovjetregering was revolutionair, niet alleen in grote lijnen – ze veranderde bijna elk aspect van het leven van de gewone Russische arbeiders.

    Ze trok zich onmiddellijk terug uit de imperialistische Eerste Wereldoorlog. Ze kende het zelfbeschikkingsrecht toe aan naties die het voormalige Russische rijk wilden verlaten. Het nam de grote landgoederen over en gaf elke boer het recht om het land te gebruiken. Het weigerde de Russisch-orthodoxe kerk en andere religies het recht om deel te nemen aan de staat.

    Toen in burgerlijke democratieën zoals Groot-Brittannië het stemrecht beperkt was tot mannen boven de 21 jaar, gaf het nieuwe Sovjet-Rusland alle burgers, mannen en vrouwen boven de 18 jaar, het recht om te stemmen, tenzij ze betrokken waren bij de uitbuiting van anderen. Een systeem van sovjets, bestaande uit gekozen vertegenwoordigers van de arbeiders, soldaten en boeren, leidde de samenleving.

    De bolsjewistische regering verklaarde dat vrouwen gelijke rechten moeten hebben, introduceerde een grootschalig programma om het analfabetisme onder vrouwen terug te dringen, richtte sociale keukens, wasserijen en kleuterscholen op om de druk op vrouwen te verlichten. De huwelijks- en echtscheidingswetten werden gewijzigd om een vrouw in staat te stellen een huwelijk op elk gewenst moment te verlaten, waarbij het recht op abortus werd ingevoerd. Alexandra Kollontai werd de eerste vrouwelijke minister ter wereld.

    Homoseksualiteit werd gedecriminaliseerd en een aantal vooraanstaande culturele en politieke aanhangers waren homoseksueel, waaronder Georgi Tsjitsjerin, commissaris van Buitenlandse Zaken.

    Het onderwijs, inclusief het hoger onderwijs, werd gratis gemaakt voor iedereen. Er werd een massale alfabetiseringscampagne gelanceerd. Er werd negen jaar schoolonderwijs gegeven en iedereen die op zijn zestiende een schooldiploma behaalde, had het recht om aan de universiteit te studeren. In 1921 waren er meer dan 200 nieuwe universiteiten opgericht, een verdrievoudiging in drie jaar tijd. Honderden speciale scholen werden opgericht om les te geven in minderheidstalen.

    Ook de gezondheidszorg werd voor iedereen gratis gemaakt en alle medische instellingen werden in het publieke systeem opgenomen. De medische ideologie werd radicaal veranderd – in plaats van gericht te zijn op de behandeling van rijkeren die leden aan chronische ziekten en verwondingen, was de Sovjetaanpak sterker gericht op het elimineren van infectieziekten die in die tijd honderdduizenden en zelfs miljoenen arme mensen het leven kostten. De levensverwachting, die in 1913 nog geen 30 jaar oud was, steeg tot 44 jaar in 1926 en tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog tot 60 jaar.

    Ondanks dit alles en de burgeroorlog die na de revolutie door de imperialistische mogendheden werd ontketend, is de bolsjewistische partij van Lenin erin geslaagd het Russische alfabet te moderniseren, de geschreven talen in verschillende regio’s te introduceren en de reactionaire Juliaanse kalender op één lijn te brengen met de rest van Europa. Sommige conservatieven, die zich in het verleden wentelden, raken nog steeds in de war en gebruiken de Juliaanse data vandaag nog steeds. Interne paspoorten werden afgeschaft.

    En natuurlijk speelde Lenin een rol bij de oprichting van de Derde Internationale, de Comintern, die zich tot taak stelde revolutionaire bewegingen over de hele wereld op te bouwen.

    De jeugd van Lenin

    Veel van Lenins ideeën zijn ontstaan tijdens zijn jeugd in het provinciale Simbirsk. Zijn vader, die in een comfortabel maar bescheiden houten huis woonde, was een plaatselijke schoolinspecteur, een functie die hij gebruikte om aan te dringen op onderwijshervormingen. De drie Oeljanov-jongens profiteerden van de sfeer waarin lezen werd aangemoedigd. Alexander, de oudste, was doordrongen van de revolutionaire geest en sloot zich aan bij ‘De wil van het volk’, een groepering die geloofde dat individuele terreur tot revolutie zou leiden. In 1887 werd hij geëxecuteerd voor zijn aandeel in een complot om de tsaar te vermoorden. Dit liet bij Vladimir een onwrikbare overtuiging achter dat dergelijke methoden schadelijk waren en dat alleen de georganiseerde en politiek bewuste arbeidersklasse de revolutie kon voltooien.

    Vladimir werd van de universiteit in Kazan verdreven nadat hij had geholpen bij het organiseren van een studentenbetoging. Hij verhuisde naar Sint-Petersburg waar hij zich aansloot bij de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, die in 1898 was opgericht om de opvattingen van Marx en Engels binnen de Russische revolutionaire en arbeidersbeweging te bevorderen. Hij werd gearresteerd, in ballingschap gestuurd en reisde na zijn vrijlating naar Europa, waar hij een belangrijke rol speelde in de marxistische kringen. Hij stichtte een krant, Iskra (de Vonk), die naar Rusland werd gesmokkeld.

    De sociaaldemocratische beweging in Europa, oorspronkelijk gebaseerd op de ideeën van Marx en Engels, was enorm gegroeid. In Duitsland kreeg ze massale steun en omvatte ze vakbonden en heel wat gekozen vertegenwoordigers. Lenin had aanvankelijk veel respect voor de reuzen van de Europese sociaaldemocratie, zoals Karl Kautsky en Wilhelm Liebknecht, maar ook voor Georgi Plekhanov, de grondlegger van de Russische sociaaldemocratie. Maar de oude sociaaldemocratie werd gedomineerd door mensen die meer geïnteresseerd waren in een carrière in het parlement dan in revolutionair marxisme.

    Wat te doen?

    Een keerpunt in Lenins politieke ontwikkeling kwam met de publicatie van zijn pamflet “Wat te doen?” in 1902 en de debatten op het Tweede Congres van de RSDAP in 1903. Wat een meningsverschil over organisatorische kwesties leek, was in werkelijkheid de opdeling van de Russische socialistische beweging in hervormingsgezinde en revolutionaire vleugels.

    Lenin stelde dat de RSDAP een partij van professionele revolutionairen moest zijn, gedisciplineerd, verenigd en handelend in overeenstemming met het programma van de partij. Zijn tegenstanders, onder leiding van Julius Martov, stelden dat de partij breder moest zijn. Het was voldoende, zei Martov, dat een lid het eens was met de algemene aanpak van de partij en zonder dat hij noodzakelijkerwijs deelnam aan haar activiteiten. Lenin won een meerderheid van stemmen – zijn fractie werd zo de ‘bolsjewieken’ tegen Martovs ‘menjewieken’ (minderheid).

    1905

    Twee jaar later, begin 1905, brak de eerste Russische revolutie uit. Pater Gapon, een orthodoxe priester en vermoedelijk politieagent, probeert de woede van de massa’s af te leiden en leidt een massale arbeidersbetoging naar het Winterpaleis van de tsaar in Sint-Petersburg om een petitie af te leveren waarin wordt opgeroepen tot hervormingen. De tsaristische politie opende het vuur en lokte een massale stakingsgolf uit over het Russische rijk, dat toen ook Polen en Finland omvatte. Arbeiders vormden voor het eerst sovjets (raden). Tegen het einde van het jaar was Trotski tot voorzitter van de sovjet van Sint-Petersburg gekozen.

    Hoewel veel van Lenin’s bolsjewieken deze test niet doorstonden, maakte Lenin die fout niet. Een van de belangrijkste bolsjewieken in Sint-Petersburg, Alexander Bogdanov, vertegenwoordigde degenen die samenzweerden om een ondergrondse partij op te bouwen, maar hij bleek niet in staat om de overstap naar het massawerk te maken. Hij mompelde over de sovjets, die honderdduizenden arbeiders vertegenwoordigden, als een manoeuvre van Trotski, en stelde voor dat de bolsjewieken een ultimatum zouden stellen: ofwel het bolsjewistische programma aannemen, ofwel zouden ze niet aan de sovjets deelnemen. Lenin begreep echter de betekenis van de sovjets. Hij pleitte ervoor de partij open te stellen voor een massa jonge arbeiders om de conservatieve invloed van de ‘comitémannen’ te overwinnen.

    Lenin trok de zeer duidelijke conclusie dat er geen vertrouwen mocht zijn in de liberale bourgeoisie, die probeerde een compromis te sluiten met het tsarisme om een grondwetgevende vergadering toe te kennen. De mensjewieken hielpen hen. Hij stelde dat de arbeidersklasse samen met de arme boeren in een revolutionair blok moest werken aan de omverwerping van het tsarisme, om een echte revolutionaire democratie tot stand te brengen. Hoewel dit burgerlijk zou zijn, zou het de arbeidersklasse in staat stellen het hele volk, en met name de boerenbevolking, te leiden tot “volledige vrijheid, voor een consequente democratische revolutie, voor een republiek! Een republiek geleid door alle arbeiders en de uitgebuitenen, voor het socialisme!” Trotski ging verder: hij betoogde dat de liberale bourgeoisie in Rusland, net als in andere achtergebleven landen, te zwak was en niet in staat om hun eigen revolutie uit te voeren, zoals de Franse en Engelse bourgeoisie deden. Daarom moest de arbeidersklasse het voor hen doen, en verder gaan om de socialistische revolutie uit te voeren.

    In de jaren van reactie die volgden op 1905 voerde Lenin een strijd om een partij in stand te houden, tegen de ultralinkse tendensen, waaronder Bogdanov, die beweerde dat revolutionairen niet moesten deelnemen aan het parlementaire werk. Maar er lagen grote uitdagingen in het verschiet.

    Sociaaldemocratisch verraad

    De Tweede Internationale had altijd aanvaard dat de arbeidersklasse van elk land gemeenschappelijke belangen had. Het was een enorme schok toen de Duitse sociaaldemocraten, met de eervolle uitzonderingen van Karl Liebknecht en Otto Rühle, in 1914 voor de financiering van de oorlogsmachine van het Duitse imperialisme stemden. Toen Lenin het voor het eerst hoorde, verwierp hij het nieuws als een leugen. Het mensjewisme was niet alleen reformistisch, maar inherent aan de politieke koers ervan was het verraad aan het internationalisme. Het werd aan 38 afgevaardigden uit 11 landen overgelaten om in vier rijtuigen naar de conferentie van Zimmerwald in 1915 te reizen om de vlag van het internationale socialisme hoog te houden.

    In Rusland zelf was het erg moeilijk voor de revolutionaire organisatie, vanwege de oorlog en de activiteiten van de tsaristische politie. In de eerste maanden van de oorlog werd de bolsjewistische partij gereduceerd tot een handvol leden. Het hele vrouwelijke ledenbestand was gearresteerd. Geleidelijk aan werden er nieuwe krachten opgebouwd, maar ze waren nauwelijks klaar voor het uitbreken van de nieuwe revolutie. Toen een delegatie van vrouwelijke arbeiders naar de bolsjewieken kwam voor hulp bij de voorbereiding van een staking voor internationale vrouwendag 1917, werd hen verteld dat ze moesten wachten op een beslissing van het Centraal Comité. De bolsjewieken hadden geen drukpers om een pamflet voor de staking te maken. Het was de kleinere Mezhraiontsii-groep die de pamfletten aanleverde. Dat was een groep revolutionaire sociaaldemocraten die tegen de oorlog gekant waren, en die later onder invloed van Trotski samensmolt met de bolsjewieken. De pamfletten waren gericht tegen “Oorlog, hoge prijzen en het gebrek aan rechten voor werkende vrouwen.”

    Veel van de bolsjewistische leiders in Rusland stonden afwijzend tegenover de ideologische strijd die had plaatsgevonden, vooral onder sociaaldemocraten in Europese ballingschap, en begrepen de betekenis van de verschillen tussen de bolsjewieken en de mensjewieken niet. Zelfs in april 1917 functioneerden de bolsjewieken en mensjewieken in 54 van de 68 Russische regio’s nog als één enkele partij.

    Het herbewapenen van de partij

    Toch was er een revolutie aan de gang. Begin 1917 groeide de bolsjewistische partij. Ze had tot 2000 leden in Petrograd. Na de Februarirevolutie, toen de burgerlijke Voorlopige Regering aan de macht kwam, gaven de plaatselijke leiders, waaronder Kamenev en Stalin, steun aan de Voorlopige Regering. Toen Lenin uit ballingschap terugkeerde, stond hij in april voor de taak om “de partij opnieuw te herbewapenen,” zoals Trotski het omschreef.

    Nikolaj Soekhanov was een mensjewiek die op Finland-station was toen Lenin terugkwam in Rusland. Hij beschreef wat er gebeurde als vijandige, maar eerlijke, getuige.

    “Als ze schrijven over het enthousiaste onthaal van Lenin op het Finlan- station, is dat niet overdreven. De soldaten en de werkende massa’s die door de bolsjewieken naar het station waren gemobiliseerd, waren vol vreugde … De komst van de leider van de bolsjewieken werd gemarkeerd door zijn schokkende verklaring dat ‘de vlammen van de socialistische wereldrevolutie al branden’… De bezorgdheid van de socialisten, waaronder de bolsjewieken over de toespraak van de pas aangekomen Lenin, was niet moeilijk te begrijpen. Ze hadden allemaal Marx en Engels bestudeerd, de westerse socialisten en ze begrepen allemaal de volgorde van de te nemen stappen op dezelfde manier… Eerst de burgerlijk-democratische revolutie en pas daarna, met behulp van democratische vrijheden en naarmate het kapitalisme zich ontwikkelt en een arbeidersklasse ontstaat, een strijd voor het socialisme… De Russische socialisten bereidden zich niet voor op de gewapende strijd om de macht, maar op de toekomstige parlementaire debatten in de constituerende vergadering. Lenin scheurde als een tornado terug naar Rusland, doorkruiste hun plannen en besloot de voorbereidingen voor de socialistische revolutie te starten, waarbij de macht in handen zou moeten komen van de arbeidersklasse en de arme boeren, van de Sovjets.”

    Lenin schreef toen zijn beroemde ‘Aprilstellingen’. Partijblad Pravda publiceerde ze pas na het toevoegen van een reeks commentaren over het feit dat het de persoonlijke mening van de auteur was. Toen hij twee dagen later op het bolsjewistische Centrale Comité sprak, verloor hij de stemming. Zinovjev, Sjljapnikov en Kamenev waren allemaal tegen hem. Die laatste zei: “Rusland is niet klaar voor de socialistische revolutie.” Dzerzjinski viel Lenin aan en eiste te spreken namens “de kameraden die de revolutie in de praktijk hebben meegemaakt.” Lenin hield echter voet bij stuk – eind april had hij de steun van de partij gewonnen. Dat was het moment, zegt Soechanov, waarop “de Russische politieke kalender in een stroomversnelling raakte en van februari naar oktober verschoof.”

    Lenin had er alle vertrouwen in dat de arbeidersklasse en vooral de jeugd hem zou steunen. De bolsjewistische partij groeide sterk in 1917, naarmate de voorwaarde voor de overwinning van de revolutie van november rijpten. Tegen het einde van het jaar telden de bolsjewieken bijna 350.000 leden. Het werd duidelijk dat de liberalen en gematigde socialisten er niet in slaagden de oorlog te beëindigen, de nationale bevrijding toe te staan, de constituerende vergadering bijeen te roepen of maatregelen te nemen om het lot van de massa’s te verbeteren. Een vijfde van de leden van de partij was jonger dan 26, de helft jonger dan 35 jaar.

    Toen Trotski enkele weken na Lenin naar Rusland terugkeerde, werden de twee onafscheidelijk en leidden ze samen de revolutie. Hun eerdere meningsverschillen, die door hun vijanden dramatisch werden overdreven, over de noodzaak van een hechte revolutionaire partij en over het permanente karakter van de revolutie werden in de praktijk opgelost. Trotski raakte ervan overtuigd dat Lenin gelijk had op het eerste punt, Lenin dacht dat Trotski gelijk had op het tweede. Beiden begrepen dat een revolutie in Rusland alleen kon slagen als ze deel uitmaakte van een bredere wereldrevolutie.

    Lenin citeerde graag Faust: “Theorie, mijn vriend, is grijs, maar groen is de eeuwige boom van het leven.” Hij gebruikte dit toen hij uitlegde waarom hij zijn eerdere positie had veranderd door op te roepen tot “een revolutionaire democratische heerschappij van de arbeidersklasse en de boerenstand.” Hij zei dat degenen die de slogans uit het hoofd hadden geleerd nu achter de feiten aanliepen: “overgegaan naar de kleinburgerij tegen de proletarische klassenstrijd.” Hij voegde eraan toe dat ze “moeten worden overgebracht naar het archief van ‘bolsjewistisch’ pré-revolutionair antiek (het mag het archief van ‘oude bolsjewieken’ worden genoemd).”

    In feite zijn het dit soort zaken die het echte karakter van Lenin aantonen, niet datgene wat door zijn tegenstanders wordt gedemoniseerd of vergoddelijkt door degenen die hem liever als onoverwinnelijk presenteren. Lenin maakte fouten, of kon zijn beoordelingen verkeerd krijgen. Maar als hij dat deed, kon hij zijn mening veranderen, meestal na heftige discussies met zijn kameraden.

    Het was deze aanpak, in combinatie met zijn nauwe band met Trotski, die de bolsjewistische partij in staat stelde de steun van de werkende massa’s en de soldaten, zoals vertegenwoordigd door de Sovjets, te winnen en de novemberrevolutie naar de overwinning te leiden. De nieuwe sovjet-regering nam zich voor om Rusland te transformeren op socialistische leest.

    Maar de imperialisten zagen het socialistische Rusland terecht als een baken voor arbeiders in de rest van de wereld. Zij lanceerden een wrede burgeroorlog – ten minste 14 imperialistische legers, waaronder de Britse, Duitse, Amerikaanse, Japanse en Franse, steunden de voormalige tsaristische en Witte Garde-groepen om te proberen de revolutie te verslaan.  De heldhaftige offers die de arbeidersklasse tijdens deze oorlog bracht, hebben haar uitgeput achtergelaten. De vertraging in de wereldrevolutie, vooral na het verraad van de Duitse revolutie door de sociaaldemocraten, zorgde voor een achtergebleven economie. Dit leidde tot een reactie, een ontaarding van de revolutie.

    Het laatste gevecht van Lenin

    Er waren twee pogingen om Lenin te vermoorden. De meer succesvolle tweede door Fanny Kaplan, een linkse sociaal-revolutionair, liet hem in 1918 achter met een kogel in zijn nek, die bijdroeg aan de medische problemen die hij later kreeg voordat hij in 1924 stierf. In deze periode realiseerde hij zich dat de krachten van de reactie zich binnen de nieuwe Sovjetstaat rond het triumviraat Zinovjev-Kamenjev-Stalin aan het verzamelen waren. Lenin beschreef het als “opgezogen worden in een vies bureaucratisch moeras.” Om dit tegen te gaan stelde hij een pact met Trotski voor om de zich ontwikkelende bureaucratie te bestrijden, maar helaas was de objectieve situatie tegen hen. In het volgende decennium ontwikkelde zich een bureaucratische politieke contrarevolutie, die culmineerde in de afschuwelijke stalinistische dictatuur, die met behoud van het staatseigendom van de productiemiddelen veel van de sociale en democratische verworvenheden van de revolutie teniet deed.

    De erfenis van Lenin

    Naast het feit dat Lenin samen met Trotski een leider van de Russische revolutie was, heeft hij een enorme theoretische en praktische erfenis nagelaten. Hij heeft laten zien waarom het nodig is om een sterke revolutionaire organisatie op te bouwen met een duidelijk programma, dat in staat is om de arbeidersklasse te verenigen in de strijd voor het socialisme. Zo’n partij, waarschuwde hij, zou niet in alle landen op dezelfde manier worden opgebouwd. Revolutionairen, zo argumenteerde hij, zouden bereid moeten zijn om tussen te komen op alle “terreinen, gebieden en aspecten van het openbare leven, en op een nieuwe manier, op een communistische manier, in alle landen te werken.”

    Zijn analyse van de staat als repressie-instrument in de klassenmaatschappij is vandaag van groot belang, nu kapitalistische regeringen er ons tijdens de coronacrisis van proberen te overtuigen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, zodat ze uiteindelijk de kosten van de economische crisis naar de arbeidersklasse kunnen doorschuiven.

    Lenins benadering van het nationale vraagstuk, gebaseerd op de erkenning van het recht van naties op zelfbeschikking, is zelfs vandaag nog revolutionair, nu veel kapitalistische regeringen dit recht weigeren, of het nu in Koerdistan, Catalonië, Tibet of in Noord-Afrika is.

    En natuurlijk is er de ervaring van het eenheidsfront dat de bolsjewieken vormden, een methode die hen in staat stelde om via de sovjets een machtige, eengemaakte beweging op te bouwen die in staat was om het kapitalisme omver te werpen.

    Maar het allerbelangrijkste is misschien wel Lenins benadering van het revolutionair marxisme, dat hij nooit als een dogma behandelde maar ontwikkelde in overeenstemming met de levende ervaring. Zoals hij opmerkte: “Wie een ‘zuivere’ sociale revolutie verwacht, zal die nooit meemaken. Zo iemand bewijst lippendienst aan de revolutie zonder te begrijpen wat revolutie is.”


    Meer weten? Volg de online meeting komende zondag

    Elke zondagavond organiseert International Socialist Alternative een meeting waarop een thema toegelicht wordt. Komende zondag wordt de 150e verjaardag van de geboorte van Lenin aangegrepen voor een meeting over Lenin en zijn strijd. Deze meeting is op zondag 26 april om 20u. Te volgen via het Facebook-evenement en Youtube.

    Facebook evenement

  • Hoe de bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen

    Bolsjewieken op het 10de partijcongres in 1921.

    Meer dan een eeuw na de Oktoberrevolutie blijft de aanpak van de Bolsjewieken rond de nationale kwestie een lichtend voorbeeld van wat er mogelijk is inzake het oplossen van nationale conflicten als echte socialistische regeringen aan de macht komen.

    Dossier door Rob Jones, Sotsialisticheskaya Alternativa (ISA in Rusland)

    Dit is zeker van belang in de 21e eeuw, op een ogenblik dat het kapitalistisch bewind leidt tot moorddadige conflicten in Darfoer, Congo of het Midden-Oosten. De nationale kwesties blijven bovendien onopgelost in onder meer Catalonië, Schotland, Ierland, België en elders. Het wakkerde brutale conflicten aan in de Balkan, Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne.

    Twee bloedige oorlogen in Tsjetsjenië en de behandeling van nationale minderheden tonen hoe de heersende elite in het moderne kapitalistische Rusland helemaal niets gemeen heeft met de bolsjewieken. Een recente aanval in Surgut, een Siberische oliestad, waarbij een jonge moslim met een mes in een winkelcentrum rondliep, was duidelijk het gevolg van het racistische beleid en de acties van extreemrechts. Onlangs nog viel de oproerpolitie een café in de stad binnen en dwong het alle aanwezigen om hun baard af te scheren. Dit gebeurde onder het excuus dat de aanwezigen mogelijk Wahhabisten waren.

    De bolsjewieken onder leiding van Lenin hebben daarentegen steeds de rechten van nationale en etnische minderheden gesteund. Lenin was zijn tijd ver vooruit en bekritiseerde zelfs het gebruik in de alledaagse taal van nationale stereotypen zoals het woord ‘Khokhol’ om Oekraïners te beschrijven. Niet alleen wordt dit woord nog steeds op grote schaal gebruikt, het werd onlangs nog aangevuld met officiële Russische propaganda die Oekraïne als een fascistische staat voorstelde.

    De taalkwestie

    De bolsjewieken waren zeer gevoelig voor de taalkwestie en ondernamen bewuste stappen om het gebruik van minderheidstalen te ondersteunen. Lenin sprak zich uit tegen de erkenning van specifieke talen als ‘staatstalen’, vooral wanneer dat betekende dat belangrijke taalminderheden werden gediscrimineerd. Toch hebben de pogingen van de nieuwe kapitalistische regeringen om het gebruik van de Russische taal te beperken in de jaren negentig van de vorige eeuw geleid tot ernstige etnische conflicten in Moldavië en tot ernstige spanningen in de Baltische staten, wat lijnrecht tegenover de benadering van de bolsjewieken stond.

    Onder president Nazarbayev werd in Kazachstan bij elk sociaal conflict, bijvoorbeeld tijdens de staking van de oliearbeiders van Zhenaozen, beroep gedaan op zogenaamde ‘Nationaal-patriotten’ en ‘Nationaal-democraten’ (rechtse nationalisten) om beperkingen op te leggen aan de Russische taal. De dreiging van een beperking van het gebruik van het Russisch in Oekraïne volstond om de spanningen, die tot het conflict in Oost-Oekraïne hebben geleid, op te voeren. De regering van Poetin heeft op hypocriete wijze de aanval op de rechten van Russischtaligen in Oekraïne gebruikt om in te grijpen in Oost-Oekraïne, maar nu kondigde dezelfde regering aan dat de financiering van het onderwijs in de vele minderheidstalen van Rusland wordt stopgezet. Dit leidt tot ontevredenheid in republieken als Tatarstan.

    Verklaring over de rechten van de volkeren van Rusland*

    De bolsjewieken waren principiële voorstanders van het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Binnen enkele dagen na de Oktoberrevolutie werd de Verklaring over de Rechten van de Volkeren van Rusland gepubliceerd. In tegenstelling tot de benadering van de moderne diplomatie, waarin verschillende partijen hun werkelijke intentie verbergen en verhullen voor de bevolking, werd in deze revolutionaire verklaring op een duidelijke, transparante en beknopte manier gesteld dat, gezien de geschiedenis van repressie en wanbeheer, er onmiddellijk een einde moet komen aan de ‘vrijheid’ van pogroms, slavernij en aanvallen. Er moet sprake zijn van gelijkheid en soevereiniteit van de Russische nationaliteiten, het recht van de Russische volkeren op zelfbeschikking tot en met het recht om een eigen staat te vormen, de afschaffing van alle nationale en religieuze voorrechten en beperkingen. Dit alles moest de vrije ontwikkeling van nationale minderheden en etnische groepen die Russisch grondgebied bevolkten mogelijk maken.

    (*In de Russische taal zijn er twee woorden voor Russisch. ‘Russisch’ verwijst naar de etniciteit Russisch, terwijl ‘Rossiskiy’ verwijst naar iedereen die in Rusland woont. Onder de tsaar was het land het ‘Russische rijk’, onder de bolsjewieken was het de ‘Rossiskaya Sovjet Federatie van Socialistische Republieken’. De ‘volkeren van Rusland’ verwijst naar alle nationaliteiten die in Rusland leven)

    De Voorlopige Regering

    Op zich was dit een reëel contrast met het standpunt van de verschillende regeringen die Rusland na de revolutie van februari 1917 hebben geregeerd. De spontane volksopstand die het tsaristische autoritarisme in februari omverwierp, werd gedreven door de arbeiders-, soldaats- en boerenmassa’s die geloofden dat er als gevolg daarvan een vrije en democratische samenleving in Rusland zou ontstaan – velen geloofden dat dit zou leiden tot een socialistische samenleving. Maar de realiteit was heel anders.

    De nieuwe burgerlijke coalitie weigerde niet alleen de deelname van Rusland aan de Eerste Wereldoorlog te beëindigen of de boerenbevolking land te schenken, maar weigerde ook de talrijke volkeren en naties van het voormalige tsaristische rijk vrijheid te verlenen. Zo stuurde ze al in maart een bevel naar Finland om zijn status als onderdeel van het Russische rijk, zoals gedefinieerd door de voormalige tsaar in de 18e eeuw, te bevestigen. Toen de Finse Sejm (parlement) in juli een resolutie aannam waarin stond dat zij alleen “beslist, bevestigt en decreteert over de uitvoering van alle Finse wetten, waaronder die over financiën, belastingen en gewoonten”, stuurde de Voorlopige Regering troepen om het parlement te ontbinden. De Voorlopige Regering verordende dat alle kwesties van de rechten van de Russische volkeren zouden beslist worden door de Grondwetgevende Vergadering. Maar toen de Voorlopige Regering uiteindelijk een standpunt publiceerde over de rechten van de naties om dit aan de grondwetgevende vergadering voor te stellen, verklaarde zij heel duidelijk dat zij de “Russische staat als één en ondeelbaar” beschouwde.

    Bolsjewieken kennen recht op zelfbeschikking toe

    Terwijl de “burgerlijke democratie” die Rusland van februari tot oktober regeerde, suggereerde dat de nieuwe “democratie” vrijheid voor de verschillende naties en volkeren zou omvatten, maar haar beloften niet nakwam, ging de nieuwe Sovjetregering onder leiding van de bolsjewieken niet alleen over tot verklaringen, maar werd alles in het werk gesteld om het recht op zelfbeschikking effectief uit te voeren. Het duurde minder dan een week voordat de nieuwe Sovjetregering het recht op onafhankelijkheid van Finland erkende. Dit werd snel gevolgd door steun voor de onafhankelijkheid van Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Estland, Transkaukasië, Wit-Rusland, Polen en Letland. Ondanks alle complicaties en moeilijkheden, en ondanks het feit dat deze nieuwe onafhankelijke landen in het algemeen burgerlijk-nationalistisch waren in plaats van Sovjet-gezind, respecteerde de bolsjewistische regering deze rechten.

    Centraal-Azië, de focus van het imperialistische “Grote Spel” was in 1917 nauwelijks uit een vorm van feodalisme voortgekomen. Hoewel het deel uitmaakte van het tsaristische rijk, werd het geregeerd door een reeks feodale Khans zonder geconsolideerde naties. Een arbeidersklasse bestond nauwelijks, in het beste geval bestond deze uit de spoorweg- en infrastructuurwerkers, waarvan de meesten Russen waren en Russisch spraken. De lokale elites waren gedurende vele tientallen jaren gedwongen zich te onderwerpen aan de tsaristische dictaten, gesteund door het leger, zodat ze de revolutie zagen als een kans om te ontsnappen aan de Russische overheersing. De bolsjewieken stelden alles in het werk om de ontwikkeling van een socialistisch bewustzijn en een sovjetdemocratie in deze regio te bevorderen, maar tegelijk erkenden ze de realiteit. De bolsjewieken stelden zich terughoudend op om een goede wil te tonen aan de verschillende nationaliteiten.

    De Khan van Khorezm (in een gebied dat nu onder Turkmenistan valt) bleef aan de macht tot in 1920, toen hij werd omvergeworpen door een volksopstand die werd gesteund door de troepen van het Rode Leger. De nieuwe Russische Socialistische Federatie erkende de Sovjet-Republiek Khorezm als een onafhankelijke staat – die publiekelijk afstand deed van alle aanspraken op grondgebied en een vrijwillige economische en militaire unie met de nieuwe staat aanbood. Alle eigendommen en grond die ooit aan de Russische staat toebehoorden, evenals de administratieve structuren, werden aan de nieuwe regering overgedragen zonder dat er een vergoeding werd geëist. Er werd financiële steun verleend om scholen te bouwen, campagne te voeren om een einde te maken aan het analfabetisme en om kanalen, wegen en een telegraafsysteem aan te leggen.

    Polen

    Aan het andere eind van het grote voormalige tsaristische rijk lag Polen. Meer dan honderd jaar voor 1917 was het verdeeld onder het Oostenrijkse, Pruisische en Russische rijk. Toen deze rijken aan het einde van de oorlog ineenstortten en de Russische revolutie zich over alle gebieden van het voormalige tsaristische rijk verspreidde, bevond Polen zich in een nieuwe situatie – in staat om zich te verenigen en de onafhankelijkheid op te eisen. De bolsjewistische regering erkende het Poolse Nationale Comité als vertegenwoordiger van Polen.

    De nieuwe Poolse voorlopige regering onder leiding van Pilsudski – toen nog leider van de Poolse Socialistische Partij – introduceerde onder druk van de massa’s de 8-urige werkdag, stemrecht voor vrouwen en gratis onderwijs. Pilsudski kondigde echter aan dat hij “uit de socialistische bus stapte bij de halte genaamd onafhankelijkheid”.

    De nieuwe regering trad op tegen de opkomende sovjets en arbeidersraden, arresteerde de communisten en maakte gebruik van de gelegenheid van de burgeroorlog in Rusland om het Poolse grondgebied uit te breiden. Poolse troepen vielen Litouwen binnen en vormden, gesteund door de westerse mogendheden, een bondgenootschap met de Oekraïense nationalist Petlura en trokken naar Oekraïne, waarbij ze uiteindelijk Kiev veroverden. Er was een beslissende tegenaanval nodig van het Rode Leger om hen terug te dwingen naar Warschau.

    Desondanks benadrukte Lenin tijdens de vredesonderhandelingen met Polen dat “het beleid van de Russische Socialistische Federatie van Sovjet-Republieken (RSFSR) ten aanzien van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onbreekbare recht op zelfbeschikking. De RSFSR erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen, en erkent dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd opgericht.”

    De strijd van Lenin

    Lenin heeft er hard voor gevochten dat het “recht van naties op zelfbeschikking” in het programma van de bolsjewistische partij werd opgenomen. Zijn meningsverschillen met Rosa Luxemburg, die geloofde dat een dergelijke eis de aandacht zou afleiden van de klassenstrijd, zijn bekend. Haar argumenten werden gedeeld door vooraanstaande bolsjewieken als Karl Radek, Georgi Pjatakov en Nikolaj Boecharin.

    Als onderdeel van de polemiek over deze kwestie moedigde Lenin Stalin aan om zijn pamflet over de nationale kwestie te schrijven, hoewel hij het nodig vond om zich al in dit vroege stadium te verzetten tegen elementen van Stalin’s aanpak. Hij was het niet eens met Stalins rigide definitie van een natie als “historisch gevormde, stabiele gemeenschap van mensen, gevormd op basis van een gemeenschappelijke taal, territorium, economisch leven en psychologische samenstelling die zich manifesteert in een gemeenschappelijke cultuur”, wat de rechten van veel volkeren, met name de Joden, zou hebben uitgesloten. Lenin was het ook niet eens met het standpunt dat Stalin en Boecharin in 1919 voorstelden om de arbeidersklasse van elke natie het recht op zelfbeschikking te geven. Hij stelde dat, zoals veel van de volkeren in het Russische rijk – waaronder de Kuvash, Bashkir, Turkmenen, Kirgizië en Oezbeekse volkeren – leefden in gebieden die nog sociaal en economisch onontwikkeld waren, zij tot nu toe geen kans hadden om zelfs klassen te ontwikkelen, laat staan klassenbewustzijn. Toch betoogde Stalin al in 1918 dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt moet worden gemaakt aan de principes van het socialisme.” Tegen oktober 1920 zei hij dat oproepen tot afscheiding van de grensregio’s van Rusland “verworpen moesten worden, niet alleen omdat ze in strijd zijn met de formulering van de kwestie van de oprichting van een unie tussen het centrum en de grensregio’s, maar vooral omdat ze fundamenteel in strijd zijn met de belangen van de massa van de mensen in zowel het centrum als de grensregio’s.”

    Oekraïne

    Helaas was Stalin niet de enige die deze dit standpunt innam. Toen de Februarirevolutie uitbrak, waren er in Kiev, de hoofdstad en het industriële centrum van Oekraïne, slechts 200 bolsjewieken, en ze waren nauwelijks georganiseerd. In oktober bedroeg hun aantal 800. In reactie op februari richtten de leiders van de Oekraïense burgerij de Tsentralnaya rada (Centrale Sovjet) op als “een regering van alle Oekraïners” en eisten het recht op zelfbeschikking op.

    De leiders van de bolsjewieken in Kiev erkenden niet het belang van de nationale kwestie en zeiden dat deze ondergeschikt was aan die van de klassenstrijd. Terwijl ze deelnamen aan de algemene volledig Russische strijd tegen de voorlopige regering in Petrograd, verlieten ze de Tsentralnaya rada om de opbouw van de natie voort te zetten – met inbegrip van de oprichting van overheidsstructuren en strijdkrachten.

    Na oktober namen zij deel aan een blok samen met de mensjewieken en de aanhangers van de Bund, die de “Tsentralnaya rada” erkenden als de legitieme regering en verklaarden dat elke oppositie tegen deze rada “uitsluitend van vreedzame aard” moest zijn. Zij verwierpen het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken die stelden dat het “noodzakelijk was om een compromisloze strijd tegen de rada te voeren en in geen geval om er afspraken mee te maken.” Als gevolg daarvan behield de Tsentralnaya rada een sterke positie als regering in Oekraïne en werd de Sovjetovername vertraagd en aanzienlijk verzwakt – waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de bolsjewieken in Kiev daadkrachtig hadden gehandeld.

    Nationale kwestie en het Rode Leger

    Ondanks de moeilijkheden in Oekraïne speelde de aanpak van Lenin een cruciale rol in het verzekeren van de overwinning van de Sovjets in de burgeroorlog, niet in het minst omdat de meeste Witte Legers tegen elke vorm van zelfbeschikking waren. In de Kaukasus maakte de Witte Generaal Deniken duidelijk dat hij zich verzette tegen nationale rechten omdat “Rusland één en ondeelbaar moet zijn.” Zelfs nationalistische groeperingen die tegen de bolsjewieken in het algemeen waren, zagen de belofte van zelfbeschikking als een goede reden om op zijn minst de neutraliteit te handhaven. In veel gevallen was de belofte voldoende om hele nationaliteiten voor zich te winnen.

    Een kritische beslissing had betrekking op de beslissing om het Rode Leger te baseren op territoriale eenheden op basis van “je dient waar je woont”. Het oude tsaristische leger was Russisch – in die gevallen waarin leden van nationale minderheden dienden, werden ze, met uitzondering van de Kozakken, in reguliere eenheden weggestuurd ver weg van huis, en werd van hen verwacht dat ze Russisch spraken. Maar het Rode leger onder Trotski had een andere aanpak. Hele eenheden van het Rode Leger waren gebaseerd op de verschillende nationaliteiten in hun eigen taal en met veel militaire publicaties in niet-Russische talen. Dit hielp het Rode Leger om de bevolking van die gebieden te veroveren waar andere nationaliteiten de overhand hadden. Veel joodse groepen richtten hun eigen eenheden op tegen de pogroms die door generaal Kolchak en anderen werden opgezet. In Kazan, de hoofdstad van Tatarstan, werd zelfs een school van islamitische officieren van het Rode Leger opgericht. In 1919 sloot het hele nationale leger van Bashkiria, een islamitische regio die zich uitstrekt van de Wolga tot de Oeral, zich aan bij het Rode Leger en richtte de Sovjet Socialistische Republiek Bashkir op.

    Overal waar ze werden opgericht, kregen deze nationale formaties enorme materiële steun op het gebied van onderwijs en gezondheid, met name in de campagne om een einde te maken aan het analfabetisme. Ondanks de burgeroorlog groeide het aantal universiteiten in het nieuwe socialistische land van 63 in 1917 tot 248 in 1923. Terwijl een frontale botsing met voorstanders van de moslimreligie werd vermeden, werd actief geageerd tegen polygamie, de verkoop van bruiden en de praktijk dat echtscheidingen enkel werden toegestaan als de man ermee instemde. Helaas was deze aanpak een van de slachtoffers van de opkomst van het stalinisme, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw de Russische taal opnieuw invoerde als voertaal en werden militaire publicaties in andere talen gestopt.

    Er zijn fouten gemaakt

    Om een gevoelige en flexibele benadering tegenover de verschillende nationaliteiten te behouden, waren er veel discussies nodig en vaak ook directe interventies van Lenin of zijn aanhangers om fouten te corrigeren. Terwijl de bolsjewieken voorstander waren van de vrijwillige collectivisering van land, waarschuwde Lenin dat het in regio’s als Centraal-Azië en de Kaukasus voorbarig zou zijn om dit door te drukken. Hij pleitte zelfs tegen de nationalisatie van de olie-industrie in Azerbeidzjan, omdat hij vreesde dat de arbeidersklasse nog niet voldoende ontwikkeld was en dit zou leiden tot een verstoring van de bevoorrading tijdens de burgeroorlog.

    In sommige gebieden werden de nationaliteiten, ondanks Lenin’s aanpak, onhandig behandeld. De bolsjewistische revolutie had nauwelijks Centraal-Azië bereikt toen lokale intellectuelen en nationale elites de kans zagen om autonomie of zelfs nieuwe nationale republieken te ontwikkelen. Maar de revolutie kwam via de spoorwegarbeiders en ontbond de troepen, die bijna allemaal Russisch spraken. Zij richtten de Tashkentse Sovjet van Arbeiders en Soldaten op en verklaarden zich tot ‘Sovjetmacht’. Zij stelden dat moslims geen posities in de nieuwe staten mochten innemen en dat het niet nodig was om boeren in de Sovjet-Unie op te nemen vanwege hun ‘achterlijkheid’. Hierdoor raakte de Sovjet-Unie geïsoleerd van 95% van de lokale bevolking. De poging om met militair geweld de nieuwe regering-Kokland omver te werpen, die pleitte voor de oprichting van een “democratische federale republiek Turkestan als onderdeel van de Russische Federatie”, liep stuk op het feit dat velen dit als een militaire bezetting zagen.

    De flexibele benadering van Lenin

    De houding van het ministerie van nationaliteiten van Stalin was aanvankelijk dat dit een lokale aangelegenheid was. Naarmate de Witte Legers in de regio werden verslagen, werd de vraag hoe de Sovjetmacht tot stand moest komen dringender. Frunze, die aan het hoofd stond van de opmars van het Rode Leger, stelde oorspronkelijk voor om de regio op te breken om het makkelijker te maken om te regeren. Dit stuitte op verzet van de lokale communisten, van wie velen de basisprincipes van het bolsjewistische beleid nauwelijks begrepen. Maar ze waren nog meer van streek toen Stalin aan het hoofd stond van een commissie die de oprichting van een verenigd Turkestaans Autonoom gebied als onderdeel van de Russische Federatie voorstelde.

    Uiteindelijk moest Lenin ingrijpen en het in te nemen standpunt herdefiniëren: er moest voor worden gezorgd dat het landbezit van de Russen gelijk werd gesteld aan dat van de lokale bevolking, terwijl de invloed van de Russische koelakken moest worden verminderd; er moest voor worden gezorgd dat alle centrale beslissingen die over Turkestan werden genomen alleen met toestemming van de lokale leiders werden genomen; er moest systematisch – “geleidelijk maar gestaag” – voorbereidingen worden getroffen voor de overdracht van de macht aan de lokale Sovjets van de werkende mensen met de algemene taak die wordt gedefinieerd als “niet het communisme, maar de omverwerping van het feodalisme.” Elke beslissing, zei hij, over “de kwestie van de verdeling van de Republiek in drie delen moet niet voortijdig worden genomen.”

    Korenisatie

    Andere vragen die veel tijd en energie kostten hadden betrekking op de “korenisatie” (“koren” betekent wortel), het principe dat de bolsjewieken zich in de nieuwe republieken en etnische gebieden hebben geworteld door lokale leiders te ontwikkelen in plaats van te vertrouwen op afgezanten uit het centrum.

    Bijzondere aandacht werd besteed aan de ontwikkeling van de nationale culturen, met name de talen. Lenin werd behoorlijk boos als hij hoorde dat sovjetambtenaren Russisch bleven gebruiken in die gebieden waar Russisch niet de lokale taal was: “De Sovjetmacht verschilt van elke burgerlijke en monarchale macht in die zin, dat zij de werkelijke dagelijkse belangen van de arbeidsmassa’s volledig vertegenwoordigt, maar dat is alleen mogelijk op voorwaarde dat de sovjetinstellingen in de moedertalen werken.”

    Helaas was een van de ergste belemmeringen voor de ontwikkeling van de nationale talen het ministerie van Nationaliteiten zelf, waarvan de ambtenaren vaak beweerden dat het voldoende was om alleen maar te vertalen vanuit het Russisch naar de lokale talen. Lenin antwoordde dat het juist de taak was om ervoor te zorgen dat de onderwijsautoriteiten leerkrachten zocht die vertrouwd zijn met de moedertalen en -culturen en dat ze moedertaalboeken ter beschikking stelden. Op een congres waar deze kwestie werd besproken, betoogde een van de sprekers dat “een internationale geest niet wordt bereikt door kinderen die elkaar niet kunnen begrijpen op één hoop te gooien, maar door de geest van de wereldrevolutie in de moedertaal te introduceren.”

    Om te helpen bij het opbouwen van draagvlak in de niet-Russische gebieden hebben de bolsjewieken een bewust beleid gevoerd om met linkse revolutionaire organisaties samen te werken en te proberen ze voor zich te winnen. In Oekraïne werd veel moeite gedaan en was veel geduld nodig om samen te werken met de “Borotba”-organisatie, in wezen een linkse sociaal-revolutionaire groepering met wortels op het platteland. Christian Rakovskii, een oude vriend en bondgenoot van Trotski, speelde een sleutelrol in dit werk. Tegelijkertijd werden tien nieuwe “communistische universiteiten” opgericht om nationale bolsjewistische kaders op te leiden. Even belangrijk was de enorme investering in het openstellen van het openbaar onderwijs voor onderricht in de nationale talen. In 1921 werden tien miljoen roebel toegewezen aan het onderwijs in de Wit-Russische en Oekraïense talen. Dit proces werd snel voltooid voor grote nationaliteiten zoals de Armeense, Georgische en Azerbeidzjaanse. Kleinere nationaliteiten deden er langer over. Maar de taak werd serieus genomen. In 1923 waren er 67 scholen die les gaven in het Mari, 57 in Kabardi, 159 in Komi, 51 in Kalmyk, 100 in Kirgizisch, 303 in Buriat en meer dan 2500 in de Tatarentaal. In Centraal-Azië bereikte het aantal nationale scholen, dat net voor de revolutie 300 bedroeg, tegen het einde van 1920 2100. Dit is van bijzonder belang omdat veel van de talen/dialecten in deze regio tot aan de revolutie ongeschreven waren. De invoering van nieuwe alfabetten, vaak gelatiniseerd, en de modernisering van het Russische alfabet droegen bij aan deze taak.

    Deze prestatie is des te indrukwekkender omdat de burgeroorlog het grootste deel van deze periode heeft gewoed. Vaak betekende dit een gebrek aan middelen. Scholen werden gebruikt om troepen in te kwartieren. En omdat veel gewillige leerkrachten betrokken waren bij de oorlogsinspanning, was het vaak moeilijk om er genoeg te vinden om les te geven. In Oekraïne waren er in 1917 zeer weinig Oekraïense taalonderwijzers, en hoewel er in 1923 al 45.000 waren, waren er twee keer zoveel nodig. De situatie verbeterde drastisch na het einde van de burgeroorlog.

    Kaukasië

    Zonder Lenins gevoelige en flexibele benadering van het nationale vraagstuk zou het veel moeilijker zijn geweest om de burgeroorlog te winnen. Helaas werd deze aanpak een van de eerste slachtoffers van de bureaucratische ontaarding van de revolutie die begin jaren twintig op gang kwam, waarbij de kwestie in de Kaukasus op de spits werd gedreven.

    De Kaukasische regio’s, voornamelijk Georgië, Azerbeidzjan en Armenië, wachtten tevergeefs op de Februarirevolutie om de zelfbeschikking te erkennen en toen de Oktoberrevolutie plaatsvond, werden ze bezet door een combinatie van Duitse en Turkse legers. Na de Duitse nederlaag in 1918 werd hun plaats ingenomen door het Britse en Denikin’s Witte Leger. Door de ondertekening van de vrede in Brest-Litovsk gaven de bolsjewieken niet alleen de controle over de Baltische staten en belangrijke delen van Oekraïne en Wit-Rusland op, maar accepteerden ze ook dat een belangrijk deel van de Kaukasus aan de Ottomaanse Turken werd overgedragen.

    Naarmate de burgeroorlog vorderde en de troepen van Denikin uiteindelijk werden teruggedrongen naar de Krim, werd de vraag gesteld wie de Kaukasus moest regeren. De bolsjewieken hadden aanzienlijke steun in de grote steden, zoals Bakoe in Azerbeidzjan, Tbilisi in Georgië, Groznii in Tsjetsjenië. In wezen bereikte de revolutie de regio door de militaire overwinning van het Rode Leger. In Azerbeidzjan en Armenië werden Sovjetrepublieken opgericht.

    Georgië was echter het bolwerk van een mensjewistisch regering, wat uiteraard gebruikt werd door de Tweede Internationale. Ondanks politieke polemieken met de Georgische leiders, van wie er verschillende betrokken waren geweest bij de Voorlopige regering in Sint-Petersburg in 1917, was Lenin voorstander van een verzoenende opstelling. Ook Trotski pleitte tegen militair ingrijpen – de taak om de Georgische regering omver te werpen zou volgens hem door het Georgische volk moeten worden uitgevoerd. Hij was daarom voorstander van “een bepaalde voorbereidingsperiode in Georgië om de opstand te ontwikkelen en later te helpen.” In mei 1920 tekende de Russische Sovjetregering een verdrag dat de onafhankelijkheid erkende en een niet-aanvalsverdrag sloot.

    Stalin’s inflexibiliteit

    De belangrijkste vertegenwoordiger van de bolsjewieken in de regio, Sergej Ordzjonikdze, een hechte kameraad van Stalin (het waren beiden Georgiërs), dacht er anders over. Na de oprichting van een Sovjet-Azerbeidzjan en Sovjet-Armenië pleitte hij voor de onmiddellijke sovjetisering van Georgië. Stalin steunde deze positie. Zonder rekening te houden met de aanbevelingen van Lenin en de Russische regering, gebruikten ze eenheden van het Rode Leger om confrontaties aan de Georgische grens uit te lokken. Het Centraal Comité, dat voor een voldongen feit werd gesteld, werd gedwongen een resolutie aan te nemen waarin werd gezegd dat het “geneigd was het elfde leger toe te staan de opstand in Georgië actief te steunen en Tiflis te bezetten, op voorwaarde dat de internationale normen worden nageleefd en dat alle leden van de Militaire Revolutionaire Raad van het elfde Leger, na een grondige herziening van alle informatie, garant staan voor succes. We waarschuwen dat we bij gebrek aan vervoer zonder brood moeten gaan en dat we daarom geen enkele locomotief of treinspoor zullen toestaan. We zijn gedwongen om niets anders dan graan en olie uit de Kaukasus te vervoeren.” Deze informatie werd geheim gehouden voor Trotski, toen in de Oeral. Bij zijn terugkeer in Moskou was hij woedend toen hij ontdekte wat er was gebeurd. Hij eiste dat een onderzoekscommissie zou nagaan waarom het Rode Leger op deze manier had ingegrepen.

    De interventie wekte natuurlijk weerstand op bij de lokale bevolking en een aanzienlijke laag van Georgische bolsjewieken. Maar in plaats van de nationale gevoeligheden in de regio te erkennen, waarin er duidelijk drie gevestigde nationale identiteiten waren, bouwde Ordzjonikidze met de steun van Stalin, aan een “Transkaukasische Sovjetrepubliek”, die deel zou uitmaken van de RSFSR en het algemene gezag zou hebben over de drie nieuwe Sovjetrepublieken. Naast de mogelijkheid om te regeren over Georgische binnenlandse aangelegenheden, probeerde het ook een muntunie op te richten, waartegen de Georgiërs zich verzetten, omdat ze dachten dat een dergelijke unie hun relatief sterkere economie zou ondermijnen. Gezien deze aanpak bij de oprichting van de Transkaukasische Sovjetrepubliek gingen velen er ook van uit dat de economie zich zou ontwikkelen door de invoer van een Russische beroepsbevolking, wat gezien werd als een voortzetting van de vroegere tsaristische praktijken.

    Natuurlijk heeft de hardhandige aanpak van Ordzjonikidze, waarbij hij vaak beslissingen nam zonder de lokale leiders te raadplegen, zijn gebruik van harde repressieve maatregelen tegen de tegenstanders en zijn extravagante levensstijl, waaronder het berijden van een groot wit paard, weinig bijgedragen aan het verminderen van de spanningen.

    Oprichting van de Sovjet-Unie

    De discussie rond de Transkaukasische Sovjetrepubliek maakte deel uit van de bredere vraag rond de toekomst van de nieuwe Sovjetstaat. Tegen die tijd was duidelijk geworden dat de standpunten van Lenin en Stalin over de nationale kwestie lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste was voor de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjetstaten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjetstaten, zoals Duitsland, toe te staan een bondgenootschap te sluiten met Rusland zonder dat de ene macht de andere zou domineren. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van ondergeschikt belang was en dat de revolutie zich niet zou verspreiden en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken, zoals de Transkaukasische republiek, bedoeld voor het administratieve gemak. De kwestie kwam aan het licht met de discussie over de vorming van de Sovjet-Unie.

    Als commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de betrekkingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië als autonome regio’s binnen de Russische Federatie op te nemen, over de status van Bukhara, Khorezm en het Verre Oosten zou later beslist worden. Voor alle belangrijke functies, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de besluiten worden genomen door de Russische ministeries. Alleen relatief beperkte zaken als cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de “autonome” regio’s blijven vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, maakten luidkeels bezwaar tegen dit plan. Toch duwde Stalin zijn plan door alvorens het aan de regering voor te leggen.

    Maar hij had nog een obstakel te overwinnen: Lenin. Hij kreeg het voorstel te zien terwijl hij herstelde van de gevolgen van een beroerte. Lenin was ziedend en stond erop dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld werd geschrapt. Hij wilde dat de Federatie van Socialistische Sovjet-Republieken werd opgericht als federatie van gelijke republieken. Hoewel Stalin gedwongen werd om op dit punt toe te geven, vocht hij om ervoor te zorgen dat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan in het waarborgen van de nationale rechten als Lenin wilde. Hij kwam terug op zijn eerdere verzet tegen een tweeledige machtsstructuur voor de nieuwe Unie. Dat deed hij door op te komen voor een nieuwe “Raad van nationaliteiten” die boven de wetgevende macht stond. Hij heeft deze Raad volgestouwd met zijn eigen aanhangers. En om de schade te vergroten, stelde hij voor om de Transkaukasische Sovjet-republiek in de Unie op te nemen waarbij de drie republieken zich bij dit orgaan zouden onderwerpen. Het leidde tot grote woede van de Georgiërs.

    Lenin’s woede

    Lenin was te ziek om de vergadering van het Centraal Comité bij te wonen die deze voorstellen in februari 1923 besprak. Toen hij uiteindelijk een rapport ontving, bereikte Lenins woede het kookpunt. Hij schreef naar Trotski: “Kameraad Trotski! Ik wil u vragen om de verdediging van de Georgische zaak op te nemen in het Centraal Comité van de partij. De zaak wordt nu ‘vervolgd’ door Stalin en Derzjinskii, op wiens objectiviteit ik niet kan vertrouwen.”

    Lenin wilde hier verder op ingaan, maar zijn gezondheid ging snel achteruit. Hij was niet in staat om de besloten vergadering van het Centraal Comité in juni bij te wonen, die gewijd was aan een volledige bespreking van de nationale kwestie. De tegenstrijdige standpunten die de sprekers op deze vergadering naar voren brachten, lieten duidelijk de zich ontwikkelende tegenstrijdigheden zien tussen degenen die Lenin’s benadering van de nationaliteiten steunden en degenen rond Stalin die alle hoofdprincipes van het bolsjewistische standpunt verwierpen. Helaas werd het voorstel van Lenin om de Sovjet-Unie op te richten weliswaar aangenomen, maar werd de uitvoering ervan overgelaten aan de snel uitkristalliserende bureaucratische kaste rond Stalin.

    Misdaden van het stalinisme

    De stalinistische bureaucratie voltrok de politieke contrarevolutie in de Sovjet-Unie na de dood van Lenin. Helaas werd daarbij ook de aanpak van Lenin en de bolsjewieken rond het nationale vraagstuk op zijn kop gezet. De schade veroorzaakt door het Groot-Russische chauvinisme, dat Lenin zo bitter bekritiseerde, in combinatie met het antisemitisme en de racistische vooroordelen van de bureaucratie, werd nog verergerd door de criminele politiek van gedwongen collectivisering die leidde tot hongersnood in grote delen van Rusland, Oekraïne en Centraal-Azië. Hierdoor kunnen de huidige reactionaire nationalisten beweren dat er een bewuste politiek van genocide was, die zij “holodomor” tegen de nationaliteiten noemen, waarbij zij de schuld geven aan het ‘bolsjewisme’. Het gebruik van de Baltische staten als pionnen in de onderhandelingen met Hitler, de deportatie van hele naties, waaronder de Tsjetsjenen en de Krim naar Kazachstan tijdens de Tweede Wereldoorlog, het gebruik van het Sovjetleger om opstanden in het voormalige Oost-Duitsland, Hongarije en Tsjecho-Slowakije neer te slaan en de weigering om de rechten van naties te erkennen tijdens de periode van de “perestrojka” hadden absoluut niets gemeen met het beleid van Lenin en de Bolsjewieken rond de nationale kwestie.

    Honderd jaar later is het beleid van Lenin ten aanzien van de nationale kwestie zelfs nog relevanter dan voorheen. Het is een fatale vergissing om, zoals sommige van de moderne linkse formaties dit doen, het standpunt van Stalin aan te nemen en te stellen dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt is aan de principes van het socialisme.” Zolang het kapitalisme bestaat, kan geen enkele natie werkelijk onafhankelijk worden, aangezien het altijd zal worden gedomineerd door de belangen van de multinationals en de verschillende imperialistische belangen, en is het ook niet in staat om echte democratische en nationale rechten voor iedereen te garanderen. Om het kapitalistische systeem omver te werpen is een krachtige, verenigde strijd van de arbeidersklasse met een socialistische leiding nodig. De opbouw hiervan is alleen mogelijk met een duidelijk standpunt over het nationale vraagstuk.

  • De marxisten: wie was Lenin?

    Wie waren de belangrijke marxistische voortrekkers? We stellen enkele van hen voor aan de hand van een korte biografische schets. Vandaag: Lenin, een van de leiders van de Russische Revolutie. Over Lenin wordt veel gezegd, zo wordt geprobeerd om hem verantwoordelijk te stellen voor het stalinisme, dat nochtans een karikatuur van het socialisme was. We publiceren hieronder een beschrijving van het leven van Lenin geschreven door zijn medestander Leon Trotski.

    [divider]

    Lenin, Vladimir Iljitch Oelianov (1870-1924), — grondlegger en geestelijke leider van de Sovjetrepublieken en van de Communistische Internationale, leerling van Marx, leider van de Bolsjewistische Partij en organisator van de Oktoberrevolutie in Rusland, werd de 9 (21) april 1870 te Simbirsk, nu Oulianosvk, geboren. Zijn vader, Ilia Nicolaevitch was schoolmeester. Zijn moeder, Maria Alexandrovna was de dochter van een geneesheer genaamd Berg. Zijn oudste broer (geboren in 1866) maakte deel uit van de groep der Narodovoltzy (revolutionaire terroristische vereniging) en nam deel aan de mislukte aanslag op Alexander III. Hij werd terechtgesteld. Deze gebeurtenis was beslissend in het leven van Lenin.

    Jeugd. — Derde uit een familie van 6 kinderen beëindigde Lenin in 1887 zijn studiën aan het lyceum van Simbirsk, de gouden medaille verwervend; hij bezocht de universiteit van Kazan om rechten te studeren, maar werd in december van hetzelfde jaar weggezonden en uit het land verbannen voor deelname aan een vergadering van studenten. Eerst in de herfst van 1889 verkreeg hij de toelating in Kazan weer te keren. Hij begon toen de methodische studie van Marx en verbond zich met de leden van de plaatselijke marxistische kring.

    In 1891 deed hij zijn examen in de rechten aan de universiteit van Sint-Petersburg, en hij debuteerde in 1892 als jong advocaat aan de balie van Samara, waar hij in verschillende processen pleitte. Maar zijn leven was vooral gewijd aan de studie van het marxisme en aan zijn toepassing op de economische en politieke ontwikkeling van Rusland en de gehele wereld.

    In 1894 begaf hij zich naar Sint-Petersburg en wijdde zich er aan de propaganda. Van deze periode dateren zijn eerste polemieken tegen de volkspartij, die als manuscripten van hand tot hand gingen. Kort daarop begon Lenin in de pers een theoretische strijd tegen de vervalsers van Marx. In april 1895 deed hij zijn eerste reis naar het buitenland om Plechanov, Zassoulitch, Axelrod en de marxistische groep “Osvobojdenie Trouda” (Bevrijding van de Arbeid) te ontmoeten. Bij zijn terugkeer in Sint-Petersburg organiseerde hij de illegale groep der “Vereniging voor de Bevrijding der Arbeidersklasse”, die spoedig een belangrijke organisatie werd en een actieve propaganda onder de arbeiders voerde. In december 1895 werd Lenin evenals zijn meest trouwe medewerkers gearresteerd. Hij bracht het jaar 1896 in de gevangenis door, werd in februari 1897 voor 3 jaar verbannen naar de provincie der Jenissei, in Oost-Siberië. In 1898 huwde hij N. K. Kroepskaja, een kameraad van de “Vereniging” van Sint-Petersburg en zijn trouwe gezellin gedurende de laatste 26 jaren van zijn leven. Tijdens zijn verbanning beëindigde hij zijn meest belangrijke economisch werk: De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland, dat op een belangrijke statistische documentatie berustte (1899).

    In 1900 begaf Lenin zich naar Zwitserland om met de groep Bevrijding van de Arbeid de uitgave van een voor Rusland bestemd revolutionair dagblad te organiseren. Aan het einde van het jaar verscheen te München het eerste nummer van De Iskra (De Vonk) onder de leuze: “Uit de vonk zal de vlam oplaaien.” Het doel was om met een marxistische verklaring van de vraagstukken der revolutie ordewoorden voor de strijd te geven en een “ondergrondse” revolutionaire partij van sociaaldemocraten te vormen, die aan het hoofd van het proletariaat de strijd tegen het tsarisme zou voeren. De idee van een georganiseerde partij, voorhoede in de strijd van het proletariaat in al zijn vormen en manifestaties, is een van de centrale ideeën van het leninisme, innig verbonden met het begrip van de hegemonie van de arbeidende klasse in de democratische beweging van het land. Deze idee zal haar volmaakte uitdrukking vinden in het programma van de dictatuur van het proletariaat, wanneer de ontwikkeling van de revolutionaire beweging de voorwaarden van de Oktoberrevolutie zal voorbereid hebben.

     

    Bolsjewieken en mensjewieken. — Het tweede congres van de sociaaldemocratische arbeiderspartij van Rusland (Brussel, Londen) in juli en augustus 1903, aanvaardde het door Plechanov en Lenin uitgewerkte programma, maar eindigde met de historische splitsing van de partij tussen bolsjewieken en mensjewieken. Vanaf dit ogenblik begon Lenin als leider van de bolsjewistische groep, die later de bolsjewistische partij werd, zijn eigen opvattingen toe te passen.

    De splitsing tussen de twee fracties geschiedde over het vraagstuk der tactiek en tenslotte over het partijprogram. De mensjewieken trachtten de politiek van het Russische proletariaat met die van de liberale bourgeoisie te verzoenen. Lenin zag in de boeren de meest zekere bondgenoot van het proletariaat. Tijdelijke overeenkomsten en zeer nauwe betrekkingen met de mensjewieken konden het blijvend verschil van de twee lijnen niet uitwissen: de revolutionaire en opportunistische, de proletarische en burgerlijke. De strijd tegen de mensjewieken werd het uitgangspunt van de politiek die tot de breuk met de IIe Internationale leidde (1914), tot de Oktoberrevolutie (1917) en tot de verandering van de naam van sociaaldemocratische partij in die van communistische partij (1918).

    De nederlagen ter zee en op het vasteland tijdens de Russisch-Japanse oorlog, het neerschieten van de arbeiders op 9(22) januari 1905, de opstanden der boeren en de politieke stakingen schiepen een revolutionaire toestand. Het programma van Lenin was: voorbereiding van een gewapende opstand van de massa’s en vorming van een voorlopig bewind, de revolutionaire democratische dictatuur van arbeiders en boeren organiserend, om het land van het tsarisme en de slavernij te bevrijden; het derde partijcongres dat slechts alleen de bolsjewieken bevatte, vulde het aan met een nieuw agrarisch programma, dat de in beslagname van de grote landeigendommen voorschreef. In oktober 1905 had in gans Rusland een algemene werkstaking plaats. De 17e van dezelfde maand lanceerde de tsaar zijn “Constitutioneel Manifest”. Begin november kwam Lenin te Genève aan en riep de bolsjewieken op aan de arbeiders een bredere plaats in de partij in te ruimen, waarbij nochtans hun illegale organisatie diende behouden te blijven met het oog op contrarevolutionaire slagen.

    In de gebeurtenissen van 1905 onderscheidde Lenin drie hoofdtrekken: 1 De tijdelijke verovering door het volk van een zekere politieke vrijheid; 2. De werkelijke vorming van een nieuwe revolutionaire macht in de vorm der sovjets van afgevaardigden der arbeiders, soldaten en boeren; 3. Het gebruik door het volk der macht tegen diegenen die haar tegen het volk had aangewend. Deze conclusies getrokken uit de gebeurtenissen van 1905 werden de leidende princiepen in de politiek van Lenin in 1917 en voerden tot de dictatuur van het proletariaat, verpersoonlijkt door de Sovjetstaat.

    De opstand aan het einde van december te Moskou werd spoedig onderdrukt door gebrek aan steun van het leger en de andere steden. De liberale bourgeoisie zag zich op de voorgrond geschoven. Het tijdperk van de eerste Doema ving aan. Het is dan dat Lenin de princiepen formuleerde over het gebruik van de parlementaire methoden als nieuw strijdmiddel. In december 1907 verliet Lenin Rusland. Hij zou er pas in 1917 terugkeren. In 1907 begon een zegevierende periode van de contrarevolutie, van vervolgingen, van verbanning, terechtstellingen en emigratie. Lenin bestreed de mensjewieken, die zich als advocaten opwierpen der liquidatie van de illegale partij — vandaar hun bijnaam als liquidateurs — en vroegen om in de plaats van de illegale strijdmethoden een legale actie binnen het raam van het bestaande regime te stellen. Opnieuw verschenen de “verzoeners”, die een positie tussen bolsjewieken en mensjewieken trachtten in te nemen; de sociaal-revolutionairen, die de loomheid van de massa’s door het individueel terrorisme wilden goed maken; tenslotte hen die men “otzovisten” heeft genoemd, die het onmiddellijk terugroepen van de sociaaldemocratische afgevaardigden naar de Doema eisten in naam der revolutionaire activiteit. Allen richtten zich tegen de bolsjewieken.

    In dezelfde tijd voerde Lenin een intensieve campagne tegen de poging om de theoretische grondslag van het marxisme, waarop zijn politiek berustte, te herzien. In 1908 schreef hij een belangrijke verhandeling tegen de zuiver idealistische wijsbegeerte van Mach, Avenarius en hun Russische volgelingen, die het “empiriocriticisme” met het marxisme trachtten te verzoenen. Lenin bewees, dat de methode van het dialectisch materialisme door Marx en Engels geformuleerd, zich bevestigd zag door de ontwikkeling van de wetenschappelijke gedachte in het algemeen en de natuurlijke historie in het bijzonder. Aldus ging de constante revolutionaire strijd, die Lenin voerde, samen met zijn theoretische discussies.

    De jaren 1912-1914 kenmerkten zich door een nieuwe activiteit in de Russische arbeidersbeweging. Scheuren vertoonden zich in het contrarevolutionaire regime. Begin 1912 riep Lenin te Praag een geheime conferentie van de bolsjewistische organisaties bijeen. De “liquidatoren” werden uit de partij gesloten. De breuk met de mensjewieken was volledig. Een nieuw centraal comité werd gekozen. Van uit het buitenland liet Lenin te Sint-Petersburg het legale dagblad Pravda verschijnen, dat stelselmatig in conflict met de censuur een overwegende invloed op de voorhoede van de arbeidende klasse uitoefende.

    In juli 1912 begaf hij zich met zijn meest getrouwe medewerkers van Parijs naar Krakau om dichter bij Rusland te zijn. De revolutionaire beweging breidde zich uit en daardoor groeiden de bolsjewieken. Onder verschillende schuilnamen werkte Lenin dagelijks aan de legale en illegale pers van de bolsjewieken mede. Dan, voor als na was N.K. Kroepskaja het middelpunt van het organisatiewerk. Zij ontving de kameraden die van Rusland kwamen, gaf instructies aan hen, die zich er heen begaven, vestigde “ondergrondse” verbindingen, schreef, cijferde en ontcijferde de correspondentie. De oorlogsverklaring bereikte Lenin in het dorpje Poronine, in Gallicië. De Oostenrijkse politie die hem ervan verdacht een Russisch spion te zijn, arresteerde hem; twee weken later werd hij naar Zwitserland uitgewezen.

     

    Het Internationalisme. — Een nieuwe arbeidsfase van internationaal karakter opende zich nu voor Lenin. Zijn manifest, dat de 1ste november 1914 in naam der partij gepubliceerd werd, ontmaskerde het imperialistisch karakter van de oorlog en de wandaad van alle grote mogendheden, die sinds lange tijd deze bloedige strijd voorbereidden met het doel hun markten uit te breiden en hun tegenstanders neer te slaan. Hij toonde aan, dat de patriottische agitatie van de bourgeoisie in de twee kampen, waar ieder de blaam op de tegenstander wierp, slechts een manoeuvre was om de arbeiders te bedriegen. Het manifest toonde aan, dat bijna alle sociaaldemocratische leiders aan de zijde van de bourgeoisie van hun eigen land stonden, aldus de resoluties der congressen van de socialistische Internationale schendend en dat dit het verval van de IIe Internationale met zich mede moest slepen. De nederlaag van hun eigen regering moest het ordewoord der sociaaldemocraten van alle landen zijn. Lenin onderwierp niet alleen het sociaalpatriotisme, maar ook het platonisch pacifisme, los van de revolutionaire strijd tegen het imperialisme, aan een onbarmhartige kritiek. De strijd tegen het pacifisme, was een strijd van brede opzet tegen de elementen der arbeidende klasse, die halfweg tussen de sociaaldemocraten en de communisten bleven staan en praktisch de eersten steunden.

    De politiekers en theoretici van de IIe Internationale verdubbelden hun beschuldigingen van anarchisme die ze reeds tegen Lenin hadden geuit. In feite voerde Lenin een strijd op twee fronten: aan de ene kant tegen de reformisten, die sinds het begin van de oorlog de imperialistische politiek der bezittende klasse steunden en aan de andere kant tegen de anarchisten en alle verschillende variëteiten van revolutionaire avonturiers.

    De 1ste november 1914 liet Lenin het ontwerp der oprichting van een nieuwe Internationale verschijnen, wier doel de organisatie van het proletariaat was voor de revolutionaire strijd tegen de kapitalistische regeringen, voor de burgeroorlog tegen de bourgeoisie van alle landen, voor de verovering van de politieke macht en de overwinning van het socialisme.

    Van 5 tot 8 september 1915 greep de eerste conferentie van Zimmerwald plaats, die de Europese socialisten, welke tegen de oorlog waren, verenigde. 31 afgevaardigden waren tegenwoordig. De linkervleugel van Zimmerwald en later van Kienthal nam de motie van Lenin aan voor de omvorming van de imperialistische oorlog in de burgeroorlog. Deze linkervleugel werd de kern van de toekomstige Communistische Internationale. Deze conferentie stelde haar program van tactiek en organisatie vast onder de leiding van Lenin. Het is nogmaals hij die rechtstreeks de 4 eerste congressen der communistische Internationale inspireerde.

    Lenin was gereed voor de strijd op een internationale schaal niet alleenlijk door zijn diepe kennis van het marxisme en zijn ondervinding met de revolutionaire organisatie van de Russische partij, maar ook door zijn merkwaardige kennis der arbeidersbeweging van de gehele wereld. Hij sprak vloeiend Engels, Duits en Frans, hij kon het Italiaans, het Zweeds en het Pools lezen. Hij was beslist tegenstander van de mechanische toepassing van de methoden van het ene land in een ander. Hij bestudeerde en loste de vraagstukken van de revolutionaire beweging op, niet alleen in hun internationale reacties, maar ook in hun nationale en concrete vorm.

     

    De revolutie van 1917. — De Februarirevolutie 1917 vond Lenin in Zwitserland. Zijn pogingen naar Rusland weer te keren stootten op de tegenstand van de Engelse regering en hij besloot door Duitsland te reizen. Het welslagen van zijn plan ontketende onder zijn vijanden een storm van beledigingen, die nochtans onmachtig was om hem te verhinderen de leiding van zijn partij en kort daarna van de revolutie op zich te nemen. In de nacht van 4 april bij het uitstappen van de trein, sprak Lenin in het Finse station te Petrograd een grote rede uit, waarvan de leidende gedachten het thema van zijn politiek der volgende dagen waren. De val van het tsarisme zei hij, was slechts het eerste stadium van de revolutie. De burgerlijke revolutie kon niet lange tijd de massa’s bevredigen. Het was de plicht van het proletariaat zich te wapenen, de sovjetmacht te versterken, het platteland te doen ontwaken en zich gereed te maken voor de verovering van de opperste macht, in naam van de opbouw der maatschappij op een socialistische grondslag.

    Dit programma van grote draagwijdte werd niet alleen zeer slecht door de socialistische patriotten ontvangen, maar veroorzaakte meningsverschillen bij de bolsjewieken zelf. Plechanov achtte het programma krankzinnig. Maar Lenin voorzag dat het wantrouwen tegenover de bourgeoisie van dag tot dag zou toenemen, dat de bolsjewistische partij de meerderheid zou verkrijgen in de sovjets en dat de opperste macht in zijn handen zou overgaan. Het kleine dagblad Pravda werd onder zijn rechtstreekse leiding een machtig wapen voor de omverwerping der bourgeoisie. De coalitiepolitiek met de bourgeoisie door de sociaalpatriotten gevolgd, evenals de wanhopige aanvallen, die de geallieerden van het Russisch leger eisten, deden de massa’s ontwaken en voerden in de eerste dagen van juli tot gewapende demonstraties te Petrograd. De strijd tegen de bolsjewieken verscherpte zich. De 5e juli publiceerde de geheime contrarevolutionaire dienst valse documenten om te bewijzen dat Lenin onder de bevelen van de Duitse generale staf handelde. In de avond bezetten “zekere” detachementen, die door Kerenski van het front waren teruggehaald en jonkers uit de omliggende districten van Petrograd de stad. De volksbeweging werd neergeslagen. De “jacht” op de bolsjewieken bereikte haar hoogtepunt. Opnieuw moest Lenin zijn ondergronds leven hervatten door zich eerst bij een arbeidersfamilie in Petrograd, vervolgens in Finland te verschuilen.

    Na de julidagen en de contrarevolutionaire poging van de generaal Kornilov verwekten de wapenverdeling een uitbarsting van energie in de massa’s. De bolsjewieken verkregen de meerderheid in de sovjets van Petrograd en Moskou. Lenin prees een beslissende actie aan voor het grijpen van de macht. “Nu of nooit” herhaalde hij hartstochtelijk in zijn artikelen, zijn brieven en zijn besprekingen met de kameraden.

     

    De Raad van Volkscommissarissen. — De opstand tegen de voorlopige regering viel samen met de opening van het tweede congres van de sovjets op 25 oktober. Na zich gedurende drie en een halve maand verscholen te hebben, verscheen Lenin in het Smolny instituut en leidde de strijd. In de nachtzitting van 27 oktober stelde hij een decreet over de vrede voor, aangenomen met algemeenheid van stemmen en een ander over de grond, aangenomen met algemeenheid van stemmen min een stem tegen en 8 onthoudingen.

    De bolsjewistische meerderheid, ondersteund door de linkervleugel van de sociaal-revolutionairen, besloot de overgave van de macht aan de sovjets. De Raad der Volkscommissarissen werd gekozen met Lenin aan het hoofd. De boeren, die de grond gekregen hadden, ondersteunden de bolsjewieken. De sovjets waren meester van de toestand. De constituerende vergadering, die in november gekozen was en de 5e januari vergaderde, was nog slechts een anachronisme. Het conflict tussen de 2 stadia der revolutie bereikte zijn einde. Lenin twijfelde geen ogenblik: op zijn voorstel decreteerde het pan-Russische Centraal Executief Comité de ontbinding van de Constituante. De dictatuur van het proletariaat, zei Lenin, betekende de hoogst mogelijke graad van democratie voor de arbeidende meerderheid van het volk, waar zij aan de arbeiders al de stoffelijke goederen (vergaderzalen, drukkerijen enz.) gaf, zonder dewelke de vrijheid slechts een illusie is. De dictatuur van het proletariaat is een noodzakelijke etappe, die leidt naar de afschaffing der klassen in de maatschappij.

    Het vraagstuk van oorlog en vrede lokte een nieuwe crisis uit. Een belangrijke fractie der partij vroeg een “revolutionaire” oorlog tegen de Hohenzollern, waarbij ze én de economische toestand van Rusland én de mentaliteit der boeren vergat. Lenin gaf er zich rekenschap van dat het met het oog op de propaganda noodzakelijk was de onderhandelingen met de Duitsers te rekken. Maar hij eiste, dat in geval van een Duits ultimatum, de vrede getekend zou worden zelfs ten koste van grondgebied of vergoedingen. De revolutie, die in het Westen ontwaakte, moest vroeg of laat de harde vredesvoorwaarden vernietigen. Het politiek realisme van Lenin kwam in al zijn kracht bij deze gelegenheid tot uiting. De meerderheid van het Centraal Comité beproefde in oppositie tot Lenin een laatste maal de onderwerping aan het Duitse imperialisme te verhinderen door de oorlog geëindigd te verklaren zonder echter de imperialistische vrede te tekenen. Een nieuw Duits offensief was er het gevolg van. Na hartstochtelijke debatten in het Centraal Comité op 18 januari, behaalde Lenin na voorgesteld te hebben de onderhandelingen onmiddellijk te hervatten en de Duitse voorwaarden onvoordeliger dan ooit, te aanvaarden, de meerderheid.

    Op initiatief van Lenin verplaatste de Sovjetregering zich naar Moskou. Toen de vrede getekend was, stelde Lenin voor de partij en voor het land het vraagstuk van de economische en culturele organisatie aan de orde. Maar de grootste beproevingen waren nog niet gekomen. Einde zomer 1918 zag centraal Rusland zich omringd door een vuurkring. In overleg met de Russische contrarevolutionairen brak de opstand der Tsjecho-Slowaken aan de Volga uit. In het Noorden en in het Zuiden was het de Engelse interventie (Archangel, 2 augustus, Bakoe 14 augustus). De voedselvoorziening was niet meer verzekerd. Lenin hield geen ogenblik op zijn partij en de regering te leiden. Tegelijkertijd leidde hij de propaganda, de agitatie onder de massa’s, de organisatie van de graankonvooien, sloeg hij de vijandelijke bewegingen gade, hield hij zich in rechtstreekse verbinding met het Rode Leger. Hij volgde de internationale toestand en de strubbelingen tussen imperialisten, die hem de te volgen gedragslijn ingaven. Hij vond tijd besprekingen te hebben met de buitenlandse militanten en met de sovjetingenieurs en economisten.

    De 30ste augustus loste de sociaalrevolutionaire Kaplan twee revolverschoten op Lenin, toen hij zich naar een arbeidersmeeting begaf. Deze aanslag deed de burgeroorlog in hevigheid toenemen. Het sterke gestel van Lenin weerstond de verwondingen. Tijdens zijn herstelperiode schreef hij een pamflet: De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky, gericht tegen de meest bekwame theoreticus van de IIe Internationale. De 22ste oktober nam hij opnieuw in het openbaar het woord.

     

    De Nieuwe Economische Politiek. — De oorlog op de binnenlandse fronten bleef zijn voornaamste bezigheid. De economische en administratieve vraagstukken moesten noodzakelijkerwijze op het tweede plan geschoven worden. De burgeroorlog, die door het buitenland gesteund werd, bereikte zijn hoogtepunt. In het begin van 1921 nam de strijd een einde door de volledige nederlaag van de contrarevolutie en werd de regering daardoor versterkt. Het feit, dat de grootte oorlog in Europa niet tot een proletarische revolutie geleid had, had de moeilijkheden van de socialistische opbouw aanzienlijk verzwaard, die onmogelijk was zonder een akkoord tussen het proletariaat en de boerenmassa. Men moest het stelsel der rekwisitie bij de boeren vervangen door een juist verdeelde belasting, de private handel herstellen. Deze maatregelen openden een nieuwe fase van de Oktoberrevolutie. Het was de “Nieuwe Economische Politiek”.

    Binnen de Sovjetfederatie probeerde Lenin op alle wijzen aan de nationaliteiten, die onder het tsarisme verdrukt waren, de voorwaarden te geven van een vrije nationale ontwikkeling. Hij voerde een onverzoenlijke oorlog tegen alle imperialistische tendensen, bijzonderlijk binnen de partij, waarvan hij de princiepen zeer streng verdedigde. De beschuldiging tegen Lenin en zijn partij geuit inzake het verdrukken van nationaliteiten, beschuldiging die zich baseerde op de gebeurtenissen in Georgië enz., was te wijten aan de scherpe klassenstrijd in het land.

    Lenin drong er op aan, dat het principe van het recht der volkeren om over zichzelf te beschikken, in al zijn gestrengheid toegepast werd op de koloniale volkeren. Hij had als stelregel dat het Westerse proletariaat zich niet tevreden moest stellen met eenvoudige sympathieverklaringen ten opzichte der verdrukte nationaliteiten, maar met hen tegen het imperialisme moest strijden.

    Op het 8ste congres van de Sovjets (1920), bracht Lenin rapport uit over het plan van de elektrificatie van het land, dat van zijn initiatief uitging. De toenemende krachtsinspanning naar een hoge graad van technische ontwikkeling, wijst het succes der omvorming van een verbrokkelde en weinig geordende boereneconomie in een breed systeem van socialistische productie, gegrondvest op een enig en groot plan aan. “Het socialisme, is de macht der Sovjets plus de elektrificatie.”

     

    Zijn dood. — Uitgeput door een intensieve arbeid, ging Lenins gezondheid in enkele jaren sterk achteruit. De verkalking tastte zijn hersens aan. Begin 1922 verboden de geneesheren hem zijn dagelijkse arbeid. Van juni tot augustus nam de kwaal snel toe. Een eerste maal verloor Lenin het gebruik van het woord, en in december werd hij door een verlamming van zijn rechterbeen en arm getroffen. Hij stierf op 21 januari 1924 te 6.30 uur te Gorky bij Moskou. Zijn begrafenis was de gelegenheid van een manifestatie zonder voorbeeld van liefde en smart van miljoenen personen.

    In zijn uiterlijke verschijning onderscheidde Lenin zich door eenvoudigheid en kracht: een iets minder dan gemiddelde grootte, de gelaatstrekken van het Slavische volkstype, verlicht met doordringende ogen, het brede voorhoofd en het machtige hoofd gaven hem een merkwaardig uitzicht. In een buitensporige graad onvermoeibaar bij het werk, toonde hij hetzelfde voorbeeldige plichtsgevoel in een conferentie van een kleine kring van arbeiders te Zürich, als bij het organiseren van de eerste socialistische staat van de wereld. Hij waardeerde en hield daarenboven van wetenschap, kunst en beschaving, zonder ooit te vergeten dat deze goederen nog slechts het eigendom zijn van een kleine minderheid. Zijn levenswijze in het Kremlin verschilde weinig van een banneling. De eenvoudigheid van zijn gewoonten kwam daaruit voort, dat de geestelijke arbeid en de strijd niet alleen al zijn belangstelling en hartstochten opslorpten, maar hem de meest intense vreugde gaven. Al zijn gedachten waren gericht op het werk van de vrijmaking der arbeiders.

  • Lenins strijd tegen het stalinisme

    Dossier door Per-Ake Westerlund uit ‘De echte Lenin’, een voorwoord op ‘Staat van Revolutie’ van Lenin (een uitgave die in 2019 gepland is). 

    Stalin

    Het 11de congres van de Communistische Partij vond plaats in maart-april 1922, na een verschrikkelijke periode van oorlog, burgeroorlog en honger. Het was het laatste congres van Lenin. Stalin werd op 4 april verkozen als algemeen-secretaris van de partij. Dat vormde een belangrijke overwinning voor de bureaucratie die opgang kende in de staat en de partij. De bureaucratie parasiteerde op de arbeidersstaat en zou onder leiding van Stalin alle vormen van arbeidersdemocratie de kop indrukken. Niemand kon echter in 1922 voorzien welke rol Stalin zou spelen, ook Stalin zelf kon dit niet.

    Wat was er tussen de revolutie van 1917 en dit congres, vier en een half jaar later, gebeurd? Op het congres voerde Lenin zijn strijd tegen de bureaucratie op. Een groot deel van zijn verslag van het voorbije jaar ging over de groeiende dreiging van bureaucratie: “We hebben een jaar gekend waarin de staat in onze handen was, maar is de Nieuwe Economische Politiek in dit jaar uitgedraaid zoals we het wilden? Neen. De machine weigert de hand die het leidt te volgen.”

    Lenin toonde hoe het bureaucratisch apparaat de partij in zijn greep hield. “Neem nu Moskou met 4.700 communisten in verantwoordelijke posities. Als we naar deze grote bureaucratische machine kijken, moeten we de vraag stellen: wie leidt wie? Ik twijfel er sterk aan dat het correct is als we zeggen dat de communisten die grote machine leiden. Het is de waarheid dat zij niet leiden, maar geleid worden.”

    Deze bezorgdheid van Lenin toont dat het beeld van de burgerij – en deels van de stalinisten – niet klopt. Zij stellen dat Lenin, Trotski en de leiding van de Russische Revolutie de samenleving vestigden die ze voor ogen hadden. Volgens de burgerij werd het de hel op aarde, volgens de stalinistische een socialistische droomsamenleving.

    De Zweedse journalist en zelfbenoemde anti-Lenin expert Staffan Skott schreef in 1992 in het dagblad Dagens Nyheter al dat Lenin geschift was en dat dit typisch Russisch was. “Er is een oude Russische traditie van gekke mannen van God die met een grote obsessie en gekheid grote groepen fanatieke aanhangers verzamelen. Lenin moet wellicht in deze categorie ondergebracht worden, zonder het godsdienstige element dan.” Skott baseerde zich op een historicus uit de Sovjet-bureaucratie: generaal Dmitry Volkogonov. Dezelfde Volkogonov, die in 1996 overleed, schreef tot eind jaren 1980 vol lof over Lenin. Het ging om het stalinistische iconische beeld van Lenin, niet de echte revolutionair.

    In 1992 legde Skott de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de Sovjet-Unie bij de Russische culturele geschiedenis en stelde hij dat Lenin gek was. Nog geen tien jaar later behoorde hij tot die vleugel die stelt dat de ontwikkeling van de Sovjet-Unie een bewust plan van Lenin volgde. Nu stelt Skott dat Lenin een “kwaadwillig genie” was. Om de vraag te beantwoorden of de Sovjet-dictatuur het resultaat was van de revolutie en het beleid van Lenin en Trotski in de eerste jaren na de revolutie, moeten we terugkeren naar 1917.

    Het begin van een internationale revolutie

    In Februari 1917 werd de tsaar omvergeworpen door een volksrevolutie van onderuit. Maar de Voorlopige Regering die aan de macht kwam, loste de in haar gestelde verwachtingen niet in.

    • De Wereldoorlog waarin meer dan twee miljoen Russen omkwamen, ging gewoon door en werd zelfs opgevoerd.
    • De grootgrondbezitters bleven gewoon hun zitten.
    • De economische ellende en het tekort aan voedsel werd erger.
    • De onderdrukte naties in het tsaristische rijk werden het recht op onafhankelijkheid ontzegd.
    • De kern van de staat, de gewapende mensen, werd nog steeds gecontroleerd door de tsaristische generaals.

    Zoals eerder gezegd lukte het Lenin in april na scherpe discussies om zijn partij, de bolsjewieken, ervan te overtuigen dat een nieuwe revolutie nodig was. De arbeidersraden, de sovjets, moesten de macht grijpen, gesteund door de soldaten, de boeren en de armen op het platteland. Met de slogan ‘Brood, land en vrede’ slaagden de bolsjewieken er, doorheen de opwaartse en neerwaartse fasen van de revolutie, in om tegen de herfst van 1917 een meerderheid in de sovjets te verkrijgen. Op 25 oktober 1917, volgens de Russische kalender, namen de werkenden onder leiding van de bolsjewieken de macht over. De leiders, Lenin en Trotski, zagen het als het begin van een internationale revolutie. Hun houding werd in 1922 door Lenin samengevat: “Van bij het begin stelden we dat we een compleet nieuwe taak opnamen en dat we zonder snelle steun van onze kameraden, de werkenden in de kapitalistisch meer ontwikkelde landen, op grote moeilijkheden zouden botsen en ongetwijfeld een reeks fouten zouden maken.”

    Rusland was een land waar 80% van de bevolking in de erg primitieve landbouw actief was. Socialisme betekende een hoger niveau van economische ontwikkeling dan het kapitalisme en een meer ontwikkelde democratie. Om dat te bekomen, had Rusland de hulp nodig van de moderne technologie die bijvoorbeeld in Duitsland bestond.

    De Russische Revolutie werd gevolgd door internationale revoluties. De Bolsjewieken werden door hun tegenstanders omschreven als ‘Duitse agenten’, maar de Duitse keizer werd zelf verjaagd toen de revolutie zich begon te verspreiden. Er was echter in geen enkel land een bewuste socialistische revolutionaire partij, zoals die van de bolsjewieken, om de arbeiders naar de macht te leiden. De revoluties liepen op nederlagen uit in Hongarije, Duitsland, Beieren, Oostenrijk en Italië. In Finland vielen 30.000 doden langs de rode kant toen de contrarevolutie het haalde. De nederlaag van de internationale revoluties leidde tot een isolement van Rusland en maakte de problemen nog een pak groter.

    De bolsjewieken konden zich niet op precedenten beroepen. Hun historisch voorbeeld was de Franse Revolutie van 1789 en de daaropvolgende jaren, onder meer met de machtsovername door de Parijse arbeiders in 1871. Daarnaast was er het voorbeeld van de eigen verloren revolutie van 1905.

    Na de Oktoberrevolutie werd een regering gevormd: de Raad van Volkscommissarissen. De linkervleugel van de Sociaal-Revolutionairen (een linkse partij die vooral op het platteland sterk stond) nam drie ministerfuncties in. De nieuwe regering begon de beloften waar te maken. Afzonderlijke vredesonderhandelingen met Duitsland leidden tot het eerste vredesakkoord in de Eerste Wereldoorlog. Dat was in maart 1918. De boeren en landarbeiders waren al begonnen met de grond te bezetten. Nu werd deze onder hen verdeeld. De bolsjewieken stonden ook voor de vrijheid van de door het tsarisme onderdrukte naties, zo werd Finland in december 1917 onafhankelijk. Er kwamen een reeks van hervormingen en andere werden gepland. Zo kwamen er gelijke rechten voor vrouwen en mannen.

    De revolutie zorgde voor enorm enthousiasme onder de werkenden van heel de wereld en een grote angst onder de kapitalisten. In de buurlanden moesten burgerlijke regeringen landhervormingen of parlementaire hervormingen doorvoeren om de revolutie af te blokken. Maar het antwoord van de burgerij was vooral van militaire aard. In november-december 1917 begonnen de oude generaals van de tsaar al hun krachten te verzamelen in het zuiden van Rusland.

    De burgeroorlog

    Er stelde zich nog een veel grotere militaire dreiging door de invasie van buitenlandse legers. De burgerlijke historicus EH Carr schrijft: “In de lente en het begin van de zomer van 1918 bezette het Duitse leger de voormalige Baltische staten, bijna het volledige grondgebied van Wit-Rusland en de Oekraïne. Het Duitse leger trok zelfs het noorden van de Kaukasus en Transkaukasië binnen.” Daarnaast waren er Tsjechische troepen in Siberië, het Britse leger in het noorden rond Moermansk en Arkhangelsk. In april 1918 vielen Japanse troepen binnen in Vladivostok. In totaal waren er 21 legers uit elf landen die deelnamen aan de oorlog tegen de regering van Moskou. In 1919 stond het grootste deel van het vroegere tsaristische Rusland onder de controle van witte legers die oprukten om Moskou vanuit drie verschillende kanten aan te vallen.

    Carr stelt dat de bolsjewieken meteen na Oktober erg genereus waren. Officieren in het Winterpaleis, de oude regering en vijandige generaals zoals Krasnov werden vrijgelaten op de belofte dat ze geen wapens tegen de regering zouden opnemen. In het geval van Krasnov werd die belofte meteen gebroken. De bolsjewieken hadden ook de doodstraf aan het front afgeschaft. Die was eerder opgelegd door de Voorlopige Regering.

    De openlijke militaire opstand van de witte generaals en de binnenvallende legers dwong de nieuwe regering tot het onmiddellijk opzetten van een nieuw leger. Het was Trotski’s staat om het Rode Leger uit te bouwen. Op 1 april 1918 sloten 25.000 vrijwilligers uit Petrograd en 15.000 uit Moskou zich bij dat leger aan. Het bestaan de nieuwe arbeidersstaat was bedreigd en daarom moest ze zelf de wapens in handen nemen. Het Rode Leger bestond voor een meerderheid uit arbeiders. Tegen het einde van de burgeroorlog in 1921 waren twee derden van de officiers voormalige arbeiders.

    Twintig jaar later zou Trotski in een debat de vergelijking maken met Spanje, waar de arbeiders zich ook moesten verdedigen tegen de militaire staatsgreep van Franco, en met de Amerikaanse burgeroorlog die gericht was op het afschaffen van de slavernij en het leggen van de basis voor de expansieve groei van het kapitalisme in de VS. Vandaag kunnen we daar Vietnam aan toevoegen, dat uiteraard het recht had om zich tegen het VS-imperialisme te verdedigen, of Nicaragua waar in de jaren 1980 tegen de contras werd gevochten.

    Sovjet-Rusland was in 1921, na drie jaar van burgeroorlog, enorm verwoest. Het nationale inkomen bedroeg nog slechts een derde van dat in 1913, voor de Eerste Wereldoorlog. De industriële productie was tot een vijfde van dat in 1913 teruggevallen. Voor belangrijke sectoren was de situatie nog erger: de steenkoolproductie bedroeg nog een tiende en de staalsector een vierde. De huidige campagnes tegen Lenin leggen de verantwoordelijkheid hiervoor bij het ‘wanbeheer’ van de bolsjewieken. Dat is compleet verkeerd. Het kapitalistische Duitsland, een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, was in 1924 armer dan in 1872. Bovendien was de basis voor de revolutie sterk verzwakt: tienduizenden werkenden lieten hun leven in de burgeroorlog. Het aantal industrie-arbeiders was afgenomen van 3 miljoen in 1917 tot minder dan 1,5 miljoen drie jaar later. De landbouwproductie was afgenomen en veel werkenden moesten naar het platteland verhuizen om voedsel te vinden. Er was hongersnood in het Europese deel van Rusland. De diepe crisis ondermijnde een groot deel van de bewuste massasteun waarover Lenin en Trotski in 1917 beschikten. De noodzaak van internationale overwinningen van de arbeidersklasse werd nog groter.

    Tijdens de oorlog stonden andere politieke partijen aan de andere kant van de barricaden. De burgerlijke kadetten steunden de witte generaals. De linkse sociaalrevolutionairen verlieten de regering toen vrede werd gesloten met Duitsland, zij wilden de oorlog verderzetten. Ze gingen over tot aanslagen waarbij twee bolsjewistische leiders om het leven kwamen en Lenin ernstig gewond raakte. De mensjewieken gingen geleidelijk naar de andere kant over. Hun afdeling in Moskou stelde dat de Oktoberrevolutie noodzakelijk was, terwijl hun partij in Georgië de bolsjewieken verbood en openlijk samenwerkte met zowel het Duitse als het Britse leger.

    De contrarevolutionaire burgerij had liever de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen aan de macht gezien. Toen de sociaaldemocraten de arbeidersraden controleerden in de Duitse Revolutie van 1918-19 werd het voor de burgerij mogelijk om de macht te consolideren.

    Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat de bolsjewieken in 1921 nog de enige legale partij vormden. Dit was geen bewust plan. Lenin en Trotski waren geen voorstanders van een éénpartijstaat. Maar de ontwikkeling van oorlog, honger en tekorten leidde tot een verbod op andere partijen toen ze de wapens tegen de Sovjet-regering opnamen. Het stalinisme heeft de burgerij decennialang geholpen door te stellen dat het socialisme slechts één partij kon toelaten of enkel marionettenpartijen zoals onder de stalinistische regimes in Polen, Tsjechoslowakije en de DDR (Oost-Duitsland), waar er zelfs een regimegezinde christendemocratische ‘partij’ was. De stalinistische regimes in China en Cuba volgden dezelfde weg. Nochtans is dit niet gebaseerd op wat Lenin voorstelde. Voor marxisten is het dan ook belangrijk om de vier voorwaarden voor arbeidersdemocratie die Lenin aanbrengt in Staat en Revolutie aan te vullen met een vijfde voorwaarde: rechten voor alle partijen, met uitzondering van de fascisten.

    Tijdens de crisis van 1921 legden de bolsjewieken ook een tijdelijk verbod op fracties binnen de partij op. Dit was om de druk van externe krachten op de enige partij te beperken. Het verbod werd door partijleden aanvaard omwille van de geschiedenis van democratische discussies in de partij. Lenin benadrukte dat het om een tijdelijke maatregel ging en verzette zich tegen een voorstel om bij de verkiezingen op het volgende partijcongres geen platformen toe te laten. In de aanloop naar het congres van 1921 werden acht verschillende platformen bediscussieerd. Lenin stelde dat het opduiken van een nieuwe cruciale kwestie, zoals de vredesonderhandelingen in Brest-Litovsk, onvermijdelijk moest leiden tot het opzetten van verschillende platformen. Hiermee werd het tijdelijk karakter van het verbod in de verf gezet. Deze extreme beperkingen werden echter de regel en het model van Stalin. Ze speelden een beslissende rol in de degeneratie van de Sovjet-Unie.

    NEP en bureaucratisering

    In 1921 werd de Nieuwe Economische Politiek (NEP) ingevoerd. Om het voedseltekort aan te pakken, moesten de bolsjewieken toegevingen doen aan de grote boeren en de zakenlui die winsten konden maken onder de NEP. In 1920 had Trotski al dergelijke stappen voorgesteld. Toen het systeem werd ingevoerd, zal Lenin er een competitie in tussen het socialistische deel van de economie en het kapitalistische. Trotski haalde een professor aan die het omschreef als een berg afrijden met de handrem op. De beslissingen werden toen, in tegenstelling tot de periode van het stalinisme, omschreven als de toegevingen en stappen achteruit die ze effectief waren, in plaats van te spreken over “nieuwe geniale socialistische vooruitgang.”

    Sovjet-Rusland was een overgangssamenleving met kenmerken van feodalisme en kapitalisme, maar ook van staatskapitalisme en socialisme. Het uiteindelijke resultaat lag nog niet vast. Het nieuwe regime was politiek sterk verzwakt na de oorlog, burgeroorlog en economische rampspoed. De arbeidersklasse had de voormalige heersende klassen sociaal en economisch omvergeworpen, maar had in deze omstandigheden niet de politieke controle over de richting van het proces. Lenin legde uit wie dan wel de controle had: “Na de machtsovername in 1917 werden we gesaboteerd door regeringsvertegenwoordigers. We waren daar erg bang voor en smeekten: ‘Kom terug.’ Ze kwamen allemaal terug en dat was niet in ons voordeel.” Honderdduizenden vroegere topmensen van het tsaristische regime bleven een bureaucratische kolos vormen. Deze experten werden machtig, zoals Lenin opmerkte: “De centrale kwestie is dat we niet de juiste mensen op de juiste plaats hebben, dat verantwoordelijke communisten die zich op schitterende wijze getoond hebben in de revolutie nu commerciële en industriële functies hebben waarvan ze niets weten; en dat ze maken dat wij de waarheid niet zien omdat schurken en boeven zich achter hun rug verbergen.”

    Deze beschrijving is lichtjaren verwijderd van wat het stalinisme nadien zou verklaren. Lenin wist dat enkel een overwinning van arbeiders in een ander land de revolutie kon redden. Om tot dan te overleven, werden toegevingen gedaan zoals met de NEP en nadien rond de industrialisering. Boecharin schoof naar rechts op in de partij en pleitte voor “socialisme op slakkentempo” waarbij hij de NEP in de hemel prees. De NEP legde de basis voor de contrarevolutie met ‘NEP-mannen’ die winsten maken, rijke boeren en koelakken die economisch en politiek versterkt werden.

    Na de revolutie nam het ledenaantal van de bolsjewistische partij snel toe: van 313.000 begin 1919 tot 650.000 drie jaar later. Carrièristen en voormalige tegenstanders werden lid. Binnen de partij werd de macht van de centrale organisatorische leiding versterkt. Na de dood van partijsecretaris Sverdlov in 1919 werd deze taak uitgeoefend door een groep waarin Stalin betrokken was. De kracht van Stalin was niet politiek, maar organisatorisch. Hij begon al gauw te maneuvreren tegen de rest van de groep. In mei 1919 telde het secretariaat van Stalin 30 personeelsleden, in 1921 waren dat er al 602. In het jaar tussen de partijcongressen van 1921 en 1922 stond dit secretariaat in voor de aanstellingen van 42.000 partijleden. Op 4 april 1922 kreeg Stalin formeel de titel van secretaris-generaal, een teken van zijn groeiende macht. In datzelfde jaar had Lenin zijn eerste hartaanval.

    De contrarevolutionaire krachten waren niet sterk genoeg om de verzwakte arbeidersstaat openlijk uit te dagen. Ze hadden bondgenoten binnen het regime zelf nodig. Stalin werd dit instrument, eerst onbewust en daarna bewust. De stalinistische fractie in de partij en de oude tsaristische bureaucratie hadden met elkaar gemeen dat ze rust wilden en hun privileges wilden behouden en uitbreiden. Ze stonden sceptisch tegenover het perspectief van Lenin en Trotski rond internationale revolutie.

    Het belangrijkste kenmerk van Stalin als toekomstige dictator was de kunst om zich achter anderen te verbergen en de steun van verschillende groepen te zoeken op verschillende ogenblikken, naargelang het hem en de bureaucratie uitkwam. Begin 1920 steunde hij de opvatting van Boecharin rond de NEP: “Boeren, verrijk je.” Later zou hij zich tegen de boeren keren in een bijna volledige bocht. Trotski stelde: “Stalin weet niet nooit wat de volgende stap is.”

    De laatste strijd van Lenin

    In december 1922 schreef Lenin de tekst die als zijn ‘testament’ zou bekendstaan. Hij stelde: “Kameraad Stalin heeft in zijn functie als algemeen secretaris een enorme macht naar zich toe getrokken, en ik ben er niet zeker van dat hij die altijd met de nodige voorzichtigheid weet te gebruiken.”

    Diezelfde maand waren er ontwikkelingen die het standpunt van Lenin over Stalin definitief maakten. De Sovjet-Unie werd gevormd als opvolger van een lossere federatie van de Sovjet regimes in Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. Stalin was commissaris van nationaliteiten en verantwoordelijk voor het vestigen van de nieuwe unie.

    In Georgië lag de kwestie bijzonder gevoelig. In maart 1921 hadden de arbeiders en armen vanop het platteland onder bolsjewistische leiding de macht overgenomen van het vroegere mensjewistische regime. Die laatsten hadden met hulp van de Duitse en Britse troepen de onafhankelijkheid ondermijnd. Er was de verdachtmaking dat Moskou voortaan de touwtjes in handen zou nemen. De Georgische bolsjewieken verzetten zich daarom tegen Stalins plan en hadden twijfels over de Sovjet-Unie. Stalin en zijn hulpje Ordzjonikidze beschuldigden daarop de Georgische partij van nationale afwijkingen en Ordzjonikidze ging zelfs over tot fysiek geweld in een debat.

    Lenin kreeg verslag van een andere stalinist, Dzerzjinski, en was bijzonder bang. Hij eiste de onmiddellijke afzetting van Ordzjonikidze. Lenin ging in tegen Stalins argument dat het ging om het behoud van de eenheid. Deze eenheid was die van het apparaat, “hetzelfde Russische apparaat dat wij overnamen van het tsarisme.” Lenin stelde: “Het apparaat dat we het onze noemen is in feite nog steeds erg vreemd aan ons. Het is burgerlijk en tsaristisch en er was nog geen mogelijkheid om er in de loop van de voorbije vijf jaar van af te raken bij gebrek aan hulp van andere landen en omdat we meestal “bezig” waren met militaire operaties en de strijd tegen de hongersnood.”

    Lenin benadrukte net als voor de revolutie hoe belangrijk het was om “door de houding of door toegevingen, het wantrouwen van de niet-Russen te compenseren. Om de verdachtmakingen en de beledigingen van de regering van de “dominante” natie in het verleden te overstijgen.” Hij stelde dat niet mocht opgetreden worden als een “vulgaire Groot-Russische bullebak.” Elf leidinggevende leden van de Georgische Communistische Partij namen ontslag uit protest tegen Stalin, maar ze werden vervangen door leden aangesteld door Stalin. De laatste politieke daad van Lenin begin 1923 was zijn steun aan de kritische Georgiërs en wat hij schreef over de nationale kwestie. Om een strijd tegen Lenin te vermijden, blies Stalin op papier de aftocht.

    Nieuw in deze kwestie was de groeiende macht van Stalin. Onder druk van de bureaucratie handelde hij met het oog op de belangen van de kracht en de macht van het apparaat, niet gericht op de belangen van de revolutie. Tot dan werden fouten erkend. De partijkoers werd steeds publiekelijk besproken. De basisopvattingen van de bolsjewieken verdwenen nu meer naar de achtergrond en de macht en privileges werden het directe doel. De conclusie van Lenin was dat Stalin moest vervangen worden door “een andere man die zich gunstig van Stalin onderscheidt: hij moet toleranter, loyaler, beleefder en attenter voor zijn kameraden zijn, minder grillig, enzovoorts.” Het feit dat Stalin niet loyaal was aan de zaak van de werkenden en de partij, was een vernietigende beschuldiging tegen Stalin. Na de dood van Lenin waren de trotskisten de enigen die naar dit document verwezen. Het werd in de Sovjet-Unie pas in 1956, drie jaar na de dood van Stalin, gepubliceerd.

    Lenin keek naar Trotski in deze strijd tegen de bureaucratie en stelde een blok voor tegen de partijbureaucratie geleid door Stalin en tegen de volledige bureaucratisering. In het testament van Lenin werd Trotski omschreven als het meest bekwame lid van de leiding, maar met “een teveel aan zelfvertrouwen en aan verknochtheid aan de zuiver bestuurlijke kant van de dingen.” De beoordeling van Stalin was van een andere orde.

    Lenin zag dat de bureaucratie niet alleen in de staat, maar ook in de partij actief was. Hij bereidde wat hij een “politieke bom” noemde voor het Elfde Partijcongres van 1923 voor. Maar hij werd getroffen door een nieuwe hartaanval en verdween uit de partij en de leiding van de staat tot aan zijn dood. Trotski nam de strijd op het congres niet op. Hij wilde niet bekendstaan als diegene die de strijd voerde om Lenin ‘op te volgen.’ Stalin gebruikte toen al campagnes tegen Trotski en het trotskisme als een methode om het beleid van Lenin aan te vallen. Op het congres werd deze campagne wat gemilderd en gaf Stalin de indruk dat hij met een aantal kritieken van Lenin en Trotski kon instemmen. Achter de schermen ging de campagne evenwel onverminderd door als onderdeel van de machtsstrijd van Stalin.

    De Duitse revolutie in de zomer en herfst van 1923 toonde dat het regime in de Sovjet-Unie en dus ook de Communistische Internationale afstand had genomen van de leiding door Lenin en Trotski. Vroegere nederlagen, zoals in Hongarije en Finland, vonden plaats zonder de bewuste leiding van de internationale. Nu nam de Comintern een beleid aan dat een weerspiegeling was van de conservatieve rol van de bureaucratie. Gesteund door Stalin riep Zinovjev de Duitse leiding op om de revolutie af te remmen. De Duitse leiding begon te twijfelen en de nederlaag werd een feit.

    De nederlaag in Duitsland in 1923 en het verderzetten van de NEP zorgden ervoor dat de bureaucratie zich kon versterken en dat de arbeidersklasse verzwakt werd. Stalin was in staat om zijn ‘theorie’ van ‘socialisme in één land’ naar voor te brengen, dat was in de praktijk ‘enkel socialisme in de Sovjet-Unie.’ Andere communistische partijen zagen hun rol herleid worden tot die van ambassades van Moskou. Trotski leidde de Linkse Oppositie hiertegen en eiste vrije discussie in de partij, meer werkenden in de leiding en dit zonder privileges en een sneller ontwikkeling van de industrie. Dit programma kon tijd winnen in afwachting van internationale overwinningen geleid door de Linkse Oppositie.

    Maar de materiële basis voor een overwinning tegen de bureaucratie was niet in de Sovjet-Unie aanwezig. Een nieuwe aristocratie kwam op en die begon de massa’s te onderdrukken. De partij van Lenin bestond niet langer en werd vervangen door een stalinistische bureaucratie.

    Het stalinisme bleef bijna 70 jaar aan de macht in de Sovjet-Unie. De bureaucratie parasiteerde op de restanten van de arbeidersstaat, de geplande economie die ondanks de dictatuur en het wanbeheer leidde tot een snelle ontwikkeling. Op die basis kon de Sovjet-Unie nazi-Duitsland verslaan in de Tweede Wereldoorlog. Dat versterkte het stalinisme voor de daaropvolgende decennia. In Oost-Europa verdreef het Sovjet leger de nazi’s. Er werden stalinistische regimes gevestigd. De Sovjet-Unie was erg aantrekkelijk voor de massale bevrijdingsbewegingen in de koloniale wereld. In 1949 nam het Rode Leger onder Mao Zedong de macht in China en werd daar een regime naar het model van Stalin gevestigd. Na decennia van economische stagnatie en crisis, veroorzaakt door de dictatoriale verstikking van de geplande economie, viel het stalinisme in Rusland in 1990-91. Het socialistisch alternatief zoals dit door Trotski al in 1936 werd verdedigd in de vorm van een arbeidersrevolutie om de bureaucraten omver te werpen en een socialistische arbeidersdemocratie en geplande economie te vestigen, stond te zwak. De stalinistische leiders vormden zich snel om tot kapitalisten en burgerlijke politici in een nieuw Russisch roofkapitalisme.

     

  • Over Lenins ‘Staat en revolutie’

    Dossier door Per-Ake Westerlund uit ‘De echte Lenin’, een voorwoord op ‘Staat van Revolutie’ van Lenin (een uitgave die in 2019 gepland is). 

    “Staat en revolutie werd pas geschreven in augustus en september 1917, toen de socialistische ministers van de voorlopige regering, Kerenski incluis, Lenin beschuldigden van verraad en hij naar Finland moest vluchten,” schreef de Franse socialist Alfred Rosmer in zijn boek ‘Lenins Moskou’. Hij gaat verder: “Maar het volledige raamwerk, de basis van het werk, had Lenin al in Zwitserland geschreven. Het was in ballingschap in Zwitserland tijdens de Eerste Wereldoorlog dat hij het zich als zijn taak had voorgenomen om deze teksten te bewerken en becommentariëren. Op de vooravond van zijn vertrek uit Zwitserland, op 17 februari 1917, schreef hij vanuit Zurich aan Alexandra Kollontai: ‘Ik ben een studie aan het voorbereiden (en ze is eigenlijk bijna klaar) over de relatie tussen het marxisme en de staat’.”

    Hij vond dit van zo een groot belang dat hij tijdens de Julidagen, toen de bolsjewieken in een lastig parket zaten, aan Kamenev schreef – diezelfde Kamenev die later door Stalin aan het executiepeloton zou worden voorgedragen: “Kameraad Kamenev, Entre nous: mochten ze mij opsluiten dan vraag ik u om mijn notities over marxisme en de staat te publiceren (ze werden achtergelaten in Stockholm). Ze liggen gebonden in een blauw omhulsel. Het bevat een aantal citaten van Marx en Engels, alsook van Kautsky tegen Pannekoek. Er staan opmerkingen, notities en formuleringen bij. Normaal zou het een week werk kosten om het gepubliceerd te krijgen. Ik zie het als belangrijk, want niet alleen Plekhanov maar zelfs Kautsky heeft met dit onderwerp geknoeid. De voorwaarde: al het voorgaande blijft tussen ons!”

    Deze brief geeft aan hoezeer Lenin ‘Staat en Revolutie’ voor een massapubliek wilde publiceren. De Februarirevolutie in 1917 had de tsaar omver geworpen en de oude arbeidersraden uit 1905, de sovjets, terug in het leven geroepen. De verschillen tussen de partijen waren meteen na februari nog onduidelijk. De mensjewieken en sociaal-revolutionairen haalden een meerderheid binnen de sovjets en zagen de revolutie als vervolledigd. Om deze reden droegen ze de macht over aan de Voorlopige Regering en het burgerlijk parlement. De regering steunde op zijn beurt op de structuren van het militaire systeem van voor de revolutie. Lenin beschreef deze situatie in ‘Staat en Revolutie’: “Tijdens de revolutie van 1917, toen het vraagstuk van de betekenis en van de rol van de staat in zijn volle omvang aan de orde kwam, in de praktijk als een vraagstuk van de onmiddellijke actie aan de orde kwam en wel van de massa-actie, zijn alle sociaal-revolutionairen en mensjewieken bijvoorbeeld allen in één klap volledig afgezakt naar de kleinburgerlijke theorie van de ‘verzoening’ van de klassen door de ‘staat’.”

    Toen Lenin in april naar Rusland terugkeerde, bevocht hij fel de positie die samenwerking met de voorlopige regering predikte onder de bolsjewieken. Deze positie, zoals verdedigd door Kamenev, Stalin en Molotov, was sinds februari de norm bij de bolsjewieken. Deze drie herhaalden de oude bolsjewistische slogan van “heerschappij van arbeiders en boeren” alsof februari dit bereikt had. Ze waren van mening dat het hun taak was om de linkervleugel binnen de februaribeweging te vormen. Ze aarzelden om een standvastige positie tegen de oorlog in te nemen na februari en flirten openlijk met aansluiting bij de mensjewieken.

    Lenin daarentegen legde in zijn Aprilstellingen uit dat de bestaande dubbelmacht onmogelijk kon blijven duren. De oude leuze van de bolsjewieken moest aangepast worden aan de nieuwe situatie. De voorwaarde voor een beleid dat brood, land en vrede kon brengen, was de machtsovername door de sovjets. De burgerlijk-democratische taken konden niet worden opgelost door de Februarirevolutie. In het geval dat de arbeiders de macht niet zouden grijpen, waren zowel revoltes door arbeiders als door boeren gedoemd om door het leger te worden neergeslagen. Ondanks de dominantie van de landbouw op de moderne industrie binnen de Russische economie, was de oplossing socialistisch. Dit perspectief was ook gebaseerd op het vooruitzicht dat een revolutie in Rusland de start van een internationale arbeidersrevolutie zou zijn. Lenins perspectief viel nu samen met de theorie van de permanente revolutie die Trotski in 1904 voor het eerst ontwikkelde. (De theorie van de permanente revolutie stelt dat arbeiders het voortouw moeten nemen in de revolutie, dat de burgerlijk-democratische revolutionaire taken gelijk liepen met de socialistische, alsook dat de revolutie internationaal moet zijn. De term “permanente revolutie” werd voor het eerst door Marx gebruikt.)

    Het standpunt van Lenin was een minderheidsstandpunt, zeker bij de leidinggevende bolsjewieken was er weinig steun voor. De redactie van Pravda schreef bij de publicatie van de Aprilstellingen dat het schema van Lenin, met een onmiddellijke overgang naar een socialistische revolutie, onaanvaardbaar was.

    Lenin legde uit dat een onmiddellijke machtsovername door de arbeiders niet op de agenda stond, maar dat het de taak van de partij was om een tweede revolutie te propageren. De bolsjewieken moesten geduldig de situatie uitleggen om zo een meerderheid te verwerven.

    Tegen midden april won de positie van Lenin een meerderheid binnen de partij in Petrograd, na een debat tegen Kamenev in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de 15.000 bolsjewieken uit de hoofdstad. Een gelijkaardig debat met bolsjewieken uit heel Rusland leidde tot hetzelfde resultaat.

    De taak van ‘Staat en Revolutie’ was het voorbereiden op de machtsovername, iets wat het doel was van de volledige arbeidersbeweging, en het tot stand brengen van principes voor een arbeidersbewind. Dit globaal historisch vraagstuk moest in concrete termen worden behandeld. Hoe zou de machtsovername plaatsvinden? Op welke ervaringen kon men zich baseren? Vooral op basis van de lessen die Karl Marx trok uit de ervaring van de Parijse Commune van 1871, toen de arbeiders twee maanden de macht uitoefenden, wilde Lenin diegenen voorbereiden die de volgende fase van de revolutie zouden leiden en de opbouw van een nieuwe staat, een arbeidersstaat, zouden aanvangen. De rode draad van ‘Staat en Revolutie’ is de discussie over waarin een arbeidersstaat verschilt van een burgerlijke.

    Het onderwerp van de staat is een van de punten waarin de verwaterde ideeën van de sociaaldemocratie pijnlijk en duidelijk zichtbaar zijn. Aan het begin van de 20ste eeuw, toen de sociaaldemocratische leiders nog spraken over een toekomstige socialistische staat, gebruikten ze het citaat van Marx dat de staat zou ‘afsterven’ als argument dat het een gradueel proces zou vormen. Daarmee gingen ze in tegen de anarchistische slogans die “de afschaffing van de staat” eisten. In de praktijk capituleerden de sociaaldemocraten voor de kapitalistische staat en werden ze er actieve dienaren van.

    Lenin benadrukte dat de bolsjewieken terug moesten keren naar “wat Marx echt geschreven had over het onderwerp van de staat.” Hij wees op de continuïteit in de opvattingen van Marx en Engels over de staat, te beginnen met het Communistisch Manifest in 1848 over de Kritiek op het Programma van Gotha in 1875 tot wat Engels in de jaren 1890 schreef.

    De basisposities van het marxisme en de arbeidersbeweging over de staat kunnen als volgt samengevat worden. De staat is ontstaan uit de interne klassentegenstellingen binnen de samenleving. De taak van de staat is om de macht van de heersende klasse te verdedigen door conflicten naar de achtergrond te verdrijven, een pikorde te vestigen en al wie niet binnen de uitgetekende krijtlijnen loopt te bestraffen. Om deze taken te vervullen, moet de staat de illusie wekken dat ze boven of buiten alle conflicten staat. Maar de staat moet ook bereid zijn om “de speciale instituten van gewapende mannen,” zoals Marx en Engels het beschreven, te gebruiken. Deze instituties – de politie en het leger – zijn in feite de kern van de staat.

    De sociaaldemocratische ontkenning van deze rol van de staat en de nadruk op het afsterven ervan, was gebaseerd op een opzettelijke verwarring tussen de burgerlijke staat en de toekomstige arbeidersstaat. Het standpunt van Marx was dat de burgerlijke staat moest worden afgeschaft, terwijl het de taak van een arbeidersstaat is om zichzelf af te schaffen, om af te sterven. Dit standpunt was gebaseerd op de ervaring van de Commune van Parijs in 1871 en de conclusies die Marx en Engels daaruit trokken: “De Commune bewees in het bijzonder één iets, namelijk, dat de arbeidersklasse niet eenvoudigweg het al bestaande staatsapparaat in beslag kan nemen om ze voor zijn eigen doeleinden te gebruiken.” Daarentegen, legde Lenin uit, moet de burgerlijke staat vernietigd worden: ontwapen het staande leger, militairen en agenten, en bewapen de arbeidersklasse, schaf de oude machtsstructuren af en vervang ze door arbeidersdemocratie. Dit was de revolutionaire conclusie die de sociaaldemocraten uit de weg wilden gaan. Als parlementsleden, redacteurs, professoren en vakbondsleiders, waren de leiders van de sociaaldemocratie meer en meer geïntegreerd in de burgerlijke staat.

    Dit werd duidelijk tijdens de Duitse Revolutie die een jaar na de Russische plaatsvond. De Duitse sociaaldemocraten vormden een regering en verklaarden dat de arbeidersraden gelijklopend met het parlement konden bestaan. Maar macht kan niet gedeeld worden. De meeste arbeidersraden werden het volgende jaar met geweld onderdrukt. Tussen november 1918 en mei 1920 werden 15.000 Duitse communisten gedood. Het was tijdens deze periode dat de eerste tekenen van wat later het nazisme zou worden de kop opstaken in de vorm van gewetenloze paramilitaire milities. Deze milities, Freikorps genoemd, werden door de staat gebruikt tegen de arbeiders.

    In Chili 1970-73 ontwikkelde een gelijkaardig proces binnen een afzienbaar kortere tijd. De socialistische regering van Allende had de steun van de massa’s. De arbeiders vormden eigen organisaties en eisten wapens om zich te verdedigen. Het door de VS en het westen gesteunde leger zette de regering onder druk om tot een compromis te komen. Generaal Augusto Pinochet werd benoemd als opperbevelhebber van het leger en er werd geweigerd om de bevolking wapens te geven. Op 11 september 1973 pleegde de junta onder Pinochet een bloedige staatsgreep. Duizenden werden vermoord en tienduizenden werden gevangengezet, gefolterd of sloegen op de vlucht voor het geweld. De kern van de staat toonde dat het geen wisseling van de macht aanvaardde. Het belang hiervan werd bevestigd door de sympathie voor Pinochet van delen van de internationale kapitalistische klasse tijdens zijn proces in 1999. Zo was er steun vanwege het neoliberale kopstuk van de jaren 1980, Margaret Thatcher.

    Wat zou er gebeuren indien de burgerlijke staat, gesteund door tsaristische officieren en bureaucraten, omvergeworpen werd? In het Rusland van 1917 was dit geen abstracte vraag, maar iets dat enkele maanden later in de praktijk werd gebracht. Lenin herinnerde aan wat Marx zei, met name dat de Commune van Parijs “in essentie  een arbeidersstaat was.” Leden van de Commune werden verkozen en waren permanent afzetbaar, ze hadden geen privileges.  Ze waren bovendien verantwoordelijk voor zowel de besluitvorming als het uitvoeren ervan. Het machtsapparaat van de Commune werd door Marx verdedigd: “Zou de Parijse Commune het meer dan één enkele dag kunnen uithouden mocht ze de massa’s niet bewapend hebben tegen de gewelddadige oppositie van de burgerlijke krachten?” De arbeidersklasse had een eigen staat nodig om de oppositie tegen zijn klassenbewind te kunnen bestrijden. Marx en Lenin waren geen anarchisten of utopisten die dachten dat elke vorm van verkozen orgaan onmiddellijk kon worden afgeschaft. Ze hielden een pleidooi voor een vorm van vrijwillig centralisme.

    Lenin haalde de basisregels voor de arbeidersstaat en zijn leiders bij de door de Parijse Commune ingestelde organen: “1) niet enkel verkiesbaarheid maar permanente afzetbaarheid; 2) verkozen mogen niet meer verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon; 3) onmiddellijke overgang naar een regime waarin iedereen controlerende en overziende functies kan vervullen in zoverre dat iedereen ‘bureaucraat’ wordt voor bepaalde tijd en op die manier niemand bureaucraat kan worden.” Hierbij kwam nog dat het staande leger moest vervangen worden door de het gewapende volk. Trotski maakt in zijn boek “De verraden Revolutie” een verwijzing naar Lenins standpunten en voegt er iets  belangrijk aan toe: “Denk niet dat Lenin het had over de problemen van het volgende decennium. Nee, het was de eerste stap ‘waarmee we zullen en moeten beginnen als we een arbeidersrevolutie willen’.”

    Lenins standpunt over de staat werd het algemeen aanvaarde standpunt in de Russische Revolutie. Het werkte ook als een rode lap op een stier voor al wie, toen en nu nog, Lenin probeert te besmeuren en zijn standpunten te verdraaien. De privileges van de heersende klasse zijn taboe in de kapitalistische samenleving. Dit is van toepassing op lonen, exclusieve voordelen en het recht op jobs bovenaan de sociale ladder. Het eisen van verkiezingen, het recht op permanente afzetbaarheid en vertegenwoordigers die niet meer verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon vormen een oorlogsverklaring tegen het systeem. Sociaaldemocraten en voorheen ook de stalinisten gingen ver mee in de logica van een opdeling tussen bevoorrechte bureaucraten aan de top en gewone werkenden aan de basis. Toen onze organisatie in de jaren 1970 en 1980 als oppositie binnen de sociaaldemocratie werkte, zette geen enkele eis zoveel kwaad bloed bij hooggeplaatste sociaaldemocraten als die van vertegenwoordigers aan een gemiddeld arbeidersloon. Dit onderwerp was eveneens taboe binnen heel wat Communistische Partijen, waar ook de extreme privileges in de stalinistische Sovjet-Unie werden ontkend.

    Dit zijn nog steeds belangrijke kwesties voor de staat. Hooggeplaatste politici en topvertegenwoordigers in de ambtenarij krijgen bijzonder hoge lonen. Niet verkozenen vertegenwoordigers in de centrale banken of de EU namen taken over van politici die wel aan verkiezingen moesten denken. Deze twee trends worden gestuurd vanuit de kapitalistische heersende klasse om een voor hen betrouwbare staat te vormen.

    ‘Staat en Revolutie’ biedt ook antwoorden op leugens over Lenin. Staffan Skott bijvoorbeeld, een Zweedse journalist die het boek ‘Aldrig mer’ (Nooit meer) schreef tegen het communisme, probeert een beeld van Lenin te schetsen als een tegenstander van democratie: “Waarom paste Lenin zijn beleid niet aan de tijden waarin we leven aan? Andere socialisten hadden de democratie aanvaard en waren bereid binnen de lijnen van die democratie te werken.” Ofwel ontkent hij of heeft hij geen weet van de geschiedenis van de bolsjewieken waarin ze vochten voor democratische rechten. In tsaristisch Rusland vochten ze voor vrijheid van samenkomst, vrijheid van vereniging, persvrijheid, … In Staat en Revolutie zegt Lenin: “We zijn ervan overtuigd dat de democratische republiek voor de arbeidersklasse de beste regering onder het kapitalisme is.” Met de aanvulling: “maar we hebben niet het recht te vergeten dat zelf in de meest democratische burgerlijke republiek loonslavernij het lot is van de mensen.”

    Lenin toont hoe er in geen geval sprake was van het automatisch democratischer worden van deze republieken. Zelfs in “democratische landen” hadden vrouwen geen stemrecht. Zoals vandaag hadden de armen geen toegang tot parlement of media. De ultieme macht lag, net zoals vandaag, bij de grootindustrie. Als Skott schrijft dat Lenin “de democratie niet aanvaardde” zegt hij niets over wat de door hem beschreven leiders accepteerden: de Eerste Wereldoorlog, de kolonies en de onderdrukking door de staat. Voor Skott is democratie niets meer dan het volgen van de beslissingen gemaakt door de heersende klasse, en heeft dit niets te maken met de levensomstandigheden van arbeiders, soldaten of diegenen die in de kolonies leven.

    Democratische rechten zijn niet zomaar van bovenaf gegeven, ze zijn het product van strijd. Het kapitalisme leverde een constant gevecht tegen algemeen stemrecht, het recht op vakbonden en elke verkorting van de werkweek, zelfs toen die 10-12 uur bedroeg, zeven dagen per week. De belangrijkste hervormingen in Europa, zoals de invoering van algemeen stemrecht (al dan niet enkel voor mannen), waren het resultaat van revolutionaire strijd in 1917-18 en van de Russische en Duitse revoluties. Angst voor een verdere ontwikkeling van de beweging in revolutionaire richting dwong de heersende klassen tot toegevingen waar ze zich decennialang tegen verzet hadden.

    De debatten die de bolsjewieken rond de eeuwwisseling voerden met de economisten die stelden dat de arbeidersstrijd niet politiek maar enkel economisch was (voor hogere lonen, meer jobs, …) gingen ook over democratische rechten. De bolsjewieken en Lenin ondersteunden de strijd van arbeiders voor de kleinste economische verbeteringen, maar ze vochten ook om de strijd politiek te maken. In het toenmalige Rusland betekende dit een strijd voor democratische rechten en tegen het tsarisme. Het soort “democraat” die vandaag de bolsjewieken aanvalt, verheerlijkt “democratie” op een abstracte manier en zwijgt over economische uitbuiting en onderdrukking van de werkenden. Ze zijn tevreden met een formele democratie die enkel op papier bestaat en slechts een minderheid dient.

    Lenin toont in Staat en Revolutie dat armoede en ellende onder de massa’s gepaard gaan met privileges, bureaucratie en een controle door de bovenste lagen, zelfs binnen de organisaties van de arbeidersbeweging. “Onder het kapitalisme is de democratie beperkt, ingesnoerd, besnoeid en verminkt als gevolg van de algemene loonslavernij, de nood en ellende van de massa’s. Daarom en daarom alleen worden in onze politieke en vakverenigingorganisaties de beambten door het kapitalistische milieu gedemoraliseerd (of, juister gezegd, vertonen zij de tendens gedemoraliseerd te worden) en hebben zij de neiging in bureaucraten te veranderen, d.w.z. in van de massa’s vervreemde, en boven de massa’s staande bevoorrechte personen.”

    Het argument dat Lenin een tegenstander van democratie was, gaat vaak samen met de stelling dat hij voorstander van een dictatuur was: de dictatuur van het proletariaat. Maar Lenin zelf citeert Marx om verduidelijking te geven: “dat deze dictatuur slechts de overgang inhoudt naar een klasseloze samenleving.” De dictatuur van het proletariaat als term is gewoon het tegenovergestelde van de dictatuur van de burgerij, en betekent arbeidersdemocratie: in de realiteit een verdieping van de democratische rechten. De dictatuur van het proletariaat houdt een overgangsstaat in waarin voor het eerst in de geschiedenis de meerderheid van werkenden een eigen staatsapparaat gebruikt om zich te beschermen en te verdedigen tegen de oude heersende klasse, de kapitalistische. De overgangsstaat, de dictatuur van het proletariaat, zou afsterven op weg naar een klasseloze en staatloze samenleving. Wie Staat en Revolutie leest, zal opmerken hoe vaak Lenin de kwestie van gelijkheid op vlak van werk en loon aankaart. De overgangsstaat kan onmiddellijk enorme democratische stappen ondernemen door bestaand misbruik af te schaffen

    Lenins voorwoord bij Staat en Revolutie, geschreven in augustus 1917, toont ook hoe hij in complete tegenstelling tot het latere stalinistische groot-Russische nationalisme de revolutie als een internationaal gebeuren zag. “Heel deze revolutie kan slecht begrepen worden als een schakel in de keten van socialistische proletarische revoluties die door de imperialistische oorlog worden teweeggebracht.”

    Alfred Rosmer, een voormalig syndicalist die na de Russische Revolutie communist werd, beschrijft het effect van Staat en Revolutie: “Een paar exemplaren van Staat en Revolutie door Lenin hadden begin 1919 hun weg naar Frankrijk gevonden. Het was een buitengewoon boek dat een vreemde densiteit bevat. Lenin, een marxist en sociaaldemocraat, werd als een paria aanzien door de theoretici van partijen die zich marxistisch noemden. ‘Dit is geen marxisme,’ gilden ze. ‘Het is een amalgaam van anarchisme en blanquisme’.”

    De sociaaldemocraten die Lenin bespotten, waren tot een geleidelijke visie van socialisme vervallen als een gradueel proces zonder klassenstrijd en revolutie. Lenin wordt daarom beschuldigd van “blanquisme” – het pleiten voor een kleine groep die een staatsgreep pleegt. Wie Staat en Revolutie leest, weet dat Lenin in tegenstelling tot dit verwijt voor een werkelijke democratie staat gesteund door brede lagen van de bevolking. In het artikel ‘De dubbelmacht’ beschrijft Lenin dat “om een sociale kracht te worden de klassenbewuste arbeiders de meerderheid voor zich dienen te winnen… We zijn geen Blanquisten, wij pleiten niet voor het grijpen van de macht door een minderheid.” Lenin benadrukt ook nog eens dat zowel marxisten als anarchisten de onderdrukkende staat die vandaag heerst willen stukslaan, maar verschillende meningen hebben over de tactieken waarmee dit kan bereikt worden. Rosmer zegt dat Staat en Revolutie “voor revolutionairen buiten het gevestigde orthodoxe marxisme, voor syndicalisten en anarchisten, (…) een aangename revelatie was (…). Maar het was precies de revolutionaire essentie van het marxisme dat in Staat en Revolutie kon worden aangetroffen: geschriften van Marx en Engels, becommentarieerd door Lenin.”

    Rosmer vat het onderwerp van Staat en Revolutie als volgt samen: “Voor Lenin was de socialistische revolutie geen verre droom, geen vaag ideaal dat stukje bij beetje moest worden verwezenlijkt binnen de lijnen van de burgerlijke wetten. Het was een concreet probleem, een hedendaags probleem, dat door de oorlog naar voren was geschoven en door de arbeidersklasse kon worden opgelost.”

    In 1917 waren de bolsjewieken de enigen die een weg vooruit boden aan de arbeiders en onderdrukten. Partijen met meer middelen verloren invloed aan de partij van Lenin. Evenmin kon de repressie die de partij in juli illegaal verklaarde, de leiders arresteerde en opsloot en hun persmachine vernietigde de opmars tegenhouden. De bolsjewieken gingen van 24.000 leden in februari naar 350.000 in oktober. Daarvan was 61% arbeider. De partij behaalde een meerderheid in de sovjets en verwierf massale steun bij de soldaten.

    Alle standpunten en beslissingen binnen de partij werden genomen door democratische processen, niet door beslissingen van een toplaag zoals stalinisten en de burgerij beweren. In de loop van het jaar 1917 waren er verschillende tendensen binnen de bolsjewieken, alsook zware debatten en conflicten. Minderheden in leidinggevende organen werden niet uitgesloten. Lenin behaalde niet altijd een meerderheid en werd gedwongen dat te aanvaarden. In de herfst, nadat de poging tot staatsgreep van generaal Kornilov was neergeslagen, werd het duidelijk dat de arbeiders de macht moesten grijpen. De bolsjewieken haalden een meerderheid onder de arbeiders terwijl het aantal boerenrevoltes opliep. Lenin hield vol dat deze situatie niet kon blijven duren. Mochten de arbeiders de macht niet grijpen, dan bestond de kans dat ze zich gingen afmatten en dat een nieuwe poging tot staatsgreep wel zou slagen. Verschillende leiders van de bolsjewieken twijfelden en toen het Centraal Comité de beslissing over de Oktoberrevolutie nam, maakten Zinovjev en Kamenev het openbaar en veroordeelden ze deze beslissing publiekelijk. Ze legden beiden tijdelijk hun leidinggevende rol binnen de partij neer met onmiddellijke ingang. Lenin eiste hun uitsluiting, een voorstel dat hij nooit eerder in een debat binnen de partij deed. Volgens hem was het onaanvaardbaar dat ze, na een democratische discussie van een maand binnen de partij, openlijk de beslissing aankondigden aan de burgerij en het leger. Het Centraal Comité verwierp echter het voorstel en meende dat een waarschuwing voor Zinovjev en Kamenev volstond.

     

  • Lenin en de Bolsjewieken voor 1917

    Dossier door Per-Ake Westerlund uit ‘De echte Lenin’, een voorwoord op ‘Staat van Revolutie’ van Lenin (een uitgave die in 2019 gepland is). 

    FBI-topman J. Edgar Hoover merkte in 1964 het volgende op over Lenin en de Bolsjewieken: “Fanatisme, niet de leden, vormden de sleutel. Leden moeten de revolutie leven, eten, ademen en dromen. Ze moeten liegen, bedriegen en moorden als het de partij uitkomt. Discipline moet strak zijn. Geen enkele afwijking is toelaatbaar.”

    Een edito van het Svenska Dagbladet stelde op 5 december 1998: “Grote delen van de linkerzijde leven nog met het beeld van de Sovjet-propaganda waar de crimineel Lenin voorgesteld werd als een intellectuele superman.”

    In de periode voor de Eerste Wereldoorlog behoorde Lenin tot de leiding van de Russische sociaaldemocraten en was hij in 1907 verkozen in het Internationaal Bureau van de Tweede Internationale, de internationale groepering van sociaaldemocratische partijen. De Russische sociaaldemocraten moesten in tegenstelling tot andere sociaaldemocraten ondergronds werken. De activiteiten werden vervolgd door de politie van de tsaar. Voortrekkers werden verbannen naar Siberië. Heel wat verbannen sociaaldemocraten vluchtten uit Siberië en gingen in ballingschap naar West-Europa.

    De Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (RSDAP) werd in concurrentie met verschillende andere politieke ideologieën in verzet tegen het tsarisme opgezet. Vanaf de jaren 1870 was er een populistische beweging op het Russische platteland: de Narodniks (Volkswil). Die gingen over tot aanvallen in anarchistische stijl. In de jaren 1890 werden de ‘legale marxisten’, intellectuelen die zelf gecensureerde socialistische boeken en kranten uitgaven, getolereerd door de tsaristische autoriteiten. Noch de Narodniks, noch de legale marxisten wilden een arbeiderspartij opzetten. In 1898 werd de RSDAP gevormd op een congres met amper acht afgevaardigden. De partij bestond op lokaal vlak meer uit studie- en propagandagroepen dan echte partijafdelingen.

    Tijdens het tweede partijcongres in 1903, dat in Brussel begon maar in Londen verderging, werd de partij verdeeld in twee tendensen: de Bolsjewieken (van het Russische woord voor meerderheid) en de Mensjewieken (minderheid). Het eerste debat ging over wie als lid van de partij kon gezien worden. Lenin wilde dat de statuten een partijlid zouden definiëren als iemand die actief is in verschillende organisaties van de partij. Dit werd verbonden aan het perspectief dat de partij zou groeien, zeker onder de werkenden. Deze formulering werd bestreden door diegenen die de Mensjewieken zouden worden en die vooral uit intellectuele middens kwamen. Zij wilden zelf beslissen wie er als lid zou gezien worden, los van de rol van die leden in de partijorganisaties. In tegenstelling tot de mythe, haalde het voorstel van de Mensjewistische leider Julius Martov dat leden niet actief betrokken moesten zijn in de partij het op het congres met 28 tegen 23 stemmen. Het was pas toen rechtse afgevaardigden die het voorstel van Martov stemden zich uit het congres terugtrokken dat de aanhangers van Lenin de meerderheid verkregen en dat de naam ‘Bolsjewieken’ opdook.

    De splitsing over de statuten werd door zowel de stalinisten als de burgerij voorgesteld als het cruciale meningsverschil tussen de Bolsjewieken en de Mensjewieken. Lenin had daar een andere opvatting over. Dat leden moeten deelnemen aan de werking van de partij was niet de basis voor een ‘staalharde’ partij, het was de basis om een partij op zich te vormen. Het voorstel van Lenin was erop gericht om de RSDAP om te vormen tot een partij. De voorstellen waren geen ‘nieuw partijmodel’, ze waren gebaseerd op het model dat ook door andere sociaaldemocratische partijen in Europa werd gehanteerd, in het bijzonder in Duitsland.

    De tweede splitsing tussen de Bolsjewieken en de Mensjewieken vond plaats bij de verkiezing van een nieuwe redactieraad voor de partijkrant Iskra. Lenin wilde ervan afstappen dat de redactieraad zich in de praktijk zelf aanstelde. Hij eiste dat de redactie verkozen werd en zich onderwierp aan het partijcongres. Zijn voorstel was om het aantal redacteurs van zes tot drie te herleiden. De drie waren Georgi Plechanov, Martov en Lenin zelf, met name diegenen die het meeste werk voor de krant deden. Dit betekende dat de veteranen Pavel Axelrod en Vera Zasulich samen met Alexander Potresov de redactie zouden verlaten. Lenin wilde het bijna familiale karakter van de redactie doorbreken en botste daarbij op verzet vanwege de vertegenwoordigers van deze specifieke sfeer. Martov weigerde deel uit te maken van de nieuwe redactieraad waarvoor vervolgens slechts twee leden verkozen werd.

    De tegenstellingen op het congres kwamen voor iedereen als een verrassing. Lenin begreep zelf niet hoe de verdeeldheid op het congres zo diepgaand kon zijn. Achteraf omschreef hij de debatten in die jaren als “een verhitte, soms bittere en destructieve controverse” met “veel onsympathieke elementen.” Maar tegelijk was het een debat dat niet kon vermeden worden indien de oude kringen zouden omgevormd worden tot een partij. Niet lang na het congres in 1903 kwam Plechanov op zijn positie terug en keerden de afgezette redacteurs op zijn initiatief terug. Iskra werd daarop een Mensjewistische krant en Lenin nam ontslag uit de redactie.

    De rol van de arbeidersklasse

    In 1904 kristalliseerden de cruciale verschillen tussen de twee tendensen zich. Deze hadden niets te maken met de organisatorische principes van de partij. De Bolsjewieken en Mensjewieken waren het erover eens dat het karakter van een toekomstige Russische revolutie burgerlijk zou zijn. De klassieke burgerlijke revoluties, met de Franse Revolutie als meest prominente voorbeeld, hadden als doel om de grond te herverdelen, een republiek in te voeren, een natiestaat te vormen en de economie te moderniseren.

    Een klassieke burgerlijke revolutie zou Rusland omvormen naar het model van andere burgerlijke democratische staten in Europa.

    De debatten gingen over de rol van de arbeidersklasse in deze revolutie. Aangezien het om een burgerlijke revolutie zou gaan, stelden dat de Mensjewieken dat een revolutie in Rusland moest geleid worden door de burgerij. In tegenstelling tot de Mensjewieken benadrukte Lenin de onafhankelijkheid van de arbeidersklasse. Dit was gebaseerd op de ervaringen van eerdere burgerlijke revoluties en de concrete situatie in Rusland. Hij merkte op dat het dan wel om een burgerlijke revolutie ging, maar dat de ruggengraat van de revolutie niet uit de grote burgerij of de fabriekseigenaars zou bestaan. Reeds in de Franse revolutie van 1848 had de burgerij een stap achteruit gezet en een compromis met de adel gezocht uit angst voor de opkomende arbeidersklasse. In een Russische revolutie zouden de arbeidersklasse en de boeren een nog veel grotere rol spelen en dit jaagde de burgerij angst aan. De Russische burgerij was erg zwak en meer dan in andere landen verbonden met het oude regime. De angst van de burgerij voor arbeidersstrijd was veel groter dan de bereidheid om het tsaristische regime omver te werpen.

    “Het marxisme leert de proletariër niet, zich van de burgerlijke revolutie verre te houden, zich van deelname eraan te onthouden, de leiding ervan aan de bourgeoisie over te laten,” zo vatte Lenin het debat samen in ‘Tweeërlei tactiek van de sociaaldemocratie in de democratische revolutie.’ De arbeiderspartij moet ernaar streven om de strijd van de werkenden en de boeren te leiden. Daarop antwoordden de Mensjewieken dat een dergelijk standpunt de krachten van de revolutie dreigt te verzwakken omdat de burgerij zich zou terugtrekken. Lenin antwoordde dat de burgerij zich al had teruggetrokken en dat de arbeiderspartij dit ook wenst. De revolutie zou niet tot stand komen door de leiding van de burgerij, maar “ondanks zijn inconsequentie, inhaligheid en lafheid.” Zelfs Plechanov sprak zich aanvankelijk uit tegen het idee dat het mogelijk zou zijn om zich te onderwerpen aan de Russische liberalen door enkele voorwaarden te stellen. Ze zouden de voorwaarden de ene dag aanvaarden om die de volgende dag te verraden, merkte Plechanov op. De liberalen zouden uiteindelijk de kant van de reactie tegen de werkenden kiezen. De arbeidersklasse was de enige democratische kracht en moest een leidinggevende rol in de revolutie spelen.

    Het belangrijkste verschil tussen de Bolsjewieken en de Mensjewieken kwam niet voort uit een formulering of het principe van de opbouw van een partij. Het ging over de vraag of de arbeidersklasse zich aan de burgerij zou onderwerpen. Lenin verdedigde het basisprincipe van het socialisme dat de arbeidersklasse over eigen onafhankelijke organisaties en een eigen koers moet beschikken.

    De belangrijke rol van het platteland in de revolutie en het feit dat de boeren goed waren voor meer dan 80% van de bevolking, maakten dat Lenin nadruk legde op de nood aan een alliantie tussen werkenden en boeren. Zijn formulering was dat de revolutie de democratische dictatuur [het woord dictatuur was toen nog synoniem voor heerschappij] van werkenden en boeren moest vestigen. Deze omschrijving toonde dat de taak van de revolutie burgerlijk-democratisch was en de exacte machtsverdeling werd bewust open gehouden.

    Tijdens het revolutiejaar 1917 nam Lenin afstand van deze onprecieze formulering van ‘democratische dictatuur van werkenden en boeren’ om plaats te maken voor de eis dat de sovjets de macht moesten nemen. In ‘Staat en Revolutie’ schrijft hij: “Het omverwerpen van de burgerij is enkel mogelijk als het proletariaat de heersende klasse wordt.”

    De taken van de burgerlijke revolutie kunnen enkel opgelost worden indien de arbeidersklasse de macht neemt, gesteund door arme boeren en landeloze mensen vanop het platteland. Dit standpunt werd door de Bolsjewieken pas na verschillende harde debatten ingenomen. Zinovjev probeerde dit te verbergen toen hij in de ‘Geschiedenis van de Bolsjewistische Partij’ schreef dat “de partij in 1916 nog steeds sprak over een democratische revolutie. Het was pas toen we de diepgaande veranderingen zagen die de imperialistische oorlog in zowel Rusland als de rest van de wereld aanbracht, dat we ons platform herformuleerden tot dat van de socialistische arbeidersrevolutie.” Dit werd in 1923 geschreven toen Zinovjev een bondgenootschap had gesloten met Stalin. In de realiteit dachten Stalin en oude Bolsjewieken zoals Zinovjev dat Lenin “gek” was toen hij in april 1917 zei dat de democratische taken van de revolutie moesten verbonden worden met de socialistische taken opdat de revolutie zou doorgevoerd worden.

    Pas na debat en de druk van de revolutie zelf was Lenin in staat om een meerderheid te winnen voor zijn standpunt dat de werkenden de macht moesten grijpen. Toen Stalin en de stalinisten de macht overnamen in de Sovjet-Unie werd de politieke koers opnieuw gewijzigd. Zo was er in de Chinese Revolutie van 1925-27 een Mensjewistische opdeling tussen democratische taken aan de ene kant en een minimalisering van de socialistische taken anderzijds. De Chinese communisten volgden de dictaten van Moskou en onderwierpen zich aan de burgerlijke Kwo-Ming-Tan. Dit leidde tot een bloedige nederlaag.

    Lenin en de partij

    De visie over partij-opbouw die Lenin al voor 1903 had ontwikkeld in zijn boek ‘Wat te doen?’ was op heel wat vlakken een samenvatting van de positie die in de voorgaande jaren door Iskra was verdedigd. Het boek bevat belangrijke principes over de opbouw van een revolutionaire partij. In ‘Wat te doen?’ pleit Lenin voor het opzetten van een al-Russische marxistische krant.

    De partij organiseert zich rond een krant die de verdediging opneemt van elke uitbarsting van strijd. Dat lag in dezelfde lijn als wat Lenin eerder benadrukte: “Agitatie onder de arbeiders betekent dat de sociaaldemocraten deelnemen aan alle spontane uitingen van arbeidersstrijd, in alle conflicten tussen arbeiders en kapitalisten rond de arbeidsdag, lonen, arbeidsvoorwaarden, … Onze taak bestaat erin dat we onze activiteiten samenbrengen met de praktische dagelijkse kwesties van het leven van de arbeidersklasse (…) om de aandacht van de arbeiders te vestigen op de belangrijkste gevallen van misbruik, om hen te helpen bij het formuleren van hun eisen aan de werkgevers zodat die preciezer en praktischer zijn, om het bewustzijn van de werkenden te versterken rond solidariteit en de gemeenschappelijke belangen van alle Russische werkenden als een eengemaakte arbeidersklasse die deel uitmaakt van het internationale leger van het proletariaat.”

    Lenin voerde een polemiek tegen een tendens onder de sociaaldemocraten – de economisten – die stelde dat het volstond om de vakbonden of de economische strijd van de werkenden te ondersteunen. Lenin stelde dat de sociaaldemocraten ook democratische en politieke eisen moesten stellen om het bewustzijn te versterken en alle vormen van strijd te verenigen. Het was de taak van de partij om een tribune te zijn voor al wie betrokken was in strijd, om “het ongenoegen onder de bevolking samen te brengen” in een “eengemaakte reusachtige storm.” Lokale activiteiten of economische stakingen zouden geen einde maken het tsaristische regime of de dictatuur van de kapitalisten op de werkvloer. Daarvoor was een revolutionaire socialistische strijd nodig.

    Omwille van de specifieke voorwaarden in Rusland was het nodig dat de partij over geheime structuren beschikte en dat het werk van de illegale partij sterk gecentraliseerd gebeurde. Rond de geheime partijafdelingen waren er open arbeidersorganisaties in de vorm van culturele verenigingen of verzekeringskassen. Maar het meest bekritiseerde onderdeel van ‘Wat te doen?’ bevat een standpunt dat toen vrij algemeen aanvaard was binnen de revolutionaire sociaaldemocratie. Lenin schreef in de geest van de Duitse toenmalige marxist Karl Kautsky dat de arbeidersklasse enkel “tot een vakbondsbewustzijn” kon komen en dat socialistische ideeën van buitenaf moeten ingebracht worden. De critici van Lenin en zelfs sommige aanhangers die menen dat dit de basis van het Leninisme is, begrijpen niet dat het geschreven werd in een polemiek met de economisten. Het was een argument dat de partij moest proberen om invloed te krijgen op arbeiders in strijd en niet gewoon moest wachten tot socialistische ideeën spontaan zouden ontwikkelen. Als de bewering van Lenin over het inbrengen van socialistische ideeën op zich geïsoleerd wordt bekeken, dan was deze fout. Lenin erkende dit later. Het feit dat arbeidersstrijd zelf leidt tot de ontwikkeling van socialistische standpunten, is fundamenteel voor marxisten.

    De kritiek en beschuldigingen tegen Lenin’s standpunt over partij-opbouw zijn vooral gericht op het concept van democratisch centralisme en de nadruk van Lenin op beroepsrevolutionairen. Beide concepten, zo stellen tegenstanders, wijzen in de richting van een soort van elitepartij. Het democratisch centralisme was nochtans een concept dat aanvankelijk door zowel Bolsjewieken als Mensjewieken werd gehanteerd. Na de eenheidsconferentie tussen beide tendensen in 1906 legde Lenin het democratisch centralisme als volgt uit: “We zijn er diepgaand van overtuigd dat de sociaaldemocratische arbeidersorganisaties verenigd moeten zijn, maar in deze eengemaakte organisaties moet er een brede en vrije discussie zijn over partijkwesties, vrije kameraadschappelijke kritiek en inschattingen van gebeurtenissen in het partijleven (…) We zijn het allemaal eens over het principe van het democratisch centralisme, over garanties voor de rechten van alle minderheden en voor elke loyale oppositie, over de autonomie van elke partij-organisatie, over de erkenning dat elke partijfunctionaris verkozen moet worden, verantwoording verschuldigd is aan de partij en steeds afzetbaar is.”

    Democratisch centralisme betekende eenheid in actie en volledige vrijheid van debat en discussie. Doorheen de volledige geschiedenis van Lenin’s Bolsjewieken waren er heel wat scherpe discussies waarin georganiseerde opposities over volledige democratische rechten beschikten. Dit contrasteert met het bureaucratisch centralisme, de heerschappij van een bureaucratie zoals dit het geval was onder het stalinisme maar evengoed in de sociaaldemocratie.

    De beroepsrevolutionairen waar Lenin over sprak, waren zoals de naam duidelijk maakt sociaaldemocraten die beroepshalve met de uitbouw van de partij bezig waren. Het ging om agitatoren, organisatoren, medewerkers van de partijkranten, … Beroepsrevolutionairen waren een voorwaarde om ervoor te zorgen dat de lessen van de partij en de arbeidersklasse collectief zouden getrokken en bewaard worden. Binnen de Duitse Sociaaldemocratische Partij waren er begin jaren 1900 een duizendtal personeelsleden. Een groeiend deel daarvan waren carrièristen, parlementsleden en conservatieve vakbondsleden die steeds verder afstond van het dagelijkse leven van de werkende klasse en als gevolg daarvan ook van revolutionaire politiek. De beroepsrevolutionairen van de Bolsjewieken genoten geen privileges. Hun taak was om het marxisme te verspreiden en de partij samen te houden onder vaak erg moeilijke omstandigheden. Het feit dat de Russische beroepsrevolutionairen vaak erg geheimzinnig tewerk moesten gaan, was geen “Bolsjewistisch principe” maar een gevolg van de onderdrukking door het regime. Lenin schreef in 1907 dat hij in zijn eerdere werk het idee van beroepsrevolutionairen “overdreven” had om “een punt te maken,” maar dat dit niet langer nodig was omdat het idee op zich ingang had gevonden.

    Diegenen die verwijzen naar de kritiek van Rosa Luxemburg in 1904 op Lenin’s boek ‘Een stap voorwaarts, twee stappen terug’ (over het congres van 1903), gaan eraan voorbij dat de kritiek van Luxemburg op de beroepsrevolutionairen gebaseerd was op de Duitse ervaring. Lenin antwoordde zelf op de kritiek van Luxemburg dat hij een ultra-centralist was: “Kameraad Luxemburg is dus van mening dat ik het ene organisatiesysteem tegenover het andere verdedig. De werkelijkheid is echter anders. In het hele boek, van de eerste tot aan de laatste bladzijde, verdedig ik de elementaire grondbeginselen van elk systeem van elke denkbaar mogelijke partijorganisatie. Mijn boek houdt zich niet bezig met het verschil tussen het ene of het andere organisatiesysteem, maar met de vraag op welke wijze men welk systeem dan ook moet handhaven, bekritiseren en corrigeren, zonder in strijd te komen met het partijbeginsel.” Drie jaar later, in 1907, nam Rosa Luxemburg als afgevaardigde van de Poolse Sociaaldemocratische Partij deel aan het congres van de RSDAP en was ze, samen met Lenin, een woordvoerder van de Bolsjewieken. In tegenstelling tot het beeld van een Leninistische partij die nooit veranderde, toont de geschiedenis van de Bolsjewieken een bijzonder flexibele benadering ten aanzien van partij-opbouw.

    De revolutie van 1905

    De Russisch-Japanse oorlog in 1904 leidde tot een massale radicalisering van de Russische samenleving. De hoop dat de tsaar kon omvergeworpen worden, groeide onder zowel de arbeiders als de burgerij. Deze stemming en het feit dat de oorlogskost op de armen werd afgewenteld, leidden tot de eerste Russische Revolutie in 1905. De revolutie werd opgestart door tijdelijke leiders, in het bijzonder de priester Gapon die de tsaar om hervormingen vroeg. Op ‘bloedige zondag’, 9 januari 1905, richtte het tsaristische leger een bloedbad aan onder de betogers die deelnamen aan de betoging waartoe Gapon had opgeroepen. De revolutie werd toen een realiteit.

    1905 maakte dat voorheen theoretische kwesties over de rol van de arbeidersklasse concreet werden. Als gevolg daarvan wisselden heel wat leidinggevende Russische sociaaldemocraten van kamp. Georgi Plechanov werd gezien als de meest prominente sociaaldemocratische leider. In 1903 stemde hij met Lenin mee, maar hij ging over naar de Mensjewieken. Leon Trotski had op het congres van 1903 met de Mensjewieken gestemd, maar brak met hen en stond politiek dicht bij de Bolsjewieken, met uitzondering van de kwestie van partij-opbouw en dit tot in 1917, toen hij bij de partij aansloot.

    Begin 1905 probeerden de Mensjewieken hun programma van de burgerij achterna lopen in de praktijk te brengen. De belangrijkste focus lag op deelname met liberalen en de burgerij aan de lokale dorpscomités. De Bolsjewieken bouwden hun partij vooral uit op de werkvloer. Ze startten een eigen krant, Vperjod (Voorwaarts), en vormden een afzonderlijk Bolsjewistisch comité nadat regionale partijconferenties waren gehouden. In 1905 organiseerden de Bolsjewieken hun eigen RSDAP-congres.

    De revolutie zorgde voor druk van de leden voor eenheid tussen de twee vleugels. De Mensjewistische arbeiders schoven sterk naar links op. Een duidelijk voorbeeld van deze ontwikkeling was de steun die er was voor Trotski die noch Mensjewiek noch Bolsjewiek was. Zijn krant ‘Nachalo’ werd een populaire arbeiderskrant met een politieke koers die dicht bij de Bolsjewieken aanleunde. Eind 1905 werd Trotski verkozen als voorzitter van de arbeidersraad, de Sovjet, die in de hoofdstad St Petersburg was opgezet. De Sovjet was aanvankelijk opgezet om een algemene staking in oktober te coördineren, maar het werd al gauw een  orgaan van arbeidersmacht. Zoals Lenin opmerkte was de Sovjet in heel wat opzichten een arbeidersregering, het begin van een nieuwe staatsmacht. Binnen de Bolsjewieken was er aanvankelijk een sectaire opstelling die pas verdween na heel wat interne discussies na Lenin’s terugkeer uit ballingschap in de herfst van 1905. Veel Bolsjewieken keken neerbuigend naar de aanhangers van Gapon maar ook naar de nieuwe arbeidersorganisaties die ontstonden, zoals nieuwe vakbonden. Heel wat Bolsjewieken stonden afwijzend tegenover de Sovjet, waar ze een rivaal voor de partij in zagen. Lenin bekritiseerde dit standpunt omdat het betekende dat de Bolsjewieken aan de zijlijn van de beweging bleven staan. Hij stelde dat het niet ging om een keuze tussen partij of Sovjet, maar om de partij en de Sovjet.

    Tegen het einde van 1905 riepen zowel de Bolsjewieken als de Mensjewieken de arbeiders op om zich te bewapenen en steunden ze een gewapende opstand. Dit betekende vooral het opvoeden van de arbeiders over het onvermijdelijke gebruik van geweld dat door de contrarevolutie zou ingezet worden. De RSDAP had alles samen slechts tegen de herfst van 1905 een paar honderd leden en een paar duizenden sympathisanten in St-Petersburg.   

    Deze beperkte krachten konden de arbeidersklasse niet tot een overwinning brengen. De arbeidersklasse en de revolutie verloren de beslissende confrontatie met de reactie van oktober tot december.

    De algemene staking in oktober 1905 werd de toenmalig grootste en bekendste algemene staking in de wereld. De revolutie leidde tot een opgang van arbeidersstrijd in Duitsland, waar 500.000 arbeiders deelnamen aan stakingen of andere strijdbewegingen in de loop van het jaar. De enorme kracht van de arbeidersklasse verbaasde zowel de burgerij als de Mensjewieken, ondanks de nederlaag van de werkenden. De cruciale opstand van de Moskouse arbeiders in december werd bloedig gestopt.

    De Mensjewistische leiders trokken de conclusie dat de arbeiders te ver waren gegaan met hun eisen. De Bolsjewieken daarentegen verklaarden de nederlaag in 1905 door verschillende andere factoren. De revolutie had het Bolsjewistisch standpunt over de rollen van de arbeidersklasse en de burgerij in een revolutie bevestigd. De burgerij durfde niet voluit te gaan en de tsaar uit te dagen. Die taak kwam bij de arbeidersklasse te liggen. De arbeidersklasse kon in 1905 het regime enkel aan het wankelen brengen. Het kon het regime nog niet ten val brengen omdat het ontbrak aan kracht en organisatie. De tsaar controleerde nog steeds het leger en had voldoende passieve steun op het platteland om de macht te behouden.

    In 1905 waren de Bolsjewieken niet in staat om de arbeidersklasse te organiseren rond een noodzakelijk programma van machtsovername ondersteund vanop het platteland. Ook de tijdelijke neergang in internationale arbeidersstrijd speelde een rol.

    In 1905 zelf en in de periode van radicalisering die zelfs na de nederlaag van de revolutie volgde, legde Lenin een heel andere klemtoon inzake partij-opbouw dan in 1902-03. “We moeten stoutmoediger, grootschaliger en sneller jonge strijders recruteren voor de rangen van al onze organisaties. Er moeten daartoe honderden nieuwe organisaties opgezet worden. Ja, honderden; dit is geen hyperbool, en laat niemand zeggen dat het nu ‘te laat’ is om zo’n brede organisatorische taak aan te vatten.” De partij werd uit noodzaak losser en opener dan in de voorgaande jaren. Tegen eind 1905 telden de Bolsjewieken 8.400 leden na een drastische toename van het aantal leden. In april 1906 waren het er al 13.000 en in oktober van dat jaar 33.000. Tegen 1907 waren er 46.000 leden. Met die cijfers waren de Bolsjewieken voor het eerst sinds het begin van de revolutie groter dan de Mensjewieken.

    Deze snelle toestroom van nieuwe leden was succesvol omwille van het stabiele politieke fundament van de partij. De partijkaders werden geschoold in het partijprogramma, klassenbewustzijn, geschiedenis, praktische taken in de organisatie, … Deze traditie werd doorgegeven aan de nieuwe leden. Het feit dat duizenden nieuwe leden met ervaring in de revolutie aansloten bij de twee vleugels van de RSDAP leidde tot het eenheidscongres van 1906. Op dat congres kwamen de Bolsjewieken en de Mensjewieken tot een akkoord over onder meer de controversiële formulering van Lenin in 1903 voor de partijstatuten.

    Jaren van reactie

    De revolutie van 1905 was op een nederlaag uitgedraaid, maar het tsaristische regime moest voorzichtig handelen om geen nieuwe revoltes te provoceren. Het was pas na een zekere tijd dat het regime sterk genoeg stond om over te gaan tot harde repressie en jaren van reactie. Duizenden mensen werden vermoord en gevangengenomen door het tsaristisch regime.

    In 1906 alleen werden 1.306 mensen ter dood veroordeeld. De snelle groei van zowel de Bolsjewieken als de Mensjewieken begon te keren vanaf midden 1907. Het was het begin van een erg moeilijke periode. “Achteraf beschouwd, kunnen we zonder aarzelen zeggen dat de partij in die harde tijden zo goed als onbestaand was: ze was gedesintegreerd in kleine individuele kringen,” schreef Zinovjev in zijn ‘Geschiedenis van de Bolsjewistische Partij.’ Hij merkt op: “De demoralisatie was overal voelbaar” met een degeneratie “op alle culturele vlakken, zowel bij de wetenschappen als de literatuur. Het leidde tot een bloei van pornografie, mysticisme en alle vormen van religieuze houdingen.” Trotski beschreef later hoe oud bijgeloof en vooroordelen terugkeerden en hoe activisten hun invloed op de werkvloer verloren. De sfeer van strijd werd vervangen door apathie.

    Voor de Bolsjewieken brak een tijd van discussies en interne strijd aan, en daarmee ook van politieke vorming. Lenin en de Bolsjewieken namen deel aan gemeenschappelijke sociaaldemocratische congressen met de Mensjewieken en internationaal met andere sociaaldemocratische partijen. Tegelijk behielden de Bolsjewieken hun eigen structuren en hun eigen pers.

    Elke verandering in de Russische situatie leidde tot uitgebreide debatten en de vorming van fracties binnen de RSDAP en binnen de Bolsjewieken. In de meeste gevallen was het de zogenaamd ‘staalharde’ Lenin die de methode en benadering van de Bolsjewieken wilde veranderen. In de jaren van reactie stond Lenin vaak in een minderheid binnen de Bolsjewieken. In de twee belangrijkste debatten stond Lenin alleen onder de drie meest prominente Bolsjewieken. Alexander Bogdanov werd zijn tegenstander in debatten en Leonid Krasin werd politiek inactief. Na twee jaar van discussies, waarin Lenin zijn uiterste best deed om zijn tegenstanders te overtuigen, kondigden de Bolsjewieken in 1909 aan dat de oppositie niet langer tot de Bolsjewistische fractie in de RSDAP behoorde. Ze werd niet uit de partij gezet, maar gedwongen om een eigen fractie binnen de RSDAP te vormen.

    Het eerste debat ging over de verkiezingen voor het parlement, de Doema die ingesteld was door de tsaar als toegeving na de revolutie van 1905. Ondanks het karakter van de Doema als democratisch vijgenblad voor de tsaar, gingen de leden ervan in verzet tegen het regime toen de Doema werd afgeschaft. Alle revolutionaire partijen boycotten de eerste Doema in maart 1906, maar de herenigde RSDAP besloot om deel te nemen aan de verkiezingen voor de tweede Doema. De aankondiging van verkiezingen voor een derde Doema in 1907 leidde tot een debat binnen de Bolsjewieken. Lenin stelde dat de boycot van de Doema-verkiezingen in de revolutie van 1905 correct was, maar dat een boycot in 1907 verkeerd was. Lenin kwam tot de conclusie dat de revolutionaire golf na 1905 definitief beëindigd was. De kwestie van het bewapenen van de arbeidersklasse voor een nieuwe revolutie stond niet langer op de agenda. Nu ging het om het aanpassen van het politieke werk aan de nieuwe omstandigheden. Het boycotten van de verkiezingen zou de partij een kans doen missen om tot massadialoog te komen met de arbeidersklasse tijdens de verkiezingscampagne. In 1905 spraken de revolutionairen “Frans”, ze riepen op tot een stoutmoedige benadering en een offensieve strijd. Maar nu kwam het erop aan om “Duits te spreken”, om stap per stap geduldig te werken. Zo legde Lenin het uit. De fout van Bodganov en andere voorstanders van een boycot, was dat hun vertrekpunt niet de actuele situatie was maar een mogelijk scenario tijdens een revolutionaire situatie. Lenin vond de kwestie zo belangrijk dat hij op het RSDAP-congres in juli 1907 met de Mensjewieken voor deelname aan de verkiezingen stemde, terwijl een meerderheid van Bolsjewieken voor een boycot stemde.

    Het tweede debat ging over de filosofische fundamenten van het marxisme. De leidinggevende Bolsjewieken Bogdanov en Anatoly Lunacharski verwierpen het dialectisch materialisme, de filosofie die door Marx en Engels werd ontwikkeld. Het is een materialistische filosofie die vertrekt van de materie, de objectieve realiteit. Dat staat in tegenstelling tot een idealistische filosofie waar gedachten en ideeën het vertrekpunt vormen. Maar het is niet het mechanisch materialisme van Ludwig Feuerbach, waar de materiële basis alle ontwikkelingen volledig bepaalt. Marx en Engels voegden aan het materialisme de dialectiek van Hegel toe. Dialectisch materialisme legt de algemene bewegingswetten van zowel de natuur als de samenleving uit, het verklaart hoe ontwikkeling een proces van sprongen is en uiteindelijk gedreven wordt door tegenstellingen.

    In politieke termen betekent dialectisch materialisme ruw gesteld dat de materiële basis van de samenleving beperkingen opwerpt voor welke ideeën en partijen kunnen ontwikkelen en steun verwerven, terwijl de dialectiek nadruk legt op het belang van acties van partijen en klassen gebaseerd op de objectieve, materiële situatie.

    In 1908 ontwikkelde Bogdanov een eigen theorie die hij haalde uit de werken van de Oostenrijkse filosoof Ernst Mach. Bogdanov omschreef zijn filosofie als marxistisch, maar de theorie van Mach was idealistisch. Het enige wat reëel was voor Mach en Bogdanov waren menselijke gewaarwordingen (geluid, kleuren, gevoelens).

    Lenin legde uit dat de logische conclusie hieruit was dat het onmogelijk was om te weten of er een objectieve wereld bestond buiten de menselijke gewaarwordingen. Als gevolg hiervan kunnen mensen hun kennis niet uitbreiden of de realiteit niet veranderen. In de filosofie van Bogdanov waren alle gewaarwordingen even belangrijk, wat de weg opende voor de mogelijkheid van spirituele ideeën.

    Lenin wordt vaak afgebeeld als de onbetwiste leider van de Bolsjewieken, maar er bestond in de rangen van de organisatie een brede steun voor de theorieën van Bogdanov. Het boek van Lenin tegen de filosofie van Bogdanov, ‘Materialisme en Empirio-criticisme’, was niet in staat of bedoeld om tot een homogeen beeld op de marxistische filosofie te komen. De steun die Lenin kreeg, behaalde hij niet door dictaten van de partijleiding maar op basis van zijn argumenten.

    De jaren van reactie leidden ook tot een grotere kloof tussen de Bolsjewieken en de Mensjewieken. Die laatsten verloren nog meer steun en partijstructuren in Rusland. Een tendens binnen de Mensjewieken, de liquidatoren, maakten van de ineenstorting van de partij tijdens de reactie een methode. Ze pleitten voor wat in de praktijk de ontbinding van de partij was om plaats te maken voor werk binnen legale organisaties, vakbonden en verzekeringskassen die getolereerd werden door het tsaristische regime. De steun voor de liquidatoren binnen de Mensjewieken nam toe en vanaf 1910 pleitte zelfs hun krant voor dit standpunt. Het resultaat was effectief een ‘liquidatie’ van de Mensjewistische organisatie.

    Het ‘verharden’ van de Bolsjewieken in deze jaren was het resultaat van diepgaande politieke debatten en argumenten over in te nemen posities. Er werd een jonge generatie Bolsjewieken opgeleid en gevormd. Onder hen Grigory Zinovjev en Nikolai Boecharin. Dit gebeurde op een manier die mijlenver afstaat van een “ijzeren hand” van Lenin, zoals het voorgesteld wordt door de burgerij en herhaald wordt door de stalinisten. De situatie veranderde opnieuw in 1912 en bracht nieuwe uitdagingen voor de Bolsjewieken. De politieke en theoretische vorming zou nu uitgetest worden.

    Bijna revolutie

    De klassenstrijd in Rusland nam toe in de lente van 1912. De Bolsjewieken kwamen in januari in Praag bijeen voor een congres waar de politieke situatie waar geëvalueerd en waar het programma zou bepaald worden. De verschillen met de Mensjewieken op zowel politiek als praktisch vlak waren scherp toegenomen in de jaren van reactie. De Mensjewieken waren voor een programma van hervormingen en compromissen met de burgerlijke liberalen, zelfs in de context van een verderzetting van het tsaristisch regime. Het vertrekpunt van de Bolsjewieken was het begrip dat de klassenstrijd opnieuw zou opleven en nieuwe revolutionaire mogelijkheden zich zouden voordoen.

    Op het congres in Praag werden de Bolsjewieken officieel een onafhankelijke partij, ook bleef de naam ‘Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (Bolsjewieken).’

    In augustus kwamen de andere vleugels van de RSDAP in Wenen bijeen waar ze het ‘Augustus Blok’ vormden. De Mensjewieken, volgelingen van Bogdanov en de liquidatoren namen er deel aan het congres dat was samengeroepen door Trotski en zijn groep. Trotski bleef niet lang in dit blok, hij brak er snel mee. Trotski bekritiseerde achteraf zijn toenmalige positie van verzoening tussen alle tendensen en zijn kritiek op Lenin en de Bolsjewieken wegens het vormen van een eigen partij. Lenin verdedigde het feit dat het programma en de politiek van de partij moesten gebaseerd zijn op de actuele situatie en niet op basis van een compromis tussen de verschillende fracties van de RSDAP. De praktijk van de Bolsjewieken toonde aan dat dit geen sectarisme was. Hun eigen programma en partij opzetten, was geen obstakel voor samenwerking met andere stromingen of met andere groepen buiten de sociaaldemocratie rond alle mogelijke concrete kwesties. Het resultaat van de verschillende conferenties in 1912 was dat de Bolsjewieken zich begonnen voor te bereiden op de komende strijd, terwijl de Mensjewieken verder uit elkaar vielen.

    In de jaren 1912-1914 bestond de rol van Lenin er vooral uit om vanuit ballingschap het werk van de Bolsjewieken op de twee belangrijkste domeinen te begeleiden: het werk in de Doema en de krant Pravda. Bij de verkiezingen voor de zesde Doema in 1912 wonnen de Bolsjewieken zes verkozenen. Het verkiezingsstelsel was gebaseerd op landgoederen waarbij de stem van een grote landeigenaar 45 keer meer woog dan die van een gewone werkende. De zes Bolsjewieken werden verkozen in arbeidersbuurten en vertegenwoordigden 1,1 miljoen werkenden. De zeven Mensjewistische verkozenen vertegenwoordigden 136.000 industriële arbeiders. De groeiende steun voor de Bolsjewieken onder de arbeiders bleek ook uit het nieuwe dagblad van de partij, de Pravda die elke dag op 20.000 tot 60.000 exemplaren verscheen. De krant werd gefinancierd door kleine bijdragen van werkenden en vanop de werkplaatsen. De krant bevatte veel artikels door arbeiders uit de bedrijven. De metaalarbeider AY Badayev was een van de Bolsjewistische verkozenen in de Doema. Hij legde uit hoe de krant werkte. Toen enkele duizenden textielarbeiders in januari 1913 in St Petersburg het slachtoffer van een lock-out werden, riep Badayev in de Pravda op om geld voor de arbeiders in te zamelen: “De reacties waren overweldigend; er werd geld opgehaald in alle bedrijven. ’s Avonds werd het geld aan mij gegeven zodat ik het aan de vertegenwoordigers van de stakers kon geven. Op de eerste dag werd 700 roebel gegeven, de dag erna meer dan 500, … “

    Vergelijkingen met de Mensjewieken tonen dat de Bolsjewieken de sterkste partij waren en dat Pravda het meest invloed had onder de arbeiders. Begin 1914 klaagde Chenkeli, een van de Mensjewistische verkozenen in de Doema, dat zijn fractie “alle invloed verloren was, het politieke leven in het land verliet en alle banden met de arbeiders gebroken had.” De Mensjewistische leider Martov omschreef zijn partij als een “zwakke kleine kring.” Andere Mensjewieken spraken over de “epidemie van de Pravda.” In 1913 en 1914 wonnen de Bolsjewieken een meerderheid van de vakbonden over van de Mensjewieken en kregen ze ook de controle op de verzekeringskassen van de arbeiders. De door de liquidatoren geprezen organisaties verkozen Bolsjewistische leidingen.

    In 1914 kende Rusland de sterkste stakingsbeweging sinds 1905. De beweging kwam in de buurt van het niveau dat uiteindelijk zou gehaald worden in 1917. In maart namen 30.000 arbeiders deel aan een politieke 24-urenstaking tegen het feit dat vrouwelijke rubberarbeiders vergiftigd werden op hun werkplaats. Enkele dagen later waren er 120.000 stakers. De werkgevers reageerden met een lock-out die 70.000 arbeiders trof. In juli ontstond een solidariteitsbeweging met de 50.000 olie-arbeiders in Bakoe die staakten voor huisvesting. De politie schoot twee arbeiders dood tijdens een solidariteitsmeeting met 12.000 aanwezigen in de Putilov-fabriek in St Petersburg. Enkele dagen later waren er 150.000 stakers in de hoofdstad.

    Voor de anti-leninisten is de periode 1912-1914 moeilijk te verklaren. De spectaculaire successen van de Bolsjewieken staan in schril contract met hoe de andere stromingen en klassen in de samenleving ontwikkelden. Er was de brutale repressie door het tsaristische regime, de alliantie van de liberalen en de kapitalistische klasse met het regime tegen de arbeiders en de Mensjewieken stonden bijzonder zwak. De methoden van de Bolsjewieken – steun en stakingsoproepen samen met geduldig vakbondswerk en politieke vorming – stemmen evenmin overeen met de mythes.   

    De Bolsjewieken waren erg aandachtig voor de omstandigheden van vrouwelijke arbeiders, zowel op de werkplaats als thuis. In 1913 startte de partij met een speciale krant voor vrouwelijke arbeiders.

    Statistieken uit Moskou tonen aan dat 60% van de leden in die stad arbeiders waren, onder de lokale partijleiding was dat 49%. Deze arbeiders wonnen vertrouwen op hun werkplaatsen door deel te nemen aan open discussies en door de ervaring van hun collega’s met de Bolsjewistische politiek en hun harde werk. De politieke vorming van de arbeider-Bolsjewieken gebeurde op het ogenblik dat er debatten waren tegen de positie van Bogdanov om verkiezingen en vakbonden te boycotten en ook op het ogenblik dat de Mensjewieken hun eigen partij en hun socialistisch programma naar de achtergrond dreven.

    De sterke beweging die in 1914 ontstond werd onderbroken door de start van de oorlog op 17 juli volgens de oude kalender (30 juli volgens de nieuwe).

    Eerste Wereldoorlog

    De Eerste Wereldoorlog was reeds voor 1914 een belangrijke kwestie voor de internationale arbeidersbeweging. De sociaaldemocratische Tweede Internationale en zijn partijen, samen goed voor 25 miljoen leden, had sinds de eeuwwisseling veel discussie gehad over reacties op de grote oorlog.

    De onderliggende reden voor de oorlog was dat het opkomende Duitse kapitalisme, net als het Amerikaanse kapitalisme, een steeds grotere bedreiging werd voor de Engelse en Franse rijken. “Als er een oorlog dreigt uit te breken, is het de taak van de arbeidersklasse en hun parlementaire vertegenwoordigers in de betrokken landen om de gecoördineerde activiteit van het Internationaal Socialistisch Bureau te ondersteunen en om alle mogelijke inspanningen te doen om de oorlog te vermijden,” stelde de Internationale op een congres in 1907. Als een oorlog zou uitbreken, dan moesten de partijen er alles aan doen om een versnelde omverwerping van het kapitalisme te bewerkstelligen, vervolgde de verklaring. In juli 1914 waren er grote anti-oorlogsbetogingen doorheen Europa. Maar toen in juli-augustus de oorlog effectief uitbrak, waren er maar twee partijen van de Tweede Internationale die tegen de oorlogskredieten stemden: de Bolsjewieken in Rusland en de Servische partij. De Mensjewieken stemden tegen bij de eerste stemming over oorlogskredieten in Rusland, maar gingen nadien de oorlog steunen. In december volgde het Duitse sociaaldemocratische parlementslid Karl Liebknecht het voorbeeld van de Bolsjewieken. Hij werd hiervoor gevangen gezet.

    Net als de Duitse sociaaldemocratische partij, de SPD, stonden alle andere sociaaldemocratische partijen achter ‘hun’ burgerij tijdens de oorlog. De SPD verklaarde dat het voor de “verdediging van het vaderland tegen het Russische barbarisme” was. Deze verklaring kon op applaus rekenen bij alle andere partijen in het Duitse parlement. De SPD capituleerde bij de eerste grote imperialistische oorlog. In ‘Staat en Revolutie’ schrijft Lenin: “Reeds in 1891 kon Engels op de ‘veroveringsconcurrentie’ wijzen als op een van de belangrijkste kenmerken van de buitenlandse politiek der grote mogendheden; maar in de jaren 1914-1917, nu deze met een veelvoud verscherpte concurrentie de imperialistische oorlog heeft voortgebracht, bemantelen de schoften van het sociaal-chauvinisme de verdediging van de roversbelangen van ‘hun’ bourgeoisie met frasen over ‘verdediging van het vaderland’ en over ‘bescherming van de republiek en van de revolutie’ enz.”

    Op organisatorisch vlak althans was de SPD veruit de sterkste partij in de Internationale met tientallen dagbladen, 100.000en leden en miljoenen kiezers. De partij was formeel gezien wel marxistisch, maar het opportunisme vond ingang bij de SPD. De leiding raakte gewoon aan de legale werking en de eigen privileges. De revolutie die Marx voorzien had, was al lang omgevormd tot een gradueel proces. Lenin merkte dat ze door hun eigen levensomstandigheden verburgerlijkt waren.  De rechterzijde van de partijleiding verklaarde openlijk dat ze de keizer vertrouwden toen hij stelde dat hij vrede wilde. Zelfs de centrumvleugel van de partij, geleid door de ‘marxist’ Karl Kautsky, capituleerde. Hij verklaarde voorstander te zijn van de verdediging van de natie als voorwaarde voor arbeidersstrijd.

    Kautsky stelde ook dat de internationale enkel een nuttig instrument in tijden van vrede was. De conclusie van Lenin, die gedeeld werd door Trotski, was dat de ineenstorting van de Tweede Internationale een realiteit was en dat er bijgevolg een definitieve breuk moest komen met alle sociaaldemocratische leiders die de oorlog gesteund hadden.

    In het Bolsjewistisch manifest van september 1914 legt Lenin uit hoe de politieke meningsverschillen ontwikkelden: de opportunisten hadden over een lange tijd de socialistische revolutie vervangend oor burgerlijk reformisme. Ze predikten ‘klassencollaboratie’ en ontkenden dat de klassenstrijd kon leiden tot burgeroorlog. Ze hadden de waarheid uit het Communistisch Manifest dat de arbeidersklasse geen vaderland heeft, vervangen met chauvinisme en patriottisme. Het anti-militarisme was gebaseerd op sentimentaliteit, in plaats van op de noodzaak om de imperialistische oorlog om te vormen tot een revolutionaire oorlog met alle werkenden uit alle landen tegen de burgerij van alle landen. Ze maakten van het burgerlijk parlementarisme en de legaliteit een fetisj, ze vergaten dat de illegale methoden van organisatie en propaganda noodzakelijk zijn tijdens periodes van crisis.

    De opportunisten herhaalden ook de propaganda van de burgerij dat de wereldoorlog de “laatste oorlog” zou zijn. Dit ging in tegen wat de Tweede Internationale voor de oorlog verklaarde, met name dat enkel de arbeidersklasse en het socialisme een einde zouden maken aan grote oorlogen. Het werd nadien in de 20e eeuw eerder de regel dan de uitzondering dat oorlogsvoerende machten verklaarden dat het doel van de oorlog was om toekomstige oorlogen te vermijden.

    Het belangrijkste vertrekpunt van Lenin tijdens de oorlog was het internationalisme. Bij het begin van de oorlog wilde Lenin zich zo duidelijk mogen afscheiden van de opportunisten en verdedigde een standpunt dat marxisten in alle landen ervoor moesten pleiten dat hun eigen regering een nederlaag zou leiden in de oorlog. Hij pleitte van bij het begin van de oorlog voor een nieuwe internationale. Er werd een eerste stap in die richting gezet toen verschillende sociaaldemocratische partijen in maart 1915 samenkwamen in Zimmerwald in Zwitserland. De steun voor Zimmerwald kwam uit verschillende hoeken, van pacifisten tot marxisten. Zo was er steun van de Italiaanse Socialistische Partij, waar de leiding politiek rechts was maar zich onder druk van de leden tegen de oorlog moest uitspreken. Lenin organiseerde de linkerzijde op Zimmerwald waarbij de revolutionaire marxisten werden verzameld. Onder de aanwezigen voor de linkerzijde onder meer Karl Radek, vertegenwoordiger van de sociaaldemocratische linkerzijde in Bremen (Duitsland) en Zäta Höglund van de sociaaldemocratische linkerzijde in Zweden. Ook deze groep was niet homogeen, maar er was overeenstemming rond het standpunt dat er geen hereniging mogelijk was met de partijen die de arbeiders hadden verraden met hun steun voor de oorlog.

    In Rusland betekende de oorlog dat het repressieve staatsapparaat van de tsaar overging tot een frontale aanval op alle arbeidersorganisaties. Het volstond om jezelf Bolsjewiek te noemen om meteen opgepakt te worden of aangevallen door diegenen die door de chauvinistische golf waren gegrepen. In St Petersburg viel het aantal leden van de Bolsjewieken terug van 6.000 bij het uitbreken van de oorlog tot 100 in december.

    Het standpunt van Lenin over de oorlog werd niet automatisch overgenomen door de leden of zelfs de leiders van de Bolsjewieken. Toen de Bolsjewistische verkozenen in de Doema in februari 1915 voor de rechtbank verschenen, distantiëren ze zich allemaal, behalve één, van het standpunt van Lenin en verdedigden ze opportunistische argumenten. Kamenev werd vervolgd als redacteur van de Pravda. Hij verklaarde dat hij op verschillende cruciale punten van mening verschilde Lenin.

    Gedurende de oorlog namen heel wat arbeidersleiders uit 1914 het standpunt van de Bolsjewieken tegen de oorlog over. Begin 1917 had de partij 3.000 leden in Petrograd (de naam van de stad was tijdens de oorlog veranderd van het Duitse St Petersburg naar Petrograd).

    De nationale strijd en imperialisme

    Tijdens de oorlog ontwikkelde Lenin verschillende belangrijke bijdragen aan het marxisme. Met een voorspelling die vandaag nog steeds accuraat is, merkte Lenin op dat de nationale beweging het sterkste waren tijdens de opkomst van het kapitalisme en opnieuw opdoken bij het verval ervan. Hij toonde aan dat de strijd voor nationale rechten een belangrijke kwestie was voor de arbeidersklasse, zeker in de ‘gevangenis van naties’ zoals hij tsaristisch Rusland omschreef.

    Burgerlijk-nationalistische partijen of bewegingen konden steun winnen op basis van nationale onderdrukking, maar ze durfden niet voluit in te gaan tegen de tsaar. Tegelijk waren deze burgerlijke partijen gekant tegen arbeidersstrijd. Lenin verdedigde onvoorwaardelijke steun voor het recht op zelfbeschikking voor alle onderdrukte naties, waaronder het recht op onafhankelijkheid. Hij toonde hoe een Russische sociaal-democraat die tegen de vorming van nieuwe kleine naties pleitte aan dezelfde kant stond als de tsaristische onderdrukkers en als gevolg hiervan een kans miste om tot een gezamenlijke strijd te komen. Lenin benadrukte de steun die de Zweedse arbeiders gaven aan de Noorse onafhankelijkheid van Zweden in 1905 als model om de eenheid van de werkenden in beide landen te behouden. In heel wat delen van de wereld blijft dit bijzonder relevant en actueel.

    Tijdens de oorlog schreef Lenin ook zijn analyse van het imperialisme, dat hij omschreef als het hoogste stadium van het kapitalisme. Het imperialisme betekent dat de grootmachten doorheen constante competitie en zelfs gewapende conflicten de wereld onder elkaar verdelen. Onderdrukking en uitbuiting in de kolonies zorgde voor de grondstoffen en de goedkope arbeidskrachten die nodig waren voor de ontwikkeling van het kapitalisme in het westen. In het Lenin-debat in Zweden in 1999 verdedigden anti-communisten hun geloof in de “democratieën.” Maar de kapitalistische democratieën zijn gebouwd op koloniale oorlog en slavernij.

    Met het imperialisme controleert het financiekapitaal een steeds meer parasiterende kapitalistische economie. Lenin stelde dat het idee dat het opkomende monopoliekapitalisme op de een of andere wijze kon gecontroleerd worden als ‘belachelijk.’ Hij ging ook in tegen diegenen die dachten dat het systeem uiteindelijk zou stabiliseren en dat de ongelijkheid en bestaande tegenstellingen zouden verzwakken. “Het monopolie dat in bepaalde sectoren van de industrie tot stand komt, versterkt en intensifieert de anarchie die inherent is aan de kapitalistische productie als geheel.” Oorlogen en crisissen zijn onvermijdelijk met steeds nieuwe machtsverdelingen. “Het kapitalisme is uitgegroeid tot een wereldsysteem van koloniale onderdrukking en van financiële wurging van de overweldigende meerderheid van de bevolking door een handvol ‘ontwikkelde’ landen. De ‘buit’ wordt verdeeld tussen twee of drie machtige wereldplunderaars die tot op de tanden gewapend zijn,” schreef Lenin in het voorwoord voor de Franse en Duitse edities.

    Deze samenvatting toont dat de waren Lenin veraf staat van het beeld dat vaak van hem gebracht wordt. Lenin en Trotski waren beter dan anderen in staat om te begrijpen wat er in Rusland in 1917 gebeurde op basis van hun politieke analyses van de rol van de burgerij, het imperialisme, de nationale kwestie, de Eerste Wereldoorlog en hun ervaringen van de revolutie in 1905 en de concrete opbouw van een arbeiderspartij in Rusland. De conclusie van hun studie van het imperialisme was dat dit een periode van oorlog en revolutie was, en niet van de democratie, harmonie en vrede die volgens de burgerij gepaard gaan met kapitalisme. Dit parasiterende systeem moet wereldwijd verdwijnen. Die taak was (en is) de historische opdracht van de arbeidersklasse.

    Toen de tsaar werd omvergeworpen door de Februarirevolutie in 1917 werd deze analyse bevestigd. De burgerlijke Voorlopige Regering verbond zich met de reactie en de imperialistische bondgenoten om de oorlog verder te zetten. De heerschappij van de burgerij werd een obstakel om land aan de landlozen en arme boeren te geven. De regering stond de nationale bevrijdingsstrijd in de weg: de Voorlopige Regering ontbond het Finse parlement en verzette zich tegen de nationale bevrijdingsstrijd in de Oekraïne, … De arbeiders moesten na Februari verder gaan en de macht zelf in handen nemen.

  • [1917] Marxisme en opstand

    Marxisten wordt wel eens verweten dat ze op basis van ‘samenzweringsmethoden’ een ‘gewelddadige omwenteling’ voorbereiden. Niets is minder waar: marxisten zien revolutie en opstand als een kunst. In ‘Marxisme en opstand’ antwoordt Lenin eind september 1917 op de beschuldiging van ‘Blanquisme’: de Franse revolutionair Blanqui stelde in de 19e eeuw dat er nood was aan een staatsgreep geleid door een klein groepje. Lenin daarentegen stelt dat de revolutie niet op een samenzwering, niet op een partij, “maar op een vooraanstaande klasse” moet steunen. In de voorbereiding van de Oktoberrevolutie zette Lenin eind september de puntjes op de i. De reden hiervoor? “Wij bezitten alle objectieve voorwaarden voor een succesvolle opstand.” Vanaf eind september dringt Lenin aan op dringende stappen om het revolutionaire momentum niet te laten voorbijgaan. 

    Tot de meest boosaardige en zeker wel de meest verbreide verdraaiingen van het marxisme door de heersende ‘socialistische’ partijen behoort de opportunistische leugen dat de voorbereiding van de opstand, in het algemeen het standpunt, dat de opstand een kunst is, ‘blanquisme’ zou zijn.

    Reeds de leider van het opportunisme Bernstein, heeft zich de treurige roem verworven dat hij het marxisme van blanquisme beschuldigde, en de huidige opportunisten vernieuwen en ‘verrijken’ met hun geschreeuw over blanquisme in het wezen van de zaak de armzalige ‘ideeën’ van Bernstein met geen jota.

    De marxisten van blanquisme te beschuldigen wegens hun opvatting van de opstand als kunst. Kan er een stuitender verdraaiing van de waarheid bestaan, terwijl geen enkele marxist het feit loochent, dat juist Marx zich op de meest bepaalde, precieze en ondubbelzinnige wijze over deze kwestie heeft uitgegesproken, waarbij hij de opstand juist een kunst noemde en zei dat men de opstand als een kunst moest behandelen, dat men een eerste succes moet veroveren en van succes tot succes verder moet schrijden, zonder het offensief tegen de vijand te staken, dat men van zijn verwarring gebruik moet maken enz. enz.[1]

    Opdat de opstand succes zal hebben, moet hij zich niet op een samenzwering, niet op een partij, maar op een vooraanstaande klasse steunen. Dat ten eerste. De opstand moet op de revolutionaire opzwaai van het volk steunen.

    Dat ten tweede. De opstand moet op zulk een keerpunt in de geschiedenis van de aangroeiende revolutie steunen, wanneer de activiteit van de voorste rijen van het volk het grootst is, wanneer de weifelingen in de rijen van de vijanden en in de rijen van de zwakke, halfslachtige, besluiteloze vrienden van de revolutie het grootst zijn. Dat ten derde. Door deze drie voorwaarden voor de opstand te stellen, onderscheidt zich het marxisme juist van het blanquisme.

    Zijn echter deze voorwaarden eenmaal gegeven, dan betekent het weigeren om de opstand als een kunst te behandelen verraad aan het marxisme en verraad aan de revolutie.

    Om te bewijzen waarom men juist het moment dat wij beleven als een moment moet beschouwen, waarop de partij verplicht is te erkennen dat de opstand door de loop der objectieve gebeurtenissen aan de orde is gesteld en de opstand als kunst te behandelen, om dat te bewijzen zal het wel het beste zijn de vergelijkende methode toe te passen en de 16e en 17e (3e en 4e) juli tegenover de septemberdagen te stellen.

    Op 16 en 17 juli kon men zonder tegen de waarheid te zondigen de kwestie zo stellen: het zou juister zijn de macht te grijpen, want de vijanden zullen ons anders toch van opstand beschuldigen en als opstandelingen met ons afrekenen. Maar hieruit kon men niet de gevolgtrekking maken dat men toen de macht moest grijpen, want de objectieve voorwaarden voor de overwinning waren toen niet gegeven.

    1. Wij hadden nog niet de klasse, die de voorhoede van de revolutie is, aan onze kant. Wij hadden nog niet de meerderheid onder de arbeiders en de soldaten van de hoofdsteden. Thans hebben wij de meerderheid in de beide Sovjets. Deze meerderheid is alleen door de geschiedenis van juli en augustus tot stand gekomen, door de ervaring van de ‘afrekening’ met de bolsjewieken en van de lessen der Kornilov episode.
    2. Toen was er geen revolutionaire opzwaai van het gehele volk. Thans na de Kornilov episode is die aanwezig. De provincie en het grijpen van de macht door de Sovjets in vele plaatsen bewijzen dit.
    3. Er waren toen geen weifelingen op ernstige, algemeen politieke schaal onder onze vijanden en onder de halfslachtige kleine burgerij. Thans zijn de weifelingen reusachtig groot: onze hoofdvijand, het geallieerde- en het wereldimperialisme, want de Geallieerden staan aan de spits van het wereldimperialisme, weifelde tussen de oorlog tot aan de overwinning en een afzonderlijke vrede tegen Rusland. Onze kleinburgerlijke democraten die klaarblijkelijk de meerderheid onder het volk hebben verloren, weifelden zeer sterk toen zij afstand deden van het blok, d.w.z. van de coalitie met de kadetten.
    4. Op 16 en 17 juli zou de opstand daarom een fout zijn geweest: wij zouden de macht noch fysiek noch politiek hebben kunnen behouden. Fysiek niet, want ondanks het feit dat Petersburg voorbijgaand in onze handen was, zouden onze eigen arbeiders en soldaten toen niet voor de beheersing van Petersburg hebben gestreden, hun Ieven hebben gegeven. Er bestond nog niet zulk een verwoede verbittering, zulk een kokende haat zowel tegen Kerenski als tegen Tseretelli-Tsjernov, onze mensen waren nog niet gestaald door de ervaring van de vervolgingen der bolsjewieken onder de deelneming van de sociaal-revolutionairen en de mensjewieken.

    Politiek zouden wij op 16-17 juli de macht niet hebben behouden, want het leger en de provincie konden voor de Kornilov-episode tegen Petersburg oprukken en zouden dit inderdaad hebben gedaan.

    Thans hebben wij een ander beeld.

    Voor ons is de meerderheid van de klasse, de voorhoede van de revolutie, de voorhoede van het volk, die in staat is de massa met zich mee te trekken.

    Voor ons is de meerderheid van het volk, want het aftreden van Tsjernov is lang niet het enige, doch wel het meest in het oog lopende en duidelijke kenteken van het feit dat de boeren van het blok der sociaal-revolutionairen (en van de sociaal-revolutionairen zelf) de grond niet zullen krijgen. Hierin ligt evenwel de kern van het algemene volkskarakter der revolutie.

    Wij verkeren in de gunstige positie ener partij, die bij de ongekende weifelingen en van het gehele imperialisme en van het gehele blok der mensjewieken en sociaal-revolutionairen, met stelligheid haar weg kent.

    De overwinning is ons verzekerd, want het volk is al zeer dicht bij de vertwijfeling en wij tonen aan het gehele volk de juiste uitweg, nadat wij aan het gehele volk ‘in de dagen van Kornilov’ de betekenis van onze leiding hebben getoond, nadat wij aan de blok-mannen een compromis hebben voorgesteld, dat zij van de hand hebben gewezen, zonder dat de weifelingen van hun kant ook maar enigszins ophielden.

    Het zou een zeer grote fout zijn te menen dat ons compromisvoorstel nog niet van de hand is gewezen, dat de ‘Democratische Conferentie’ het nog zou kunnen aannemen. Het compromis werd door de partij aan de partijen voorgesteld, op een andere wijze kon dit niet gedaan worden. De partijen hebben het van de hand gewezen. De ‘Democratische Conferentie’ is slechts een conferentie en niets meer. Men moet dit ene niet vergeten: de meerderheid van het revolutionaire volk, de armste en meest verbitterde legen van de boeren zijn daarin niet vertegenwoordigd. Dit is een conferentie van de minderheid van het volk — men mag deze voor de hand liggende waarheid niet vergeten. Het zou een zeer grote fout zijn, het ergste parlementaire cretinisme van onze kant zijn, wanneer wij de Democratische Conferentie als een parlement zouden behandelen, want zelfs indien zij zich tot een parlement, tot het soevereine parlement van de revolutie zou verklaren, dan zou zij toch niets beslissen: de beslissing ligt buiten haar, in de arbeiderswijken van Petersburg en Moskou.

    Wij bezitten alle objectieve voorwaarden voor een succesvolle opstand. Wij bezitten de voordelen ven een toestand, waarin alleen onze overwinning bij de opstand een einde zal maken aan de weifelingen, die het volk hebben gekweld, weifelingen die de meest pijnlijke zaak ter wereld zijn, een toestand, waarin alleen onze overwinning bij de opstand het spel met een afzonderlijke vrede de revolutie schipbreuk zal doen leiden, door het openlijk aanbieden ven de meest volledige, rechtvaardige, nabije vrede, de vrede ten gunste van de revolutie.

    Alleen onze partij kan tenslotte, als zij bij de opstand zal hebben overwonnen, Petersburg redden, want als ons vredesvoorstel van de hand zal worden gewezen en wij zelfs geen wapenstilstand zullen verkrijgen, dan zullen wij ‘vaderlandsverdedigers’ worden, dan zullen wij aan de spits van de oorlogspartijen treden, de meest ‘militaire’ partij zijn, dan zullen wij de oorlog werkelijk revolutionair voeren. Wij zullen de kapitalisten al het brood en alle laarzen afnemen. Wij zullen hun de korsten overlaten, wij zullen hun bastschoenen aantrekken. Wij zullen al het brood en het schoeisel aan het front geven.

    En dan zullen wij Petersburg houden.

    Zowel de materiele, als de morele hulpmiddelen voor een werkelijk revolutionaire oorlog zijn in Rusland nog onmetelijk groot, er zijn 99 van de 100 kansen, dat de Duitsers ons minstens een wapenstilstand zullen toestaan. En als wij thans een wapenstilstand krijgen dan betekent dit reeds dat wij de gehele wereld zullen overwinnen.

    Nu wij de absolute noodzakelijkheid hebben ingezien van de opstand der arbeiders van Petersburg en noodzakelijkheid om de revolutie te redden en om Rusland te redden voor de afzonderlijke verdeling door de imperialisten van beide coalities, moeten wij ten eerste onze politieke tactiek op de Conferentie aanpassen aan de voorwaarden van de naderende opstand, moeten wij ten tweede bewijzen dat wij de gedachte van Marx, dat het noodzakelijk is de opstand als kunst te behandelen, niet alleen met het woord erkennen.

    Wij moeten op de Conferentie terstond de fractie van de bolsjewieken vast aaneensluiten, zonder naar cijfers te haken, zonder te vrezen de weifelenden in het kamp van de weifelenden te laten, zij zijn daar voor de zaak van de revolutie nuttiger dan in het kamp van de vastberaden en toegewijde strijders.

    Wij moeten een korte verklaring van de bolsjewieken opstellen, waarin wij ten scherpste de nadruk leggen op de overbodigheid van lange redevoeringen, van redevoeringen in het algemeen, op de noodzakelijkheid van een onmiddellijke actie ter redding van de revolutie, op de absolute noodzakelijkheid van de volledige breuk met de bourgeoisie, van het complete afzetten van de gehele regering, van de volledige breuk met de wegbereiders van een ‘afzonderlijke’ verdeling van Rusland door de Engelse en Franse imperialisten, op de noodzakelijkheid van de onmiddellijke overgang van de gehele macht in de handen van de door het revolutionaire proletariaat geleide revolutionaire democratie.

    Onze declaratie moet deze conclusie in verband met de programontwerpen op de kortste en scherpste wijze formuleren: vrede aan de volken, grond aan de boeren, inbeslagneming van de schandelijke winsten, betoming van het schandelijke vernielen van de productie door de kapitalisten.

    Hoe korter, hoe scherper de verklaring zal zijn, des te beter. Men moet daarin alleen nog duidelijk op twee zeer belangrijke punten wijzen: het volk is de weifelingen moede, het volk wordt gemarteld door de besluiteloosheid van de sociaal-revolutionairen en de mensjewieken. Wij breken definitief met deze partijen, want zij hebben de revolutie verraden.

    En het andere: door terstond een vrede zonder annexaties aan te bieden, door onmiddellijk met de geallieerde imperialisten, met alle imperialisten te breken, krijgen wij of onmiddellijk een wapenstilstand, of de overgang van het gehele revolutionaire proletariaat naar de kant van de verdediging en dan zal de revolutionaire democratie onder leiding van het proletariaat een werkelijk rechtvaardige, werkelijk revolutionaire oorlog voeren.

    Nadat wij deze verklaring hebben voorgelezen, nadat wij opgeroepen hebben, niet om te praten, maar om te beslissen, om te handelen, en niet om resoluties te schrijven, moeten wij onze gehele fractie naar de bedrijven en de kazernes dirigeren. Daar is haar plaats, daar is de zenuw van het leven, daar is de bron van de redding van de revolutie, daar is de motor van de Democratische Conferentie.

    Daar moeten wij in gloeiende, geestdriftige redevoeringen ons program uiteenzetten en de kwestie aldus stellen: of het ten volle accepteren van het program door de Conferentie, of de opstand. Een middenweg is er niet. Men kan niet wachten. De revolutie gaat te gronde.

    Als wij de kwestie zo stellen en de gehele fractie in de bedrijven en de kazernes concentreren, zullen wij op de juiste wijze het moment voor het begin van de opstand kunnen kiezen.

    Om echter de opstand marxistisch, d.w.z. als een kunst te behandelen, moeten wij tegelijkertijd, zonder een minuut te verliezen, een staf van de opstandige troepen organiseren, de krachten verdelen, de ons toegewijde troepen naar de belangrijkste punten dirigeren, het Alexander-theater omsingelen, de Peter- en Paulsvesting bezetten,[2] de generale staf en de regering arresteren, tegen de jonkers en de wilde divisie troepenafdelingen werpen, die eerder bereid zijn om te sterven dan om de vijand naar het centrum van de stad te laten oprukken. Wij moeten de gewapende arbeiders mobiliseren, hen oproepen tot de laatste vertwijfelde strijd, terstond de telegraaf en de telefoon bezetten, onze staf van de opstand in het centrale telefoonkantoor onderbrengen, alle bedrijven, alle regimenten, alle punten van de gewapende strijd daarmede telefonisch verbinden, enz.

    Dit alles natuurlijk als voorbeeld, slechts ter illustratie van het feit, dat men op het huidige ogenblik niet trouw kan blijven aan het marxisme, niet trouw kan blijven aan de revolutie, als men de opstand niet als een kunst behandelt.

    _______________
    [1] “De opstand als kunst” — Lenin doelt hier op een passage uit het werk “Revolutie en contrarevolutie in Duitsland”. Men nam lange tijd aan dat dit werk door Marx geschreven was, het is echter gebleken dat het door Engels is geschreven, in overleg met Marx. De bedoelde passage is in zijn geheel aangehaald in het artikel “Zullen de bolsjewieken de staatsmacht behouden?” op blz. 308 van deel VI, Verzamelde Werken, Pegasus, 11,138.
    [2] In het Alexander-theater te Petrograd had de ‘Democratische Conferentie’ plaats. De Peter- en Paulsvesting die in het centrum van Petrograd tegenover het Winterpaleis lag, werd tijdens het tsarisme voor de gevangenhouding van revolutionairen gebruikt.

     

     

    Tekst overgenomen vanop marxists.org

  • [1917] De actualiteit van Lenin

    Over Lenin wordt heel wat gezegd en geschreven. Hij wordt wel eens voorgesteld als een gekke dictator of een bloeddorstige tiran. Lenin ondergaat hetzelfde lot als de revolutie zelf: hij wordt onderworpen aan laster en verdachtmakingen. Zoals Trotski hierover opmerkte: “Zij die bij een revolutie verliezen, zijn zelden geneigd deze bij haar naam te noemen.” De kapitalistische klassen die bij de Oktoberrevolutie verloren, waren evenmin geneigd om de rol van Lenin als revolutionaire leider te erkennen. Hieronder een artikel door Eric Byl dat in 1984 verscheen bij de 60ste verjaardag van het overlijden van Lenin. Toen werd aan de verdraaiingen over Lenin nog de stalinistische variant toegevoegd: de bureaucratie beriep zich op Lenin om zijn ware erfenis zoveel mogelijk in de vergeethoek te drummen.

    [divider]

    De tachtiger jaren betekenen voor België en heel de wereld een periode van nooit eerder geziene crisis. 150 jaren na Marx is het kapitalisme in zijn doodsstrijd beland.

    Werkloosheid, hongersnood, woonnood en nog meer ellende voor de arbeidersklasse zijn de enige perspectieven die de economisten van het kapitaal ons kunnen aanbieden. Zoals gedurende de tussenoorlogse periode zal de arbeidersklasse gewoon worden haar organisaties tot strijdbare kernen om te bouwen voor een socialistische omvorming van de maatschappij. Dit is de enige mogelijke uitweg voor deze crisis.

    In de nabije toekomst zullen de meest bewuste lagen van de arbeiders zich richten tot het marxisme dat een onmisbaar wapen zal worden in hun strijd om de hervorming van maatschappij. Dat zal de voorbode zijn van het feit dat het marxisme de dominante kracht zal worden in de Belgische arbeidersbeweging.

    Juist in deze periode van sociale en politieke veranderingen, is het nodig diegenen te herdenken die in het verleden voor de leiding en de inspiratie van de strijd van de arbeidersklasse zorgden. Lenin, de leider van de Oktoberrevolutie in Rusland, stierf zestig jaar geleden, nl. op 21 januari 1924.

    Marxistische leiding

    Marx zei dat de filosofen in deze wereld reeds meer dan genoeg geïnterpreteerd hadden en beschouwde het als zijn voornaamste taak de wereld te veranderen. Hijzelf mocht het echter niet meer zelf beleven. Maar Lenin slaagde erin die verandering op gang te brengen. Hij bestudeerde Marx’ ideeën, ontwikkelde ze en bracht ze in de praktijk. Daardoor kon het marxisme een sleutelrol spelen in de Russische revolutie van 1917. Zijn levenswerk was het vormen van een marxistische leiding voor de arbeidersbeweging in Rusland en over de hele wereld.

    Aangezien Lenin steeds de verdediging en de ontwikkeling van de marxistische ideeën nastreefde, zijn de meeste van zijn geschriften pamfletten. Bij al zijn geschriften en daden had hij slechts één doel voor ogen: de socialistische omvorming van de maatschappij over de hele wereld.

    Lenin was erg onder de indruk van de terechtstelling van zijn oudere broer Alexander in 1887, wegens een aanslag op tsaar Alexander III. Zijn werk bevat dan ook meerdere polemieken tegen individueel terrorisme (aanslagen op regeringsafgevaardigden, politieofficieren enz.) omwille van de zinloosheid van deze strijdmethode.

    Internationalisme

    Gedurende heel zijn leven vocht Lenin tegen elke vorm van opportunisme die de arbeidersklasse, haar organisaties, haar strijd en haar politiek programma ondergeschikt probeerde te maken aan de belangen van het kapitalisme. Ondanks de algemene sociale achterstand van Rusland, beschouwde Lenin het als de taak van de Russische socialisten om de acht te grijpen en op die manier de vonk te doen ontstaan die de socialistische omvorming in het geïndustrialiseerde Westen, vooral Duitsland, mogelijk zou maken.

    De gedachte van het internationalisme loopt dan ook als een rode draad doorheen al zijn werken, in tegenstelling tot hetgeen het stalinisme vandaag verkondigt.

    Lenins scherpste aanvallen waren dan ook gericht tegen diegenen die in 1914 het internationaal socialisme verraadden door de imperialistische oorlog goed te praten. Lenins internationalisme behoeft geen verdere aanbeveling.

    Tegelijkertijd was Lenin ook de verpersoonlijking van het Russische proletariaat. Een zeer jonge klasse, maar een werkelijk nationale klasse, omdat zij de hele voorafgaande ontwikkeling van Rusland samenvatte. Zij is de klasse waarmee Rusland staat of valt. Deze klasse kende geen routine, geen valsheid of compromissen, maar vastberadenheid en stoutmoedigheid waren haar voornaamste kenmerken en tegelijk ook de belangrijkste kenmerken van Lenin.

    Maar Lenin weerspiegelde ook het landelijke verleden van de Russische arbeidersklasse. Men kan Marx en Lenin dus niet volledig met elkaar vergelijken. Marx groeide op in een heel andere nationale en culturele omgeving en milieu. In Marx’ geschriften komt de erfenis van de hele voorafgaande sociale en politieke ontwikkeling naar voor. Lenins stijl als schrijver is enorm eenvoudig en vooral doelbewust. Hij beschikte over de plattelandszakelijkheid, typerend voor het Russische proletariaat van die tijd.

    Lenin was een meester in het doorzien van gebeurtenissen of veranderingen. Hij rafelde de nieuwe situatie uiteen, haalde de kern eruit en paste daarop de logica van het marxisme toe. Daarbij verloor hij nooit het doel uit het oog. Lenins enorme doelbewustheid was een absolute noodzaak om een onderneming, zoals de opbouw van een socialistische maatschappij, tot een goed einde te brengen. Enkele de isolatie van de revolutie in een sociaal achtergebleven land als Rusland maakte de groei van de stalinistische bureaucratie en de verstikking van het leninisme mogelijk.

    Leninisme en stalinisme

    Vandaag worden de ideeën van Lenin in Rusland, China en Oost-Europa besmeurd in de vorm van privileges voor de heersende bureaucratieën. Andropov en zijn handlangers misbruiken de geschriften van Lenin om hun totalitair regime in het binnenland en hun cynische overeenkomsten en tussenkomsten in het buitenland te rechtvaardigen. Zowat 34 steden in Rusland werden naar Lenin genoemd (o.a. Leningrad), er is zelfs een berg die zijn naam draagt. Elke stad heeft haar Leninlanen, Leninmedailles, Leninprijzen voor literatuur enz…

    In de hoop dat de miljoenen arbeiders in Rusland zich niet tot Lenins ideeën zouden wenden om een oplossing te zoeken voor hun problemen, voedt de bureaucratie de bevolking met allerlei “Lenin leugens”. “Officieel “ leninisme betekent er stalinisme, verspilling, fraude en onderdrukking. Lenin vocht precies voor het tegenovergestelde. Lenin wilde een republiek zonder politie die de bevolking overdondert, waarin alle functionarissen door de bevolking worden verkozen en permanent afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen hebben, officiëlen die een loon ontvangen dat niet hoger is dan dat van de doorsnee arbeider, waarin ook legerofficieren verkiesbaar zijn en waarin het staand leger (vervreemd van de bevolking en ondergeschikt aan de onderdrukte klasse) zou vervangen worden door het bewapende volk.

    Bureaucratie

    Hij vocht voor een republiek waarvan alle staatsmacht aan de Sovjets zou behoren, teneinde de staat uiteindelijk te laten afsterven door de creatie van een klasseloze maatschappij. Lenin waarschuwde voor het feit dat de Bolsjewieken na de Oktoberrevolutie de oude staatsmachine overnamen. Daardoor zouden honderdduizenden ambtenaren van de oude staatsmachine, handlangers van de Tsaar en de bourgeoisie, zich mengen met de revolutionairen en op die wijze de ontwikkeling van de jonge arbeidersstaat tegenwerken. Lenins laatste daden en artikelen waren gericht tegen de groeiende bureaucratie. Hij eiste in zijn zogenaamde testament, dat onderschept werd door Stalin, het ontslag van Stalin als secretaris-generaal. Verder schrijft hij: “We moeten ons staatsapparaat verminderen tot een louter economische. We moeten elk spoor van buitensporigheid, waarvan het tsarisme ons zoveel naliet, uitwissen”.

    Lenin begreep de noodzaak om een geschoolde Bolsjewieke partij te behouden indien men de correcte oriëntatie wilde geven aan de problemen waarmee de Sovjet-Unie te kampen had. De partij moest gezuiverd worden van bureaucraten, oneerlijke en twijfelende communisten. In 1921 werd 25% van de Boljewistische partij uitgesloten, niet met de bedoeling de partij aan te vallen, maar ze te versterken.

    Na Lenins dood stelde Stalin de partij open, ook voor contrarevolutionaire elementen. Dit betekende het einde van de Bolsjewieke partij. Lenins democratische partij was dood, maar zijn ideeën niet. De Linkse Oppositie, met Trotski aan het hoofd, vertegenwoordigde de breuk met het stalinisme.

    Zodra de arbeiders in de stalinistische staten in beweging zullen komen – zoals in Hongarije in 1956 – zullen ze het geniale programma van Lenin herontdekken waarna ze de bureaucratie overboord zullen gooien en de arbeidersdemocratie zullen instellen.

    Arbeiders in het Oosten en in het Westen hebben de taak de maatschappij te veranderen: in het Westen, de liquidatie van het kapitalisme, in het Oosten die van het stalinisme. De jaren ’80 betekenen een nieuwe periode van klassenstrijd waarbij eens te meer de ideeën en de inspiratie van Lenin de fundamentele gedachten zullen zijn voor de massa’s in hun strijd voor het socialisme.

  • “Lenin in de trein.” Intense en levendige proloog op gebeurtenissen die de wereld veranderden

    Toen de Februarirevolutie in Rusland uitbrak en de tsaar van de troon gestoten werd, leefde Vladimir Lenin in ballingschap in Zwitserland. Gezien de onverzettelijke tegenstand van Lenin tegen de imperialistische Wereldoorlog, was het voor de bolsjewistische leider bijzonder moeilijk om naar Rusland terug te keren langs landen in oorlog. Maar Lenin wilde naar Rusland om een principiële socialistische oppositie te voeren tegen de nieuwe kapitalistische Voorlopige Regering.

    Recensie door Niall Mulholland

    In ‘Lenin in de trein’ brengt Catherine Merridale het levendige verhaal van Lenins pogingen om terug te keren naar het revolutionaire Rusland. Een “reis die de wereld veranderde”, luidt de ondertitel van het boek ondanks Merridales veroordeling van de bolsjewieken eens ze aan de macht waren.

    Merridale wijst op de cruciale rol van Lenin, zowel vanuit zijn ballingschap als bij zijn terugkeer in Rusland, bij het politiek heroriënteren van de bolsjewieken zodat ze in staat waren om miljoenen werkenden, soldaten en arme boeren te leiden en de macht te nemen in oktober 1917.

    Het tsaristische regime en de Britse diplomatieke bronnen waren verrast door de Februarirevolutie die uitbarstte als gevolg van de voedseltekorten en de schijnbaar eindeloze oorlog die een grote dodentol opleverde. Het establishment probeerde de situatie eerst te ontkennen.

    “Opmerkelijk in de correspondentie van de Britse diplomatie en de veiligheidsdiensten op dit ogenblik was de weigering om het resultaat (laat staan de legitimiteit) van de Februarirevolutie te erkennen,” merkt Merridale op.

    Lenin zocht dringend een manier om naar Rusland terug te keren en onderzocht daarbij verschillende opties. Hij werd indirect benaderd door de beruchte intrigant en voormalige marxist Alexander Helphand (ook bekend als Parvus). Die suggereerde om een akkoord te sluiten met het Duitse regime om Lenin en andere socialisten naar Rusland terug te brengen in een ‘verzegelde’ trein over Duits grondgebied.

    De Duitse generaals vreesden dat de VS in de oorlog zou komen en gokten dat de terugkeer van Lenin en andere revolutionairen de onrust in Rusland zou versterken, waardoor het land mogelijk uit de oorlog zou stappen. Ze kregen meer dan waar ze op hoopten: een socialistische revolutie in Rusland die ook dienst deed als inspiratie voor de omverwerping van de Duitse Kaiser en voor een revolutie die het voortbestaan van het Duitse kapitalisme bedreigde.

    Merridale toont aan dat Lenin erg terughoudend was rond dit voorstel. Hij was terecht bang dat zijn politieke vijanden hem zouden afdoen als een ‘Duitse agent.’ Maar er was geen andere optie om naar Rusland terug te keren en dus besloot Lenin aarzelend om langs deze weg naar Rusland terug te keren. Hij drong op elk ogenblik aan op het behoud van zijn volledige politieke onafhankelijkheid tegenover het Duitse imperialisme en de Duitse belangen.

    Lenin bleef zich in zijn toespraken en teksten verzetten tegen alle imperialistische oorlogsvoerende landen, waaronder Rusland en Duitsland. Hij drong erop aan dat de revolutionairen in een wagon van derde klasse zouden reizen en dat er in kalk een lijn op de vloer zou getrokken worden om de grens te trekken tussen de Russen en hun Duitse militaire ‘begeleiders’.

    Merridale gaat gedetailleerd in op de beschuldigingen van Lenins tegenstanders in 1917, en nadien, dat hij “Duits goud” zou gekregen hebben. Ze stelt vast: “In plaats van om bewijzen ging het dus feitelijk louter om waarschijnlijkheden en leugens.” Dit werd gebruikt om Lenin en de bolsjewieken te beschuldigen en om de rol van de massa’s uit de revolutie weg te gommen.

    Bovendien merkt ze op dat Lenin niet meer dan Plekhanov kon gezien worden als een agent van het imperialisme. Plekhanov was de ‘vader van het Russische marxisme’ en keerde terug met de hulp van het Britse imperialisme. Plekhanov “was dan wel een marxist, maar ook duidelijk over de oorlog. Hij was een patriot die andere socialisten kon zeggen wat hun plicht was.”

    De Februarirevolutie bracht niet alleen de Voorlopige Regering voort, er werden ook sovjets (raden) opgezet van vertegenwoordigers van de werkenden. Er ontstond een “dubbelmacht” waarmee de macht van de kapitalistische regering betwist werd. Op de dag dat Lenin’s trein vanuit het station van Zürich vertrok, op 27 maart, verklaarde de Voorlopige Regering met de steun van de sovjet dat het de oorlog zou verderzetten.

    Lenin drong erop aan dat de bolsjewieken zich resoluut zouden verzetten tegen de verraderlijke mensjewieken en de sociaal-revolutionairen die destijds de sovjets leidden. Merridale beschrijft hoe Lenin het steeds moeilijker heeft met de aarzelende leiding van de bolsjewieken in Rusland, in het bijzonder Kamenev en Stalin. In de partijkrant ‘Pravda’ stelde Kamenev dat Rusland “nog steeds de oorlog moest uitvechten en winnen, maar dan om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen.”

    Kamenev werd dan wel “gecensureerd” door de partij (“en Stalin liet hem stilzwijgend vallen”), maar er was duidelijk sprake van verwarring bij de bolsjewieken voor de terugkeer van Lenin. Het telegram van Lenin begin maart was scherp: geen steun aan de Voorlopige Regering, geen samenwerking met andere partijen en voor een machtsoverdracht van de burgerij naar arbeidersmilities of de sovjets.

    “Deze koers sloot een alliantie met de mensjewieken uit. De oorlog, zo benadrukte Lenin, was een bloedig kapitalistisch avontuur en niet wat Kerenski nu omschreef als een strijd voor revolutionaire zelfverdediging.”

    Bij zijn aankomst in het station Finland in Petrograd hield Lenin een toespraak voor een groot en uitgelaten publiek. Hij riep op om de socialistische revolutie voor te bereiden. “Zijn slogans voelden aan als een plotse elektrische schok… Een oproep tot actie, een verblindende blik op de toekomst waarover sommigen in zichzelf over waren beginnen twijfelen,” aldus Merridale.

    Het laatste hoofdstuk toont de politieke vijandigheid van Merridale tegenover Lenin. Ze beweert dat de Oktoberrevolutie een ‘staatsgreep’ was die leidde tot een ‘dictatuur.’ Hiermee gaat Merridale voorbij aan wat een echte revolutie was waarin miljoenen mensen betrokken waren. Ze verwart bewust de vroege jaren van de arbeidersdemocratie met de latere stalinistische contrarevolutionaire tirannie.

    Maar het blijft een feit dat de Oktoberrevolutie de arbeidersklasse voor het eerst succesvol aan de macht bracht waarbij de socialistische omvorming van de samenleving werd opgestart tegen alle obstakels en hindernissen in.

  • [Archieftekst] Het leninisme onder Lenin

    lenin_2Hoe konden de bolsjewieken uitgroeien tot een partij die de Russische massa’s naar een overwinning op het kapitalisme leidden en als hoofd van de sovjetstaat in moeilijke omstandigheden de eerste stenen voor een socialistische maatschappij hebben gelegd? Dat is een van de onderwerpen in het boek ‘Leninism under Lenin’ van Marcel Liebman. Dit boek is een aanrader voor al wie de wereld wil veranderen en meer inzichten wil in de gebeurtenissen in Rusland in 1917 en daarvoor. Hieronder een verwijzing naar een archieftekst uit 2013.

     

     

    http://www.socialisme.be/nl/13196/lenin-3

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop