Tag: Cuba

  • Solidariteit met het Cubaanse volk tegen imperialisme en tegen kapitalisme

    Verdedig de verworvenheden van de Cubaanse revolutie!

    Het tekort aan medicijnen en de groeiende economische crisis, die nog verergerd is door de pandemie, hebben geleid tot een groeiende ontevredenheid onder de Cubaanse werkenden. Op 11 juli kwam het tot straatprotest. De heersende bureaucratie van de Communistische Partij (CP) beschreef de betogingen als contrarevolutionair en pro-imperialistisch. Anderzijds hebben het imperialisme en de rechtse media geprobeerd deze protestacties voor te stellen als ‘de strijd voor democratie in Cuba’ (waarmee zij natuurlijk ‘voor het kapitalisme’ bedoelen). Beide karakteriseringen staan ver van de werkelijkheid.

    Standpunt van International Socialist Alternative

    De betogingen van afgelopen zondag, vooral in de regio San Antonio de los Baños, bij Havana, zijn de grootste protesten sinds de revolutie van 1959. Ze zijn enkel te vergelijken met de “Maleconazo” van 5 augustus 1994, toen duizenden Cubanen protesteerden in de context van de ‘speciale periode’ van economische crisis na de val van de Berlijnse Muur. Deze keer zijn de oorzaken van de crisis anders, verergerd door de misdadige Amerikaanse blokkade van het eiland, en met de gezondheidscrisis die leidt tot een daling van het toerisme, “de locomotief van de economie” aldus premier Manuel Marrero (Zie La locomotora de la economía de Cuba es el turismo | Expreso).

    Wat gebeurt er in Cuba?

    Honderden Cubanen gingen afgelopen zondag de straat op om te eisen dat de regering Diaz-Canel het probleem van de voedsel- en medicijnenvoorziening op het eiland oplost. Zoals hiervoor opgemerkt is het tekort aan medicijnen en levensmiddelen het gevolg van de blokkade van de VS tegen het eiland, waardoor er onvoldoende leveringen zijn. Daarbij komen nog de stroomonderbrekingen en de toenemende inflatie, die het gevolg is van de begin dit jaar in werking getreden economische liberaliseringen, die hebben geleid tot een prijsstijging van 300% in het geval van elektriciteit en tot 12% voor basisvoedsel.

    Het is deze context van economische crisis en een toename van het aantal gevallen van Covid die duizenden Cubanen ertoe heeft gebracht de straat op te gaan. In tegenstelling tot wat het imperialisme van de VS en het Cubaanse regime beweren, geven de betogingen uiting aan hun ontevredenheid over de gevolgen van de economische liberaliseringen, die een bedreiging vormen voor de verworvenheden die tijdens de Cubaanse revolutie op het eiland zijn bereikt.

    Het zogenaamde ‘Ordenamiento Monetario’ economisch beleid, dat de afschaffing inhield van één van de twee Cubaanse munteenheden, de Cubaanse converteerbare peso (CUC), heeft niet de verwachte resultaten gehad en heeft geleid tot grote prijsstijgingen. Dit ondanks het feit dat de pensioenen met 500% zijn verhoogd en de lonen met 525% van 400 Cubaanse peso’s tot 2.100 Cubaanse peso’s per maand zijn opgetrokken, om de gevolgen van de maatregelen te compenseren. De autoriteiten voorzagen zelf een algemene prijsstijging of inflatie van 160% bij het promoten van deze maatregelen, hetgeen bijvoorbeeld een verhoging van de prijs van dagelijks gerantsoeneerd brood van 5 cent tot 1 peso betekende. Naast deze maatregelen heeft de Centrale Bank van Cuba een wisselkoers van 24 Cubaanse pesos (CUP) per dollar vastgesteld. In reële termen heeft dit een devaluatie van de Cubaanse peso met 2.400% betekend, als men in aanmerking neemt dat de oude Cubaanse peso (CUP) voor staatsbedrijven werd gewaardeerd op één US-dollar.

    De nieuwe koude oorlog en herinvoering van kapitalisme

    De economische situatie, verergerd door de pandemie, is niet slechts een ongelukkig toeval. De planeconomie die als gevolg van de revolutie tot stand kwam, bracht de werkende klasse en de armen heel wat verworvenheden, onder meer op vlak van gezondheidszorg en welzijn. Tegelijk werd deze planeconomie slecht beheerd door de bureaucratische elite, die afhankelijk was van steun van de Sovjet-Unie. De economische situatie verslechterde dramatisch na de val van de Sovjet-Unie en het daaruit voortvloeiende verlies aan steun.

    De sancties van de VS werden toen een veel dominantere factor. Als gevolg daarvan heeft het CP-regime, dat niet bereid is zijn macht over te dragen aan een echte arbeidersdemocratie, gekozen voor de weg van “economische hervormingen” en een beleid van economische “openstelling” dat al meer dan een decennium wordt gepropageerd en ten onrechte “marktsocialisme” wordt genoemd. Het is in realiteit een beleid geïnspireerd op het kapitalistisch herstel in China. Dit is geen secundaire kwestie, maar staat absoluut centraal in het proces dat zich op het eiland voltrekt. Het verklaart de versnelde verslechtering van de economische en sociale omstandigheden van de massa’s. Dit beleid is erop gericht om kapitalistische investeringen te bevorderen en aan te trekken.

    De invloed van China op de gebeurtenissen in Cuba en Latijns-Amerika is niet gering. Sterker nog, delen van links in het continent kijken met belangstelling en bewondering naar het “Chinese model” als een verondersteld alternatief. International Socialist Alternative heeft eerder al uitgelegd dat China geen alternatief voor het kapitalisme is, maar integendeel een brutale vorm van kapitalisme met harde onderdrukking van de vakbonden en extreme uitbuiting van de werkende klasse. Dit vormde de basis voor de hoge economische groeicijfers, gemiddeld 8% in het laatste decennium. In de context van een economische wereldcrisis zal China deze groei niet kunnen handhaven zonder meer en meer tegenstellingen en complicaties.

    De economische liberalisering van Cuba, naar het ‘Chinese model’, zal geen positieve verandering brengen in de economische situatie van Cuba, maar zal tevens nieuwe en grotere economische, politieke en sociale tegenstellingen creëren die onvermijdelijk tot nieuwe protestbewegingen zullen leiden. In tegenstelling tot wat sommigen denken, handelt China niet om Cuba of Latijns-Amerika te helpen of te bevoordelen door bijvoorbeeld de productieve ‘diversificatie’ van de regio te bevorderen, maar integendeel in het belang van het Chinese kapitaal. Dit zal de ketens van afhankelijkheid versterken die gebaseerd zijn op een model dat gericht is op de productie van grondstoffen en toerisme zonder alternatieven voor productieve ontwikkeling. Dit zal Cuba en Latijns-Amerika alleen maar veroordelen tot nieuwe ontberingen als gevolg van onderontwikkeling.

    Vrijheid voor Frank García Hernández en andere politieke gevangenen

    De betogingen van 11 juli zijn in deze zin dus niet “tegen het socialisme”, zoals de imperialistische media ze graag voorstellen, laat staan “contrarevolutionair”, zoals Diaz-Canel ze omschreef. Het protest geeft integendeel uiting aan een oprecht ongenoegen over een economische en gezondheidscrisis die nog verergerd is door de kapitalistische contrahervormingen van de afgelopen jaren. Die hebben op het Caribische eiland een ‘perfecte storm’ veroorzaakt. Het protest werd brutaal onderdrukt door de politie. Communistische militanten en andere linkse activisten werden gevangen genomen, zoals Frank García Hernández, die op de middag van 11 juli werd gearresteerd en op maandagmiddag 12 juli onder huisarrest werd vrijgelaten.

    Wij eisen de vrijlating van Frank García Hernández en andere politieke gevangenen op het eiland. Wij steunen de strijd van de Cubaanse arbeiders en het Cubaanse volk voor hun legitieme eisen en wij roepen op tot de versterking van de strijd tegen het imperialisme en het kapitalisme door de opbouw van een socialistisch en links alternatief dat zowel strijdt tegen imperialistische manoeuvres tegen Cuba als tegen de herinvoering van het kapitalisme op het eiland.

    Een socialistisch alternatief voor Cuba en Latijns-Amerika

    Het is belangrijk op te merken dat het socialisme in Cuba nooit is verwezenlijkt. Dit ondanks de pogingen van het imperialisme om de vermeende “mislukking van het socialisme” aan te tonen, in een context van duidelijke politieke onrust in de wereld, en de pogingen van het Cubaanse regime om zijn verworvenheden als socialistisch en communistisch voor te stellen. In Cuba heeft de revolutie van 1959 het kapitalisme op het eiland omvergeworpen en een staat gevestigd die gebaseerd is op de historische verworvenheden van het onderdrukte volk op het eiland. Dit heeft terecht miljoenen mensen in Latijns-Amerika en de rest van de wereld geïnspireerd. De verworvenheden waren erg belangrijk, maar bleven beperkt en zijn vandaag steeds meer bedreigd. De huidige crisis vergroot de dreiging die het gevolg is van jaren van isolement.

    Dit inzicht is van cruciaal belang voor de noodzakelijke strijd voor de verdediging van de verworvenheden van de Cubaanse werkende klasse tegenover het imperialistische offensief, en tegen het verraad van het Cubaanse regime en zijn pro-kapitalistische hervormingen. Jarenlang is het isolement van de Cubaanse revolutie het grote probleem geweest van de situatie op het eiland ten opzichte van de economische blokkade. De huidige situatie is niet begonnen met de tegenhervormingen naar het Chinese model van ‘marktsocialisme’, maar deze hebben de situatie wel verergerd.

    Bovendien komt dit op een moment dat het imperialisme een platform nodig heeft om een tegenoffensief te lanceren, niet alleen op Cuba maar tegen de linkse verschuiving in heel Latijns-Amerika. Er bestaat een reëel risico dat deze betogingen door het imperialisme en de Cubaanse rechtervleugel zullen worden geïnstrumentaliseerd.

    Het is daarom van belang dat de betogers uit de werkende klasse een politiek programma ontwikkelen waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen eisen die in het belang zijn van de arbeidersklasse en de armen en de parasitaire pogingen van het imperialisme om de ontevredenheid te gebruiken om zijn eigen doelen te bevorderen. Als eerste stap moeten de eisen onder meer betrekking hebben op het aanpakken van inflatie en voedseltekorten door de prijzen en het distributiesysteem onder controle te stellen van gekozen comités van de arbeidersklasse, het versterken van het gezondheidszorgsysteem met vaccinaties voor iedereen en het opzetten van een campagne van internationale solidariteit van de arbeidersklasse gericht op het doorbreken van de Amerikaanse sancties. De protesten moeten worden georganiseerd door democratisch gekozen comités die zijn samengesteld uit de arbeiders en de armen.

    Natuurlijk heeft de regering-Díaz-Canel in antwoord op de protesten haar aanhangers opgeroepen om de revolutie te verdedigen, en de revolutie moet effectief verdedigd worden. De arbeidersklasse in actie moet de verworvenheden van de revolutie verdedigen, de heersende elite heeft daarentegen vooral oog voor de eigen macht en privileges, en natuurlijk haar nieuwe economische beleid gebaseerd op liberaliseringen en privatiseringen, wat niet in het belang van de massa’s is.

    Om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen, moet er niet alleen een eind worden gemaakt aan privatisering en liberalisering, maar moet op elk niveau arbeidersdemocratie worden ingevoerd, en moet de revolutie zich uitbreiden naar andere landen om een eind te maken aan de kapitalistische uitbuiting en de imperialistische blokkades. Dit vereist dat er een einde komt aan de heerschappij van de bureaucratie die het regime beheerst.

    De verdediging van de Cubaanse revolutie en haar verworvenheden kan alleen de taak zijn van de massa’s, in Cuba en in de wereld. De massa’s moeten zich democratisch organiseren in vergaderingen op de werkvloer, in de wijken, op de scholen, enz. Het is daar dat de te volgen weg besproken moet worden, niet alleen om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen, maar concreet hoe deze uit te breiden en de economische en politieke situatie in het land te verbeteren. Dit zou een proces van werkelijke democratisering van de werkende klasse vereisen, wat de propaganda van de kapitalistische ‘democratieën’ meteen van antwoord zou dienen.

    Het alternatief voor de Cubaanse arbeiders is de verdieping van het revolutionaire proces op het eiland en de uitbreiding ervan naar andere delen van het continent en de wereld. Dit is alleen mogelijk door de opbouw van een politiek alternatief voor de arbeiders, een democratisch en strijdbaar alternatief dat vecht tegen de blokkade en het imperialistische offensief en tegen de capitulatie van de bureaucratie en de kapitalistische restauratie die zij leidt. Een internationalistisch alternatief dat de taak op zich neemt de revolutie te verdedigen tegen het imperialisme en de kapitalistische restauratie, niet alleen op het eiland maar in de hele wereld. Dat is wat wij met International Socialist Alternative willen opbouwen, om de anti-imperialistische strijd op het continent en de strijd voor een socialistische federatie in Latijns-Amerika te bevorderen.

     

    Wij zeggen:

    • Nee tegen het beleid van het regime ten gunste van de markt en de herinvoering van het kapitalisme. Voor controle van de arbeiders over productie, prijzen en distributie.
    • Weg met de imperialistische interventie. Weg met de blokkade.
    • Voor de onmiddellijke vrijlating van gevangen arbeiders en socialistische en communistische activisten.
    • Verdedig de historische verworvenheden van de Cubaanse revolutie en ga voorwaarts in een werkelijk socialistische richting!
    • Radicale democratie van onderaf, ter vervanging van de heerschappij van de bureaucratie: voor een echte arbeidersdemocratie
    • Verenig de anti-imperialistische strijd en de strijd voor een alternatieve socialistische democratie – voor een socialistische federatie van Latijns-Amerika.
  • 50 jaar geleden. Che Guevara vermoord: symbool van strijd

    Afbeelding: Wikipedia

    Vijftig jaar geleden, op 9 oktober 1967, werd de Argentijnse revolutionair Ernesto ‘Che’ Guevara vermoord. Hij is vooral bekend omwille van zijn rol in de Cubaanse Revolutie en blijft tot op vandaag één van de belangrijkste en meest inspirerende figuren in de geschiedenis van de revolutionaire linkerzijde. Zijn onverzettelijkheid en onwrikbaar geloof in de mogelijkheid en noodzaak van een socialistische omvorming van de maatschappij vormden ongetwijfeld zijn grootste politieke sterkte. De weg naar een socialistische samenleving was voor Che een discussiepunt waar hij zijn hele leven mee bezig was. De onduidelijkheid op dat vlak vormde wellicht zijn grootste politieke zwakte. Welke lessen kunnen we vandaag trekken uit zijn strijd?

    Dossier door Jarmo (Antwerpen)

    Symbool van strijd

    Vijftig jaar na zijn dood blijft Che Guevara de gemoederen beroeren. Niet enkel in Latijns-Amerika, maar ook hier in Europa en elders in de wereld, kom je zijn gezicht nog steeds tegen op allerhande betogingen en acties. Jongeren die voor het eerst met strijd in aanraking komen, dragen T-shirts met zijn afbeelding erop. De Cubaanse Revolutie waarin hij een rol van onschatbare waarde speelde, is nog steeds een inspirerende historische gebeurtenis voor velen ter linkerzijde. Zijn gewelddadige dood in Bolivia heeft van hem een revolutionaire legende gemaakt, zeker nu het kapitalisme zich opnieuw in een doodlopend straatje bevindt en de roep naar een alternatief op dit systeem wereldwijd steeds luider klinkt.

    Che Guevara werd een politiek activist nadat hij twee rondreizen door Latijns-Amerika had gemaakt. De armoede en uitzichtloosheid waarmee hij tijdens die reizen geconfronteerd werd, maakten hem vatbaar voor revolutionair socialisme. Vanuit zijn middenklasse-achtergrond en met een opleiding geneeskunde achter de rug, had hij makkelijk een veel comfortabeler leven kunnen leiden. Toch koos hij ervoor zijn achtergrond achter zich te laten en zijn leven volledig te wijden aan de strijd tegen kapitalisme en imperialisme. Dat draagt ongetwijfeld bij tot zijn legendarische status.

    Maatschappijverandering

    Che Guevara ging op zoek naar manieren om de samenleving te veranderen. Zijn vertrouwen in de verschillende Latijns-Amerikaanse communistische partijen was echter diep geschonden. Hij verweet hen conservatief en orthodox te zijn.

    De ervaringen in Guatemala hadden eveneens een diepe impact op Che’s politieke ontwikkeling. Daar was een populaire regering aan de macht gekomen onder leiding van Jacobo Arbenz. Die voerde een aantal maatregelen door die rechtstreeks ingingen tegen de belangen van het Amerikaans imperialisme. Er was een beperkte landhervorming en zelfs een nationalisering van de United Fruit Company, één van de belangrijkste multinationals uit de VS in Latijns-Amerika.

    Maar – net zoals in Chili 20 jaar later en in Venezuela vandaag – werd er niet met het kapitalisme en het grootgrondbezit gebroken. Dat gaf de reactie de tijd en de mogelijkheid om zich te organiseren en geduldig haar moment af te wachten. Met steun van de CIA werd een staatsgreep gepleegd waarna alle hervormingen werden teruggedraaid. Arbenz weigerde aanvankelijk zijn bevolking te bewapenen tegen de reactie en steunde onterecht op de loyauteit van de legerleiding aan de democratische grondwet.

    Die houding komt voort uit een visie die stelt dat de arbeidersklasse de macht nog niet kan nemen als de belangrijkste burgerlijke hervormingen nog niet doorgevoerd zijn. Eerst zou er dus een fase moeten komen waarin de ‘progressieve’ burgerij de macht in handen heeft, vooraleer er over socialisme gesproken kan worden. Deze theorie heeft in de geschiedenis al vaker tot rampzalige gevolgen geleid, zeker in een periode waarin het kapitalisme in verval is en nationale burgerijen niet in staat zijn ook maar de minste progressieve hervorming door te voeren.

    De Cubaanse Revolutie

    Het bracht Che Guevara ertoe om zich aan te sluiten bij de 26 Juli-beweging van Fidel Castro. Dat was een militie die de gehate dictator Batista via guerrilla-oorlog van de macht wou verdrijven. Het was aanvankelijk een nationaal-burgerlijke groep, die landhervormingen wou doorvoeren en een dam wou opwerpen tegen de invloed van het Amerikaans imperialisme. Cuba was immers al lang een speeltuin van dat imperialisme geworden, met casino’s en bordelen die het straatbeeld domineerden terwijl de Cubaanse bevolking honger leed. Maar Che Guevara was wel al socialist. Hij speelde een levensbelangrijke rol in het verderzetten van de Cubaanse Revolutie de eerste jaren na de machtsovername. Ook het feit dat er met de Sovjet-Unie een reëel bestaand alternatief op het kapitalisme was en de boycot-politiek van de Verenigde Staten droegen daartoe bij. Het leidde ertoe dat er in Cuba wel een fundamentele breuk met het kapitalisme kwam en een geplande economie werd geïnstalleerd. Dat zorgde in sneltempo voor een enorme alfabetisering van het eiland, een sterk uitgebouwd openbaar gezondheidssysteem, grote investeringen in onderwijs en een stijging van de levensstandaard tot 75 jaar. Dat zijn verwezenlijkingen die enkel door een geplande economie tot stand gebracht kunnen worden.

    Anderzijds was het bestuur van Cuba van bij het begin bureaucratisch georganiseerd, met weinig tot geen democratische rechten en al helemaal geen democratisch beheer van de economie en de samenleving. Dat heeft te maken met de manier waarop de revolutie is gevoerd; die elementen waren bij het begin van het revolutionair proces al aanwezig. In Cuba werd de macht niet door de georganiseerde arbeidersbeweging gegrepen, maar wel door een kleine groep guerilla-revolutionairen.

    Onder andere door de agressieve reactie door de Cubaanse kapitalisten en het imperialisme en door het bestaan van de Sovjet-Unie, werd overgegaan tot socialistische maatregelen, maar het democratische aspect ontbrak. De regering werd samengesteld uit ministers die ex-guerillero’s waren. De werkende bevolking werd amper tot niet in het revolutionair proces betrokken, hoewel hun steun aan de revolutie een onmisbaar element was in het slagen van de revolutie.

    Che Guevara was een groot tegenstander van die bureaucratische structuur. Na een bezoek achter het IJzeren Gordijn schold hij de lokale bureaucraten daar uit voor ‘paardenstront’. Het leidde ertoe dat hij zich afwendde van het Cubaanse regime en zijn revolutionaire activiteiten elders verderzette. Dat deed hij onder meer in Congo en Bolivia, waar hij uiteindelijk door de CIA vermoord werd.

    Bij zijn dood werd in Che Guevara’s rugzak een boek van Trotski gevonden. Dat is niet toevallig, kort na zijn bezoek aan de Sovjet-Unie en zijn teleurstelling in het bureaucratische karakter van de Cubaanse regering. Wellicht was hij nog steeds op zoek naar manieren om zijn politieke ontwikkeling verder te verfijnen. Een goed begrip van het revolutionaire proces zou er ongetwijfeld toe geleid hebben dat hij had ingezien dat de arbeidersklasse de drijvende kracht achter socialistische revolutie is.

    1917: de arbeidersklasse grijpt de macht

    De arbeidersklasse heeft door haar economische positie en haar georganiseerd karakter de sleutel in handen om het kapitalisme omver te werpen. Dat was in 1917 al aangetoond door de bolsjewistische revolutie.

    In Rusland werd het revolutionaire proces wel door de georganiseerde arbeidersklasse gevoerd, met de bolsjewieken aan haar hoofd. De bolsjewistische partij begreep dit aspect uitstekend. De geplande economie die na 1917 in Rusland werd gevestigd, had daardoor ook een ander karakter dan die in Cuba. Doorheen het proces hadden de arbeiders zich al georganiseerd in sovjets, democratische controle-organen die het beheer van de samenleving na de revolutie op zich namen. Dat zorgde ervoor dat er geen bureaucratische structuur was en de macht werd overgedragen aan de gehele werkende bevolking. Het was pas na de dood van Lenin dat een bureaucratische elite, ontstaan uit de geïsoleerde positie van de socialistische staat en de ontberingen die ermee gepaard gingen, ook in Rusland de macht uit handen van de arbeidersklasse kon nemen, onder leiding van Stalin.

    50 jaar na de dood van Che Guevara en 100 jaar na de Russische Revolutie blijft dit één van de belangrijkste lessen die socialisten uit de geschiedenis moeten trekken. Een democratisch socialistische samenleving moet het werk zijn van de werkende bevolking zelf. In de huidige periode van een zieltogend kapitalisme en een herleving van interesse in socialistische ideeën, is dit een belangrijk aspect dat in elke discussie aanwezig moet zijn. Enkel zo zal de arbeidersklasse erin slagen het kapitalisme voor eens en voor altijd opzij te zetten, en een democratisch socialistische samenleving te installeren.

  • Fidel Castro overleden – een terugblik op zijn leven

    fidel-wikipediaRaul Castro maakte bekend dat zijn broer, de Cubaanse revolutionair Fidel, is overleden. Fidel Castro werd 90 jaar en kende een bewogen leven. Voor velen is hij samen met Che Guevara een symbool voor strijd. Zeker na de val van de Berlijnse Muur op een ogenblik van ideologisch offensief door het neoliberalisme werd naar Cuba gekeken als een voorbeeld dat het ook anders kon. Nochtans waren er steeds beperkingen aan het Cubaanse stelsel. We blikken terug op het leven van Castro aan de hand van een recensie die in 2008 verscheen van het boek ‘Mijn leven’.

    [divider]

    Dossier door Tony Saunois uit 2008

    De publicatie van “Mijn leven – Fidel Castro” kwam op een goed moment, enkele maanden later nam Castro immers ontslag als president. Het boek is gebaseerd op meer dan 100 uur interviews en antwoorden van Castro aan de Franse schrijver, journalist van Le Monde Diplomatique en mede-oprichter van Attac, Ignacio Ramonet. Het boek brengt heel wat interessante informatie over de Cubaanse revolutie en wereldgebeurtenissen sindsdien. Het boek biedt ook een kijk op de politieke methode en standpunten van Fidel Castro.

    Castro stelt terecht dat de indrukwekkende sociale verworvenheden op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs het resultaat zijn van de revolutie in 1959/60. “De levensverwachting van de Cubaanse burgers is nu bijna 18 jaar hoger dan in 1959, toen de revolutie aan de macht kwam. Cuba heeft een kindersterftegraad van minder dan 6 per 1.000 kinderen tijdens hun eerste levensjaar, daarmee komt het nipt na Canada. We hadden slechts de helft van de tijd nodig dat Zweden en Japan nodig hadden om hun levensverwachting op te trekken van 70 tot 80, we zitten nu op 77,5.”

    Castro maakt duidelijk dat de levensverwachting in 1959 slechts 60 jaar was. Na de revolutie trokken zowat de helft van de dokters uit het land weg. Maar voor iedere dokter die toen bleef, zijn er vandaag 15 dokters.

    Het gratis onderwijs staat open voor al wie geen job heeft. Op dit ogenblik zijn er 90.000 studenten die geneeskunde studeren of een ander aspect van de gezondheidszorg. Dat allemaal is mogelijk ondanks het economisch embargo dat wordt opgelegd door het VS-imperialisme sinds 1960 en ondanks de economische achteruitgang na de val van de voormalige Sovjetunie begin jaren 1990 en het daarbij horende verlies aan economische steun vanuit het Oostblok.

    Deze en andere belangrijke verworvenheden die Castro aanhaalt, geven een beperkt beeld van wat mogelijk zou zijn met een socialistische planeconomie dat onder democratische arbeiderscontrole en –beheer staat. Een andere indicatie van de mogelijkheden blijkt uit het buitenlands beleid van Cuba. Het land heeft 30.000 dokters in meer dan 40 landen. Daarnaast stuurde het ook tienduizenden “internationale vrijwilligers” vanaf 1975 naar Angola en Namibië. In Angola gingen 36.000 troepen de strijd aan met het leger van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en bezorgden dat leger haar eerste militaire nederlaag ooit. Gedurende 15 jaar trokken meer dan “300.000 internationalistische strijders” naar Angola. Deze strijd speelde een belangrijke rol in het uiteindelijke neerhalen van het apartheidsregime. Cuba was, volgens Castro, “Het enige niet-Afrikaanse land dat meevocht en bloed verloor voor Afrika en tegen het verschrikkelijke apartheidsregime.”

    Vijandigheid van het VS-imperialisme

    De Cubaanse revolutie leidde onmiddellijk tot tegenkanting van het VS-imperialisme dat meermaals probeerde om het regime omver te werpen. Na het ontslag van Castro hoopten het VS-imperialisme en haar vertegenwoordigers dat dit ook het einde zou betekenen van het Cubaanse regime met een ineenstorting van de planeconomie. Dat zou hen helpen om het socialisme op zich te discrediteren.

    De interventie van het VS-imperialisme aan de Varkensbaai in 1962 is wellicht de meest gekende poging om de revolutie te bestrijden. Dit volgde op de aankondiging van Castro dat de revolutie socialistisch was.

    Castro brengt een lijst van andere aanvallen door emigranten met Amerikaanse steun, de veiligheidsdiensten van de VS en andere reactionaire contra-revolutionairen. “In 1971, onder Nixon, werd de varkenspest in Cuba binnengebracht in een container.” In 1981 werd het knokkelkoorts virus binnengebracht wat leidde tot 158 doden, waaronder 101 kinderen. Volgens Castro “gaf een leider van de terroristische groep Omega 7 in 1984 in Florida toe dat zij het dodelijke virus in Cuba hadden binnen gebracht met de bedoeling om zoveel mogelijk slachtoffers te maken.” Er waren meer dan 600 pogingen om Castro te vermoorden.

    De sociale verworvenheden van de revolutie en de tegenkantingen van het VS-imperialisme worden aangetoond in het boek over Castro. Deze elementen geven aan waarom Cuba zoveel sympathie opwekt onder arbeiders en jongeren, zeker in Latijns-Amerika. We zien vandaag hetzelfde met Venezuela, ook al blijft dat beperkter onder emer omdat de revolutie daar niet verder gaat en het kapitalisme (nog) niet omver heeft geworpen. Zowel Cuba als Venezuela worden gezien als de enige regimes die bereid zijn om in te gaan tegen het neoliberale kapitalisme van de jaren 1990 en 2000. Cuba kreeg heel wat steun als het enige linkse regime dat bereid is om in te gaan tegen de kolos van wat Castro (en Chavez) terecht omschrijven als het “imperium” van het VS-imperialisme.

    De val van de Sovjetunie

    Castro’s antwoorden op een aantal kwesties, vooral over de periode van de jaren 1990 en de val van de voormalige Sovjetunie, geven aan dat hij bijzonder goed op de hoogte was van wat er allemaal gebeurde in de wereld. Het maakt duidelijk dat Castro na de catastrofale ervaringen van het kapitalistisch herstel in de vroegere Sovjetunie, zich verzette tegen een gelijkaardige ontwikkeling in Cuba. Het feit dat Cuba in staat was om te overleven zonder te breken met de geplande economie en zonder het kapitalisme te herstellen, is een uitdrukking van de sociale steun voor de revolutie. Recent kreeg het wel makkelijker toegang tot goedkope Venezolaanse olie. Het regime kreeg ook meer steun toen het geconfronteerd werd met het agressieve beleid van het VS-imperialisme.

    Castro brengt een opvallend beeld van de rol van Felipe González (de voormalige leider van de Spaanse Socialistische Partij, PSOE) in het overtuigen van de vroegere Sovjetleider Gorbatsjov in het steunen van een beleid van kapitalistisch herstel. Dat herstel kwam er toen de heersende bureaucratie volledig overstapte naar het kapitalisme. González probeerde samen met anderen, waaronder Manuel Fraga (een voormalige minister onder het fascistische regime van Franco en president van Galicië), Castro te overtuigen dezelfde weg uit te gaan in Cuba. “Fraga was één van de mensen die samen met González en anderen… deel uitmaakte van een groep die erop aandrong om me economisch advies te geven toen de Sovjetunie ineenstortte. Hij nam me mee naar een erg elegant restaurant en probeerde me ook een aantal formules aan te bieden. “De formule voor Cuba vind je in de formule van Nicaragua”, zei hij, “En dat is alles beperken tot woorden…”

    Castro ging niet in op dit advies. Hij stelde dat de voorgestelde formule in Nicaragua net had geleid tot een “bodemloos vat van corruptie, diefstal, ontbering,… verschrikkelijk… ze wilden me de Russische formule laten volgen, de weg dat Felipe en zijn elitaire adviseurs Gorbatsjov hadden aangeraden… en er blijft niets over. Al diegenen die toen adviseerden om het neoliberalisme nauwgezet te volgen – met privatiseringen, strikte toepassing van IMF-regels – hebben veel landen en hun inwoners naar de afgrond geleid.”

    Alleen kunnen we ons wel de vraag stellen waarom Castro zich niet verzette toen een gelijkaardig advies werd gegeven aan Tomas Borge en andere Sandinistische leiders in Nicaragua in de jaren 1980, nog voor hun nederlaag.

    Ineenstorting van de “globalisering” en de rol van de arbeidersklasse

    In de jaren 1990 stond Cuba geïsoleerd tegenover een internationale golf van neoliberalisme. Castro legt uit wat zijn houding was in deze periode. Dat komt in essentie neer op een poging om tijd te winnen. Die houding was verbonden met het perspectief dat de globalisering zou ineenstorten. Castro stelde dat dit zou leiden tot “een situatie die nog kritieker is dan in 1929.” Het moderne kapitalisme is volgens hem zodanig gemonopoliseerd dat er “vandaag geen kapitalisme is, er is geen concurrentie. Vandaag hebben we in alle grote sectoren monopolies.”

    Met zo’n 500 wereldwijde bedrijven die 80% van de wereldeconomie controleren, is er inderdaad een sterke concentratie. Over de actuele situatie stelde Castro in het boek: “Het gaat niet langer om een crisis die beperkt is tot Zuidoost-Azië, zoals in 1997, maar om een wereldwijde crisis bovenop de oorlog in Irak, de gevolgen van de grote particuliere schuldenberg, de groeiende afvalberg en de bijhorende energiekosten… naast de tekorten bij de belangrijkste economische en militaire macht op de planeet.” Castro besluit dat dit systeem geen enkel antwoord biedt: “De wereld wordt in een doodlopend straatje gestuurd.”

    Dat is correct, maar welke sociale klasse is in staat om dit systeem te bestrijden en te bouwen aan een echt democratisch socialistisch alternatief? In dit boek maakt Castro duidelijk dat hij niet begrijpt welke klasse op welke manier in staat is om het kapitalisme te verslagen en te bouwen aan een socialistische samenleving. Doorheen het volledige boek is er geen verwijzing naar de arbeidersklasse en de centrale rol die deze klasse inneemt in de socialistische revolutie. Zelfs als hij het over de belangrijke staking van 10 miljoen arbeiders in Frankrijk in 1968 heeft, blijft Castro spreken over een “opstand van het volk” waartegen De Gaulle probeerde troepen te verzamelen in Duitsland.

    De afwezigheid van een verwijzing naar de arbeidersklasse zegt veel over de houding van Castro tegenover de Cubaanse revolutie en meer algemeen over het karakter van de socialistische revolutie. Voor Castro speelt de arbeidersklasse niet de centrale rol. Zelf legt hij de Cubaanse revolutie als volgt uit: “Voor ons was de guerrilla het vuur aan het lont van een ander proces dat als doel had om op revolutionaire wijze de macht over te nemen. Dat kende haar hoogtepunt bij een revolutionaire algemene staking en een algemene opstand van de bevolking.”

    Hij houdt het dus bij een guerrillastrijd die gesteund werd door de massa’s, maar waarin de arbeidersklasse een helpende rol speelde in plaats van een leidende rol. Met het CWI hebben we meermaals gesteld dat de guerrilla in Cuba enkel succesvol was omwille van een reeks historische en subjectieve factoren op het ogenblik dat de guerrilla naar de steden trok en de massa’s daar op straat kwamen.

    Uit het boek “Mijn leven” blijkt een verschillende kijk op de revolutie tussen wat de 23 juli beweging stelde en hoe Castro het zelf ziet. Castro geeft de indruk dat hij van bij het begin duidelijke “socialistische” doelstellingen had vooropgesteld. Zoals we eerder al hebben gesteld, ook in artikels ten tijde van de Cubaanse revolutie, was dat volgens ons niet het geval. De leiders van de beweging hadden als doel om de dictatuur van Batista omver te werpen en een “modern democratisch Cuba” op te zetten. Che Guevara deelde niet het standpunt van de meeste andere leiders van de beweging. Als reactie op het embargo van het VS-imperialisme en de druk van de massa’s, werden de leiders in een meer radicale richting geduwd. Dat leidde uiteindelijk tot een breuk met het kapitalisme.

    De processen die plaatsvonden in de Cubaanse revolutie leidden niet alleen tot het omverwerpen van het oude regime, maar ze lagen mee aan de basis van de aard van het regime dat in de plaats kwam. De arbeidersklasse steunde de revolutie maar leidde deze niet op een bewuste wijze zoals de arbeiders in de Russische Revolutie van 1917.

    Het Cubaanse regime

    Het kapitalisme werd in Cuba omvergeworpen na een reeks over-en-weer verwijten en maatregelen tussen de nieuwe Cubaanse regering en het VS-imperialisme. Dit betekende een stap vooruit, maar het leidde niet tot de vestiging van een echte arbeiders- en boerendemocratie, zoals in Rusland in 1917. Het leidde tot een bureaucratisch regime (met aanvankelijk wel elementen van arbeiderscontrole die doorheen de jaren wel grotendeels verdwenen zijn) dat een genationaliseerde planeconomie leidt.

    Deze karakterisering van de staat wordt wellicht onopzettelijk ook aangehaald door Ignacio Ramonet in de inleiding op het boek. Daarin schrijft Ramonet: “Als hij [Fidel Castro] er is, weerklinkt maar één stem. Hij neemt alle beslissingen, zowel belangrijke als onbelangrijke. Hij geeft op een respectvolle wijze advies aan de politieke autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de partij en voor de regering, hij is erg professioneel in het proces van beslissingen nemen, maar het is wel Fidel die uiteindelijk beslist.”

    Castro maakt in het boek duidelijk hoe aspecten van de staat functioneerden tijdens kritieke momenten. Hij onthult dat de beslissing om de legerleider Arnoldo Ochoa te executeren (wegens vermeende drugshandel) er kwam als “een unanieme beslissing van de staatsraad, dat 31 leden telt. Deze raad is doorheen de tijd een belangrijke rechter geworden en het is belangrijk om ervoor te strijden dat alle beslissingen in consensus worden genomen.”

    Het feit dat deze beslissing zonder enige tegenstem werd genomen, zegt veel over de aard van dit orgaan en de invloed van Castro. Gelet op de enorme controverse rond de zaak van Arnoldo Ochoa is dit namelijk erg opvallend.

    Castro verdedigt ook het idee van een éénpartijstaat: “Hoe had ons land overeind kunnen blijven indien het opgedeeld was in tien onderdelen?”. Hij ontloopt de kwestie door een aanval te lanceren op de corruptie en de manipulatie in de westerse media en het ondemocratisch karakter ervan. Dat is echter een andere kwestie dan de rechten van arbeiders, jongeren en intellectuelen om hun eigen politieke partijen te vormen, ook bijvoorbeeld trotskistische partijen, die deelnemen aan verkiezingen in een arbeiders- en boerendemocratie.

    Een echte arbeidersdemocratie zou ervoor zorgen dat alle vertegenwoordigers democratisch verkozen worden en bovendien permanent afzetbaar zijn door diegenen die hen hebben verkozen. Vertegenwoordigers zouden niet meer verdienen dat het gemiddeld loon van een geschoolde arbeider en er zou volledige vrijheid zijn om standpunten en kritieken te uiten. Zo’n regime zou, zeker na 50 jaar aan de macht geweest te zijn, niets moeten vrezen van de arbeiders, jongeren en intellectuelen die hun eigen organisaties opzetten om de geplande economie te verdedigen of als ze zich organiseren zonder zich op geweld te beroepen in hun oppositie.

    Dit betekent echter niet dat Cuba onder Castro dezelfde excessen kende als Rusland onder Stalin toen er grote valse processen waren, zuiveringsoperaties, een onwaarschijnlijke personencultus rond Stalin,… Er zijn vandaag in Cuba geen portretten of straten die naar Castro genoemd zijn. Er is geen bewijs van martelpraktijken die door de overheid zouden worden gebruikt. Maar dat betekent niet dat er geen bureaucratie bestaat en dat er geen element van corruptie en privileges zou bestaan. Dat bleek recent nog toen de Cubaanse regering toegaf dat 15% van de bevolking 90% van de pesos op bankrekeningen bezit.

    Isolement van Cuba

    Het belangrijkste probleem van Castro in de jaren 1990, na de val van de vroegere Sovjetunie, was ongetwijfeld het isolement van Cuba en dat op een ogenblik dat er beperkingen tot uiting kwamen door het bestaan van een bureaucratie en een gebrek aan echte arbeidersdemocratie. Er kwamen maatregelen zoals het gedeeltelijk openen van de economie en toelaten van dollars. Die maatregelen moesten tijd winnen voor het regime, maar zorgden voor groeiende tegenstellingen. Vooral de beperkte invoering van de dollar versterkte de zwarte markt en de corruptie, bovendien was er een groot verschil tussen wie toegang had tot dollars en wie er geen toegang tot had.

    De kwestie van het isolement van Cuba is verbonden met de nederlaag van de revolutionaire bewegingen in Latijns-Amerika in de jaren 1970/80. Castro trekt geen uitgewerkte conclusies uit de redenen voor die nederlagen. De Sandinisten in Nicaragua slaagden er niet in om de Contras te verslagen, volgens Castro was dit vooral omwille van militaire redenen. Castro: “Nicaragua behaalde haar overwinning twaalf jaar na de dood van Che in Bolivia. Dat betekent dat de objectieve condities in heel wat Latijns-Amerikaanse landen veel beter waren dan deze in Cuba.” Maar de centrale vraag is natuurlijk waarom de Sandinisten dan verloren tegen de contra-revolutie. Castro biedt geen echte verklaring, hij gaat niet in op het falen van de Sandinisten om het kapitalisme omver te werpen. Ze gingen niet verder in het omverwerpen van het systeem omdat er, zeker in 1984, een enorme druk was vanuit de stalinistische bureaucratie in Moskou tegen een dergelijk proces. Cuba, en Castro, steunden de druk van Moskou en er kwam bijvoorbeeld een verbod op Russische MIG legervliegtuigen in Havana om naar de Nicaraguaanse hoofdstad Managua te vertrekken.

    In zijn commentaren op de nederlaag van de voormalige Chileense president Allende in 1973, wijst Castro terecht op de rol van het VS-imperialisme, maar hij trekt geen conclusies over de fouten van de leiders van de socialistische en communistische partijen in Chili die op de rem stonden in de revolutie. Deze nederlagen, naast andere, waren cruciaal voor de verdere ontwikkeling van Latijns-Amerika. Ze versterkten het isolement van Cuba en bijgevolg ook de afhankelijkheid van de Sovjet bureaucratie van die tijd. Het lijkt er zelfs op dat Castro niet echt lessen heeft getrokken uit die nederlagen. Toen Chavez in 2002 in Venezuela werd geconfronteerd met een mislukte poging tot rechtse staatsgreep, riep Castro Chavez op om geen ontslag te nemen. Hij gaf Chavez het advies om “in contact te treden met enkele officiers die een autoriteit hebben bij de gewone soldaten die betrokken zijn bij de staatsgreep en die hen kunnen overtuigen van zijn bereidheid om het land te verlaten, maar niet om ontslag te nemen.”

    Castro stelt dat Allende in Chili geen keuze had en wel zijn leven moest verliezen bij de staatsgreep in 1973. Dat kwam omdat Allende, volgens Castro althans, geen enkele steun meer had in het leger. Dat is niet correct. Grote delen van het leger en de marine in Chili steunden het revolutionaire proces. Er wordt geschat dat Allende ten tijde van de staatsgreep de steun kreeg van zo’n 30% van de militairen. De tragedie bestond eruit dat Allende er niet in slaagde om de arbeiders te bewapenen en te mobiliseren.

    In “Mijn leven” stelt Castro dat hij Chavez in 2002 had geadviseerd dat “onder die omstandigheden een poging om zich tot het volk te richten met het oog op een nationaal verzet zowat geen kans op succes had.” Nochtans zagen we een spontane golf van verzet die Chavez terug aan de macht bracht. Het waren de massa’s die dit realiseerden en opnieuw zien we een voorbeeld van hoe Castro de rol van de massa’s en de arbeiders als leidinggevende kracht in een revolutie niet erkent, maar hen eerder ziet als een hulpmiddel bij guerrilla of bij militaire strategieën.

    Castro biedt in het boek bijwijlen erg scherpe kritieken op de stalinistische sovjetbureaucratie, maar hij biedt er geen alternatieven op. Dat komt eveneens voort uit het gebrek aan een begrip van en een vertrouwen in de arbeidersklasse. De kritieken van Castro op het stalinisme werden hierdoor milder. Hij bleef meermaals zwijgen toen er belangrijke strijdbewegingen waren in verschillende landen.

    Over de “Praagse Lente” van 1968 stelt Castro dat er aanvankelijk steun was voor enkele eisen voor meer democratie en vrije meningsuiting. “Maar de terechte slogans werden steeds meer vervangen door een openlijk reactionair beleid. Hierdoor moesten we – verbitterd en spijtig genoeg – de militaire interventie steunen.” Nochtans was steun voor een kapitalistisch herstel in Tsjecho-Slowakije in 1968 geen centraal idee bij de beweging. Het bewustzijn van de massa’s was er één van strijd voor het “democratiseren van het socialisme”, niet om het kapitalisme ruimte te bieden.

    Ongetwijfeld waren er diplomatische en economische belangen, maar het Cubaanse regime zweeg toen er honderden studenten werden vermoord door de Mexicaanse regering in 1968. Hierover zegt Castro ook nu niets in zijn boek. Door te wijzen op het gevaar voor kapitalistisch herstel in Tsjecho-Slowakije, verwart Castro de processen die plaatsvonden in de jaren 1990 met die in de jaren 1960 en blijft hij de rechtvaardiging voor de interventie die destijds door de Russische stalinisten werd gegeven verdedigen. Castro is duidelijk tegen een kapitalistisch herstel in Cuba nadat hij de gevolgen van zo’n beleid zag in de voormalige Sovjetunie en Oost-Europa. Hij heeft het wellicht bij het rechte eind als hij stelt dat Gorbatsjov (door Castro ooit nochtans omschreven als een “echte revolutionaire socialist”) uiteindelijk een centrale figuur was in het proces van kapitalistisch herstel, ook al was dit aanvankelijk niet zijn bedoeling. Castro stelt nu: “Hij [Gorbatsjov] vond geen oplossingen voor de grote problemen in zijn land.”

    Boris Jeltsin speelde eveneens een belangrijke rol in het proces van kapitalistisch herstel. Hij werd destijds door Castro omschreven als de “uitmuntende partijsecretaris in Moskou met heel wat goede ideeën.” Castro wijst op een aantal problemen waarmee de Sovjetunie werd geconfronteerd: verspilling, corruptie, verkeerd aanpakken van de economie, het falen om het gebruik van moderne computers toe te passen en te ontwikkelen,… Maar Castro slaagt er niet in om een duidelijk antwoord te bieden op het bureaucratische regime en de verspilling. De noodzaak om de stalinistische bureaucratie te verwijderen en te vervangen door een systeem van echte arbeidersdemocratie, wordt niet ingezien door Castro. Zonder een dergelijk antwoord was het echter niet mogelijk om de problemen die hij zelf aanhaalde aan te pakken.

    Heel wat van de elementen uit de Sovjetunie bestaan ook in Cuba. In dit boek onthult Castro een aantal conflicten tussen het Cubaanse regime en de Sovjet-bureaucratie. Castro maakt ook de houding van de Russen duidelijk. Op de vraag of de Cubanen werden geraadpleegd bij de uiteindelijke terugtrekking van alle Sovjettroepen in september 1991 antwoordt hij: “Geraadpleegd? Ze vroegen nooit raad. Tegen die tijd waren ze al aan het uiteenvallen. Ze deden alles zonder raadpleging.”

    Castro maakt duidelijk dat zijn regime soms ook buiten de Sovjet-lijntjes kleurde. Dat blijkt zeker in het hoofdstuk van het boek over de Cubaanse rakettencrisis van 1962. Toen de crisis intenser werd, drong Castro er bij de Russen op aan om zichzelf niet bloot te stellen voor een nucleaire aanval, maar in de plaats daarvan zelf onmiddellijk over te gaan tot een nucleaire aanval indien de VS een direct offensief zouden inzetten tegen Cuba.

    ”Het is mijn mening dat eens er agressie plaatsvindt, de aanvallers niet het voorrecht moeten krijgen om te beslissen wanneer er nucleaire wapens worden ingezet… van het ogenblik dat het imperialisme een aanval inzet tegen Cuba, in Cuba, en dus tegen Sovjettroepen die zich hier bevinden, moet er een antwoord worden geboden op de aanvallers en dit in de vorm van een vernietigende aanval.” Chroetsjov en de Sovjetbureaucratie gingen niet akkoord met dit voorstel.

    Vandaag gaat Castro in tegen zijn vroegere standpunt. Op de vraag of Cuba kernwapens zou willen produceren, stelt hij: “We zouden onszelf vernietigen – kernwapens zijn een goede manier om zelfmoord te plegen.”

    Stalin en Trotski

    Het is opvallend dat Castro heel wat openlijke kritieken brengt op Stalin en tot volgende conclusie komt: “Ongetwijfeld was Trotski de intelligentste van de twee”. Dit betekent echter niet dat Castro de ideeën en methoden van Trotski steunt. Ten onrechte verwerpt Castro de suggestie dat Che op het einde van zijn leven op zoek was naar een alternatief en steeds meer onder invloed begon te staan van Trotski’s werken. Door die stelling te verwerpen gaat Castro in tegen het materiaal dat hierover naar voor werd gebracht door Celia Hart, Jon Lee Anderson en de Mexicaanse schrijver Paco Ignacio Taibo.

    Een opvallend element in het boek “Mijn leven” is de houding van Castro tegenover wereldleiders en sommige pro-kapitalistische leiders van voormalige arbeiderspartijen. Voor marxisten is het geen persoonlijke kwestie als ze ingaan tegen het systeem dat deze leiders verdedigen, ook al brengen we kritiek naar voor op wat deze leiders hebben gedaan. Maar Castro is wel erg kort door de bocht als hij de voormalige VS-president Jimmy Carter omschrijft als een “integer man”. Charles De Gaulle krijgt de eer toegemeten om Frankrijk te hebben gered, net als “haar tradities, haar nationale trots.” Een minister uit Franco’s fascistische regering in Spanje is volgens Castro een “intelligente en snuggere Galiciër”. President Lula uit Brazilië wordt geprezen als een vastberaden strijder voor de “arbeidsrechten en de linkerzijde, en een vriend van ons volk”. Castro stelt dat de “hervormingen die Lula doorvoert erg positief” zijn. Nochtans waren de meeste hervormingen van Lula eigenlijk neoliberale aanvallen op de arbeidersklasse.

    Voor de toekomst van Cuba is Castro vastberaden dat de revolutie zal standhouden zonder een bedreiging van kapitalistisch herstel. Ondanks het feit dat er nog een sterke aantrekkingskracht uitgaat van de revolutie en er bovendien een brede steun is voor de verworvenheden van de revolutie, blijft het gevaar voor kapitalistisch herstel bestaan. Sinds de publicatie van “Mijn leven” heeft Castro ontslag genomen. Raul, zijn broer, en andere machtige delen van de Cubaanse bureaucratie zijn bereid om de economie in Cuba meer te openen voor de markt. Als Fidel Castro die bedreiging ziet, wil hij uiteraard niet eenzelfde rol spelen als Gorbatsjov of Jeltsin.

    De publicatie van “Mijn leven” biedt een interessant beeld op Castro: zijn rol en zijn methode. Het is bovendien nodig om lessen te trekken uit de ervaringen waarop Castro terugkomt. Het toont de noodzaak aan van een echte arbeidersdemocratie en socialisme.

     

  • Het bezoek van Obama aan Cuba – reactie door een Cubaanse socialist

    Cuba ObamaHet bezoek van de Amerikaanse president Obama aan Cuba was het voorwerp van heel wat analyses en interpretaties. Hierbij mijn standpunt dat afwijkt van wat doorgaans naar voor kwam.

    Reactie door Rogelio Manuel Díaz Moreno, socialistische activist in Havana (Cuba)

    Het bezoek van Obama moet gezien worden in de context van het proces van “normalisering” van de relaties tussen Cuba en de VS. Zoals geweten, begonnen de presidenten van beide landen op 17 december 2014 een proces van ‘ontdooien’ van de bilaterale relaties. Het Witte Huis kondigde een reeks maatregelen aan om het embargo tegen Cuba deels af te zwakken. Er kwam kritiek op Havana omdat het geen gelijkaardige maatregelen nam, maar Cuba nam nooit een gelijkaardig embargo als dat van de VS aan. Wel kwamen er beleidswijzigingen op andere domeinen in Cuba.

    Het bezoek van Obama was vooral een mediaspektakel, zowel op politiek, ideologisch, cultureel en zelfs op sportief vlak. Velen namen bewust deel aan dit spektakel dat een impact in de hele samenleving had, zowel aan de top als onder de gewone mensen.

    Om te begrijpen wat er gebeurt, moeten we een element van het beruchte embargo begrijpen dat vaak niet erkend wordt. Met name het feit dat het embargo van de VS in zekere zin ‘antikapitalistisch’ was, het vormde een obstakel voor een kapitalistische ontwikkeling.

    In het tijdperk van de Sovjet-Unie, toen Cuba stelde dat buitenlandse aanwezigheid en de dollar slecht waren, liet dit element van de blokkade zich niet voelen. Na de val van de Sovjet-Unie is er veel veranderd. Zo begonnen Europese en Chinese kapitalisten zich in te kopen in Cuba en was de regering erop uit om dingen te verkopen.

    Met de opeenvolgende economische crisissen van de voorbije decennia, begonnen steeds meer Amerikaanse kapitalisten hongerig uit te kijken naar die markt aan hun voordeur. Een markt met 11 miljoen inwoners, opgeleide arbeidskrachten, natuurlijke rijkdommen en een gunstige geografische ligging. Dit alles is erg aantrekkelijk voor het kapitaal. Zelfs mensen als Donald Trump en Jorge Mas Santos zijn pragmatisch genoeg om in Cuba te willen investeren. Ideologische verschillen die benadrukt worden door het embargo werden steeds meer gezien als een obstakel voor mogelijke handelsvoordelen.

    Het bestaan van een eenpartijregime in Cuba is voor Amerikaanse investeerders geen probleem. De ervaringen met China tonen aan dat dit zelfs een voordeel kan zijn. Het maakt sociale controle makkelijker en hierdoor de winsten veiliger. De bevolking herinnert zich immers weinig van de rebelse en democratische tradities en strijdbewegingen.

    De grootste tegenstanders van het embargo in Washington wonnen de afgelopen periode terrein. Het gaat onder meer om exportbedrijven in de agro-industrie. Groepen zoals de Cubaanse Amerikanen voor Samenwerking speelden daarop in en probeerden alle gemiste kansen te belichten.

    Een aantal buitenlandse kapitalisten werden na de val van de Sovjet-Unie niet langer als ‘slecht’ gezien in Cuba. De “hervormingen” wonnen aan tempo, met ups en downs maar een algemene tendens in de richting van liberalisering. Er werden contracten van 100 jaar onderhandeld met toegang tot natuurlijke grondstoffen, belastingverlagingen en het recht om werkenden in te zetten die slechts beperkte rechten genieten. Deze akkoorden stapelden zich op en de enige kapitalisten die er geen gebruik van konden maken waren die uit de VS. Zij botsten op het beleid van de eigen regering.

    Een beleid dat al 50 jaar bestaat, verander je niet zo eenvoudig, zeker niet nadat dit beleid velen materiële en electorale voordelen heeft opgeleverd doorheen de jaren. De huidige Amerikaanse regering moest traag maar vastberaden werken aan de verandering. De stappen die gezet worden, liggen volledig in de logica van de kapitalistische markt en gaan gepaard met een retoriek van verandering, modernisering en democratie in Cuba.

    De eersten die toelating kregen om handel te drijven, nog voor Obama president werd, waren de exporteurs van landbouwproducten. Nu willen ook de luchtvaartmaatschappijen uitbreiden om meer “contact tussen de mensen” mogelijk te maken. Er kwamen meer licenties voor vluchten. Andere onderdelen van de transportsector en het toerisme willen eveneens deelnemen aan de nieuwe mogelijkheden, er kwamen licenties voor ferrydiensten en het aantal contracten voor hotels neemt geleidelijk aan toe.

    Maar dit alles is moeilijk te realiseren zolang er beperkingen van de VS zijn over het gebruik van de dollar in Cuba en op invoer vanuit het land. De beperkingen worden dan ook afgebouwd.

    De Cubaanse infrastructuur laat vaak te wensen over, onder meer in de telecommunicatie is dit het geval. Google en andere bedrijven kregen snel licenties om een werking aan de dag te leggen. Aanvankelijk was er een beetje weerstand van Havana. Het monopolie van telecombedrijf Etecsa leidde tot grote winsten en controle over de informatie. Maar uiteindelijk begreep de regering dat er opofferingen nodig zijn om kapitaal aan te trekken.

    Op het vlak van sport werd aangekondigd dat enkele van de strengste beperkingen zullen verdwijnen. De autoriteiten kondigden aan dat de sportsector opengesteld wordt voor de markt. Voorheen was deze gesloten met een retoriek tegen atleten die handelswaar geworden zijn.

    Er is geen ultralinkse paranoia of samenzweringstheorie in deze analyse. We hebben in essentie te maken met de ontmanteling van een “antikapitalistisch” embargobeleid door de kapitalisten die door dit beleid getroffen werden. Als er een metaforisch paard van Troje werd binnengehaald, gebeurde dit op een wel erg openlijke manier en ging het gepaard met een enthousiaste verwelkoming in en buiten Havana. Het Cubaanse regime deed er zelfs alles aan om het Trojaanse paard binnen te halen terwijl tegelijk de retoriek over waardigheid en onafhankelijkheid werd behouden.

    De Amerikaanse kapitalisten die al groen licht kregen van Cuba zullen dit nu ook in de VS krijgen. Ze zullen groen licht krijgen om onze natuurlijke rijkdommen en arbeidskrachten uit te buiten. De Amerikaanse landbouwindustrie kan de onze overspoelen. Chevron en co kunnen de mogelijkheid van fracking onderzoeken. Cubaanse miljonairs zoals Alfonso Fanjul zullen onze suikersector terug in handen kunnen nemen als onderdeel van hun imperium doorheen de Caraïben en Centraal-Amerika.

    De verhoudingen van de Cubaanse bevolking met gelijk welk ander volk ter wereld kan uiteraard enkel maar beter worden als deze gebaseerd zijn op vriendschap en broederlijkheid. Dit moet zeker gepromoot worden. En natuurlijk moeten er ook handelsrelaties zijn met de kapitalistische buitenwereld. Maar het enige socialistische standpunt is dat deze handel, zowel in als buiten het land, in handen van de democratische macht van ons volk moet blijven. Tegelijk moeten we onze bijna vergeten praktijk van solidariteit van onze werkende bevolking met de arbeidersklassen van deze landen, hun werkenden en kleine landbouwers, terug ontdekken en promoten.

  • Dossier. Een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika

    obamacastro [dropcap]D[/dropcap]e historische ontmoeting tussen Barack Obama en Raul Castro, politieke en economische onrust in Venezuela, het stilvallen van de hervormingen in Bolivia en de crisis in Brazilië zijn uitdrukkingen van een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika. Er is ook een hernieuwde strijd van de werkenden en onderdrukten in deze nieuwe, instabiele periode. Een dossier door Tony Saunois.

    Latijns-Amerika komt in een nieuwe fase van economische crisis alsook politieke en sociale onrust. De grote verwachtingen in de radicale hervormingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador werden gevolgd door ontgoocheling en crisis. De verklaringen van Hugo Chavez en Evo Morales die een overgang naar het socialisme beloofden, gingen niet gepaard met maatregelen om met het kapitalisme te breken en te starten aan de opbouw van een socialistisch alternatief. Het zette de deur open voor een intrekking van de hervormingen die ze aangevat hadden en voor economische en sociale desintegratie.

    Landen zoals Brazilië en Chili die geleid werden door zogenaamde ‘centrumlinkse’ regeringen onder leiding van Lula en nu Dilma Rousseff in Brazilië en Michelle Bachelet in Chili, komen eveneens in een nieuwe fase van crisis. Een nooit gezien niveau van corruptie en politieke crisis is kenmerkend voor de hele regio, van Mexico in het noorden tot Argentinië in het zuiden.

    Gedurende meer dan tien jaar kende het continent een snelle groei en economische uitbreiding. Het vooruitzicht dat Brazilië en Argentinië de ‘eerste wereld’ zouden vervoegen, werd door de heersers in deze landen naar voor geschoven. De middenklasse werd groter en de levensstandaard van veel werkenden ging erop vooruit. Zelfs de armsten kenden zeker in Brazilië vooruitgang. Het maakte dat vele analisten meegingen in het perspectief dat deze landen tot de ‘eerste wereld’ zouden toetreden. Gedurende meer dan tien jaar kende Argentinië een jaarlijkse groei van telkens 5 tot 7%.

    In een aantal gevallen liet deze groei de centrumlinkse regeringen toe om een aantal hervormingen door te voeren en de levensstandaard van werkenden te verhogen. Maar zelfs in deze periode van sterke groei, bleven miljoenen mensen achter in armoede. De groei is nu tot stilstand gekomen. Eerder werd de groei mogelijk door de stijgende grondstoffenprijzen en de export naar China. Olie, gas, koper, soja en andere grondstoffen die in overvloed voorkomen in Latijns-Amerika vonden een gretige afzetmarkt in China. In Chili is er veel koper, maar liefst 40% van de export ervan gaat naar China. De prijs van koper verviervoudigde de afgelopen jaren tot 4 dollar per pond. Een gelijkaardig verhaal zagen we bij olie en andere grondstoffen.

    De vertraging van de Chinese economie heeft de export van grondstoffen eveneens snel doen vertragen. De prijzen kenden een forse daling. Dit heeft een vernietigend effect, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak. De tijden van sterke economische groei en het vooruitzicht dat landen als Brazilië bij de club van de ‘eerste wereld’ zouden aansluiten, behoren tot het verleden. De Braziliaanse economie zal dit jaar wellicht voor het tweede jaar op rij een negatieve groei kennen, mogelijk met tot 1% dit jaar. Het is de sterkste economische achteruitgang sinds 1932. Argentinië kent eveneens een diepe economische recessie en in Chili is de economie sterk vertraagd.

    De afhankelijkheid van de export van grondstoffen tijdens de periode van groei leidde tot een desindustrialisering van deze landen, waardoor ze uiteindelijk verzwakt uit deze periode komen. Wij hebben daar de voorbije jaren al meermaals op gewezen. Het aandeel van de industrie in de Latijns-Amerikaanse economie is de afgelopen tien jaar fors afgenomen. Eerder nam het belang van de export van grondstoffen af van 52% begin jaren 1980 tot 27% in de jaren 1990. Nadien nam het opnieuw toe tot meer dan 50%. Grondstoffen zijn goed voor 60% van de Braziliaanse export. Olie is goed voor 96% van de Venezolaanse inkomsten uit export. De Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika heeft volgens de analist Dani Rodrik van Harvard geleid tot een “premature desindustrialisering”.

    Het feit dat de nieuwe periode van crisis het continent in zijn greep houdt terwijl linkse of centrumlinkse regeringen aan de macht zijn, leidt tot heel wat verwarring onder de Latijns-Amerikaanse linkerzijde. Het werpt vragen op zoals die of het continent nu naar rechts aan het opschuiven is. De traditionele rechtse krachten proberen de situatie op populistische wijze aan te grijpen om zichzelf te versterken. Dit wordt versterkt door de dreiging van kapitalistisch herstel in Cuba. In The Guardian stelde Jonathan Watts volgende vraag: “Schandalen, protest, zwakke groei: is de Latijns-Amerikaanse linkerzijde op de terugtocht?” (22 maart). Hij concludeerde: “Het algemene beeld is niet zo rooskleurig als tien jaar geleden, maar het is nog niet voorbij”.

    Regeringen zoals die van Lula/Roussef in Brazilië of Christina Kirchner in Argentinië hebben geen links beleid gevoerd. Ze hebben een pro-kapitalistische koers gevaren waarbij aanvankelijk enkele beperkte toegevingen werden gedaan. In Venezuela heeft Chavez, en zeker zijn opvolger Maduro, net zoals Morales in Bolivia een prijs betaald voor het feit dat geen breuk met het kapitalisme werd gemaakt. Er waren belangrijke en positieve hervormingen, maar ook die zijn nu opnieuw bedreigd. Deze regeringen hebben de afgelopen periode meer nadruk gelegd op een pro-kapitalistisch beleid, ze maakten een scherpe bocht naar rechts.

    Enorme corruptie in Brazilië

    De aanhoudende woede en het ongenoegen heeft ruimte gegeven aan enkele traditionele rechtse partijen om via populistische acties en campagnes een grotere steun te vinden. Dit is geen uitdrukking van een bocht naar rechts in de samenleving. Het is de afwezigheid van een sterk en massaal socialistisch alternatief die ruimte liet aan de populistische rechterzijde om zich te beroepen op het vacuüm dat is ontstaan. Dit blijkt vooral heel scherp uit de enorme crisis die in Brazilië is ontstaan.

    Brazilië kent verschillende crises, die mogelijk kunnen samenkomen in een ‘perfecte storm’ met een massale en nooit geziene sociale en politieke onrust. Het zal heel wat kansen bieden voor opkomende socialistische krachten zoals PSOL (Partido Socialismo e Liberadade) of de beweging van daklozen MTST (Movimento dos Trabalhadores Sem Teto) om een socialistisch alternatief naar voor te schuiven. De economische crisis leidt tot afdankingen, besparingen en aanvallen op de werkende bevolking en de middenklasse. Het leidde eerder dit jaar al tot een golf van strijd. Personeel uit de publieke sector, leraars, arbeiders uit de automobielsector, metaalarbeiders, … gingen in staking en strijd. In Paraná was er een staking van onbepaalde duur door het personeel van de publieke sector waardoor de lokale overheid de besparingen moest intrekken. Arbeiders van Volkswagen en General Motors behaalden gedeeltelijke overwinningen in stakingen tegen afdankingen.

    Er is een bijzonder explosief corruptieschandaal rond Petrobas, het grote Braziliaanse oliebedrijf. Er werd tot 10 miljard dollar uitgedeeld aan bouwbedrijven en politici, vooral van de PT van Rousseff en Lula. Een manager slaagde erin om 100 miljoen dollar naar zichzelf door te schuiven en vervolgens in belastingparadijzen te plaatsen.

    Er werden al 133 mensen in vervolging gesteld, waaronder 33 leden van de PT. De financiële verantwoordelijke van de PT, João Vaccari, werd opgepakt en moest ontslag nemen. Meer dan 40 politici zijn betrokken in corruptieschandalen, onder hen beide parlementsvoorzitters. De grootste coalitiepartner van de PT weigerde recent om een wetsvoorstel te steunen omdat een leider van de partij niet werd beschermd tegen een onderzoek naar corruptie. De presidentiële campagne van Rousseff in 2010 kreeg naar verluidt meermaals steun vanuit verdacht hoek. Volgens de federale politie zijn er onderzoeken naar tien grote bouwbedrijven. Dit schandaal en de achtergrond van economische en sociale crisis zorgen voor een val van het vertrouwen in het politieke stelsel en de kaste die aan het hoofd ervan staat.

    Er is verder een aanhoudende periode van droogte die in het zuiden van het land, onder meer in São Paulo, verregaande gevolgen heeft. De rantsoenering van water heeft gevolgen voor miljoenen mensen en kan leiden tot een grote humanitaire ramp in een van de grootste stedelijke centra ter wereld. Het belangrijkste waterreservoir dat São Paulo bedient, stond in 2014 op een capaciteit van 39%. Dat is nu gedaald tot 19,4% – zelfs indien het ‘volume morto’ (de noodvoorraad die slechts na een speciale procedure kan gebruikt worden) in rekening wordt gebracht.

    Nieuwe golf van strijd

    Deze situatie is het directe gevolg van de privatisering en de ontbossing. Een gebrek aan investeringen in infrastructuur zorgt ervoor dat tot 30% van het water in São Paulo verloren zou gaan in lekken. Het versterkt de crisis die er al lang zat aan te komen. De federale of regionale regeringen hebben er niets aan gedaan en de geprivatiseerde waterbedrijven al helemaal niet. Het zorgt voor protest en het kan een belangrijk thema worden in de komende maanden.

    Rousseff slaagde er nipt in om voor een tweede termijn verkozen te raken. De steun die ze geniet is wel in vrije val, van 25% tot 13% op enkele maanden tijd en het laagste niveau sinds de massabeweging tegen de voormalige president Fernando Collor de Mello. Die werd in 1992 door de bevolking uitgespuwd en vervolgd wegens corruptie. De traditionele rechtse pro-kapitalistische PSDB (Partido da Social Democracia Brasileira) gebruikte de recente ontwikkelingen op populistische wijze om de afzetting van Rousseff te eisen. Er volgden grote acties, vooral van de middenklasse. Velen op de acties waren geen traditionele rechtse aanhangers, maar mensen die gewoon woedend zijn, in het bijzonder omwille van de corruptie.

    De PT en de regering probeerden hierop hun traditionele achterban te mobiliseren. Het leidt tot enorme verwarring, brede lagen van de bevolking zijn niet bereid om de PT-leiders te steunen. Mede door het werk van LSR (Liberdade Socialismo e Revolução, onze Braziliaanse zusterorganisatie) zijn er ook acties die sociale hervormingen eisen en ingaan tegen zowel de regering als de rechterzijde. Op 15 april was er in São Paulo een actie van de MTST en PSOL, waar ook de vakbondsfederatie CSP-Conlutas aan deelnam, met tot 30.000 aanwezigen. De druk van onderuit zorgde ervoor dat ook de officiële vakbondsfederatie CUT uiteindelijk de actie moest steunen en overging tot een nationale actiedag met ook acties en stakingen in Porto Alegre, Recife en vele andere steden.

    Het idee van een algemene 24-urenstaking dat al enige tijd door LSR naar voor wordt gebracht, begint nu opgenomen te worden. CSP-Conlutas stelt terecht dat er een datum voor deze stakingsdag moet komen. De CUT staat voor het eerst sinds jaren onder druk om effectief over te gaan tot een algemene staking. De ontwikkelingen in Brazilië, de economische en politieke reus van het continent, zullen ongetwijfeld een grote impact hebben op de rest van het continent. Zeker indien PSOL en sociale bewegingen als MTST erin slagen om sterke socialistische krachten uit te bouwen als alternatief op zowel de regering als de rechtse oppositie.

    Argentinië wordt gekenmerkt door een vernietigende economische crisis. Kirchner voerde een pro-kapitalistisch binnenlands beleid, maar ging wel in conflict met de internationale imperialistische belangen. Ze verrijkte zichzelf en is vandaag 20 keer zo rijk als in 2003. De electorale groei van de trotskistische alliantie FIT (Frente de Izquierda y de los Trabajadores) weerlegt het idee dat het continent naar rechts opschuift. Maar het succes van de FIT stelt wel nieuwe uitdagingen. Zal de alliantie erin slagen om op het succes verder te bouwen en ook delen van de voormalige aanhangers van de Peronistische vakbonden te betrekken in de opbouw van een bredere arbeiderspartij?

    Chili was het voorbeeldland voor het continent, maar ook Chili wordt getroffen door de crisis. De economie vertraagt er als gevolg van de dalende koperprijzen en de afname van de export naar China. Michelle Bachelet en haar ‘Nieuwe Meerderheid’ voerden campagne met de belofte van hervormingen, maar na de verkiezingen kwam daar niets van in huis. Het verlies aan autoriteit van de gevestigde partijen bleek in de verkiezingen van 2013. Amper 41% van de kiezers ging effectief stemmen. Er was tegelijk een grote jongerenrevolte en het begin van een nieuwe golf van strijd van de werkenden en gewelddadige confrontaties van onder meer de Mapuche bevolking.

    Venezolaanse regime onder druk

    De dreiging van de rechtse MUD (Mesa de la Unidad Democrática) voor de regering-Maduro is reëel. De leiding van Henrique Capriles neemt een bijzonder populistische benadering aan om in te spelen op het ongenoegen als gevolg van de economische situatie. Maduro verwijst wel naar socialisme, maar schoof sterk naar rechts op om het kapitalisme gerust te stellen. De rechterzijde en het VS-imperialisme nemen er evenwel geen genoegen mee, ze blijven opkomen voor een volledige nederlaag van deze regering.

    De bocht naar rechts blijkt onder meer in het nieuwe bestuur van het oliebedrijf PDVSA onder leiding van Eulogio del Pino. De private aandeelhouders, een minderheid in het oliebedrijf, kregen een grotere invloed. De werknemers van PDVSA moeten niet langer een rood t-shirt dragen en de door de overheid aangestelde bestuurders zijn aan de kant geschoven.

    De economische ramp in het land werd versterkt door de val van de olieprijzen. Dit jaar zou de economie met 5% krimpen nadat het vorig jaar ook al een negatieve groei van 4% kende. Er is een tekort aan zowat alles. Volgens schattingen zijn een op de drie basisgoederen niet beschikbaar, het gaat onder meer om voedsel, medicijnen en kledij. Er zijn prikborden waar mensen aan ruilhandel doen, bijvoorbeeld toiletpapier ruilen voor wasmiddel. Venezuela kent de hoogste inflatiecijfers ter wereld met ongeveer 70%.

    Dit ondermijnt de steun voor de regering. De tekorten zijn deels het gevolg van speculatie en de pogingen van de kapitalisten om het land te destabiliseren. Maar ze zijn ook het gevolg van de bureaucratische top-down aanpak van het regime. De hervormingen van Chavez worden hierdoor ondermijnd. Het gezondheidssysteem is in crisis, van de 45.000 bedden in publieke ziekenhuizen kunnen er slechts 16.000 effectief gebruikt worden. De rest worden niet gebruikt wegens tekorten.

    De steun voor Maduro is volgens peilingen onder de 30% gezakt. Wij waarschuwden er eerder al voor dat dit het resultaat is van de impasse als gevolg van het feit dat niet gebroken werd met het kapitalisme. Er kwam geen nationalisatie van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer. De impasse opent de weg voor ontgoocheling, waar de rechtse MUD op kan inspelen.

    Voorheen kreeg Venezuela leningen van China in ruil voor olie. De afname van de oliereserve heeft geleid tot vertragingen in de olieleveringen en een gedeeltelijk falen in de terugbetaling van de schulden aan China. Tegen de achtergrond van een diepere crisis is het niet uitgesloten dat zelfs Maduro radicalere maatregelen neemt waarbij tegen de kapitalistische belangen wordt ingegaan. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief, maar het is niet uitgesloten.

    Het einde van het embargo tegen Cuba

    Begin dit jaar kondigden de Amerikaanse president Barack Obama en de Cubaanse president Raul Castro een reeks historische akkoorden aan. Het leidde tot een herstel van diplomatieke betrekkingen tussen de twee landen, een verzachting van de reisbeperkingen en de eerste stappen in de richting van een afbouw van het handelsembargo dat van kracht is sinds de revolutie van 1959/60. Er was al een vrijlating van gevangenen, waaronder Amerikaanse onderdanen, door Cuba en ook van Cubanen die in de VS werden vastgehouden.

    Het wijst op een keerpunt in het beleid van het VS-imperialisme ten aanzien van Cuba. Deze bocht werd versterkt in de gesprekken tussen Obama en Castro tijdens de recente Amerikaanse Top in Panama. Voor het Cubaanse regime wijst dit op een verdere stap in de richting van kapitalistisch herstel, een proces dat al jarenlang bezig is. De aankondigingen in Panama waren het resultaat van geheime onderhandelingen tussen beide regeringen. Deze onderhandelingen waren al enkele jaren bezig in Canada. De rechtse regering van Canada en ook de paus speelden er een rol in.

    Obama erkende: “Je kan niet meer dan 50 jaar hetzelfde doen en toch een ander resultaat verwachten.” De Europese en Canadese heersende klassen, maar ook het grootste deel van het Latijns-Amerikaanse kapitalisme, kozen voor een andere aanpak die nu ook door Obama wordt gedeeld. Raul Castro prees Obama en stelde dat hij de Nobelprijs voor de Vrede moet krijgen. Dat de huidige VS-president meer aanvallen met drones in Afghanistan en het Midden-Oosten uitvoerde dan George Bush, leek Castro te ontgaan.

    Sinds de Cubaanse revolutie heeft het VS-imperialisme een strikt embargo opgelegd tegen Cuba en werden verschillende pogingen ondernomen om het regime omver te werpen en het kapitalisme te herstellen. In 1961 was er zelfs een gewapende interventie daartoe. Ondanks de verregaande gevolgen van het embargo, heeft de VS-aanpak gefaald. Dat kwam vooral door de brede steun voor de revolutie in Cuba. In de VS werd de harde koers mee in de hand gewerkt uit electorale overwegingen, meer bepaald onder de Cubaanse vluchtelingen in Miami.

    Het VS-imperialisme kiest nu voor een nieuw beleid waarbij het embargo kan verdwijnen. De dreiging van kapitalistisch herstel in een geïsoleerde arbeidersstaat kan niet alleen voortkomen uit de dreiging van een militaire interventie. Zoals Leon Trotski waarschuwde met betrekking tot de voormalige Sovjet-Unie kan de dreiging ook komen in de vorm van “goedkope producten in de goederentrein van het imperialisme.” Het doel van het VS-imperialisme blijft hetzelfde, maar er wordt voor een andere weg gekozen om dit te bereiken. Door de Cubaanse economie te overspoelen met goederen en investeringen hoopt de VS het kapitalisme volledig te herstellen.

    Verworvenheden uit het verleden op de helling

    De koerswijziging van de VS werd mee mogelijk door de verandering van het beeld van de nieuwe generatie binnen de gemeenschap van Cubaanse vluchtelingen in de VS. De vorige generaties hielden sterk vast aan een embargo en een openlijke strijd tegen het regime. Volgens sommige peilingen zouden 52% van de Cubanen in de VS vandaag voorstander zijn van het beëindigen van het embargo. Delen van de kapitalistische klasse, zoals suikermagnaat Alfy Fanjul, spraken zich openlijk uit voor het einde van het embargo. Zij kijken uit naar de vooruitzichten van nieuwe markten in een kapitalistisch Cuba.

    Veel Cubanen zijn afhankelijk van financiële steun die ze van familieleden in de VS krijgen. Naar schatting 62% van de Cubaanse gezinnen krijgt steun van buitenaf. Volgens sommige schattingen zouden deze bijdragen zelfs goed zijn voor maar liefst 90% van de distributiemarkt. De harde economische situatie is rampzalig voor de massa’s. De belangrijke sociale verworvenheden als gevolg van de omverwerping van het kapitalisme worden ondermijnd. De steun voor de revolutie en de vijandigheid tegenover het kapitalisme en het VS-imperialisme zorgden ervoor dat het Cubaanse regime de geplande economie en het bureaucratische regime tegen de stroom in kon behouden doorheen de jaren 1990 (de ‘speciale periode’). De waarde van de lonen in Cuba zou nu nog slechts 28% van de waarde voor de val van de Sovjetunie bedragen.

    Het regime en de planeconomie hielden stand ondanks de golf van het vrijemarktkapitalisme op wereldvlak. Het regime hield zich politiek in stand en gebruikte het VS-embargo om de afkeer tegen het imperialisme te versterken. Toen Chavez aan de macht kwam in Venezuela was er wat ademruimte in de vorm van goedkope olie. Dit wordt nu bedreigd als gevolg van de dalende olieprijzen en de crisis van de regering-Maduro. Het gebrek aan echte arbeiderscontrole en –democratie zorgt samen met het bijhorend bureaucratisch wanbeheer en corruptie voor een versterking van de economische en sociale crisis.

    De revolutionaire ontwikkelingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador begin deze eeuw zorgden ervoor dat Cuba uit het isolement kon geraken. Een echte arbeidersdemocratie zou deze kans gegrepen hebben om stappen te zetten in de richting van een vrijwillige socialistische federatie van deze landen. Het zou de mogelijkheid geboden hebben om tot economische samenwerking en planning over te gaan en de rest van de werkende bevolking van Latijns-Amerika mee te trekken in een alternatief op het kapitalisme. Deze kans werd niet gegrepen, de crisis die nu al deze landen treft zorgt ervoor dat de massa’s hier de prijs voor zullen betalen.

    Jammer genoeg hebben noch het Cubaanse regime noch de reformistische regimes van Morales, Chavez of Rafael Correa (uit Ecuador) stappen in deze richting gezet. De laatste drie bleven vastzitten in het kapitalistische kader. Het Cubaanse regime voerde een reeks maatregelen die de weg naar kapitalistische herstel openen. De ontwikkelingen van de afgelopen periode wijzen erop dat het proces verder deze richting uitgaat.

    Een bruggenhoofd voor het kapitalisme

    Het afzwakken van de reisbeperkingen moet zeker verwelkomd worden, maar andere maatregelen bedreigen de overblijvende verworvenheden van de revolutie. De nieuwe arbeidswet vormt een aanval op de arbeidsvoorwaarden. De pensioenleeftijd werd in 2008 al met vijf jaar verhoogd. De invoering van een ‘dubbele munt’ waarbij sommige werkenden in dollars betaald worden, heeft de ongelijkheid versterkt. Het regime voerde een ‘omwisselbare peso’ (CUC) in die aan de dollar werd vast geklonken en gebruikt wordt in de toeristische sector en voor de import. Lokale producten gebruiken de lokale peso (CUP) waarvan er nu al 25 nodig zijn voor 1 CUC. De regering kondigde aan dat de dubbele munt zal verdwijnen, maar voorlopig bleef het bij woorden.

    De dubbele munt versterkt de zwarte markt. De regering wil bovendien een miljoen werkenden uit de publieke sector halen om duizenden kleine en middelgrote bedrijven (“cuentapropistas”) op te zetten. Er zijn al 500.000 toelatingen voor dergelijke bedrijven. Het gaat vooral om kleine bedrijven zoals restaurants. Het aantal personeelsleden in de private sector nam sinds 2007 toe van ongeveer 140.000 tot 400.000. Dat is een opmerkelijke stijging maar het blijft slechts een minderheid van het totale aantal werkenden dat vijf miljoen bedraagt.

    Er is in de toeristische sector een bruggenhoofd voor kapitalistisch herstel gevestigd. Deze sector trok heel wat buitenlandse investeringen uit Europa, Canada, Brazilië en recent ook uit China aan. Prostitutie werd na de revolutie uit de samenleving verbannen maar is nu terug op de straten van Havana, zeker in de toeristische gebieden.

    Er zijn speciale vrijhandelszones geopend, zoals de nieuwe haveninfrastructuur aan de baai van Mariel gefinancierd door investeringen uit Brazilië en Singapore. Er wordt hier geïnvesteerd met het oog op een einde van het Amerikaanse handelsembargo en de uitbreiding van het kanaal van Panama en de opening van het nieuwe vanuit China gefinancierde kanaal in Nicaragua. Investeerders krijgen contracten van 50 jaar in plaats van de gebruikelijke 25-jarige contracten. Investeerders hebben 100% bezit van de infrastructuur. Ze moeten geen lokale belastingen betalen en worden tien jaar vrijgesteld van de belasting van 12% op de winsten.

    Ondanks deze maatregelen moeten kapitalistische investeerders nog steeds onderhandelen met de regering of de staatsbedrijven. Het Cubaanse regime hanteert nog steeds elementen van socialistische retoriek, deels is dit een uitdrukking van de steun die er nog altijd is voor de revolutie en dit zeker onder de oudere generatie, maar er wordt steeds vaker beroep gedaan op het nationalisme van José Marti, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Spaanse kolonisten.

    De jonge generaties wachten wanhopig op de nieuwe vrijheden van internet en de mogelijkheid om te reizen. Zij hebben niet zozeer de verworvenheden van de revolutie gekend, maar wel de ondermijning en uitholling van deze verworvenheden met economische en sociale crisis alsook de verstikkende bureaucratie. De komst van goedkope goederen kan aanvankelijk een aantrekkingskracht uitoefenen, maar de realiteit van het leven in een kapitalistische samenleving zal eveneens gauw duidelijk worden.

    Deze ontwikkelingen vormen een belangrijke stap in de richting van een herinvoering van het kapitalisme. Dit is al bezig in enkele sectoren, ook al gebeurt het onder toezicht van de overheid. De staat oefent nog steeds een sterke controle uit en kan op bepaalde ogenblikken de contrahervormingen terugdraaien. Randal C Archibold haald eeen Amerikaanse advocaat aan die advies geeft aan investeerders in Cuba: “Wat gebeurt er indien het kapitaal naar daar gaat en Cuba van koers verandert? Je weet nooit of de Cubanen van standpunt kunnen veraderen. Er zijn heel wat onzekerheden omdat dit een volledig nieuwe ontwikkeling is.” (New York Times 9 april).

    De overgang naar een volledig kapitalistisch herstel zal niet rechtlijnig verlopen. Delen van het regime zien deze ontwikkeling ook niet zitten. Zo verklaarde Maiela Castro, de dochter van Raul, in januari: “De Cubaanse bevolking wil geen terugkeer naar het kapitalisme.” Op dit ogenblik zijn de sleutelsectoren van de economie nog niet geprivatiseerd of verkocht aan buitenlandse kapitalisten. De komst van Mastercard en Netflix is opmerkelijk maar blijft grotendeels symbolisch.

    Crisis en verzet

    Voor socialisten en de werkende klasse vormen de maatregelen in de richting van kapitalistisch herstel een stap achteruit. Het ondermijnt de verworvenheden van de Cubaanse revolutie voor de massa’s. Het zal uiteindelijk door de heersende klasse, zeker in Latijns-Amerika, gebruikt worden om het idee van socialisme als alternatief op het kapitalisme te discrediteren. Maar dit zal niet dezelfde effecten hebben als het ideologische offensief tegen het socialisme na de val van de voormalige stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa in 1989/90.

    Er opent zich een nieuwe fase van kapitalistische crisis en arbeidersstrijd doorheen de wereld. De arbeidersklasse heeft de afgelopen 25 jaar de ‘suprematie van de vrije markt’ ondergaan en begint de strijd ertegen te voeren. Het opheffen van het embargo tegen Cuba is een nederlaag voor het vroegere beleid van het VS-imperialisme in de pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen. Het zal Cuba de mogelijkheid bieden om handel te drijven op de wereldmarkt.

    Zonder een echte arbeidersdemocratie dreigt dit de ontwikkeling van kapitalistisch herstel te versnellen. Een staatsmonopolie op buitenlandse handel, onder democratische controle van een arbeidersdemocratie is essentieel om deze dreiging af te wenden. Tegen de achtergrond van een nieuwe internationale kapitalistische crisis is het mogelijk dat de stappen naar kapitalistisch herstel beperkt blijven. Het is mogelijk dat Cuba een langere tijd een gemengde of hybride situatie kent.

    Aanvankelijk zullen verworvenheden van de revolutie op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs mogelijk behouden blijven, zelfs al gaan ook deze gebukt onder een gebrek aan investeringen. Er blijven heel wat obstakels en er zal ongetwijfeld verzet zijn als de realiteit van kapitalistisch herstel duidelijk wordt. Delen van de bevolking zijn bang voor het verdwijnen van de verworvenheden van de revolutie en vrezen dat het land een nieuw Puerto Rico kan worden. Er is verzet nodig tegen het kapitalistisch herstel waarbij dit verzet gekoppeld wordt aan de strijd voor arbeidersdemocratie en een geplande economie.

    In Latijns-Amerika is er nood aan een massaal socialistisch alternatief. Daarbij moeten we de beperkingen van de radicale reformistische maatregelen en bureaucratische methoden in Venezuela, Bolivia en Ecuador erkennen. Deze landen bleven gevangen zitten in het kapitalisme. De opportunistische populistische mobilisaties van de rechterzijde in Brazilië, Venezuela en andere landen tonen de dringendheid van een sterke socialistische beweging. Er is een nieuwe fase in de crisis en de strijd doorheen het continent. De arbeidersklasse en de revolutionaire socialisten moeten daarin bouwen aan een strijdbaar socialistisch alternatief.

     

     

     

  • Waarheen gaat Cuba? Dreiging van versneld kapitalistisch herstel

    Analyse door Tony Saunois

    Barack Obama shakes hands with Cuba's President Raúl Castro at a memorial service for Nelson MandelaEind 2014 en begin 2015 kondigden de Amerikaanse president Obama en Raul Castro van Cuba een reeks historische akkoorden aan. De diplomatieke betrekkingen tussen beide landen werd hersteld, een aantal reisbeperkingen werden verzacht en er werden eerste stappen gezet om het handelsembargo af te bouwen. Dat embargo was opgelegd ten tijde van de revolutie in 1959-60. Er werd meteen overgegaan tot de vrijlating van gevangenen door het Cubaanse regime en van Cubanen die in de VS werden vastgehouden.

    Dit is een breuk met het beleid dat het VS-imperialisme voorheen voerde ten aanzien van Cuba. Het vormt ook een verdere kwalitatieve stap van het Cubaanse regime in de richting van kapitalistisch herstel. Dit proces is al jarenlang bezig. Deze aankondigingen vormden het hoogtepunt van de geheime onderhandelingen tussen beide regering. Deze onderhandelingen waren al jarenlang bezig en vonden plaats in Canada. Ook de rechtse Canadese regering en de paus speelden een rol in het bekomen van het huidige akkoord.

    Obama verklaarde dat je niet meer dan 50 jaar lang hetzelfde kunt doen en toch een ander resultaat verwachten. De Europese heersende klassen, maar ook de Canadese en de meeste Latijns-Amerikaanse burgerijen hadden een andere benadering, ze worden daar nu in gevolgd door Obama. Raul Castrok kondigde het akkoord aan en verklaarde daarbij dat Obama de Nobelprijs voor de vrede verdient. En dat voor een Amerikaanse president die meer aanvallen met drones heeft gedaan dan George Bush.

    Sinds de Cubaanse revolutie van 1959-60 heeft het VS-imperialisme een strikt embargo opgelegd en waren er verschillende pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen en het kapitalisme te herstellen, zo was er in 1961 een gewapende interventie. Ondanks de gevolgen van het embargo, die de Cubaanse economie sinds het opleggen ervan naar schatting 1 triljoen dollar hebben gekost, is dit beleid mislukt. Dit kwam vooral door de sterke sociale steun en basis voor de revolutie. Het was bovendien een beleid dat vooral gericht was op het winnen van politieke steun onder de Cubaanse bannelingen in Miami, Cubanen die omwille van de revolutie waren gevlucht.

    Het VS-imperialisme neemt nu een nieuw beleid aan waarbij het embargo geleidelijk aan opgeheven kan worden. De dreiging van een kapitalistisch herstel in een geïsoleerde arbeidersstaat kan niet alleen van militaire interventie uitgaan. Zoals Trotski waarschuwde met betrekking tot de voormalige Sovjet-Unie kan het ook komen in de vorm van “goedkope goederen in de goederentrein van het imperialisme.” Het doel van het VS-imperialisme blijft hetzelfde, maar er wordt gehoopt om dit via een andere weg te bekomen. Het wil de Cubaanse economie bestoken met goederen en investeringen met als doel om uiteindelijk het kapitalisme volledig te herstellen.

    Verandering in Amerikaans beleid

    Deze koerswijziging van het VS-imperialisme werd mogelijk door een generatiewissel in de gemeenschap van Cubaanse ballingen. Voorheen was die gemeenschap getrouwd met steun aan het embargo en een strijd om het regime omver te werpen. Volgens sommige peilingen zou tot 52% van de Cubanen in de VS ondertussen voorstander zijn van het einde van het embargo. Delen van de kapitalistische klasse, zoals suikermagnaat Alfy Fanjul, spraken zich uit voor het opheffen van het embargo. Zij kijken naar de mogelijkheden van nieuwe markten in een kapitalistisch Cuba.

    De rampzalige economische situatie in Cuba maakt dat veel Cubanen afhankelijk zijn van steun van familieleden in de VS. Naar schatting 62% van de Cubaanse gezinnen krijgt steun van familie in het buitenland. Volgens sommige economische schattingen zou dit goed zijn voor maar liefst 90% van de omzet in de kleinhandel.

    De moeilijke economische situatie leidt ook tot een rampzalige situatie voor de massa’s. De enorme sociale verworvenheden als gevolg van de revolutie en het omverwerpen van het kapitalisme worden geleidelijk aan ondermijnd, zeker na de val van de voormalige Sovjet-Unie versnelde dit proces. De steun voor de revolutie en de vijandigheid ten aanzien van het VS-imperialisme zorgden ervoor dat het Cubaanse regime ondanks alles de geplande economie en het bureaucratische regime kon behouden in de jaren 1990 (de ‘speciale periode’) en op het begin van de 21ste eeuw. De waarde van de lonen is vandaag naar schatting nog slechts 28% van de waarde voor de val van de Sovjet-Unie.

    Toch kon het regime en de geplande economie deze periode overleven, ondanks de vloedgolf van het vrijemarktkapitalisme die de wereldeconomie in deze periode domineerde. Het regime kon ook politiek standhouden, onder meer door het VS-embargo te gebruiken en de vijandigheid tegenover het VS-imperialisme te gebruiken. De komst van Hugo Chavez in Venezuela bracht wat ademruimte in de vorm van goedkope olie.

    Arbeiderscontrole en democratie

    Het gebrek aan echte arbeiderscontrole en democratie, het bureaucratische wanbeheer en corruptie hebben de economische en sociale crisis als gevolg van het embargo en het isolement verder versterkt.

    De revolutionaire opstoten in Venezuela, Bolivia en Ecuador op het begin van deze eeuw zorgden ervoor dat Cuba het vooruitzicht had om uit het isolement te breken. Een oprechte arbeidersdemocratie zou deze kans gegrepen hebben en stappen gezet hebben om een socialistische federatie van deze landen te vormen. Het zou economische samenwerking en planning tussen deze lande mogelijk gemaakt hebben. Dit zou een enorme aantrekkingskracht uitgeoefend hebben op de rest van het continent.

    Jammer genoeg waren noch het Cubaanse regime noch de reformistische regimes van Morales, Chavez en Carrera bereid om daartoe over te gaan. Die laatste regimes bleven vasthouden aan het kapitalisme, ook al werden aanvankelijk hervormingen ingezet en waren er maatregelen die ingingen tegen de belangen van de heersende klasse en het imperialisme. Het Cubaanse regime van zijn kant zette een aantal eerste stappen in het proces van kapitalistisch herstel. De nieuwe ontwikkelingen met de akkoorden met de VS suggereren een nieuwe stap in dit proces.

    Het verzachten van de reisbeperkingen zijn natuurlijk erg welkom, maar andere maatregelen vormen een bedreiging voor de verworvenheden van de revolutie. Die verworvenheden waren al ondermijnd, maar de overblijvende vooruitgang wordt bedreigd. De nieuwe arbeidswet vormt een aanval op de arbeidersrechten. De pensioenleeftijd werd in 2008 met vijf jaar verhoogd. De invoering van een ‘dubbele munteenheid’ zorgde ervoor dat sommige werkenden nu in dollars betaald worden en er een groeiende ongelijkheid is met diegenen die in pesos betaald worden. Het regime creëerde de ‘omzetbare peso’ (CUC) die vastgeklikt is op de waarde 1 tegen 1 met de dollar. Deze munt wordt in de toeristische sector en voor de import gebruikt. Lokale producten hanteren de lokale peso (CUP) die op een waarde van 1 tegen 25 met de CUC staat. De regering wil deze dubbelende eenheid schrappen, maar er zijn nog geen stappen gezet om dit ook effectief uit te voeren.

    Dit heeft de zwarte markt natuurlijk versterkt. De regering heeft als doel om meer dan een miljoen jobs in de publieke sector te schrappen. Tegelijk wil ze duizenden kleine en medium bedrijven toelaten, er zijn al 500.000 toelatingen gegeven aan ‘cuentapropistas’. Het gaat vooral om kleine bedrijven zoals restaurants. Het aantal werkenden in de private sector is sinds 2007 toegenomen van ongeveer 140.000 tot 400.000. Dat is een significante toename, maar het blijft een minderheid op een totale arbeidsbevolking van meer dan vijf miljoen.

    De toeristische sector vormt een bruggenhoofd voor kapitalistisch herstel. Deze sector stond dan ook centraal in de buitenlandse investeringen vanuit Europa, Canada, Brazilië en meer recent ook vanuit China. Na de revolutie werd prostitutie uit de samenleving verbannen, maar nu is het terug op de straten van Havana, vooral in de toeristische gebieden.

    Er zijn speciale ontwikkelingszones opgezet, zoals voor de bouw van een nieuwe havenuitbreiding in de baai van Mariel. Dit wordt gefinancierd door Braziliaanse en Singaporese kapitalisten. Het project gaat uit van een einde van het Amerikaanse handelsembargo en van de mogelijkheid om te kunnen groeien op basis van de uitbreiding van het Panama-kanaal en het nieuwe kanaal dat door Nicaragua gepland is. Investeerders krijgen contracten van 50 jaar in plaats van de vroegere contracten van 25 jaar. Ze hebben ook 100% eigendom van het project. Er worden geen arbeidstaksen of lokale taksen opgelegd en ze krijgen een tienjarige vrijstelling op de belasting van 12% op de winsten.

    Ondanks deze elementen moeten buitenlandse investeerders nog steeds onderhandelen met de regering of met staatsbedrijven. Het Cubaanse regime hanteert nog steeds een socialistische retoriek – een uitdrukking van de steun die nog bestaat voor de revolutie, zeker onder de oudere generatie – maar legt steeds meer de nadruk op verwijzingen naar José Marti, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Spaanse kolonisten.

    De jonge generatie is wanhopig op zoek naar nieuwe vrijheden zoals het gebruik van internet en het maken van internationale reizen. Deze generatie heeft de vooruitgang na de revolutie niet bewust meegemaakt, maar wel de aftakeling ervan met economische en sociale crisis of nog de ijzeren greep van de bureaucratie. De komst van ‘goedkope producten in de goederentrein van het imperialisme’ kan aanvankelijk aantrekkelijk lijken, maar de realiteit van het leven in een kapitalistische samenleving is dat niet.

    Stappen naar een herinvoering van het kapitalisme

    Er zijn duidelijk stappen in de richting van een herinvoering van het kapitalisme. Dit gebeurt in bepaalde sectoren, maar wel onder staatstoezicht en mits instemming van de overheid. De staat blijft een machtig controleorgaan en kan de stappen in de richting van het kapitalisme nog steeds afblokken. Buitenlandse investeerders moeten nog steeds rechtstreeks met de overheid of met overheidsbedrijven onderhandelen. De belangrijkste sectoren werden nog niet geprivatiseerd of verkocht aan buitenlandse kapitalisten.

    Voor socialisten en werkenden vormt dit proces naar kapitalistisch herstel een stap achteruit. Het betekent dat de verworvenheden van de Cubaanse revolutie ondermijnd worden. Het zal ook gebruikt worden door de heersende klasse, zeker in Latijns-Amerika, om socialisme als alternatief op het kapitalisme te discrediteren.

    Dit zal echter niet hetzelfde effect hebben als het ideologisch offensief tegen het socialisme na de val van de voormalige stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Internationaal is er een nieuwe fase van kapitalistische crisis en arbeidersstrijd. De arbeidersklasse en de massa’s hebben 25 jaar lang de ‘suprematie van de vrije markt’ aan de lijve ondervonden en beginnen de strijd ertegen aan te gaan. In Brazilië, Argentinië, Chili en andere landen is er al een nieuwe opleving van strijd.

    Het opheffen van het embargo vormt een nederlaag voor het vroegere beleid van het VS-imperialisme en de pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen. Het zal Cuba een kans geven om op de wereldmarkt te treden. Maar zonder het bestaan van echte arbeidersdemocratie omvat dit het gevaar van een versneld proces van kapitalistisch herstel. Een staatsmonopolie op buitenlandse handel onder controle van een regime van arbeidersdemocratie is essentieel om deze dreiging tegen te gaan. Anderzijds verwelkomen socialisten de grotere vrijheid van reizen uiteraard wel.

    Internationale kapitalistische crisis

    De overgang naar een volledig kapitalistisch herstel in Cuba zal geen rechtlijnig of ononderbroken proces zijn. Delen van het regime willen niet in die richting gaan. Zo benadrukte Mariela Castro, de dochter van Raul, bij de aankondiging van het akkoord dat de bevolking van Cuba “ geen terugkeer van het kapitalisme wil”.

    Onder de voorwaarden van een nieuwe internationale kapitalistische crisis kunnen stappen naar kapitalistisch herstel beperkt worden. Een gemengde of hybride situatie kan een tijdlang standhouden. Aanvankelijk kunnen een aantal verworvenheden van de revolutie, zoals de gezondheidszorg en het onderwijs, standhouden. En dat ondanks het feit dat ze reeds hard geleden hebben door het gebrek aan investeringen de afgelopen periode. Er blijven heel wat obstakels bestaan en wellicht zal er verzet zijn als de realiteit van kapitalistisch herstel zich laat gevoelen. Delen van de bevolking zijn bang dat de verworvenheden van de revolutie zullen verdwijnen en dat Cuba een nieuw Puerto Rico zou worden.

    Meer dan ooit is het dringend nodig om het verzet tegen het kapitalistisch herstel uit te bouwen en om te strijden voor echte arbeidersdemocratie en een genationaliseerde planeconomie in Cuba. Een dergelijke beweging kan banden smeden met de arbeidersklasse en jongeren doorheen Latijns-Amerika, waar er een toename van strijd is. Het zou het begin van een socialistisch alternatief op het kapitalisme vormen waarbij alle lessen van de Cubaanse revolutie worden getrokken.

     

  • Cuba. Nieuwe strijd voor oude uitdagingen

    Toespraak van Rogelio M. Díaz Moreno van Observatorio Critico op een internationale bijeenkomst van het CWI

    14cubaIn december was er een bijeenkomst van het Internationaal Uitvoerend Bureau van het Comittee for a Workers’ International, de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is. Voor het eerst was er een Cubaanse vertegenwoordiger aanwezig, een waarnemer van de groepering Observatorio Critico. We publiceren de interventie die hij maakte over de situatie in Cuba.

    Verworvenheden van de revolutie

    “Zoals algemeen geweten, is het moeilijk om de complexe en interessante realiteit in Cuba uit te leggen. Het einde van het zogenaamde ‘socialistische kamp’ heeft het land meer dan 80% van haar afzetmarkt en de Sovjetsubsidies gekost. Daarbovenop nam de imperialistische agressie van de Amerikaanse regering toe, werd de economische blokkade opgevoerd net als de financiering van rechtse oppositiegroepen die miljoenen dollars kregen. Activiteiten van groepen die voorstander zijn van terreurdaden in mijn land worden nog steeds probleemloos toegelaten in de VS. De imperialistische interventies van de VS zijn en blijven een belangrijke factor. Het voedt ook de reactionaire en conservatieve tendens van de huidige Cubaanse regering die het als excuus gebruikt om linkse krachten en socialisten die onafhankelijk van de bureaucratie staan aan te pakken.

    “Toen de revolutie overwon, kwamen de overwinnende krachten samen in een eengemaakte partij op basis van bewegingen die de strijd hadden geleid. In essentie waren dat bewegingen over de klassen heen zoals de Beweging van 26 juli en het Revolutionair Directoir alsook de Communistische Partij die een stalinistisch karakter had en ten slotte de beslissende steun van de boeren.

    “Het aanvankelijke programma van deze partij was niet socialistisch, maar wel progressief vanuit burgerlijk nationalistisch oogpunt. De landbouwhervorming was het belangrijkste element. Maar de klassenstrijd die losbarstte, heeft destijds geleid tot een radicalisering en polarisering van het beleid. De landbouwhervorming, de nationalisatie van bedrijven, de alfabetiseringscampagne, de integratie van de bevolking in organen ter verdediging van de revolutie, de overgang naar een geplande economie door de markteconomie aan de kant te schuiven en de forse sociale investeringen lieten de omvorming van de staat toe, zelfs indien het aan controle en arbeidersdemocratie ontbrak. De steun vanuit de Sovjetunie liet toe om een einde te maken aan de enorme armoede die voorheen bestond. Er ontstond een samenleving met een grotere menselijke ontwikkeling. Maar 30 jaar later, toen de Muur van Berlijn viel, stond het socialisme in Cuba voor haar grootste uitdaging ooit.

    Na de val van de Berlijnse Muur

    “In de jaren na de val van de Muur kon de regering trots blijven wijzen op een enorme mobilisatiecapaciteit voor betogingen om de regering te ondersteunen. Maar er werd wel steeds meer druk gezet op de betogers en er was corruptie onder de organisatoren.

    “We kunnen ook niet ontkennen dat de afgelopen twintig jaar bijna een half miljoen Cubanen het land verlaten hebben. Na decennia van beleid zonder controle erop en zonder democratische maatregelen om deel te nemen aan de nationale beslissingen, is er bovendien een bijzonder grote kloof tussen de leiding en de gewone werkenden. Het diskrediet van de sovjetideologie heeft een groot vacuüm gecreëerd, waar al snel op werd ingespeeld door de filosofie die gesymboliseerd werd door de stad Miami.

    “Deze filosofie is gebaseerd op het feit dat welvaart wordt gelijkgesteld met consumptie en persoonlijk en sociaal prestige wordt herleid tot de mogelijkheid om een hoge levensstandaard te laten zien. Dat leidt bij velen tot een grote frustratie met ook een toename van misdaad om in de behoeften te voorzien. Dit alles werd ook gevoed door een corrupte bureaucratische elite die openlijk deze levenswijze aannam, ook al staat deze mijlenver van de sobere socialistische opstelling waar zeker de figuur van Ernesto Che Guevara voor bekend stond.

    “Het economische beleid van de regering heeft die consumptiementaliteit enkel nog versterkt, onder meer in de wanhopige pogingen om meer buitenlands geld aan te trekken. De belangrijkste sociale maatregelen zijn echter wel gebleven met onder meer werkzekerheid, het behoud van het onderwijs, de gezondheidszorg en de algemene sociale zekerheid. Dat heeft het regime toegelaten om de macht te behouden, zelfs indien de Cubanen heel wat tekorten kenden op vlak van voedingsproducten maar ook industriële producten en tevens regelmatig geconfronteerd werden met stroomonderbrekingen.

    Chinese model?

    “We zien vandaag de geleidelijke maar tegelijk beslissende ontwikkeling naar een overgang die aan het Chinese model doet denken: een economisch marktsysteem onder de strikte controle van een bureaucratische en autoritaire politieke kracht. We zijn nog niet zo ver, maar de openingen voor het kleine nationale kapitalisme en voor het grote internationale kapitaal zijn vandaag wel aanwezig. Bovendien wordt bespaard op sociale maatregelen en op de rechten van arbeiders. Dat maakt dat we zo’n ontwikkeling als in China wel verwachten.

    “Toen aangekondigd werd dat Cuba bijna een miljoen werkenden zou afdanken, zorgde dat aanvankelijk voor geen enkel verzet van de leiding van de CTC, de Cubaanse vakbondsfederatie. Maar aan de basis was er wel een grote woede. Zonder bewuste organisatie bleef het ongenoegen doorgaans tot het individuele niveau beperkt, zelfs indien het om heel veel individuen ging. Het was overigens de enorme woede die de regering ertoe aanzette om toegevingen te doen en het ritme van de aanval te herzien.

    Nieuwe arbeidswet

    “De ongelijkheden en het ongenoegen nemen toe, net zoals individualistische tendensen en vervreemding. De nieuwste etappe in dit proces kwam er met een nieuw voorstel van Arbeidswet waarbij een aantal ‘achterhaalde’ principes uit de oude wet werden aangepast. Het gaat onder meer om het recht en de plicht van iedere burger om een job uit te oefenen. Er komt dus een einde aan de werkzekerheid, ontslag wordt gemakkelijker als gewoon beloofd wordt om een alternatief te zoeken voor de afgedankte werknemer. De vakbond behoudt wel het recht om in bepaalde gevallen een standpunt naar voor te brengen bij afdankingen.

    “Dat is de situatie in de publieke sector. In de private sector krijgt de nieuwe opkomende klasse van kapitalisten enorme mogelijkheden om het personeel uit te buiten. Er is geen efficiënte bescherming van werkenden, zelfs niet op het vlak van de basisrechten zoals arbeidsuren, minimumloon, vakantie, ouderschapsrechten, collectieve onderhandelingen, verdediging tegen discriminatie op basis van ras, geslacht of seksuele geaardheid. [Enkele dagen later werd het ontwerp van arbeidswet aangepast waarbij in theorie beperkte verdedigingsmogelijkheden werden gecreëerd, maar het valt nog af te wachten wat daarvan in huis zal komen, noot van de vertaler.]

    Internationale solidariteit

    “We moeten alle kansen grijpen om de bureaucratie die zich opwerpt als de ware verdedigers van het socialisme en de nationale soevereiniteit te ontmaskeren. De bureaucratie doet dit immers terwijl het tegelijk ons land stukje bij beetje uitverkoopt aan lokale en internationale kapitalisten. We moeten er alle inwoners van Cuba aan blijven herinneren dat ze zelf het recht hebben om op te komen voor een verbetering van het eigen leven. We moeten de uitoefening van dat recht aanleren, nu is het immers in handen van een elite uit het verleden.

    “Het is in dat kader dat we aan deze bijeenkomst van het Committee for a Workers’ International deelnemen en onze moed en hoop versterken. We zien hier de kracht van de solidariteit tussen socialisten uit de hele wereld.

    “We zijn dan ook heel dankbaar voor de steun aan onze strijd voor de emancipatie van iedereen op sociaal vlak, tegen de dominantie van diegenen die overgaan tot de onderdrukking en uitbuiting van diegenen die werken, een andere huidskleur hebben of een seksuele geaardheid die niet door de meerderheid wordt gedeeld. We zijn ook dankbaar voor de steun aan de strijd tegen iedere onrechtvaardigheid die in ons land bestaat en waartegen we de strijd nooit zullen opgeven.

    “In naam van Observatorio Critico wil ik jullie nogmaals bedanken.”

  • De Cubaanse rakettencrisis van 1962

    In oktober 1962 stonden de Sovjetunie en de Verenigde Staten op de rand van een kernoorlog. De nucleaire dreiging leek reëel. De Amerikaanse president Kennedy kondigde op 22 oktober 1962 aan dat hij de aanwezigheid van Sovjetkernwapens in Cuba zou tegengaan door een blokkade van Cuba te organiseren tot de Sovjetunie alle kernwapens van het eiland zou weghalen.

    Artikel door Jane James uit 2002

    Todd Gitlin, auteur van “The Sixties, Years of hope, days of rage”, herinnert de gebeurtenissen als volgt: “Kennedy hield zijn toespraak over de blokkade op maandagavond 22 oktober 1962. Zes dagen lang stond het dagelijkse leven in het teken van deze toespraak. Tot aan de nieuwsuitzending waarin werd gesteld dat Kroetsjov zou toegeven, leefde het land op de rand van de zenuwen met de erg concrete nucleaire dreiging.”

    De officiële mythe dat Kennedy met vastberaden hand regeerde, wordt weerlegd door Gitlin: “Een ander scenario was mogelijk, het einde van alles waarna we er allemaal aan zouden gaan.” De crisis duwde de auteur naar links: “De grootmachten konden de wereld op ieder ogenblik naar de afgrond brengen naargelang het hen uitkwam.”

    Koude oorlog

    De achtergrond van deze gebeurtenissen was de periode die na de Tweede Wereldoorlog volgde en bekend stond als de “Koude Oorlog” waarin de Verenigde Staten en de Sovjetunie opgang maakten als twee rivaliserende supermachten. De ene macht was gebaseerd op het kapitalisme, de andere op een geplande economie. Beide tegengestelde systemen hadden kernwapens.

    In de nasleep van 1945, toen de VS twee atoombommen op Japan dropte, waren de verschrikkelijke gevolgen van atoomwapens algemeen gekend. In de VS en de Sovjetunie waren er voldoende kernwapens om de planeet te vernietigen.

    Doorheen de periode van de Koude Oorlog was dat scenario weinig waarschijnlijk. Als een land kernwapens zou inzetten, zou het andere meteen reageren wat zou leiden tot een “Mutually Assured Destruction” (MAD), een wederzijdse garantie op totale vernietiging. De dreiging van dergelijke vernietiging zorgde voor een ongemakkelijk evenwicht. Bovendien waren de sterke arbeidersorganisaties in het Westen een obstakel om preventief kernwapens in te zetten.

    Cuba en de VS

    In zijn toespraak waarin werd gewaarschuwd voor een kernoorlog, stelde Kennedy: “Onze geschiedenis… toont aan dat we niet de wil hebben om gelijk welke andere natie te domineren of te veroveren of om ons system aan de bevolking op te leggen.”

    De realiteit is natuurlijk anders. De VS kwam meermaals actief tussen bij pogingen om een ander regime aan de macht te brengen in Cuba na de machtsovername door Fidel Castro in 1959. Het waren net de pogingen van de VS om de revolutie de kop in te drukken door het afsluiten van de bevoorrading die Cuba in de armen van de Sovjetunie dreven.

    Het omverwerpen van de VS-marionet Batista en het aan de macht komen van Castro leidde uiteindelijk tot het omverwerpen van het kapitalisme en het grootgrondbezit. Cuba is dan wel geen volledig socialistisch land omwille van het gebrek aan arbeidersdemocratie, maar de geplande economie betekende wel dat heel wat vroegere vestigingen van Amerikaanse bedrijven werden genationaliseerd.

    De VS was doodsbang van Cuba en waar het voor stond. Er moest niet alleen worden ingegaan tegen een geplande economie in de Sovjetunie, maar nu werd het kapitalisme ook in de achtertuin van de VS onder vuur genomen. Dat was een zware slag voor het VS-imperialisme.

    De VS was vooral bang van de mogelijkheid dat de massa’s in andere Latijns-Amerikaanse landen het Cubaanse voorbeeld zouden volgen. Op 17 april 1961 organiseerde de CIA een gewapende invasie in Cuba, de invasie in de Varkensbaai, waarbij werd geprobeerd om de oppositie in het land te organiseren en Castro aan de kant te schuiven. Dat mislukte. Er was geen coherente oppositie in Cuba en geen aanvaardbare oppositieleider.

    Er werd een nieuwe invasie gepland in het daaropvolgende jaar. Een interne nota van de assistent-secretaris voor Inter-Amerikaanse zaken (Martin) aan de vice-staatssecretaris voor politieke zaken (Johnson) op 12 oktober 1962 had het over: “Het voorzien van een selecte groep ballingen van financiële middelen, wapens, sabotagemiddelen, transport en communicatie, uitrusting voor infiltratie-operaties om een politieke basis voor oppositie in Cuba uit te bouwen.” In februari 1962 kondigde de regering-Kennedy een totaal handelsembargo met Cuba aan. Tussen juli en oktober waren er bijna dagelijks daden van agressie: er werd geschoten vanuit de door de VS gecontroleerde marinebasis op Guantanamo en er waren tal van infiltratiepogingen waarbij werd geschoten.

    Jane French beschrijft wat er gebeurde in haar boek “Cuba en de VS”: “Er waren doelgerichte aanvallen vanop boten langs de kust en er waren constant inbreuken op Cubaans grondgebied door boten en vliegtuigen die spioneerden, sabotage organiseerden, boten kaapten, ontvoeringen organiseerden en infiltreerden in opdracht van de CIA.”

    Overzicht van de gebeurtenissen

    Zowel Cuba als de Sovjetunie wisten van de geplande invasie. In mei stemde Castro ermee in dat de Sovjetunie kernwapens in Cuba zou plaatsen om het land te verdedigen tegen een Amerikaanse interventie. Nikita Kroetsjov zag dit uiteraard als een kans om kernwapens in de achtertuin van de VS te plaatsen om op die manier het prestige en de macht van Rusland in de kijker te zetten.

    Amerikaanse spionagevliegtuigen boven Cuba merkten op dat de plaatsing van raketten werd voorbereid. Er waren sites daartoe vrijgemaakt en het krioelde van de Sovjetkrachten die er de wapens moesten installeren en de Cubanen opleiden.

    Eens duidelijk werd dat het om kernwapens ging, liepen de gemoederen hoog op. Dit betekende immers dat er kernwapens in de buurt van de VS lagen waarbij deze wapens zowat alle centrale Amerikaanse steden konden treffen.

    Een document van de Amerikaanse veiligheidsdiensten stelde dat de kernwapens konden worden ingezet tegen steden als Philadelphia, Pittsburg, St Louis, Oklahoma City, Dallas, Houston, Mexico Stad, alle hoofdsteden van Centraal-Amerikaanse landen, het Panama-kanaal en de olievelden van Maricaibo in Venezuela.

    De regering van Kennedy bediscussieerde verschillende opties. Er kon een bombardement plaatsvinden op de plaatsen waar de kernwapens zouden komen om vervolgens Cuba binnen te vallen. Een andere optie was het afsluiten van Cuba zodat er geen schepen vanuit de Sovjetunie binnen zouden geraken. Een alternatief was om met de Sovjetunie te onderhandelen en bijvoorbeeld Berlijn op te geven of de plaatsing van kernwapens in Turkije en Italië stop te zetten.

    Kroetsjov had zelf gesteld dat het blijkbaar wel aanvaard werd dat de VS kernwapens plaatste in Europese landen in de buurt van de Sovjetunie, maar dat de Sovjetunie geen wapens mocht plaatsen in de Westelijke hemisfeer. Kroetsjov klaagde: “De VS heeft bases in buurlanden van de Sovjetunie zoals Turkije alsook in landen als Griekenland, Italië, Frankrijk, West-Duitsland en Pakistan. De Sovjetunie valt deze landen niet aan. Als de VS denkt dat het om het even wat kan doen in Cuba, waarom kan de Sovjetunie dan niet doen wat het wil inzake Cuba en waarom heeft de Sovjetunie niet het recht om te doen wat het wil in die andere landen?”

    De VS wilde een ander regime in Cuba en voerde de druk op in de VN en de Organisatie van Amerikaanse Staten. De ware bedoelingen van de VS blijken uit documenten die later bekend werden: “McCone (directeur van de centrale veiligheidsdiensten) verklaarde dat we twee doelstellingen hebben: ten eerste de raketbasissen weg krijgen en daarnaast ook een einde maken aan het communisme van Castro.”

    Er werd uiteindelijk beslist om Cuba te blokkeren over de zee en zo te vermijden dat wapens zouden worden geleverd. Maar er werd gevreesd dat dit reactie vanuit de Sovjetunie zou uitlokken indien hun schepen werden tegengehouden. Anderzijds zou een bombardement op de raketbasissen leiden tot heel wat Sovjetdoden en dat zou zeker een reactie vanuit het Oosten uitlokken. De VS maakte een afweging van de mogelijke antwoorden van de andere supermacht en besefte dat een wereldwijde kernoorlog mogelijk was.

    Op 24 oktober veranderden zes Russische boten op weg naar Cuba hun koers om terug te keren in de plaats van de blokkade te trotseren. Tegen 26 oktober waren er onderhandelingen tussen de Sovjetunie en de VS. Op 28 oktober werd een akkoord gesloten: de Sovjetunie zou de wapens in Cuba ontmantelen en de VS zou Cuba niet binnen vallen.

    Achter de schermen had Kennedy de Sovjet-ambassadeur laten weten dat de Amerikaanse Jupiter-raketten uit Turkije zouden worden weg gehaald als de Sovjets hun raketten uit Cuba weg haalden. In maart 1963 verdwenen de Turkse raketten.

    Machtsspel

    Het incident werd de “Cubaanse rakettencrisis” genoemd, maar Cuba had zelf niet veel in de pap te brokken.

    Kroetsjov en het stalinistische regime zagen vooral de kansen om kernwapens onder de neus van de VS te plaatsen. Dat zou hun macht en prestige versterken en dat woog zwaarder door dan de belangen van de gewone arbeiders en boeren in Cuba. Castro werd niet eens door Kroetsjov ingelicht over de beslissing om de kernwapens uit Cuba terug te trekken. Enkel de twee supermachten waren bij de onderhandelingen betrokken.

    Veertig jaar later verklaarde Castro in een interview dat Kroetsjov de situatie erger had gemaakt door tegenover Kennedy vast te houden aan de bewering dat er geen kernwapens in Cuba waren en dat alle Sovjet-activiteit puur defensief was. Ook de VS waren bereid om wapens van bij hun bondgenoten weg te halen indien dit de belangen van het VS-kapitalisme beter uitkwam.

    De VS wist maar al te goed dat Cuba een lichtpunt vormde voor de arbeiders en onderdrukten doorheen Latijns-Amerika. Het versterken van Cuba of de Sovjetunie zou het zelfvertrouwen van de massa’s hebben versterkt en zou de strijd tegen het kapitalisme hebben aangevuurd.

    De dreiging van kernwapens blijft vandaag nog steeds actueel, er zijn onstabiele regimes zoals in Pakistan of Noord-Korea die over dergelijke wapens beschikken. Wij blijven ons ook vandaag verzetten tegen kernwapens en stellen dat het kapitalisme moet verdwijnen zodat de controle over deze massavernietigingswapens in handen van de gemeenschap komt om een totale afbouw ervan mogelijk te maken.

  • Cuba. De dreiging van kapitalistisch herstel

    Raul Castro voert nieuwe pro-kapitalistische maatregelen in

    In september 2010 kondigde de Cubaanse regering een reeks economische “moderniseringen” aan. Onder de belangrijkste maatregelen viel vooral het voorstel om 500.000 jobs in de publieke sector te schrappen tegen maart 2011 op. Dat zou een eerste stap zijn om uiteindelijk 1 miljoen jobs weg te saneren. De staat geeft toelatingen aan personen om zichzelf te werk te stellen (“cuentapropistas”) met het recht om anderen eveneens te werk te stellen waarbij dit recht niet beperkt blijft tot familieleden.

    Analyse door Tony Saunois

    Deze maatregelen vormen het antwoord van de regering op de slechter wordende economische situatie. De economische problemen leiden tot een slechtere levensstandaard, voedseltekorten en een afbouw van de levenskwaliteit van de massa’s. De “hervormingen” zorgen voor een discussie in Cuba en onder socialisten in de rest van de wereld over de toekomst van Cuba en de geplande economie (die nog grotendeels overeind blijft, ook al is die verzwakt door de bureaucratische maatregelen) met de mogelijkheid van kapitalistisch herstel. Dat zou een nederlaag betekenen voor de arbeiders en de internationale arbeidersbeweging. Het zou ongetwijfeld worden aangegrepen door de kapitalistische klasse, zeker in Latijns-Amerika, om het idee van “socialisme” te discrediteren en te stellen dat kapitalisme het enige mogelijke systeem is.

    Het lot van Cuba is dan ook niet enkel van belang voor de Cubaanse bevolking, maar voor alle arbeiders en socialisten in de wereld. In de jaren 1990 en in de eerste helft van dit millennium vormden Cuba en nadien ook het Venezuela van Chavez een referentiepunt voor veel arbeiders en jongeren die uitkeken naar een “links” alternatief. Chavez en Cuba waren bereid om in te gaan tegen George Bush en het VS-imperialisme en ze toonden aan dat er een alternatief mogelijk was.

    Het kapitalisme is echter niet omver geworpen in Venezuela, ondanks een aantal progressieve hervormingen onder Chavez. Maar de Venezolaanse regering verdedigde net zoals die van Cuba het idee van “socialisme”. In tegenstelling tot Venezuela kent Cuba wel een centraal geplande economie met een wereldwijd aangeprezen gezondheidsstelsel en gratis onderwijs. Het feit dat Cuba wereldwijd duizenden dokters en medische teams inzet na rampen, zoals de aardbeving in Pakistan en Kasjmir, zorgt voor een enorme sympathie onder de onderdrukte lagen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika maar ook onder jongeren in Europa en de VS.

    Een kapitalistisch herstel in Cuba zou ongetwijfeld een nieuwe nederlaag vormen, maar niet van dezelfde omvang of met dezelfde gevolgen als de herinvoering van het kapitalisme in de voormalige Sovjetunie en Oost-Europa in 1989/92. Het wereldkapitalisme zit vandaag in een andere situatie. Cuba is uiteraard een pak kleiner dan de vroegere Sovjetunie en het Oostblok, maar een kapitalistisch herstel zou enorme gevolgen hebben omdat er meer illusies bestaan in Cuba dan in de Sovjetunie ten tijde van de ineenstorting.

    Ergste economische crisis sinds de “Speciale Periode”

    Het lot van Cuba is belangrijk en omvat enkele cruciale lessen voor alle arbeiders en socialisten. Cuba wordt geconfronteerd met haar ergste economische crisis sinds de “speciale periode” na de ineenstorting van de Sovjetunie. Toen waren er verregaande gevolgen in Cuba. Het BBP stortte in elkaar met een achteruitgang van maar liefst 34%. Er werd een rantsoenering van voedsel ingevoerd waarbij soms slechts een vijfde van de minimale normen van de VN werden bereikt. Volgens bepaalde rapporten was het aantal calorieën dat gemiddeld per dag werd genuttigd afgenomen van 3.052 in 1989 tot 2.099 in 1993. De sociale steun voor de revolutie maakte dat het Cubaanse regime deze periode kon overleven. Dat is zeker het geval na de doorvoering van de Helms-Burton wet in 1996. Daarmee werd het VS-embargo versterkt in een georchestreerde poging om het regime te wurgen en zo ten val te brengen.

    Het Cubaanse regime zag zich in deze periode verplicht om een aantal noodmaatregelen te nemen. Een aantal sectoren van de economie, waaronder het toerisme, werden geopend voor de private markt en internationale investeringen. Dat ging samen met andere initiatieven. Nadien volgden olieakkoorden met Chavez in Venezuela en kwam er een stabilisatie met een zeker economisch herstel.

    Een aantal maatregelen van het regime, vooral de invoering van een parallelle dollareconomie in de toeristische sector, hebben de groeiende ongelijkheden versterkt. Er is een ongelijkheid tussen wie toegang heeft tot de dollareconomie en wie daarbuiten valt. Winkels die aan de dollareconomie verkochten, waren volgepropt met de meest moderne producten terwijl de overheidswinkels die tegen Cubaanse peso’s verkochten amper enige producten hadden.

    De economie bleef tussen 2003-2007 groeien, met een piek van 12,1% groei in 2006. Maar sindsdien is er een ernstige economische achteruitgang. Tegen 2008 was er een begrotingstekort van 6,7% van het bbp, dat was 70% meer dan in 2007. Er is een tekort op de betalingsbalans ter waarde van 1.500 miljoen dollar. In 2007 was er nog een overschot van 500 miljoen dollar. De buitenlandse schulden namen toe tot 17.820 miljoen dollar in 2007, dat is goed voor 45% van het bbp. Het land kon de afbetaling van haar buitenlandse schulden in 2008 niet nakomen. Cuba werd ook hard geraakt door de prijsdalingen voor nikkel, goed voor 25% van de waarde van de Cubaanse export.

    De nieuwe maatregelen moeten tegen deze achtergrond worden gezien. Het is ook tegen deze achtergrond dat de sociale voorwaarden voor de massa’s er op achteruit zijn gegaan. In het pakket maatregelen wordt ook een beperking van de voedselimport voorzien. Voor de revolutie van 1959/60 werd 80% van de voedselconsumptie in Cuba in het land zelf voorzien. Vandaag wordt 80% van het voedsel geïmporteerd. Dat toont de ernst van de crisis.

    Deze recente ontwikkelingen staan in een schril contract met de enorme sociale en economische verworvenheden vlak na de revolutie. De verworvenheden werden mogelijk door het omverwerpen van het grootgrondbezit en het kapitalisme en de invoering van een centrale planning van de economie.

    Verworvenheden van de revolutie en kapitalistisch herstel

    Fidel Castro verdedigde in 2008 terecht de verworvenheden van de revolutie toen hij stelde dat de levensverwachting er met ongeveer 19 jaar is op vooruit gegaan. De levensverwachting bedraagt nu 77,5 jaar. De kindersterfte is beperkt tot 6 per 1.000 kinderen in het eerste jaar na de geboorte. Dat is maar iets slechter dan in Canada. Er zijn 30.000 dokters die in meer dan 40 landen actief zijn. Er is een degelijke gezondheidszorg en gratis onderwijs. Het analfabetisme was in de eerste jaren na de revolutie al grotendeels verdwenen. Deze stappen vooruit werden ook in de “speciale periode” behouden.

    Veel van deze verworvenheden zouden verdwijnen met de contrarevolutie en het herstel van het kapitalisme. In Rusland zorgde de kapitalistische contrarevolutie ervoor dat de levensverwachtingen van mannen terugviel tot 56 jaar. Kapitalisme in Cuba zou het land economische en sociale voorwaarden brengen zoals in Nicaragua of El Salvador. Dat is vandaag steeds meer een ernstige bedreiging omwille van de economische achteruitgang die plaats vindt.

    De redenen voor deze opkomende dreiging moeten ook gezocht worden in het karakter van het Cubaanse regime en het feit dat dit regime niet in staat is om de Cubaanse economie verder te ontwikkelen. Cuba is afhankelijk en een deel van de wereldmarkt. De globalisering van de wereldeconomie maakt dat alle landen onderling verbonden zijn en niet los staan van ontwikkelingen in andere landen. Dit werd in het verleden in Cuba wat weg gemoffeld door de banden met de voormalige Sovjetunie. Sinds de ineenstorting van de Sovjetunie was er een groeiende handel met Venezuela, Canada, China en Spanje (dat zijn de belangrijkste handelspartners), maar dit zorgt er niet voor dat het land immuun werd voor ontwikkelingen in de wereldeconomie. De Cubaanse crisis toont aan hoe het onmogelijk is om socialisme in slechts één land op te bouwen, het wijst op de noodzaak om de revolutie verder te verspreiden om te komen tot een democratische socialistische federatie van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische staten om de ontwikkeling van deze economieën democratisch te plannen. Een dergelijke federatie zou kunnen vertrekken van een federatie van Cuba, Bolivia en Venezuela om praktisch aan te duiden wat de mogelijkheden zijn.

    Het karakter van de Cubaanse revolutie

    De revolutie in Cuba in 1959/60 leidde er uiteindelijk toe dat het kapitalisme en het grootgrondbezit aan de kant werden geschoven en er een centraal geplande economie tot stand kwam. Ondanks de grote steun van de arbeiders en boeren kwam er geen echte arbeidersdemocratie tot stand. In de plaats daarvan werd een bureaucratisch staatsapparaat opgebouwd. Op dit vlak verschilde Cuba van de democratie van arbeiders en boeren die tot stand kwam in Rusland in 1917 onder de leiding van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken.

    Er kwam een bureaucratisch apparaat waar Fidel Castro zich op baseerde. Ondanks de enorme steun onder de bevolking was er een top down bestuur. Er was geen brutaal repressief regime zoals dit het geval was met het stalinistische regime dat uiteindelijk opkwam in Rusland als gevolg van het isolement van de revolutie en Lenin’s overlijden in 1924. De massale zuiveringen en de persoonlijkheidscultus van Rusland onder Stalin waren niet aanwezig in het Cuba van Castro. Er was echter wel enige repressie tegen minderheden en dissidenten. Naast politieke tegenstanders werden ook holebi’s vervolgd. Recent gaf Castro toe dat dit een “fout” was.

    Het gebrek aan democratische controle en beheer van de economie door de arbeidersklasse, essentiële elementen om de economie en de samenleving te ontwikkelen, betekende dat de economie dan wel gepland werd maar op een bureaucratische en administratieve wijze met steeds meer tekortkomingen, corruptie en verspilling als resultaat.

    Bureaucratie in crisis

    In de eerste periode na de revolutie werden deze tekortkomingen deels verborgen door de algemene ontwikkeling van de samenleving en de economie als gevolg van de planning van de economie en de gunstige handelsverhouding met de Sovjetunie. Maar zelfs toen waren er economische bochten, verspilling, corruptie en onefficiënte elementen. Het verlies van de economische steun van de vroegere Sovjetunie en de dieper wordende economische stagnatie en crisis, maakten dat deze elementen sterker op de voorgrond konden treden. Dit ging gepaard met de hernieuwde opkomst van sociale fenomenen zoals prostitutie (dat na de revolutie was verdwenen).

    Een geplande economie heeft op ieder ogenblik en op ieder niveau democratische controle nodig om te kunnen functioneren en verder ontwikkelen. Zonder die controle ontstaan bureaucratische privileges, top down methoden en de bijhorende verspilling, corruptie en inefficiëntie die uiteindelijk zorgen voor stagnatie en achteruitgang. Deze elementen waren van bij het begin van de Cubaanse revolutie aanwezig, maar de omvang ervan is nu groter geworden naarmate de crisis intensiever wordt. Leon Trotski waarschuwde voor dit gevaar in de Sovjetunie toen hij de volgende vraag stelde: “Zal de bureaucraat een einde maken aan de arbeidersstaat, of zal de arbeidersklasse de bureaucraat opruimen?”

    Een deel van de Cubaanse bureaucratie heeft besloten dat stappen in de richting van kapitalistisch herstel een antwoord bieden op de crisis. Esteban Morales, directeur van het “VS Studiecentrum” aan de universiteit van Havana en een linkse criticus van het regime, waarschuwde in een artikel onder de titel “Corruptie: de ware contrarevolutie” (verschenen op 21 oktober 2010): “Het wordt zonder enige twijfel evident dat er mensen met posities in de regering en de staat zijn die zichzelf financieel voorbereiden op de val van de revolutie, anderen staan zo goed als klaar om de staatsbezittingen naar private handen over te dragen, net zoals dit in de vroegere Sovjetunie gebeurde.” (online: afrocubaweb.com/estebanmorales.htm)

    Hij wijst op de verwijdering van generaal Acevedo als directeur van het IACC (Instituut voor Burgerlluchtvaart) zonder duidelijke publieke uitleg. Morales komt tot de conclusie dat een volledige uitleg het regime in de problemen zou brengen omdat het zou moeten uitleggen waarom de mensen die “door de revolutie gecreëerd en gevormd” werden geld verkwisten. Hij stelde ook dat de chefs commissies krijgen en bankrekeningen openen in het buitenland. Morales was een gerespecteerde auteur over de raciale kwestie in Cuba. Na het publiceren van voornoemd artikel werd hij uit de Communistische Partij gezet. Dat geeft aan dat er debat en strijd is binnen de CP, maar ook over de richting die het regime in het algemeen wil uitgaan. Er zijn ongetwijfeld verschillende vleugels binnen de bureaucratie. De meest pro-kapitalistische vleugel staat vooral sterk in het leger en controleert verschillende bedrijven. Raul Castro, Fidels broer, was jarenlang op dat terrein actief.

    Sinds hij zijn broer officieel heeft vervangen als staatshoofd, heeft Raul Castro zowat 60% van de ministers vervangen. Hij wil een regering met mensen die dichter bij hem staan. Hij doet pogingen om het Chinese pad te volgen, er waren verschillende vergaderingen en uitwisselingen met het Chinese regime. Hij nam ook de tijd om lessen te trekken uit de ervaringen uit Oost-Europa tijdens een bezoek van de laatste leider van Oost-Duitsland (DDR), Hans Modrow.

    “Cuentapropistas” en de geplande economie

    Raul Castro kondigde recent aan dat zou worden toegelaten dat mensen zichzelf tewerk stellen. Er zijn ook een aantal wijzigingen in het grondbezit en de mogelijkheid van een beperkte landbouwmarkt die niet onder overheidscontrole valt.

    Dit zijn opvallende stappen en het betekent dat een aantal kapitalistische elementen worden ingevoerd, maar het gaat vooralsnog om erg beperkte maatregelen die erg voorzichtig worden ingevoerd. De overheid behoudt haar controle en de centrale elementen van de geplande economie blijven buiten schot.

    De “Cuentapropistas”moeten mensen toelaten om voor zichzelf te werken en bedrijven kunnen een aantal werknemers aanwerven. De maatregel is van toepassing op loodgieters, elektriciens, kappers en een aantal andere sectoren. Deze “hervorming” werd ook tijdens de “Speciale Periode” in de jaren 1990 doorgevoerd. Op het hoogtepunt waren er zo’n 200.000 “cuentapropistas”. Deze maatregel werd teruggedraaid door Fidel Castro toen hij de economie opnieuw centraliseerde.

    Ook voor de “cuentapropistas” is een toelating door de overheid vereist. Vorig jaar waren er in deze categorie zo’n 143.000 werknemers op een totale arbeidskracht van 5,7 miljoen. Daarbij moet evenwel ook nog rekening worden gehouden met het feit dat heel wat overheidspersoneelsleden na de uren bijklussen om rond te komen.

    Er werd een belastingsstelsel ingevoerd voor kleine bedrijven, voorheen was dit niet het geval omdat kleine bedrijven niet werden toegelaten. In 1968 nationaliseerde Castro alle kleine bedrijven op het eiland. Militant, de voorloper van de Socialist Party, en het CWI waren destijds tegen deze maatregel gekant.

    De nationalisatie van alle kleine bedrijven, winkels,… versterkte de bureaucratisering en de inefficiëntie in heel wat sectoren. Een democratisch geplande economie moet gebaseerd zijn op het overheidsbezit van de sleutelbedrijven en de banken die de economie domineren. Maar het is niet nodig om iedere kapper of kleine zelfstandige te nationaliseren. De vestiging van lokale coöperatieven die handel drijven met en verbonden zijn met de relevante overheidssector, kan leiden tot een veel efficiënter functioneren van deze economische sectoren.

    Deze maatregelen uit 1968 waren deels een reactie op de ontwikkelingen in Oost-Europa, vooral in Tsjechoslowakije, en kwamen er onder druk van de Sovjetbureaucratie. Castro erkende in 2005: “Bij de vele fouten die we hebben gemaakt, was de grootste ongetwijfeld dat we dachten dat iemand echt wist hoe socialisme in elkaar zat”. Hij verwees daarbij naar de Sovjetunie. “Als ze zegden: ‘zo moet het’, dan dachten we dat ze het wel wisten. Alsof het een puur fysische reactie was.”

    Het is opvallend dat Fidel Castro deze fout toegeeft, maar het probleem bestond vooral uit het feit dat het alternatief erop niet werd begrepen. Er was nood aan een systeem van echte arbeiderscontrole en –beheer en de verspreiding van de revolutie naar de andere landen van Latijns-Amerika en de Caraïben. Dit gebrek aan begrip kwam voort uit het karakter van de staat na een revolutie waarin de arbeidersklasse niet bewust aan het hoofd van stond.

    Het dilemma waarmee Fidel en nu Raul Castro wordt geconfronteerd, is dat ze erkennen dat er een grote crisis is en een probleem van bureaucratisering, maar dat ze bij gebrek aan een alternatief overgaan tot een zig-zagpolitiek om een uitweg uit de crisis te vinden.

    De problemen waarmee de huidige hervormingen zullen kampen, bleken eerder al bij de landbouwhervormingen van 2008. Dit was een van de belangrijkste “hervormingspakketten” tot nu toe waarbij braakliggende grond werd overgelaten aan private boeren en coöperatieven. Tegen eind 2009 hadden 100.000 begunstigden in totaal 920.000 hectaren grond verworven, dat is goed voor 54% van de totale landbouwgrond op het eiland.

    De eigendom is gewijzigd, maar er werd geen marktsysteem toegelaten voor de aankoop van grondstoffen, materieel of technologie, evenmin voor krediet of de uiteindelijke verkoop. Acopio is het overheidsbedrijf dat verantwoordelijk is voor de aankoop en de distributie. Het staat bekend als corrupt en inefficiënt. Het bedrijf verplicht alle boeren nog steeds om 70% van de opbrengst aan de overheid te verkopen tegen lage prijzen.

    De druk voor een kapitalistisch herstel neemt toe, maar het is absoluut niet zeker dat dit proces zal worden vervolledigd. Een belangrijk obstakel voor de Cubaanse bureaucratie is de vrees dat het openen van de economie zal leiden tot een toevloed van geëmigreerde Cubanen die eigendom opeisen, grond en bedrijven die ze uit de handen van het Cubaanse regime weg willen. De bureaucratie zou niet in staat zijn om alle overheidsbezittingen te plunderen zoals de bureaucratie in de voormalige Sovjetunie dit kon. Er wordt gevreesd dat de positie van de bureaucraten eerder vergelijkbaar zou zijn met die van de vroegere stalinisten in Oost-Duitsland. Zij werden gewoon opzij geschoven door het kapitalistische West-Duitsland en de West-Duitse staatsmachine.

    Het Cubaanse regime gaat erg voorzichtig en terughoudend te werk. Bij de aankondiging van de recente economische hervormingen benadrukte Raul Castro dat het “socialistische systeem niet in vraag werd gesteld”. Minister van Economie Marino Murillo, verklaarde dat de rol van de staat beperkt zou worden in de kleine bedrijven, maar dat de overheid “de leiding over een gecentraliseerde economie blijft opnemen.” In de internationale media werd echter meer aandacht geschonken aan een interview dat Fidel Castro gaf aan de Amerikaanse journalist Jeffrey Goldberg waarin hij verklaarde dat het Cubaanse model niet meer werkt.

    Er werd gesteld dat Castro hiermee afstand nam van “socialisme”. Maar er werd minder aandacht gegeven aan wat Castro stelde bij het lanceren van het tweede deel van zijn memoires. In dat boek stelt Castro: “Zoals de hele wereld weet ben ik van de opvatting dat het kapitalistische systeem nu niet werkt in de VS of gelijk waar anders ter wereld. Het leidt ons van crisis tot crisis, waarbij de crisis steeds ernstiger wordt.”

    Vrees voor sociale crisis en mogelijkheid van hybride regime

    Het regime is zelf erg voorzichtig omdat het vreest dat de ontwikkeling van een sociale crisis de situatie uit de hand kan laten lopen waarbij het ook tot een splitsing komt in de bureaucratie en het staatsapparaat. Het Vierde Partijcongres van de Cubaanse Communistische Partij in 1991 werd voorafgegaan door een grootschalig consultatieronde en massabijeenkomsten waaraan in totaal drie miljoen mensen deelnamen. Deze bijeenkomsten waren relatief open en het was een uitdrukking van het feit dat de leiding onder Fidel wilde handelen als bonapartisten waarbij beroep werd gedaan op de massa’s op een ogenblik dat de crisis hard toesloeg.

    Na de toespraak van Raul Castro in Camaguey in 2007 werden de resultaten van de “consultaties” onder de bevolking geheim gehouden. De beslissingen over de economische hervormingen werden door een kleine groep genomen. Dat wijst op een gebrek aan vertrouwen en op twijfel onder het regime.

    Het is mogelijk dat er verdere stappen worden gezet in de richting van kapitalistische maatregelen terwijl de staat een centrale en machtige rol blijft spelen in de economie. Een hybride regime – met belangrijke elementen van kapitalistisch herstel maar waarbij de staat en het bureaucratische regime een machtige controle-invloed blijven hebben – behoort dan tot de mogelijkheden. In zekere zin zijn er daar nu al elementen van aanwezig.

    Dit kan versterkt worden door de dieper wordende wereldwijde economische crisis. Die crisis kan echter ook leiden tot een hernieuwde overheidstussenkomst in die sectoren waarop de greep al wat versoepeld werd. Dat is wat in Cuba gebeurde na de “Speciale Periode”. Het verschil met vandaag is echter dat de economische crisis harder toeslaat en dat er bovendien andere bedreigingen zijn.

    Zo is er de groeiende kloof tussen de oudere generatie die de revolutie steunt omwille van de enorme sociale verworvenheden, en aan de andere kant de jongere generatie die onder het huidige regime is opgegroeid. 73% van de Cubaanse bevolking is geboren na de revolutie van 1959. De jongeren raken vervreemd van de revolutie omwille van de bureaucratie, de beperkingen op reizen, het gebrek aan toegang tot het internet, de onderdrukking van muziek,… Dat zet de revolutie onder druk of het leidt alleszins tot een gebrek aan opvolging. Het feit dat Fidel werd opgevolgd door zijn broer Raul vormt daar geen oplossing voor.

    De jongeren groeiden op onder een regime dat de tekorten probeert te beheersen en intussen stappen terug zet op het vlak van gezondheidszorg, huisvesting,… Zij vergelijken niet met de situatie voor 1959 en de stappen vooruit in de jaren 1960 en 1970. De norm voor jongeren is wat er bestond na de “Speciale Periode”. De betrokkenheid van jongeren bij de revolutie is beperkter door het ontbreken van een duidelijk democratisch socialistisch alternatief op het huidige bewind of een perspectief van internationale socialistische revolutie.

    Internationaal democratisch socialisme

    Het Cubaanse regime komt in een nieuwe fase waarbij de dreiging van kapitalistisch herstel ernstig is. Er werden een aantal belangrijke stappen in die richting gezet, maar zeker geen volledige stappen. De discussies hierover beginnen nu in Cuba en hebben betrekking op de richting die de samenleving moet uitgaan. Het antwoord op de huidige impasse moet niet gezocht worden in de richting van kapitalistisch herstel, maar door het verdedigen van de centraal geplande economie en de invoering van een systeem van echte arbeiderscontrole en –beheer. Het is van cruciaal belang dat alle werkplaatsen vrije verkiezingen kunnen houden voor comités die het dagelijkse beheer van de bedrijven of diensten organiseren. Deze comités moeten nationaal worden gecoördineerd om de volledige economie te plannen, doelstellingen voor de productie op te stellen en een noodplan voor de economie op te maken. Alle vertegenwoordigers moeten worden verkozen en steeds afzetbaar zijn. Ze mogen niet meer verdienen dat het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. De beperkingen op het reizen of op het internet moeten onmiddellijk worden gestopt. Alle arbeiders en jongeren moeten het recht hebben om discussiegroepen te vormen, tendensen op te zetten en politieke partijen (op voorwaarde dat ze niet samenwerken met het imperialisme dat het kapitalisme wil herstellen) naast vrije vakbonden die los staan van de staat. Dat zijn enkele van de democratische veranderingen die dringend nodig zijn, naast onder meer het vrijmaken van de media waarbij de media onder de democratische controle van de arbeiders en jongeren moet staan.

    Deze maatregelen zijn dringend nodig, net als het verspreiden van de revolutie en de vorming van een democratisch socialistische federatie met Venezuela en Bolivia als eerste stap in de richting van een socialistische federatie van Latijns-Amerika. Het gezamenlijk plannen van de economie van Cuba, Venezuela en Bolivia in een Democratisch Socialistische Federatie zou de mogelijkheden van een geplande economie kunnen aantonen. Daar moet dringend werk van worden gemaakt als we willen vermijden dat de tendens naar kapitalistisch herstel wordt verder gezet. Deze tendens bedreigt alle verworvenheden van de revolutie. Om die verworvenheden te verdedigen, moeten we bouwen aan een democratische socialistische samenleving gebaseerd op arbeiderscontrole en –beheer.

  • Recensie. “Cuba na Castro, een eiland in omwenteling”

    Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de Cubaanse revolutie lijkt de aandacht voor het eiland opnieuw op te laaien. De machtsoverheveling van Fidel naar Raoul en de aanhoudende geruchten over het nakende einde van die eerste, zetten verschillende auteurs opnieuw aan het denken over de toekomst van Cuba. Eén van deze auteurs is Lode Delputte, buitenlandverslaggever voor De Morgen.

    Jeroen (Gent)

    Het minste dat gezegd kan worden over Delputte’s “Cuba na Castro, een eiland in omwenteling” is dat het een goed geschreven werk is. Delputte schrijft erg sterk vanuit zijn eigen, behoorlijk rijk gevulde, ervaring. Het anekdotische karakter zorgt dat de pagina’s vlotjes over de vingers lopen.

    Dit is tegelijk een sterkte én een zwakte van het boek. Door deze aanpak is bijvoorbeeld het eerste deel, ‘Cuba gisteren’ (het boek is opgedeeld in drie delen: Cuba gisteren, Cuba vandaag en Cuba Morgen), nogal onduidelijk. Het focust vaak op personen of specifieke evenementen zonder veel achtergrond of duiding. Een korte melding wordt bijvoorbeeld gemaakt dat de PSP (de Moskougezinde Socialistische Volkspartij Partij) Castro’s aanval op de Moncada Kazerne veroordeelde, maar daar blijft het bij. Nochtans is de houding van de PSP voor het verloop van de Cubaanse revolutie een erg belangrijk gegeven. Er wordt ook kort uitgelegd hoe de VS na het incident met de oorlogsbodem Maine in 1898 een oorlog tegen Spanje beginnen en dat Cuba nadien eindigt als een marionettenstaat van de VS-burgerij. Maar hoe dit gegeven past binnen een bredere imperialistische politiek wordt in het midden gelaten. Delputte probeert de geschiedenis te beschrijven. Voor linkse socialisten komt het er eerder op aan om er lessen uit te trekken en het bredere historische kader te zien.

    In het deel “Cuba vandaag” probeert Delputte een beeld te scheppen van het dagelijkse leven in Cuba. Hiervoor laat hij een hele reeks verschillende sprekers aan het woord en er passeert een lange revue van anekdotes. Van regeringsfunctionarissen over buiten- en binnenlandse auteurs tot gewone Cubanen. Enerzijds bevestigt hij zo een reeks clichés: dat in de toeristische zones sommige jongeren via onzuivere trucs of tippelen proberen bij te verdienen, dat veel Cubanen het vandaag nog steeds niet breed hebben, dat het regime weinig ruimte laat aan dissidenten,… Anderzijds relativeert hij ook een aantal zaken, het deel waarin hij beschrijft hoe hij paranoïde werd van alle geruchten van staatscontrole staat in schril contrast met vele rechtse schrijvers. Ook laat Delputte doorschijnen dat hij niet ongevoelig is voor de verworvenheden van de Cubaanse revolutie. Maar ook hier weer ontbreekt een duidelijke analyse van hoe deze kunnen behouden en uitgebreid worden.

    In het deel “Cuba morgen” blijf je als lezer het meest op je honger zitten (het telt maar 18 pagina’s!). Dit is zonder meer een gemiste kans. De huidige economische crisis heeft immers niet enkel het westerse neoliberale model aan diggelen geslagen. Ook het ‘Chinese model’ (kapitalistische hervorming met behoud van een bureaucratisch regime), dat een paar keer naar voor wordt geschoven als een optie voor Cuba, lijkt geen garantie te zijn om de verworvenheden van de revolutie veilig te stellen. Hier blijft een gapende leegte na het lezen van “Cuba na Castro” en het boek kan dan ook het beste gelezen worden als een enthousiasmerend, vlot geschreven werk en vooral een begin van een diepgaander lectuur.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop