Category: 1917

  • Russische Revolutie van 1917 leidde tot meest progressieve verworvenheden voor vrouwen

    100 jaar geleden vond de Russische Revolutie plaats. Deze maakte eerst een einde aan de tsaristische dictatuur en vervolgens ook aan het kapitalistische systeem van onderdrukking, oorlog en ellende. De 100ste verjaardag van deze gebeurtenissen leidt tot heel wat verdraaiingen in de gevestigde media. Er wordt gesproken over een bloedige staatsgreep of nog over een Duits complot. Waar zelden op wordt ingegaan, zijn de sociale stappen vooruit na 1917. Zo waren er concrete en in die tijd nooit geziene verworvenheden voor vrouwen  met stemrecht en economische vrijheid op een ogenblik dat dit in de ontwikkelde kapitalistische landen nog verre toekomstmuziek was. 100 jaar later zijn het recht op echtscheiding, abortus, de vervolging van verkrachtingen, … nog steeds niet afgedwongen in tal van landen, of liggen deze rechten onder vuur. We blikken terug op de impact van de Russische Revolutie op vrouwenrechten en op de bolsjewistische politiek die hiertoe leidde.

    Artikel door Brune (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’. Op de lanceringsdag van de campagne ROSA zal dit thema ook aan bod komen. Meer info over de lanceringsdag van ROSA op 12 maart

    Hernieuwde vrouwenstrijd

    De rol van vrouwen in de Russische Revolutie wordt zelden vermeld. Nochtans begon de Februarirevolutie op de internationale vrouwendag. Over de maatregelen die na de Oktoberrevolutie werden doorgevoerd, wordt al helemaal gezwegen.

    In 1917 wierp de Russische arbeidersklasse onder leiding van de bolsjewieken het kapitalisme en het feodalisme omver. Dit leidde tot een radicale en nooit geziene verandering in de samenleving. De bolsjewieken slaagden erin om de arbeidersklasse en de arme boeren aan de macht te brengen omdat ze de stem van de onderdrukte massa’s  vormden en een politieke uitdrukking gaven aan hun belangen.

    Is een revolutie tegen ongelijkheid iets uit het verleden? Wij denken van niet. Vandaag is de ongelijkheid en de economische onderdrukking bijzonder flagrant. De cijfers van Oxfam over ongelijkheid zijn algemeen bekend: de 8 rijksten bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking (1). De ongelijkheid blijft maar toenemen en dit heeft ook gevolgen voor de onderdrukking van vrouwen en de LGBTQ gemeenschap (lesbiennes, gays, biseksuelen, trans en queers). Zelfs in westerse landen worden stappen achteruit gezet op vlak van vrouwen- en LGBTQ-rechten.

    Neem het huidige Rusland waar Poetins controversiële wetsvoorstel over geweld binnen het gezin is aangenomen (2). Deze wet decriminaliseert geweld binnen het gezin: waar er voorheen straffen tot twee jaar gevangenis op stonden, wordt voortaan hoogstens een boete opgelegd. In Turkije was er een seksistisch wetsvoorstel dat verkrachting banaliseerde en decriminaliseerde: verkrachters konden hun straf ontlopen door met het minderjarige slachtoffer te huwen… (3). In Tunesië bestond er een gelijkaardige regel (4). Gelukkig werden deze voorstellen onder druk van protest afgevoerd.

    In de VS verklaarde president Trump in zijn campagne dat hij vrouwen benadert door hen bij hun ‘pussy’ te grijpen (5). Eens verkozen, ging hij meteen in de aanval op het recht op abortus. Hij eiste van het vrouwelijk personeel dat voor zijn regering werkt, dat het zich “kleedt als vrouwen.” (6) Trump en zijn bende vormen een bedreiging voor alle verworvenheden waar vrouwen in de 20e eeuw voor gestreden hebben.

    Tegen deze achtergrond is het geen toeval dat er een nieuwe opmars van strijd is. Zo was er het Latijns-Amerikaanse protest tegen feminicido’s (geweld op vrouwen, waaronder moord). Er was de Poolse vrouwenstaking. In de VS namen meer dan 3 miljoen mensen deel aan de vrouwenmarsen bij de eedaflegging van Trump. Vrouwenstrijd staat terug op de agenda.

    Vrouwen in de Russische Revolutie

    Bij het heropbouwen van vrouwenstrijd is het nuttig om naar bewegingen uit het verleden te kijken. Zo toonde de Russische Revolutie dat vrouwen op basis van massabewegingen een centrale rol kunnen spelen in de strijd tegen onderdrukking. In de revolutionaire gebeurtenissen van 1917 stonden vrouwen vooraan, zowel in de omverwerping van de dictatuur van de tsaar als in de overwinning van de bolsjewieken. Meer dan enige andere politieke kracht uit die tijd begrepen de bolsjewieken het belang van de vrouwenstrijd.

    In februari 1917 trokken tienduizenden vrouwen de straten van Petrograd op om “gerechtigheid, vrede en brood” te eisen. Ze grepen de internationale vrouwendag van 8 maart (23 februari volgens de Juliaanse kalender die toen nog gebruikt werd in Rusland) aan om te betogen. Het was het begin van de Februarirevolutie. De soldaten sloten zich bij de betogers aan. De raden (sovjets) die in de mislukte revolutie van 1905 waren opgezet en repressief onderdrukt door de tsaar, maakten hun terugkeer en betwistten de autoriteit van de Voorlopige Regering. In oktober 1917 namen de werkenden en arme boeren de macht zelf in handen. Bij de val van het Winterpaleis waren heel wat vrouwen betrokken.

    Ook na de machtsovername speelden vrouwen een grote rol. De bolsjewieken benadrukten de rol van de arbeidersklasse in de maatschappijverandering, maar erkenden tegelijk dat vrouwen een dubbele onderdrukking ondergingen die voortkwam uit de klassensamenleving. Voor de bolsjewieken moest de bevrijding van de vrouwen gebeuren door de omverwerping van het kapitalisme en was deze bevrijding een essentieel onderdeel van de strijd voor een socialistische samenleving.

    Verworvenheden van de revolutie

    Vrouwen zaten in de leiding van de bolsjewistische partij op zowel lokaal als nationaal vlak. De revolutie veranderde het bewustzijn en het leven van werkende vrouwen op een nooit geziene wijze. Op 17 december 1917, amper zeven weken na de vorming van de eerste arbeidersstaat, werd de verplichting van het religieus huwelijk afgeschaft en echtscheiding gelegaliseerd. Een maand later werd een nieuwe familiewet ingevoerd waarin de juridische gelijkheid van vrouwen was opgenomen en de ‘onwettelijkheid’ van kinderen onmogelijk werd. De definitie van verkrachting werd aangepast. De wet omschreef het als “seksuele verhoudingen zonder wederzijdse instemming waarbij fysiek of psychisch geweld wordt gebruikt.” In 1920 werd abortus wettelijk mogelijk.

    In de jaren 1920 werd de familiewet meermaals aangepast op basis van discussies en debatten. De socialistische propaganda had van bij het begin de gelijkheid van vrouwen verdedigd. Voor de bolsjewieken was het cruciaal om in te gaan tegen de onderdrukking van vrouwen in het traditionele gezin.

    De bolsjewieken voerden een stelsel van sociale bescherming in met onder meer kraamklinieken, scholen, kinderopvang maar ook sociale restaurants en wasserijen die als doel hadden om de traditionele huishoudelijke taken van vrouwen te verlichten. Er kwam betaald ouderschapsverlof zowel voor als na de bevalling. Op de werkplaatsen kwamen er afzonderlijke ruimtes om borstvoeding te geven met pauzes om de drie uur voor moeders. Bovendien hadden sociale maatregelen als de vermindering van de arbeidstijd uiteraard ook gevolgen voor vrouwelijke werkenden.

    In 1922 werd prostitutie gedecriminaliseerd en pooierschap verboden. In datzelfde jaar nam het aantal vrouwelijke leden van de Communistische Partij, de nieuwe naam van de bolsjewieken, toe tot 30.000.

    Na de revolutie was homoseksualiteit niet langer strafbaar. Alle wetten tegen homoseksuelen werden in 1922 uit het strafrecht gehaald. Er waren huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht. In 1926 werd het wettelijk mogelijk om in alle officiële documenten van geslacht te veranderen.

    Openlijke homoseksuelen namen officiële posities in. Georgi Tsjitsjerin bijvoorbeeld was minister van Buitenlandse Zaken in 1918. Vandaag is het in heel wat kapitalistische landen voor openlijke homoseksuelen nog steeds niet vanzelfsprekend om zo’n functie uit te oefenen.

    Deze verworvenheden ondergingen hetzelfde lot als de arbeidersdemocratie die aan de basis ervan lag. De stalinistische bureaucratie trok steeds meer macht naar zich toe en maakte een einde aan de revolutionaire verworvenheden. De degeneratie van de revolutie bracht de oude waarden en praktijken terug. Dit wordt tot op vandaag gebruikt om de enorme ontwikkelingen na 1917 te minimaliseren of zelfs niet te vermelden.

    Nochtans vormen de maatregelen na 1917 een inspiratiebron die ook vandaag nuttig is voor strijd. Er was nooit een politieke kracht die zo hard probeerde om de steun van vrouwen en de LGBTQ gemeenschap te organiseren als onderdeel van de strijd voor een andere samenleving. Dit gebeurde ondanks het achtergebleven karakter van de Russische samenleving begin 20e eeuw.

    De Russische Revolutie toont de onlosmakelijke band tussen de strijd tegen elke vorm van onderdrukking en de strijd van de arbeidersklasse voor de socialistische omvorming van de samenleving.

     

    Voetnoten

    1. www.oxfam.org/fr/salle-de-presse/communiques/2017-01-16/huit-hommes-possedent-autant-que-la-moitie-de-la-population
    2. www.20minutes.fr/monde/russie/2011687-20170209-russie-depenalisation-violences-domestiques-promulguee-vladimir-poutine
    3. www.lepoint.fr/monde/turquie-retrait-du-sulfureux-projet-de-loi-sur-le-viol-des-mineurs-22-11-2016-2084760_24. php
    4. www.20minutes.fr/monde/1983399-20161219-tunisie-loi-permettant-violeur-epouser-victime-devrait-etre-revisee
    5. Verwijzing naar de video waarin Trump zei: ‘‘grab them by the pussy’’
    6. www.lesoir.be/1432993/article/soirmag/actu-soirmag/2017-02-04/des-femmes-repondent-nouvelle-exigence-sexiste-donald-trump

    [divider]

    Meer hierover lezen? Bestel het boekje ‘Vrouwenrechten in revolutionair Rusland’ met teksten van Emma Quinn, Lenin en Trotski. Het boekje telt 48 pagina’s en kost 5 euro (verzending inbegrepen). Hier te koop in onze webshop. Of door 5 euro over te schrijven op BE 48 0013 9075 9627 van ‘Socialist Press’ met als mededeling: ‘Vrouwenrechten in Rusland’.

  • [1917] Lessen uit de Februarirevolutie

    [1917] Dit jaar herdenken we de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Dat was een bewuste poging om tot maatschappijverandering in het belang van de meerderheid van de bevolking te komen. Klinkt actueel en nog steeds broodnodig. Vandaar dat we de gebeurtenissen en lessen van 1917 grondig willen bekijken.

    [divider]

    Lessen uit de Februarirevolutie

    In 2007 publiceerden we een dossier door Peter Taaffe met enkele lessen uit de Februarirevolutie. Op het einde van deze maand is het nuttig om dat artikel terug op te diepen. Centraal in de lessen die we uit deze revolutie trekken, staan de rol van de arbeidersklasse en de noodzaak van een revolutionaire partij met een programma gericht op een fundamentele breuk met het systeem. De Februarirevolutie zette de vloedgolf van het revolutionair proces open en geen mensenhand kon dit nog stoppen, stelde Trotski in zijn eerste reactie op het nieuws over de revolutie. Tegelijk was er nog een naïviteit onder de werkenden die hoopten dat het verdwijnen van de tsaar zou volstaan voor het verdwijnen van oorlog en ellende. Daartoe zou er echter nog een volgende fase in het revolutionaire proces nodig zijn.

    -> Dossier door Peter Taaffe op revolutie1917.com 

  • “Lenin in de trein.” Intense en levendige proloog op gebeurtenissen die de wereld veranderden

    Toen de Februarirevolutie in Rusland uitbrak en de tsaar van de troon gestoten werd, leefde Vladimir Lenin in ballingschap in Zwitserland. Gezien de onverzettelijke tegenstand van Lenin tegen de imperialistische Wereldoorlog, was het voor de bolsjewistische leider bijzonder moeilijk om naar Rusland terug te keren langs landen in oorlog. Maar Lenin wilde naar Rusland om een principiële socialistische oppositie te voeren tegen de nieuwe kapitalistische Voorlopige Regering.

    Recensie door Niall Mulholland

    In ‘Lenin in de trein’ brengt Catherine Merridale het levendige verhaal van Lenins pogingen om terug te keren naar het revolutionaire Rusland. Een “reis die de wereld veranderde”, luidt de ondertitel van het boek ondanks Merridales veroordeling van de bolsjewieken eens ze aan de macht waren.

    Merridale wijst op de cruciale rol van Lenin, zowel vanuit zijn ballingschap als bij zijn terugkeer in Rusland, bij het politiek heroriënteren van de bolsjewieken zodat ze in staat waren om miljoenen werkenden, soldaten en arme boeren te leiden en de macht te nemen in oktober 1917.

    Het tsaristische regime en de Britse diplomatieke bronnen waren verrast door de Februarirevolutie die uitbarstte als gevolg van de voedseltekorten en de schijnbaar eindeloze oorlog die een grote dodentol opleverde. Het establishment probeerde de situatie eerst te ontkennen.

    “Opmerkelijk in de correspondentie van de Britse diplomatie en de veiligheidsdiensten op dit ogenblik was de weigering om het resultaat (laat staan de legitimiteit) van de Februarirevolutie te erkennen,” merkt Merridale op.

    Lenin zocht dringend een manier om naar Rusland terug te keren en onderzocht daarbij verschillende opties. Hij werd indirect benaderd door de beruchte intrigant en voormalige marxist Alexander Helphand (ook bekend als Parvus). Die suggereerde om een akkoord te sluiten met het Duitse regime om Lenin en andere socialisten naar Rusland terug te brengen in een ‘verzegelde’ trein over Duits grondgebied.

    De Duitse generaals vreesden dat de VS in de oorlog zou komen en gokten dat de terugkeer van Lenin en andere revolutionairen de onrust in Rusland zou versterken, waardoor het land mogelijk uit de oorlog zou stappen. Ze kregen meer dan waar ze op hoopten: een socialistische revolutie in Rusland die ook dienst deed als inspiratie voor de omverwerping van de Duitse Kaiser en voor een revolutie die het voortbestaan van het Duitse kapitalisme bedreigde.

    Merridale toont aan dat Lenin erg terughoudend was rond dit voorstel. Hij was terecht bang dat zijn politieke vijanden hem zouden afdoen als een ‘Duitse agent.’ Maar er was geen andere optie om naar Rusland terug te keren en dus besloot Lenin aarzelend om langs deze weg naar Rusland terug te keren. Hij drong op elk ogenblik aan op het behoud van zijn volledige politieke onafhankelijkheid tegenover het Duitse imperialisme en de Duitse belangen.

    Lenin bleef zich in zijn toespraken en teksten verzetten tegen alle imperialistische oorlogsvoerende landen, waaronder Rusland en Duitsland. Hij drong erop aan dat de revolutionairen in een wagon van derde klasse zouden reizen en dat er in kalk een lijn op de vloer zou getrokken worden om de grens te trekken tussen de Russen en hun Duitse militaire ‘begeleiders’.

    Merridale gaat gedetailleerd in op de beschuldigingen van Lenins tegenstanders in 1917, en nadien, dat hij “Duits goud” zou gekregen hebben. Ze stelt vast: “In plaats van om bewijzen ging het dus feitelijk louter om waarschijnlijkheden en leugens.” Dit werd gebruikt om Lenin en de bolsjewieken te beschuldigen en om de rol van de massa’s uit de revolutie weg te gommen.

    Bovendien merkt ze op dat Lenin niet meer dan Plekhanov kon gezien worden als een agent van het imperialisme. Plekhanov was de ‘vader van het Russische marxisme’ en keerde terug met de hulp van het Britse imperialisme. Plekhanov “was dan wel een marxist, maar ook duidelijk over de oorlog. Hij was een patriot die andere socialisten kon zeggen wat hun plicht was.”

    De Februarirevolutie bracht niet alleen de Voorlopige Regering voort, er werden ook sovjets (raden) opgezet van vertegenwoordigers van de werkenden. Er ontstond een “dubbelmacht” waarmee de macht van de kapitalistische regering betwist werd. Op de dag dat Lenin’s trein vanuit het station van Zürich vertrok, op 27 maart, verklaarde de Voorlopige Regering met de steun van de sovjet dat het de oorlog zou verderzetten.

    Lenin drong erop aan dat de bolsjewieken zich resoluut zouden verzetten tegen de verraderlijke mensjewieken en de sociaal-revolutionairen die destijds de sovjets leidden. Merridale beschrijft hoe Lenin het steeds moeilijker heeft met de aarzelende leiding van de bolsjewieken in Rusland, in het bijzonder Kamenev en Stalin. In de partijkrant ‘Pravda’ stelde Kamenev dat Rusland “nog steeds de oorlog moest uitvechten en winnen, maar dan om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen.”

    Kamenev werd dan wel “gecensureerd” door de partij (“en Stalin liet hem stilzwijgend vallen”), maar er was duidelijk sprake van verwarring bij de bolsjewieken voor de terugkeer van Lenin. Het telegram van Lenin begin maart was scherp: geen steun aan de Voorlopige Regering, geen samenwerking met andere partijen en voor een machtsoverdracht van de burgerij naar arbeidersmilities of de sovjets.

    “Deze koers sloot een alliantie met de mensjewieken uit. De oorlog, zo benadrukte Lenin, was een bloedig kapitalistisch avontuur en niet wat Kerenski nu omschreef als een strijd voor revolutionaire zelfverdediging.”

    Bij zijn aankomst in het station Finland in Petrograd hield Lenin een toespraak voor een groot en uitgelaten publiek. Hij riep op om de socialistische revolutie voor te bereiden. “Zijn slogans voelden aan als een plotse elektrische schok… Een oproep tot actie, een verblindende blik op de toekomst waarover sommigen in zichzelf over waren beginnen twijfelen,” aldus Merridale.

    Het laatste hoofdstuk toont de politieke vijandigheid van Merridale tegenover Lenin. Ze beweert dat de Oktoberrevolutie een ‘staatsgreep’ was die leidde tot een ‘dictatuur.’ Hiermee gaat Merridale voorbij aan wat een echte revolutie was waarin miljoenen mensen betrokken waren. Ze verwart bewust de vroege jaren van de arbeidersdemocratie met de latere stalinistische contrarevolutionaire tirannie.

    Maar het blijft een feit dat de Oktoberrevolutie de arbeidersklasse voor het eerst succesvol aan de macht bracht waarbij de socialistische omvorming van de samenleving werd opgestart tegen alle obstakels en hindernissen in.

  • [1917] Trotski’s eerste reactie op Februarirevolutie

    [1917] Dit jaar herdenken we de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Dat was een bewuste poging om tot maatschappijverandering in het belang van de meerderheid van de bevolking te komen. Klinkt actueel en nog steeds broodnodig. Vandaar dat we de gebeurtenissen en lessen van 1917 grondig willen bekijken.

    [divider]

    Trotski: “revolutionaire vloedgolf is losgebarsten”

    Het nieuws van de Februarirevolutie bereikte Trotski in New York. Daar reageerde hij bijzonder enthousiast op de gebeurtenissen in Rusland. Net als Lenin besefte hij dat het revolutionaire proces niet zou stoppen bij de afzetting van de tsaar. “De laatste telegrammen uit Londen zeggen dat tsaar Nicolaas wil aftreden ten faveure van zijn zoon. Via dit arrangement hopen de reactionairen en liberalen de monarchie en de dynastie te redden. Te laat. Te laat! De misdaden zijn te groot, het lijden te enorm – en de woede van het volk is te grootschalig! Het is te laat voor de dienaren van de monarchie, te laat voor de liberale onderdrukkers! De revolutionaire vloedgolf is losgebarsten, geen mensenhand kan haar nog stoppen.”

    Deze eerste reactie van Trotski op het nieuws van de Februarirevolutie was nog niet eerder vertaald. Pete Dickenson van onze afdeling in Engeland/Wales zorgde voor een Engelse vertaling, Peter den Haan vertaalde verder naar het Nederlands.

    -> Lees het artikel van Trotski op revolutie1917.com

     

  • “Kuifje in het land van de sovjets.” Antisocialistische propaganda uit 1930 terug opgediept

    Omslag van Le Petit Vingtième van 15 mei 1930. Foto: Wikipedia

    Naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie verschijnen er dit jaar heel wat fictiereeksen die verband houden met de Sovjet-Unie of het marxisme. Er zijn enkele films aangekondigd die onze aandacht prikkelen. Zo is er de realistische biografie ‘De jonge Karl Marx’ van Raoul Peck of de film over superhelden uit de Sovjet-Unie: ‘Guardians’ van Sarik Adreasyan. Ook uitgeverij Casterman springt op de kar en brengt een ingekleurde versie uit van de avonturen van Kuifje in het land van de Sovjets. Hoera?

    Artikel door Julien (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Scenario glijdt uit over een bananenschil

    Ter herinnering: het album uit 1930 vertelt het verhaal van Kuifje die als verslaggever van de krant “De Kleine Twintigste” naar de Sovjet-Unie wordt gestuurd om de lezers op de hoogte te brengen van wat er daar gebeurt. In de eerste tekening wordt meegedeeld dat de directie van “De Kleine Twintigste” de authenticiteit van alle beelden erkent als genomen door Kuifje zelf of zijn sympathieke hond Bobby. Zo komen we terecht in een verhaal waarin Kuifje alle tegenstand en problemen trotseert om Moskou te bereiken en nadien naar België terug te keren. Het verhaal kan samengevat worden als een opeenvolging van pogingen om Kuifje stokken in de wielen te steken. Dat gebeurt vooral door de Russische geheime dienst. De aanvallen zijn erg gevarieerd: van bommen tot glijpartijen over een bananenschil.

    De titel van het album is bekend, maar het verhaal veel minder. Dat verhaal is even subtiel en diepgaand als pakweg Rambo III. Het wel erg dominante anticommunisme gaat gepaard met alle mogelijke clichés. Een detail hierbij: de kritieken over de duivelse bolsjewieken waren in 1929/1930 nog vooral gericht op Lenin en Trotski. Van Stalin is er veel minder sprake, de geschiedenisherschrijving onder het stalinisme – waarbij Trotski werd weggegomd – was nog maar pas begonnen.

    Samen op de redactie met Degrelle

    Hergé werkte in die tijd voor het reactionaire weekblad “De Twintigste Eeuw” waar hij de jongerenbijlage “De Kleine Twintigste” verzorgde. In 1929 vroeg de hoofdredacteur, Norbert Wallez, hem om een strip te maken om de situatie in de Sovjet-Unie aan te klagen.

    Wallez was een antisemiet en fascist. Veel sympathie voor het socialisme had hij bijgevolg niet. Zijn bewondering ging eerder uit naar Mussolini of nog naar Leon Degrelle. Die laatste werkte overigens gelijktijdig met Hergé bij “De Twintigste Eeuw.” Gedurende 40 jaar weigerde Hergé om het album terug uit te brengen. Hierdoor begon de reeks van Kuifje niet met een album vol anti-bolsjewistische clichés maar met ‘Kuifje in Congo’, een verhaal vol racistische vooroordelen. Nadien volgden nog vooroordelen over onder meer joden, Indianen en vrouwen. Hergé weigerde op een bepaald ogenblik het gebruik van één van zijn tekeningen op een affiche van Degrelle. Maar hij verklaarde wel dat hij “zeker bereid was om met Degrelle te werken, maar dat hij deze tekening net als alle andere niet wilde ondertekenen zonder het gedetailleerd nagezien en afgewerkt te hebben.” (1)

    Uitdrukking van de tijdsgeest?

    Op het einde van zijn leven rechtvaardigde Hergé de propaganda in zijn eerste strips door te verwijzen naar de politieke context van die tijd, alsof toen dergelijke racistische ideeën algemeen aanvaard werden. Overigens kan opgemerkt worden dat het gebruik van diverse stereotypen vandaag nog steeds de norm is voor de multinationals in de artistieke sector. Om winst te maken worden clichématige visies opgelegd, die van een samenleving waarin de rol van vrouwen herleid wordt tot amoureuze intriges en waar het kapitalisme nooit ergens voor verantwoordelijk is. De vraag is niet zozeer cultureel dan wel economisch. Enkel een democratische controle van de gemeenschap op de sector laat toe om een einde te maken aan seksisme, racisme, homofobie, … in de kunst.

    Het probleem van Hergé beperkt zich niet tot het gebruik van clichés. Het uitgangspunt van verschillende albums is problematisch. Door “Kuifje in het land van de Sovjets” terug uit te brengen, wil uitgeverij Casterman ons overigens niet doen nadenken over de antibolsjewistische propaganda uit die tijd en zelfs niet over de greep van de bureaucratie op de Sovjet-Unie. Neen, 100 jaar na de Russische Revolutie wordt ervan uitgegaan dat een ingekleurde versie van het album extra publiciteit en verkoopcijfers kan halen.

    Kunst en revolutie

    Zoals de Grieks-Franse cineast Costa-Gravas ooit opmerkte: “Alle films zijn politiek.” Alle verhalen beschrijven immers sociale verhoudingen tussen individuen en uiteindelijk een samenlevingsmodel. Dat is ook het geval met strips. In het eerste album van Hergé krijgen we de boodschap dat een samenleving op basis van het collectief bezit van de productiemiddelen niet mogelijk is omdat deze automatisch leidt tot een gewelddadige bureaucratie die elke vrijheid ontneemt.

    Voor de stalinistische contrarevolutie kende de kunst nochtans een nooit geziene bloei in de Sovjet-Unie. Zo werd er in 1919 de eerste filmschool ter wereld opgericht, de VGIK. In ‘Literatuur en Revolutie’ scheef Leon Trotski over de bolsjewistische benadering van kunst: “Zonder theoretisch denken en zonder kunst zou het menselijke leven leeg en ellendig zijn. Maar het klopt dat dit vandaag voor een groot deel van het leven van miljoenen mensen zo is. De culturele revolutie moet hen de mogelijkheid bieden om een echte toegang tot cultuur te hebben en niet slechts tot de ellendige kruimels ervan. Maar dat is onmogelijk zonder betere materiële omstandigheden.”

    Onder het kapitalisme wordt de artistieke vrijheid beperkt door de ruimte die vastgesteld wordt door de vrije markt. Zelfs pogingen tot tegencultuur die aanvankelijk ‘buiten het systeem’ staan, worden opgenomen in een marktlogica (jazz, graffiti, …). Het beleid van Moulinsart, het bedrijf dat de rechten van Hergé beheert, toont hoe daar over artistieke vrijheid wordt gedacht: de minste parodie levert meteen een rechtszaak op. Het bedrijf ging zelfs zo ver om 100.000 euro te eisen van een Nederlandse fanclub van Kuifje die artikels illustreerde met afbeeldingen van Kuifje (2). Ziedaar de avonturen van “Kuifje in het land van de multinationals.”

    [divider]

    1. Pierre Assouline, Hergé, Paris, Gallimard, 1998 (1e ed. Plon, 1996)
    2. https://www.rtbf.be/info/medias/detail_moulinsart-perd-son-proces-contre-un-fan-club-neerlandais-de-tintin?id=9000908
  • Nieuwe uitgave van Trotski’s Geschiedenis van de Russische Revolutie

    “De mensen houden noch van revoluties, noch van oorlogen. Het verschil is echter dat in een oorlog de dwang de beslissende rol vervult, terwijl er in een revolutie geen dwang is, behalve de dwang van de omstandigheden. Een revolutie heeft plaats wanneer er geen andere uitweg meer is.” (Leon Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie)

    Als wij in 2017 zoveel aandacht besteden aan de Russische Revolutie, is dit niet uit nostalgie. Zoals Trotski in januari 1917 schreef naar aanleiding van de herdenking van de revolutie van 1905: “Revolutionaire verjaardagen zijn niet alleen dagen van herinneringen, ze zijn ook dagen van het samenvatten van revolutionaire ervaringen.”

    Artikels over en verwijzingen naar de honderdste verjaardag van de Russische Revolutie geven aan dat er tot op vandaag een ideologische strijd wordt gevoerd om de woelige gebeurtenissen van 1917 te minimaliseren of te criminaliseren. Tegenwoordig heet dat ‘framing,’ op zich een term die dient om de klassenbelangen achter ideologische strijd te verdoezelen.

    Waarom vinden burgerlijke krachten het zo belangrijk om 100 jaar na datum de Oktoberrevolutie af te doen als een staatsgreep van bolsjewieken waarmee een einde werd gemaakt aan de democratische revolutie van Februari? Waarom herhalen ze nog steeds de leugens over het Duitse geld dat Lenin zou ontvangen hebben? De reden moet niet al te ver gezocht worden: een revolutie die een einde maakt aan het kapitalisme en de basis legt om te bouwen aan een andere samenleving, zonder uitbuiting en onderdrukking, is nog steeds een nachtmerrie voor de heersende klassen.

    Om daarop te antwoorden, maar ook om betere inzichten te krijgen in wat er echt gebeurde in 1917 en hoe die fundamentele breuk met het systeem zich ontwikkelde, is er de monumentale ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ door Leon Trotski. Als deelnemer op de eerste rij had de Russische revolutionair Leon Trotski natuurlijk een goed zicht op wat er zich afspeelde. Maar het boek is geen persoonlijk relaas: Trotski stelt zich tot doel om de wetmatigheden van het revolutionaire proces bloot te leggen.

    Met de nieuwe uitgave van Trotski’s ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ willen we zijn analyses en inzichten toegankelijker maken voor een breder publiek. De vertaling uit de jaren 1930 werd grondig nagezien en taalkundig gemoderniseerd – ook taal is immers geen statisch gegeven. Het boek is erg omvangrijk: 1.200 pagina’s in drie delen. Maar het loont toch de moeite om het volledig te lezen. Het is wellicht de scherpste analyse van 1917 en de strijd voor revolutionaire verandering.

     

    ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ door Leon Trotski, uitgegeven door marxisme.be in januari 2017. 1200 pagina’s. 31,5 euro (verzending naar België inbegrepen, voor verzending naar Nederland: + 5 euro). Stort op BE 48 0013 9075 9627 van ‘Socialist Press’ met als mededeling ‘Trotski 1917’.

    -> Aankopen via onze webshop

  • 100 jaar geleden: Februarirevolutie maakt een einde aan de tsaristische dictatuur

    In februari 1917 vond in Rusland de ‘Februarirevolutie’ plaats. Een opstand van voornamelijk arbeiders en soldaten in Petrograd, het huidige Sint-Petersburg, leidde tot de val van de tsaar en zijn regering. Er ontstond een republiek, die er echter niet in slaagde om aan de verlangens van de opstandelingen te voldoen, waardoor later in 1917 een tweede opstand plaatsvond onder leiding van de bolsjewieken: de Oktoberrevolutie. In dit artikel blikken we terug op de Februarirevolutie.

    dossier door Kim (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De Februarirevolutie vond plaats tegen de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog. Deze woedde van 1914 tot 1918. Bij het uitbreken van de oorlog gingen de meeste oorlogvoerende landen uit van een kortdurend conflict dat  tegen Kerstmis gedaan zou zijn. Het draaide echter uit op een langdurige patstelling zonder dat één van de oorlogvoerende allianties een beslissend voordeel kon afdwingen. Er volgde een enorme uitputtingsslag die de reserves in grote delen van Europa tot op het merg van het bot uitzoog. Miljoenen soldaten stierven, miljoenen vluchtelingen dwaalden zonder bezittingen rond en miljoenen paarden, runderen en andere dieren werden omgebracht. Wat er van de economie overbleef, werd ingezet voor de oorlogsindustrie in plaats van voor het aanmaken van consumptiegoederen. Grote tekorten en enorme prijsstijgingen waren het gevolg.

    Dit Europa van verwoesting en verderf vormde de context waarin de Russische Revolutie plaatsvond. Rusland vormde een absolute monarchie met weinig democratische instellingen. Hierdoor werden alle tegenslagen die Rusland onderging geassocieerd met het leiderschap van de tsaar zelf. Dat Tsaar Nicolas II vanaf augustus 1915 persoonlijk de leiding van het leger op zich nam, versterkte dit effect. Tegen eind 1916 had er zich onder generaals, industriëlen en groothertogen een groot ongenoegen ontwikkeld. Ze droomden van een staatsgreep waarbij een meer capabel iemand aan de macht zou komen, maar niemand organiseerde deze. In december 1916 werd Raspoetin, een dichte adviseur van de tsarina, vermoord. Maar verder dan dat is de paleisrevolutie nooit gekomen.

    Textielarbeidsters gaan op de internationale vrouwendag in staking

    Dit is de achtergrond waartegen op 23 februari 1917 textielarbeidsters in Petrograd, de toenmalige hoofdstad van het Russische rijk, het werk neerlegden uit protest tegen de hoge voedselprijzen. Die dag vermoedde nog niemand dat zij een beweging in gang zetten die 5 dagen later zou leiden tot de val van de autoriteiten in Petrograd. Het regime verloor de macht in de hoofdstad en de rest van Rusland volgde. De populariteit van de tsaar was overal zo laag gevallen dat men in de rest van het land liet begaan. Letterlijk niemand deed een poging om de Februarirevolutie van Petrograd terug te draaien. In provinciestadjes riep de burgemeester de revolutie uit. Frontofficieren meldden dat hun soldaten redelijk rustig bleven toen het nieuws van de geslaagde opstand in Petrograd hen bereikte. Maar toen enkele weken later de eerste socialistische kranten aan het front verschenen, zorgde dit wel voor veel opschudding. Er ontstond een sterke oppositie bij de soldaten tegen hun officieren. Al gauw zouden de officieren een grondige hekel krijgen aan ‘agitatoren’ die de rest van de soldaten opjutten.

    De Februarirevolutie startte op 23 februari met de staking van de textielarbeiders, daarin snel gevolgd door de metaalbewerkers. Het was niet toevallig dat het de vrouwen waren die de opstand begonnen: die dag was het internationale vrouwendag. De Russische kalender verschilde toen nog 13 dagen van de Europese, waardoor de internationale vrouwendag in Rusland niet op 8 maart, maar op 23 februari viel.

    Vijf dagen van opstand in Petrograd

    De periode van de opstand duurde vijf dagen. Gedurende de eerste drie dagen waren er iedere dag meer betogers en stakers dan de dag voordien. Volgens regeringsbronnen waren er op de derde dag 240.000 stakers en lagen ook kleinere bedrijfjes plat. De vierde dag was een zondag, waardoor het aantal betogers lager was. De fabriekspoorten fungeerden bij het begin van een normale werkdag als een mobilisatiepunt. De vierde dag kende een dipje qua aantal stakers en betogers, maar het revolutionaire proces zette zich wel verder.

    Een relaas ter illustratie. Naast politie werden ook soldaten ingezet om betogers te verjagen. De trainingseenheid van het Pavlovsky-regiment had die dag bevel gekregen om te schieten op de betogers en had dit ook gedaan. In de late namiddag waren enkele arbeiders dit gaan melden aan de barakken van de Pavlosky. De vierde compagnie van het regiment trok erop uit om de trainingseenheid terug te halen. Onderweg kwam de compagnie een groep politieagenten te paard tegen, waarop ze het vuur openden. Enkele van die agenten stierven of raakten gewond in de kogelregen.

    Waar dit op de vierde dag nog een incident was, zou het garnizoen van Petrograd op de vijfde dag massaal overlopen naar de opstandelingen. Die ochtend had de trainingseenheid van de Volynsky als eerste geweigerd om de barakken te verlaten om tegen de betogers ingezet te worden. Bij hun weigering hadden ze hun bevelhebbende officier doodgeschoten. Deze soldaten bevonden zich in groot gevaar: waar een betoger of een staker de volgende dag zijn gewone leven terug kon hernemen, bevonden zij zich in een andere positie. Soldaten die in oorlogstijd aan het muiten slaan en een officier hadden gedood, konden zich verwachten aan zeer strenge straffen, waarschijnlijk zelfs de doodstraf. Deze soldaten konden hun leven enkel maar redden door de opstand op een overwinning te laten eindigen. Ze haastten zich naar de nabijgelegen barakken om meer soldaten bij de opstand te betrekken.

    Op de vijfde dag nam de opstand grote proporties aan en werd ze vervoegd door talloze gewapende soldaten. De laatste groepen politieagenten en soldaten die zich verzetten tegen de opstandelingen werden overmeesterd. Eén van die weinigen die trouw bleven aan de tsaar was het fietsersbataljon. De fiets was in die tijd in Rusland zo een zeldzaam goed dat het beschikken over een fiets een enorme status met zich meebracht. Dat een groep die zich zo geprivilegieerd voelt loyaal blijft aan het regime, hoeft niet te verbazen.

    Rest van het land volgt

    Op 27 februari (de vijfde dag in Petrograd) braken de eerste stakingen uit in Moskou. Soldaten kregen het bevel om de ‘relschoppers’ onder controle te brengen maar trokken in plaats daarvan naar het stadhuis om te informeren hoe ze zich bij de revolutie konden aansluiten. Op één of twee dagen tijd had Moskou zich bij Petrograd aangesloten, zonder dat er een echte strijd werd geleverd.

    Andere steden volgden begin maart waarbij er nog minder strijd werd gevoerd dan in Moskou. In Tver gingen de arbeiders van hun werk naar de barakken om vervolgens samen met de soldaten een processie doorheen de stad te houden. In Nizhni-Novgorod verzamelden duizenden arbeiders zich rond het stadhuis. Nadat de burgemeester een speech had gegeven trokken de arbeiders naar de gevangenis om de politieke gevangenen vrij te laten. In Kharkov riep het hoofd van de politie voor een menigte uit: “Lang Leve de revolutie! Hoera!”

    In Ekaterinoslav werd een demonstratie voorafgegaan door de adjunct-chef van de politie die zijn sabel vasthield net zoals deze wordt vastgehouden tijdens een processie voor een heilige. Kort daarna werden alle afbeeldingen van de tsaar verwijderd uit het stadhuis. Zoals de krant The Chronicle opmerkte: “Het nieuws van de geslaagde opstand kwam toe en de bevolking sloot zich aan bij de revolutie.” Het toont aan hoe zwak de sociale basis van de tsaar geworden was.

    Soldaten steunen de revolutie

    Niemand zag de revolutie aankomen. Ook tijdens de eerste dagen van de opstand had geen van de politieke actoren door dat de beweging zou eindigen met een klinkende overwinning voor de revolutie. De militaire commandant van het district, generaal Khabalov, had op voorhand een plan uitgewerkt over wat te doen bij onlusten. In eerste instantie zou enkel de politie ingezet worden, in tweede instantie ook kozakken te paard met lans en zweep, en pas in laatste instantie infanteriesoldaten met geweren en machinegeweren die enkel zouden schieten indien nodig.

    Zo geschiedde: op de eerste dag werd enkel de politie ingezet en op de tweede dag kwamen de kozakken erbij. Halverwege de derde dag werden ook infanterietroepen ingezet, maar schoten bleven uit. Khabalov maakte zich tijdens de eerste dagen weinig zorgen: alles verliep immers volgens zijn plan. De arbeiders in de straten waren onverzoenlijk naar de politie toe: ervaring had geleerd dat zij verankerd zaten in hun rol als repressieorgaan. De politie hanteerde na enkele dagen ook sluipschutters die vanaf daken en ramen op betogers schoten.

    Heel anders was het met het leger. Maanden van losse interactie op straat en op de tram hadden de arbeiders geleerd dat veel soldaten de oorlog en de ellende ook grondig beu waren. De arbeiders probeerden zoveel mogelijk verbroederingspogingen te ondernemen met de soldaten en de kozakken,  ook wanneer soldaten zich ruw opstelden.  Deze verbroedering heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat de soldaten op de vijfde dag massaal de kant van de opstandelingen kozen.

    Werkenden, soldaten en boeren organiseren zich in sovjets

    Niet enkel generaal Khabalov zag de revolutie niet aankomen. Liberalen, mensjewieken, sociaalrevolutionairen, bolsjewieken: geen van allen had voorzien dat er eind februari, begin maart een revolutie zou plaatsvinden in Rusland.

    Lenin, in ballingschap in Zwitserland, had in januari nog gezegd dat hij eraan twijfelde ooit nog de revolutie tijdens zijn leven te zullen meemaken. Hij was niet de enige politieke activist uit Rusland die in ballingschap was. Hoe radicaler een organisatie, hoe zwaarder ze getroffen was. Alle belangrijke bolsjewistische leiders zaten ofwel in het buitenland ofwel in Siberië. Slechts een schim van een ondergrondse organisatie bleef er van de bolsjewieken over in Petrograd. Die bolsjewieken die wel nog aanwezig waren, hadden de inschatting gemaakt dat de tijd niet rijp was voor een beweging. Zij hadden wel aangevoeld dat er hoogspanning aanwezig was bij de arbeidersklasse, maar hadden de inschatting gemaakt dat het garnizoen zich niet aan de kant van de opstandelingen zou scharen. Iedere beweging liep in hun ogen het risico om in een bloedige repressie uit te monden met een belangrijke nederlaag tot gevolg. Daarom hadden zij voor internationale vrouwendag enkel bijeenkomsten georganiseerd en wilden zij bewust betogingen vermijden. De stakingen die toch uitbraken, ontstonden dus tegen hun wensen in. Dit vormde echter geen reden om zich van de beweging weg te keren. Verschillende bolsjewieken werden er voortrekkers van.

    Toen het aantal betogers op de vierde dag voor het eerst terug daalde, trokken de bolsjewieken van Petrograd ten onrechte de conclusie dat de neergaande fase van de beweging zich had ingezet. Een honderdtal revolutionaire activisten werd diezelfde dag opgepakt, waaronder vijf bolsjewieken die mee leiding gaven aan de beweging in Petrograd. Er waren die dag ook een aantal schietpartijen van het leger op de betogers. De autoriteiten begonnen terug te slaan en de beweging was over haar hoogtepunt heen. Grote bloederige confrontaties waren tot nu toe uitgebleven en dus kwam het er op aan om deze succesvolle beweging op een veilige manier te doen landen. Dat was de conclusie die de lokale bolsjewieken trokken op de avond van de vierde dag, dus op de vooravond van de dag waarop de Februarirevolutie haar definitieve overwinning binnenhaalde. Maar de revolutie had zoveel steun dat ze niet meer tegen te houden was.

    In de revolutionaire beweging van 1905 werden “sovjets” gevormd. Sovjet is Russisch voor ‘raad’ of ‘comité’. Vanaf de avond van de vijfde dag, toen duidelijk was dat de revolutionairen een overwinning hadden geboekt, begonnen groepjes arbeiders en soldaten bijeen te komen om in analogie met 1905 opnieuw arbeiders- en soldatenraden op te zetten. Deze sovjets werden niet enkel in Petrogradopgezet, maar werden ook enorm snel gevormd in steden als Moskou, Samara en Saratov.

    Sovjets versus Voorlopige Regering

    De gematigde socialisten kenden aanvankelijk de grootste populariteit in de sovjets, waardoor de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen er aan de macht kwamen. Ze waren echter bang van de macht. De mensjewieken dachten dat er eerst een kapitalistische ontwikkeling moest zijn vooraleer socialisme op de agenda kon staan. Ze keken naar de Doema, het nationale parlement, om de macht in handen te nemen. De liberalen, die angstig naar de revolutie hadden gekeken, konden een nieuwe Voorlopige Regering vormen.

    Er ontstonden twee instituten van staatsmacht: één officiële ‘Voorlopige Regering’, die lijkt op een regering zoals wij die in het Westen kennen, en een instituut van sovjets, van ‘volksraden’. Veel beslissingen konden door de Voorlopige Regering enkel gemaakt worden mits goedkeuring door de sovjets.

    In de beginfase van dit systeem van ‘dubbele macht’ verkondigde iedereen daar tevreden mee te zijn. Maar in werkelijkheid stelden beiden machtsinstituten aparte vormen van regeren voor en verdedigden zij elk andere belangen. Beide machtsinstituten konden niet samen blijven bestaan: vroeg of laat zou één van beide systemen het onderspit moeten delven. De Voorlopige Regering verdedigde de belangen van de kapitalisten en de grootgrondbezitters, maar week regelmatig af naar links onder druk van de revolutie. Zo kondigde de Voorlopige Regering eind maart de invoering van de 8-urendag aan. Ze deed dit op een moment dat de arbeiders in alle grote fabrieken in Petrograd de 8-urendag al hadden afgedwongen. Rond de vraag naar landherverdeling stelde ze de kwestie alsmaar uit, iedere keer opnieuw belovend dat er ergens in de toekomst wel een regeling getroffen zou worden. Rond de kwestie van de oorlog was de Voorlopige Regering duidelijk: ze wou de oorlog absoluut verderzetten omdat men de bondgenoten niet in de steek kon laten en om het Duitse gevaar te bestrijden. Dit terwijl veel gewone mensen en vooral heel veel soldaten een absoluut einde aan de oorlog wilden, die in hun ogen zinloos was en alleen maar veel ellende en veel doden veroorzaakte.

    Omdat de Voorlopige Regering aan een aantal van de voornaamste verzuchtingen van die mensen die de revolutie hadden gemaakt, niet kon voldoen, zouden er in de maanden die volgden steeds opnieuw conflicten uitbreken tussen arbeiders en soldaten enerzijds en de Voorlopige Regering anderzijds. Daarbij zouden de sovjets steeds verder groeien en radicaliseren en zouden de meeste revolutionaire krachten zich in en rond de bolsjewieken organiseren. Uiteindelijk konden de sovjets onder leiding van de bolsjewieken de volledige macht grijpen tijdens de Oktoberrevolutie van 1917. Het volstond niet om de dictatoriale tsaar aan de kant te schuiven, het volledige systeem moest weg.

  • Rattenvanger van De Standaard brengt alternatieve feiten over 1917

    Onder de titel “De rattenvanger van Petrograd” brengt Michel Krielaars in ‘De Standaard der Letteren’ van vrijdag enkele op zijn zachtst gezegd ‘alternatieve feiten’ over de Russische Revolutie. Het stuk is opgevat als een recensie van twee boeken, maar de inhoud lag daarvoor al vast: Lenin was een dictator, de Oktoberrevolutie was een staatsgreep en de bolsjewieken kregen financiële steun vanuit Duitsland. Als een rattenvanger probeert Krielaars zijn lezers mee te trekken in dit verhaal.

    Reactie door Geert Cool – overgenomen vanop http://revolutie1917.com 

    Krielaars valt met de deur in huis: “Eigenlijk is het allemaal de schuld van de Duitsers dat Lenin in november 1917 een staatsgreep pleegde en Rusland in een ongekend wrede dictatuur veranderde. Sterker nog, als de Duitse keizerlijke regering de fanatieke bolsjewiekenleider in de maanden na het uitbreken van de Februarirevolutie niet zo ruimschoots had gesteund, dan was hij misschien nooit aan de macht gekomen. Maar het lot van de geschiedenis beschikte anders, om over dom toeval nog maar te zwijgen.” Het is allemaal de schuld van de Duitsers! Geschiedschrijving wordt hier blijkbaar verward met voetbalcommentaar.

    Een revolutionaire beweging die het oude regime compleet van tafel veegt met letterlijk geen enkele troepenmacht die het nog wil opnemen voor dat oude regime, is dat een ‘staatsgreep’? Indien Krielaars meent van wel, waarom was de Februarirevolutie dan een revolutie en geen staatsgreep? Sommigen zien een verschil in het feit dat er in oktober geen barricades waren en er geen bloed vloeide. Maar de Oktoberrevolutie genoot de actieve steun van de meerderheid van de werkende bevolking in de grote steden en werd passief gesteund door nog veel bredere lagen. De machtsovername zelf was een bijzonder politieke daad.

    De Oktoberrevolutie was geen ‘dom toeval’, het was het resultaat van het doorprikken van de revolutionaire naïviteit die in de roes van de Februarirevolutie een tijdlang standhield. Velen dachten dat het volstond om de tsaar opzij te schuiven om een einde te maken aan de oorlog en de honger. Dit bleek niet het geval te zijn, de kapitalistische Voorlopige Regering zette het vorige beleid ook zonder tsaar verder. Er was een meer fundamentele breuk nodig. Dat is de conclusie die leidde tot de Oktoberrevolutie. Ook zonder Lenin had dit ongetwijfeld tot nieuwe uitbarstingen geleid. Dankzij de rol van onder meer Lenin was een overwinning in oktober mogelijk waardoor de contrarevolutie geen tijd kreeg om zich te organiseren om een fascistisch regime te vestigen zoals eerder werd geprobeerd door generaal Kornilov. Wat Krielaars overigens lijkt te ontgaan, is dat Lenin na de juli-dagen moest onderduiken in Finland waardoor hij pas bij het begin van de Oktoberrevolutie terug in Petrograd was. De praktische voorbereiding van de Oktoberrevolutie gebeurde in zijn afwezigheid… Door de revolutie toe te schrijven aan slechts één figuur, hoe vooruitziend en helder die ook was, begeeft Krielaars zich op wel erg glad ijs.

    Krielaars meent in het boek ‘Lenin in de trein’ van Catherine Merridale het bewijs te vinden voor de Duitse steun aan Lenin en de bolsjewieken. In zijn inleiding heeft hij het zelfs over “ruimschootse steun.” Volgens Krielaars zou uit telegrammen van de spion Fürstenberg, alias Ganetsky, blijken dat Lenin gecollaboreerd had met de Duitsers. Behalve de treinreis door Duitsland, worden echter geen feiten aangebracht. Merridale merkte in ‘Lenin in de trein’ overigens op: “In plaats van om bewijzen ging het dus feitelijk louter om waarschijnlijkheden en leugens.” Wat Merridale er niet van weerhoudt om die ‘waarschijnlijkheden’ grondig uit te spitten. Zo merkt ze op dat de “bescheiden boekhouding” van de bolsjewieken aantoont dat er iets niet klopte, maar er wordt meteen meegegeven dat de bolsjewieken geen huur voor hun lokaal betaalden en dat een werkende drukpers was aangeslagen. In juni 1917 waren de inkomsten van de bolsjewieken opgelopen tot 30.000 roebel, volledig afkomstig uit ledenbijdragen. Merridale suggereert dat dit niet volstond om een dagblad op 85.000 exemplaren uit te brengen. Ze wijst erop dat alleen al de Britse contrapropaganda meer dan 500.000 roebel per maand kostte… Zonder veel succes overigens. Een spion zou Lenin voor zijn vertrek met de beruchte trein 2.000 roebel toegestopt hebben en Lenin zou dit aanvaard hebben. Dat zou moeten bewijzen dat Lenin collaboreerde met de Duitsers, maar ook met dat bedrag zitten we nog ver van de bedragen die aan contrapropaganda werden besteed.

    Er waren effectief pogingen van onder meer Parvus om Duits geld naar de bolsjewieken door te sluizen. In hun biografie van Parvus merken Scharlau en Zeman echter op dat er van samenwerking geen sprake was en dat Lenin steevast Duitse steun afwees. Parvus stuurde begin 1915 geld van de Oostenrijkse veiligheidsdiensten naar de radicale Russische kringen, maar zodra die beseften van waar het geld kwam, verwierpen ze het. Ook toen zowel Parvus als Lenin in Zwitserland verbleven, hield Lenin zich ver weg van Parvus. Wellicht was er na mei 1915 zelfs geen fysieke ontmoeting meer tussen beide mannen. In 1918 kreeg Parvus geen toelating om naar Rusland terug te keren.

    Merridale en Krielaars herhalen de bewering dat er via Ganetsky’s verdachte wapenhandel en smokkel Duits geld naar de bolsjewieken ging. Deze beschuldiging werd voor het eerst geuit door de Voorlopige Regering van Kerenski in juli 1917. Trotski schrijft in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’: “Deze verklaringen hadden betrekking op handelstransacties van Ganetsky en Koslovski tussen Petrograd en Stockholm. Deze zaken in oorlogstijd, waarbij men zich vermoedelijk van een code bediende bij de correspondentie, hadden met politiek niets te maken. De bolsjewistische partij had met deze zaken niets uit te staan. Lenin en Trotski hadden Parvus, die goede zaken wist te verenigen met een slechte politiek, openlijk ontmaskerd en de Russische revolutionairen ertoe opgeroepen alle banden met hem te verbreken.” De bron die de bolsjewieken met deze zaakjes in verband bracht, was volgens de chef van de contraspionage van de Voorlopige Regering “iemand die absoluut niet te vertrouwen was,” iemand van “het type van een obscure scharrelaar die voor niets terugdeinsde.” Maar alle middelen waren goed om de reputatie van Lenin en de bolsjewieken te besmeuren. En blijkbaar gebeurt dit nog steeds. De telegrammen van Ganetsky waarop Trotski in zijn boek uit 1930 al antwoordde, zijn volgens Krielaars pas in 1991 na de val van de Sovjet-Unie naar boven gekomen. Straf dat Trotski er 61 jaar eerder op antwoordde!

    Trotski beantwoordde de laster in juli 1917 op politieke wijze: “Lenin heeft dertig jaren gestreden voor de revolutie. Ikzelf vecht al twintig jaar tegen de onderdrukking van de volksmassa’s. En wij kunnen niet anders dan haat tegen het Duitse militarisme koesteren… Alleen iemand die niet weet wat een revolutionair is, kan op dit terrein verdachtmakingen tegen ons uiten. Ik werd door de Duitse rechters tot acht maanden gevangenisstraf veroordeeld omwille van mijn strijd tegen het Duitse militarisme… en dit weet iedereen. Laat niet toe dat iemand hier in deze zaal zegt dat wij Duitse huurlingen zijn, want dat is niet de taal van een overtuigde revolutionair, maar een laaghartig geluid.” De bolsjewieken streden ondubbelzinnig tegen het Duitse militarisme. Het Duitse regime dacht dat het zich wel kon permitteren om Lenin door het land te laten reizen in een trein om in Rusland de onrust te vergroten, maar een socialistische revolutie die als inspiratie zou dienen voor de Duitse werkenden en soldaten, dat wilde het Duitse regime zich liever niet riskeren. Neen, dan was de Duitse financiële steun aan onder meer islamfundamentalisten in Turkmenistan een pak veiliger.

    Als Krielaars beweert dat Lenin collaboreerde met de Duitsers, “zowel voor als na zijn terugkeer”, kan hij daar geen bewijzen voor op tafel leggen en bovendien spreken de politieke omstandigheden dit verhaal tegen. Verder dan verbazing om het feit dat de bolsjewieken met zo weinig middelen zo efficiënt waren, komt ook Merridale niet. Efficiënt omgaan met weinig middelen is nochtans een constante voor elke arbeidersorganisatie die resoluut tegen het systeem ingaat… In plaats van bewijzen te leveren, leidt Krielaars ons als een heuse rattenvanger binnen in een web van spionnen. Dat er veel spionnen waren in die tijd, staat vast. Maar objectieve omstandigheden zijn nu eenmaal dwingender dan pogingen om via allerhande spionagepraktijken de situatie aan te passen. Impliciet moet Krielaars dit erkennen als hij vaststelt dat de vele spionnen op de trein van Lenin hem “niet uit de weg durfden te ruimen.” Hij zegt het op een toon alsof hij dit spijtig vindt. Na de hulp van de Duitsers en het falen van de spionnen stond “niets Lenins victorie nog in de weg.” De rest van het verhaal vat Krielaars zo samen: “Eenmaal op het Finlandstation in Petrograd werd hij door een enthousiaste menigte aanhangers onthaald. Vanaf dat moment begon hij met zijn hysterische toespraken het hongerige volk op te hitsen. Zeven maanden later pleegde hij met succes een staatsgreep.” In Februari had het hongerige volk aangetoond dat het niet met ‘hysterische toespraken’ moest opgehitst worden om tot revolutie over te gaan, in Oktober was dit evenmin het geval.

    Het artikel van Krielaars bespreekt ook ‘Midden in de Revolutie’ van Helen Rappaport, een boek waarover we eerder op deze site schreven. Volgens Krielaars omschrijft Rappaport “zowel de chaos die een revolutie met zich meebrengt als het toeval dat bepaalt wie uiteindelijk de macht in handen krijgt.” We moeten het toegeven: Krielaars zet aan tot nadenken. Welk toeval bepaalde dat de werkende klasse en de arme boeren de macht in handen kregen? We weten het nog steeds niet, wij dachten dat de objectieve omstandigheden van honger en oorlog tot de revolutie van 1917 leidden. Maar neen, het was een niet nader omschreven ‘toeval’.

    Na de Duitsers en de spionnen krijgen we in de bespreking van het boek van Rappaport nog een derde groep die volgens Krielaars verantwoordelijk was voor de Oktoberrevolutie. Hij verwijst naar de diplomaat die stelde dat de Voorlopige Regering Lenin moest arresteren en executeren omdat anders “een nieuwe revolutie onvermijdelijk was.” De hoofdstedelijke elite bleef volgens Krielaars “haar luxeleventje voortzetten, terwijl op straat de politie op hongerige betogers schoot. Daardoor bleef die elite tot op het laatst blind voor de woede van het volk, dat een bloedige heksenjacht hield op tegenstanders van de revolutie.”

    Daarmee kan hij meteen een bruggetje maken naar het laatste cliché inzake de Russische Revolutie, met name dat het stalinisme de voortzetting van de revolutie van 1917 was. Krielaars schrijft: “Na Lenins overwinning in november 1917 zou die jacht een nog wreder gezicht krijgen. De bolsjewiekenleider bleek de rattenvanger van Petrograd te zijn. Onder zijn terreurbewind en dat van zijn opvolger Stalin was niemand zijn leven nog zeker.” Dat de Oktoberrevolutie amper slachtoffers maakte, vermeldt Krielaars niet. Dat meer dan 20 buitenlandse legers Rusland aanvielen om de prille Sovjet staat te wurgen, evenmin. Neen, als de bolsjewieken zich daartegen verzetten, toonden ze enkel dat ze de voorloper van het stalinisme waren. Het isolement van de Sovjet-Unie, de druk van de buitenlandse legers en de burgeroorlog, de tekorten en het achtergebleven karakter van het land maakten een opmars van een meedogenloze bureaucratische kaste mogelijk. Stalin wierp zich op als politieke vertegenwoordiger hiervan. Impliciet moeten de officiële geschiedschrijvers overigens erkennen dat Stalin, ook al was hij in Rusland in februari 1917, geen centrale leidinggevende figuur van de bolsjewieken was. Krielaars, Rappaport en Merridale wijzen daarvoor in de richting van Lenin en Trotski. Die laatste was na de dood van Lenin overigens ook de eerste om een marxistische analyse te brengen van de opkomst van het contrarevolutionaire stalinisme. Bij de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie is het niet alleen nuttig om Trotski’s ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ te lezen, ook ‘De Verraden Revolutie’ is een aanrader.

    Doorheen de tekst van Krielaars is er een grote afwezige die nochtans van essentieel belang was in zowel de Februari- als de Oktoberrevolutie. De Russische massa’s van gewone werkenden, arme boeren en soldaten zijn blijkbaar veroordeeld tot een bijrol. Dat zij in opstand kwamen om ‘land, brood en vrede’ te eisen, gaat er bij Krielaars niet in. Neen, als het gewone volk – Rappaport had het even tendentieus over ‘het gepeupel’ –  zich op het politieke terrein begeeft, moet dit wel komen door Duits geld, spionnen en een onoplettende elite. Het feit dat Lenin wordt voorgesteld als een ‘rattenvanger’ zegt veel over hoe neerbuigend naar die massa’s gekeken wordt. Krielaars vergist zich echter: gewone mensen zijn wel degelijk in staat om hun eigen lot en toekomst zelf in handen te nemen. De Russische Revolutie heeft dit aangetoond. Wellicht daarom dat er zoveel inkt verspild wordt aan pogingen om deze ervaringen te minimaliseren of zelfs te criminaliseren?

  • [1917] De tsaar en de tsarina

    [1917] Dit jaar herdenken we de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Dat was een bewuste poging om tot maatschappijverandering in het belang van de meerderheid van de bevolking te komen. Klinkt actueel en nog steeds broodnodig. Vandaar dat we de gebeurtenissen en lessen van 1917 grondig willen bekijken.

     [divider]

    De tsaar en de tsarina

    Als onderdeel van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie zal er vanuit de gevestigde kringen veel aandacht zijn voor het lot van de Russische tsaar en zijn familie. Vandaag worden zij als slachtoffer van de revolutie voorgesteld, waarbij de honderdduizenden jongeren die door de tsaar de dood ingejaagd werden tijdens de oorlog gemakshalve vergeten worden. Zo loopt er vanaf 4 februari in de Hermitage in Amsterdam een tentoonstelling ‘De Romanovs en de revolutie’. Op Canvas is er een reeks over de Romanovs.

    In zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ brengt Trotski een beeld van de tsaar en de tsarina in de laatste maanden voor de revolutie. Zo schrijft hij: “Aan Nicolaas II werd door zijn voorvaderen niet alleen het geweldige rijk maar ook de revolutie als erfenis nagelaten. Zij bedachten hem met geen enkele eigenschap die hem in staat gesteld zou kunnen hebben een rijk, of zelfs maar een gouvernement of een district, te besturen. Tegenover de historische branding die haar golven steeds dichter aan de poorten van het paleis deed rollen, stond de laatste Romanov met een doffe onverschilligheid. Het was alsof een doorzichtige, maar volkomen ondoordringbare, sfeer zijn bewustzijn en zijn tijdperk van elkaar scheidde.”

    -> Lees het volledige hoofdstuk van Trotski over de tsaar en de tsarina

     

  • Leon Trotski: Van het oude gezin naar het nieuwe

    De verwezenlijkingen van de Russische Revolutie worden vandaag vaak onder de mat geveegd. De herinnering aan wat de Sovjet-Unie was, wordt beperkt tot de grijze en afgrijselijke dictatuur onder het stalinisme. Er wordt bewust niet ingegaan op de sociale verworvenheden die in de eerste jaren na de revolutie werden afgedwongen. Op een ogenblik dat conservatieven wereldwijd opkomen voor ouderwetse waarden en in Rusland geweld binnen het gezin zelfs gedecriminaliseerd wordt, is het nuttig om te kijken hoe de prille Sovjet staat honderd jaar geleden het gezinsleven door elkaar schudde. Trotski schreef in 1923 een artikel hierover dat nu voor het eerst in het Nederlands verschijnt.

    [divider]

    Bron: Pravda, 13 juli 1923

    Vertaald uit het Engels voor marxisme.be

    De innerlijke verhoudingen en ontwikkelingen binnen het gezin zijn door hun aard erg moeilijk te onderzoeken en het minst onderworpen aan statistische gegevens. Het is dan ook niet gemakkelijk om te zeggen in welke mate gezinsverhoudingen vandaag gemakkelijker aangegaan en verbroken worden (in het eigenlijke leven, niet louter op papier) dan vroeger. We zijn in grote mate aangewezen om te oordelen op het gezicht. Het verschil tussen de prerevolutionaire periode en vandaag is bovendien dat alle problemen en dramatische conflicten in arbeidersgezinnen voorheen quasi niet opgemerkt werden door de arbeiders zelf, terwijl nu een groot aantal verantwoordelijke posities ingenomen is door arbeiders. Dit maakt dat hun leven meer in het voetlicht staat en elke tragedie in hun gezin leidt tot commentaar en soms tot geroddel.

    Ook als we rekening houden met deze beperkingen, kan echter niet ontkend worden dat de gezinsverhoudingen, ook die van de arbeidersklasse, compleet veranderd zijn. Dit werd op de conferentie van de partijpropagandisten in Moskou als een vaststaand feit aangenomen waar het niet betwist werd. Alleen was iedereen er op een andere manier van overtuigd. Sommigen hadden ernstige bedenkingen, anderen waren terughoudend en nog anderen stonden perplex. Maar het was voor iedereen duidelijk dat er grote veranderingen plaatsvinden. Dit gebeurt op chaotische wijze, anderen menen op weerzinwekkende of tragische wijze, waarbij de verborgen mogelijkheden van het ontstaan van een nieuwe en hogere orde van het gezinsleven nog niet tot uiting gekomen zijn.

    Er verscheen een beetje informatie over de desintegratie van het gezin in de media, maar slechts onregelmatig en in erg vage en algemene termen. In een artikel hierover las ik dat de desintegratie van het arbeidersgezin werd voorgesteld als een geval  van “burgerlijke invloed op de arbeidersklasse.”

    Zo eenvoudig is het niet. De oorsprong van de kwestie moet dieper gezocht worden en is veel complexer. De invloed van het burgerlijke verleden en het burgerlijke heden speelt zeker mee, maar het belangrijkste proces bestaat uit de moeilijke evolutie van het arbeidersgezin zelf, een evolutie die leidt tot een crisis waarvan we nu de eerste chaotische fasen zien.

    De bijzonder destructieve invloed van de oorlog op het gezin is alom bekend. De oorlog zorgde er eerst en vooral voor dat het gezin automatisch werd ontbonden door mensen voor een lange tijd van elkaar te scheiden of door het toeval bijeen te brengen. Deze invloed van de oorlog werd verdergezet en versterkt door de revolutie. De oorlogsjaren doorbraken alles wat slechts overeind bleef door de inertie van historische traditie. Het brak de macht van de tsaren, de klassenprivileges en het oude traditionele gezin. De revolutie begon te bouwen aan een nieuwe staat en bereikte daarmee slechts de meest eenvoudige en dringende onmiddellijke doelstellingen.

    Het economische onderdeel van dit probleem is veel complexer. De oorlog deed de oude economische orde wankelen, de revolutie wierp deze omver. We bouwen nu aan een nieuw economisch model, waarbij we vooral moeten voortbouwen op de oude elementen die op een nieuwe wijze georganiseerd worden. Op het vlak van economie zijn we slechts recent uit het dal van de vernietigende periode beginnen kruipen. De vooruitgang is nog erg traag en het bereiken van nieuwe socialistische vormen van economisch leven ligt nog ver van ons verwijderd. Maar we zijn wel uit die periode van vernietiging aan het komen. Het dieptepunt werd bereikt in de jaren 1920-21.

    De eerste vernietigende periode is nog verre van voorbij in het gezinsleven. Het proces van desintegratie is nog volop aan de gang. We moeten daar rekening mee houden. Het gezinsleven en het huishouden gaat bij wijze van spreken nog door de periode 1920-21 en komt nog niet aan de standaard van 1923. Een huishouden is veel conservatiever dan het economische leven. Een van de redenen daarvoor is dat het veel minder bewust is. Op vlak van politiek en economie treedt de arbeidersklasse als geheel op waarbij de klasse gestuwd wordt door haar voortrekkers van de Communistische Partij om de historische doelstellingen van de arbeidersklasse te realiseren. In het gezinsleven is de arbeidersklasse verdeeld in de kleine cellen die elk een gezin en een familie vormen. De verandering van politiek regime, zelfs de verandering van de economische orde – waarbij de fabrieken in handen van de arbeiders komen – dit alles heeft zeker een invloed op het gezin, maar slechts indirect en van buitenaf zonder te raken aan de gezinstradities die uit het verleden geërfd werden.

    Een radicale hervorming van het gezin en meer algemeen van het volledige huishouden vereist een grootschalige bewuste inspanning door de werkende massa’s en het veronderstelt het bestaan van een krachtige innerlijke drang naar cultuur en vooruitgang binnen de klasse zelf. Er is een stevige ploeg nodig om harde klonters aarde overhoop te halen. Het vestigen van een politieke gelijkheid van mannen en vrouwen in de Sovjet-staat was één probleem, het was het gemakkelijkste. Het is echter veel moeilijker om de volgende stap te nemen: het vestigen van industriële gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de fabrieken en de vakbonden, waarbij deze gelijkheid niet mag betekenen dat vrouwen er nadelen bijkrijgen. Om vervolgens effectief gelijkheid van man en vrouw binnen het gezin te krijgen, dat is een nog oneindig veel moeilijker probleem. Alle onze huishoudelijke gewoonten moeten betwist worden vooraleer dit mogelijk wordt. Het is evident dat we niet ernstig over gelijkheid in werk of politiek kunnen spreken zolang er geen effectieve gelijkheid van man en vrouw is in het gezin. Zo lang de vrouw gebonden is aan haar huishoudelijk werk, de zorg voor het gezin, het koken en het wassen, … zijn haar kansen om deelname aan het sociale en politieke leven bijzonder beperkt.

    Het gemakkelijkste probleem was dat van de machtsovername. Maar toch eiste dat probleem al onze krachten op in de eerste periode van de revolutie. Het vroeg eindeloze opofferingen. De burgeroorlog vereiste maatregelen die bijzonder hard waren. Vulgaire filistijnen schreeuwden over de opmars van barbaarse normen, over de arbeidersklasse die bloedig en verdorven was geworden. Wat er echt gebeurde, was dat de arbeidersklasse met de middelen van het revolutionair geweld die ze in noodgedwongen in handen kreeg, begon te vechten voor een nieuwe cultuur, voor oprecht menselijke waarden.

    In de eerste vier of vijf jaar gingen we economisch door een periode van vreselijke ineenstorting. De arbeidsproductiviteit viel zwaar terug, de productie was van een afschuwelijk slechte kwaliteit. Vijanden zagen, of kozen ervoor om dit te zien, hierin een teken van de rotheid van het Sovjet-bewind. In werkelijkheid was het een onvermijdelijke fase in de vernietiging van de oude economische vormen en waren het eerste hulpeloze pogingen om nieuwe vormen te creëren.

    Met betrekking tot gezinsverhoudingen en het individuele leven in het algemeen, moeten we onvermijdelijk ook door een periode van desintegratie van wat er was, van de tradities die uit het verleden geërfd zijn en waar niet over nagedacht was. Maar op het vlak van het huishoudelijk leven begon de periode van kritiek en afbraak later, duurt het erg lang en neemt het pijnlijke vormen aan die erg complex zijn en niet altijd zichtbaar voor wie zich beperkt tot vage observaties. De progressieve stappen in verandering op vlak van de staat, de economie en het leven in het algemeen moeten erg duidelijk omschreven worden om te vermijden dat we panikeren omwille van de fenomenen die we waarnemen. We moeten leren om deze te beoordelen in hun juiste context, hun juiste plaats in de ontwikkeling van de arbeidersklasse te zien en bewust de nieuwe omstandigheden in de richting van socialistische levenswijzen leiden.

    Deze waarschuwing is noodzakelijk, we horen immers al alarmerende stemmen. Op de conferentie van de Moskouse partijpropagandisten spraken sommige kameraden met een grote en natuurlijke angst over het gemak waarmee de oude gezinsbanden verbroken worden om nieuwe banden aan te gaan die even vluchtig zijn als de oude. De slachtoffers in al deze gevallen zijn de moeder en de kinderen. Wie heeft anderzijds in private gesprekken nog geen klachten gehoord over de ‘ineenstorting’ van de moraal onder de jongeren, in het bijzonder onder de Jonge Communisten? Niet alles van deze verwijten is overdreven, er zit een element van waarheid in. We moeten en zullen de donkere kanten van deze waarheid zeker bestrijden – dit is een strijd voor een hogere cultuur en een opleving van de menselijke persoonlijkheid. Maar om dit te kunnen doen, moeten we de basis van het probleem aanpakken zonder in reactionair gemoraliseerd of sentimentele neerbuigendheid te vervallen. We moeten eerst de feiten bekijken om duidelijker te zien wat er eigenlijk gebeurt.

    Zoals we hierboven reeds aanhaalden, hebben de enorme gebeurtenissen van de oorlog en de revolutie de afgelopen jaren gevolgen op het gezin en de oude vormen. Hierna kwam de langzaam sluipende ondergrondse mol van het kritische denken, de bewuste studie en de evaluatie van de gezinsverhoudingen en levensvormen. Het waren de mechanische kracht van grote gebeurtenissen samen met de kritische kracht van een bewust geworden geest, die samen leidden tot de destructieve periode in de gezinsverhoudingen die we nu kennen. De Russische arbeider moet na de machtsovername op heel wat vlakken van zijn leven de eerste bewuste stappen in de richting van cultuur zetten. Onder impuls van grote schokken, heeft zijn persoonlijkheid voor het eerst traditionele levensvormen, huishoudelijke gewoonten, kerkelijke praktijken en relaties door elkaar geschud.

    Het is niet verwonderlijk dat het protest van het individu, zijn revolte tegen het traditionele verleden, aanvankelijk anarchistische, of brutaler gezegd losbandige, vormen aanneemt. We zagen dit op vlak van politiek, militaire aangelegenheden, economie. Daar nam het anarchiserende individualisme alle vormen van extremisme, partijdigheid en retoriek aan. Het is niet verwonderlijk dat dit proces ook plaatsvindt in de meest intieme, en bijgevolg ook op de meest pijnlijke wijze, gezinsverhoudingen. De ontwaakte persoonlijkheid wil zich op een nieuwe wijze organiseren, de oude platgetreden paden verlaten en daartoe zoekt het zijn toevlucht tot “losbandigheid”, “verdorvenheid” en alle andere zonden die op de conferentie in Moskou werden aangeklaagd.

    De echtgenoot die uit zijn gewoonlijke omgeving werd getrokken door de militaire mobilisatie veranderde in een revolutionaire burger. Dat is een monumentale verandering. Zijn kijk werd breder, zijn geestelijke aspiraties hoger en van een complexere aard. Hij is een andere man. Bij zijn terugkeer komt hij op een plaats waar er praktisch niets veranderd is. De oude harmonie met de mensen thuis en in het gezin is echter verdwenen. Er is nog geen nieuw begrip. De wederzijdse verwondering verandert in wederzijds ongenoegen en dan in slechte wil. Het gezin is gebroken.

    De man is een communist. Hij heeft een actief leven, is betrokken bij sociale activiteiten, zijn geest wordt groter, zijn persoonlijk leven wordt opgeslorpt door zijn werk. Maar zijn vrouw is ook een communist. Ze wil deelnemen aan sociale activiteiten, publieke meetings, werken in de sovjet of in de vakbond. Het leven in huis verdwijnt voor ze er zich van bewust zijn of het gemis aan huiselijke sfeer leidt tot aanhoudende botsingen. Man en vrouw zijn het niet eens. Het gezin is gebroken.

    Een oud gezin. Tien tot vijftien jaar samengeleefd. De man is een goede werker en doet alles voor zijn gezin, de vrouw leeft ook voor haar gezin en besteedt er alle energie aan. Door toeval komt ze in contact met een communistische vrouwenorganisatie. Er opent zich een nieuwe wereld voor haar. Haar energie vindt een nieuw en breder doel. Het gezin wordt verwaarloosd. De man raakt geïrriteerd. De vrouw wordt gekwetst in haar nieuw gevonden sociaal bewustzijn. Het gezin is gebroken.

    Voorbeelden van dergelijke tragedies die allen leiden tot het opbreken van het gezin zijn er legio. We hebben enkel de meest typische voorbeelden aangehaald. In al deze voorbeelden komt de tragedie voort uit een botsing tussen communistische en andere elementen. Maar het opbreken van het gezin, het is te zeggen: van het oude gezin, is niet beperkt tot de toplaag van de klasse die het meest blootgesteld is aan de gevolgen van de nieuwe omstandigheden. De tendens tot desintegratie van gezinsverhoudingen gaat dieper in de hele samenleving. De voortrekkers gaan enkel sneller en uitdrukkelijker door wat onvermijdelijk is voor de volledige klasse. Het vitten op de oude omstandigheden en de nieuwe taken voor het gezin beperken zich niet tot de grens tussen de communistische voortrekkers en de arbeidersklasse in het algemeen.

    Het instituut van het burgerlijke huwelijk diende op zich al een zware sloeg toe aan het traditionele gezin dat voor een groot deel gericht was op uiterlijk vertoon. Hoe minder persoonlijke gehechtheid er was in de oude huwelijksbanden, hoe sterker externe krachten, sociale tradities en in het bijzonder religieuze rituelen gingen spelen. De slag die de macht van de kerk kreeg, was ook een slag voor het traditionele gezin. Rituelen die ontdaan waren van een verbindend karakter en van erkenning door de overheid, blijven in gebruik door inertie en als strohalm van het oude gezin. Maar er is geen innerlijke band binnen het gezin indien dit enkel door inertie wordt verbonden. Elke duw van buitenaf kan dit gezin doen breken, en tegelijk brengt het ook de trouw aan kerkelijke rituelen een slag toe. Meer dan ooit tevoren zal er nu van buitenaf geduwd worden. Dat is de reden waarom het gezin wankelt en er niet in slaagt om terug overeind te kruipen. Het leven wordt beoordeeld op basis van zijn omstandigheden en dit gebeurt met een wrede en pijnlijke veroordeling van het gezin. De geschiedenis maait het oude hout en de spaanders vliegen in het rond.

    Maar is er dan de ontwikkeling van elementen van een nieuwe gezinsvorm? Ongetwijfeld. We moeten enkel het karakter van deze elementen en de processen in hun ontwikkeling begrijpen. Zoals bij andere zaken moeten we een onderscheid maken tussen de fysieke en de psychologische omstandigheden, tussen het algemene en het individuele. Psychologisch betekent de evolutie van het nieuwe gezin, of van nieuwe menselijke relaties in het algemeen, voor ons een culturele vooruitgang van de werkende klasse, de ontwikkeling van het individu, een hogere norm voor zijn behoeften en innerlijke discipline. Vanuit dit aspect vormt de revolutie op zich een grote stap vooruit. De ergste elementen van het desintegrerende gezin zijn slechts een uitdrukking, weliswaar een pijnlijke, van het ontwaken van de klassen en van het individu binnen de klasse. Al ons werk in verband met cultuur, het werk dat we doen en zouden moeten doen, wordt vanuit dit oogpunt een voorbereiding op nieuwe verhoudingen en een nieuw gezin. Zonder een hogere norm van cultuur voor de werkende man en vrouw, kan er geen nieuwe en hogere vorm van gezin zijn. Op dit vlak kan er immers enkel sprake zijn van innerlijke discipline en niet van externe dwang. De kracht van de innerlijke discipline van het individu in het gezin wordt bepaald door de teneur van het innerlijke leven, de omvang en waarde van de banden die man en vrouw verenigen.

    De fysieke voorbereidingen op de voorwaarden van een nieuw leven en een nieuw gezin kunnen, eens te meer, niet los gezien worden van het algemene werk van socialistische opbouw. De arbeidersstaat moet rijker worden om de kwestie van publiek onderwijs voor de kinderen aan te pakken en om het gezin te bevrijden van de lasten van koken en wassen. Het socialiseren van huishoudelijk werk en publiek onderwijs voor kinderen zijn ondenkbaar zonder een significante verbetering van de economie in het algemeen. We hebben meer socialistische economische vormen nodig. Enkel onder die omstandigheden kunnen we het gezin bevrijden van de functies en zorgen die het nu onderdrukken en tot desintegratie leiden. Het wassen moet in een publiek wassalon kunnen gebeuren, koken moet in een publiek restaurant kunnen, naaien in een publieke werkplaats. Kinderen moeten goede publieke leraars hebben die een echte roeping hebben voor dit werk. Dan kan de band tussen man en vrouw bevrijd worden van alle externe en toevallige druk en dan zou de ene persoon niet langer het leven van de andere absorberen. Echte gelijkheid zou eindelijk mogelijk zijn. De band tussen twee personen zou afhangen van wederzijdse affectie. En op die specifieke basis kan het innerlijke stabiliteit verkrijgen, niet dezelfde stabiliteit voor iedereen en zonder dwang voor gelijk wie.

    De weg naar een nieuw gezin is dan ook tweevoudig: (a) het versterken van de culturele normen en het onderwijs van de werkende klasse en de individuen die deze klasse vormen; (b) een verbetering van de materiële omstandigheden van de klasse georganiseerd door de staat. Beide processen zijn nauw met elkaar verbonden.

    Dit alles betekent uiteraard niet dat het gezin van de toekomst op een bepaald ogenblik, als het materieel beter gaat, zomaar tot stand zal komen. Dat is niet het geval. Een zekere vooruitgang naar een nieuw gezin is ook nu al mogelijk. Het klopt dat de overheid nog niet in staat is om het onderwijs van de kinderen of om publieke keukens te creëren die beter zijn dan de gezinskeukens, of om publieke wasserijen te vestigen waar de kleren niet uiteengerafeld of gestolen worden. Maar dit betekent niet dat de meer ondernemende en progressieve gezinnen zelf geen collectieve huishoudeneenheden kunnen vormen. We moeten voorzichtig zijn met dergelijke experimenten, de technische uitwerking ervan moet aan de belangen en behoeften van de groep voldoen en het moet voordelig zijn voor alle leden van de groep, zelfs indien deze voordelen aanvankelijk erg bescheiden zijn.

    “Deze taak,” schreef kameraad Semashko recent in een artikel over de noodzaak van de heropbouw van het gezinsleven, “wordt het best in de praktijk uitgevoerd. Decreten en gemoraliseer zullen weinig effect ressorteren. Maar een voorbeeld, een illustratie van de nieuwe vorm, zal meer doen dan duizend uitstekende pamfletten. Deze praktische propaganda wordt het best uitgevoerd met de methode die chirurgen transplantatie noemen. Als een groot deel van de huid verdwenen is door een wonde of door brand en er geen hoop is dat de huid vanzelf terug zal aangroeien over deze plek, dan kunnen stukjes huid van gezonde delen van het lichaam gebruikt worden op de verschroeide plek. Deze stukjes huid zullen aan elkaar groeien waardoor op termijn de huid terug volledig is. Hetzelfde gebeurt met praktische propaganda. Als een fabriek of werkplaats communistische vormen aanneemt, zullen andere volgen.” (N Semashko, Izvestia 81, 14 april 1923)

    De ervaring van zo’n collectieve huishoudens vormt een eerste, nog erg onvolledige benadering van een communistische levenswijze. We moeten deze aandachtig bestuderen en opvolgen. De combinatie van persoonlijke initiatieven met steun van de overheid – in het bijzonder door de lokale sovjets en economische instellingen – moet voorrang krijgen. De bouw van nieuwe huizen – en we zullen huizen moeten bouwen! – moet afgestemd worden op de noden van dergelijke groepen gezinnen. De eerste onbetwistbare successen in deze richting, hoe beperkt ze ook zijn, zullen onvermijdelijk navolging krijgen van gezinnen die hun leven op een gelijkaardige wijze wensen te organiseren. Voor een uitgewerkt schema waarvan het initiatief van bovenaf komt, is de tijd nog niet rijp, zowel vanuit het standpunt van materiële middelen van de overheid als de voorbereiding van de arbeidersklasse zelf. We kunnen de impasse nu enkel doorbreken door modelgemeenschappen te creëren. De grond onder onze voeten moet stap per stap versterkt worden; we mogen niet te ver voorop lopen of vervallen in bureaucratische experimenten. Op een bepaald ogenblik zal de overheid in staat zijn om met de hulp van lokale sovjets, coöperatieve eenheden, … het werk te socialiseren en op deze manier het menselijke gezinsleven te verbreden en te verdiepen zodat het, in de woorden van Friedrich Engels, “van het domein van de noodzaak overgaat naar het domein van de vrijheid.”

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop