Category: 1917

  • [1917] De revolutie tentoongesteld in de British Library

    Tentoonstelling “Russian Revolution: hope, tragedy, myths” tot 29 augustus in de British Library in Londen

    “In 1917 nam het proces van de laattijdige sociale en politieke verandering in het Russische rijk de vorm van een revolutie aan (…) die de hoop vestigde dat een ideale sociale orde mogelijk was.” In tegenstelling tot de recente tentoonstelling van de Royal Academy of Arts, probeert de tentoonstelling in de British Library om informatief te zijn waarbij ook de historische context van de gebeurtenissen van 1917 aan bod komt. Bij de Royal Academy was Trotski slechts een nevenfiguur, in deze tentoonstelling wordt hij terecht naast Lenin als een centrale figuur onder de Bolsjewistische leiders voorgesteld en als iemand die het succes van de Oktoberrevolutie mee bepaalde.

    Recensie door Niall Mulholland

    De tentoonstelling omvat fascinerende foto’s, filmbeelden, affiches, boeken, kranten (waaronder muurkranten van de arbeiders) en andere objecten. Er zijn onverwachte verrassingen zoals het knipselboek van prins Kropotkin, een invloedrijke revolutionair in de 19de eeuw, of nog Oscar Wilde’s toneelstuk Vera dat ingaat op de falende tactiek van individueel terrorisme onder de vroege revolutionairen (Narodniki) en dat ook stelt dat de tsaar niet in staat zal zijn om hervormingen door te voeren. Er is ook een handgeschreven verzoekschrift van Lenin (onder een ander pseudoniem) om toegang te krijgen tot de leeszalen van het British Museum toen hij als balling in Londen woonde.

    De curator streefde naar een ‘evenwichtige’ benadering, waarbij er evenveel aandacht is voor anti-Bolsjewieken. Dit leidt soms tot veralgemeningen. De tentoonstelling stelt de revolutie vooral voor als een verwarrend en complex gegeven, een “experiment dat opportuniteiten bood voor sommigen, maar problemen voor anderen.” De Bolsjewieken worden omschreven als een “extreme socialistische partij.”

    Als dat het geval was, wie waren dan de gematigde socialisten? Waren dat niet de Mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen die met pro-kapitalistische partijen in een coalitieregering stapten na de val van de tsaar? Deze ‘socialistische’ ministers weigerden de Russische betrokkenheid bij de massaslachting van de Eerste Wereldoorlog te stoppen of om te breken met het kapitalisme en het grootgrondbezit.

    Een eerste editie van ‘Het Communistisch Manifest’ van Marx en Engels wordt begeleid met de bewering dat de auteurs niet verwacht hadden dat de socialistische revolutie zich tot Rusland zou uitstrekken. Nochtans schreef Marx in een voorwoord voor de Russische editie van het manifest in 1882 over een debat onder de Russische linkerzijde over de mogelijkheid om traditionele plattelandsgemeenschappen om te vormen tot embryonale instellingen van een socialistische samenleving. De algemene conclusie van Marx was dat dit enkel mogelijk was indien het tsarisme omvergeworpen werd en indien de revolutie in Rusland “het signaal wordt voor een arbeidersrevolutie in het westen zodat beiden elkaar kunnen aanvullen.”

    De curatoren van de tentoonstelling hebben het wel bij het rechte eind als ze stellen dat Lenin de marxistische methode toepaste op de “reële omstandigheden van Rusland” op het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. De eerste successen van de arbeidersbeweging bleken uit de groei van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij. De tentoonstelling omvat een affiche van de partij met de ‘pyramide’ van de sociale ongelijkheid, een afspiegeling van de erg hiërarchische samenleving met de tsaar en de elite aan de top, gevolgd door de adel, de grootgrondbezitters, de generaals en de verantwoordelijken van de orthodoxe kerk terwijl de werkende klasse en de arme boeren de volledige structuur dragen.

    Daar tegenover staat een regimegezinde afbeelding: een “etnografische kaart” van het tsaristische rijk met alle volkeren die “allemaal samenleven.” Nochtans was het Russische rijk een “gevangenis voor nationaliteiten,” zoals Lenin het omschreef. De massa’s van arme boeren leefden in vreselijke omstandigheden. Die levensomstandigheden worden getoond aan de hand van het primitieve schoeisel op het platteland met schoenen uit houtschors.

    De steunpilaren van het tsaristische regime, zoals de Orthodoxe kerk, komen uitgebreid aan bod op de tentoonstelling. De macht en  mystiek van de koninklijke familie was zo groot dat het bij de kroning van tsaar Nicolas II tot paniek kwam onder de toegestroomde massa. Er vielen daarbij heel wat doden. De onverschilligheid van de koninklijke familie na deze tragedie was een belangrijke factor in de aftakeling van het imago van de tsaar. De tentoonstelling wijst terecht op de snelle groei en de politieke effecten van de jonge, militante Russische arbeidersklasse die van 1,4 miljoen werkenden in 1890 groeide tot 2,9 miljoen in 1912. In 1913 leefde 15% van de bevolking in de steden.

    Een acteur brengt het verhaal van de vrouw van een eigenaar van een textielfabriek in Sint Petersburg (omgedoopt tot Petrograd in 1914) waaruit de angst van de heersende klasse in de revolutie van 1905 blijkt. Jammer genoeg wordt niet ingegaan op de cruciale rol van de arbeidersraad (‘sovjet’) van St Petersburg, een raad geleid door Trotski. De contrarevolutie slaagde erin om de revolutie de kop in te drukken, maar de beweging had een grote internationale impact. Er is een opmerkelijke Franse stille film die een jaar na de gebeurtenissen werd gemaakt waaruit de sympathie voor de moedige revolutionairen blijkt.

    De repressie was brutaal. De kortstondige ‘hervormingen’ van de tsaar – zoals het opzetten van een parlement, de Doema, dat te radicaal was en bijgevolg meteen terug afgeschaft werd – gaven enkel aanleiding tot grotere revolutionaire bewegingen. Satirische kunst uit die tijd toont een bijna algemene afkeer tegen het regime in die periode.

    Naarmate de Eerste Wereldoorlog bleef aanslepen met een enorme menselijke tol en terreinverlies aan het Duitse leger, werden ook de rijen om aan te schuiven voor brood in de grote steden langer. Massaal protest van de werkenden overspoelde Petrograd. De tsaar kon zijn bewind onmogelijk in stand houden: hij werd omvergeworpen in februari 1917. De tentoonstelling stelt terecht dat e steun voor de Bolsjewieken groter werd omwille van Lenin’s standpunt van “geen compromissen met de Voorlopige Regering” die de oorlog verderzette en geen antwoorden had op de extreme sociale en economische crisis.

    Van daaruit gaat de tentoonstelling snel over tot de Oktoberrevolutie. Dit wordt niet voorgesteld als een staatsgreep, zoals het doorgaans in de burgerlijke versies wordt gebracht. Er wordt integendeel duidelijk gemaakt dat de Bolsjewieken de macht konden grijpen omdat ze de steun kregen van een meerderheid in de sovjets en omdat de pro-kapitalistische Voorlopige Regering zowat alle steun verloren was.

    Er is veel aandacht voor de burgeroorlog tussen het nieuw gevormde Rode Leger onder leiding van Trotski en de Witte contrarevolutionaire krachten die gesteund werden door buitenlandse imperialistische machten. Een grote digitale kaart toont het terreinverlies en de winst van beide kanten tussen 1917 en 1922, het ogenblik waarop het Rode Leger uiteindelijk de overwinning behaalt. De tentoonstelling gaat in op de Witte terreur en de reactionaire propaganda ervan, met inbegrip van antisemitische provocaties.

    De Witte contrarevolutie kon de boeren en arbeiders geen andere oplossing aanbieden dan een terugkeer naar onderdrukking door grootgrondbezitters en klassenuitbuiting. De tentoonstelling toont enkele handgeschreven “sovjet orders” van Trotski rond de rechten van soldaten, de lonen en de arbeidsvoorwaarden. Onder één ervan staat een niet ondertekende opmerking, wellicht van Lenin, waarin wordt aangedrongen om de kwestie snel aan te pakken.

    Foto’s tonen de trein van Trotski die de leiding van het Rode Leger van het ene front naar het andere bracht. Revolutionaire affiches, verklaringen die de Britse troepen opriepen om niet voor hun kapitalistische heersers te vechten, items van het uniform van het Rode Leger en een spandoek (met vervaagde goedkope rode verf) met de slogan ‘Vrede en land: oorlog aan de paleizen’, … tonen een vastberaden verdediging van de jonge Sovjet-Unie door het leger van werkenden en boeren. De impact van de revolutie op cultuur, kunst en literatuur komt aan bod net als de sociale hervormingen die door de Bolsjewieken werden doorgevoerd, zoals een massale alfabetiseringscampagne.

    De militaire rol van Stalin in de burgeroorlog werd nadien sterk overdreven in de Sovjet-propaganda. Dergelijke mythes waren nodig om de leidinggevende rol van Stalin in de bureaucratische dictatuur die eind jaren 1920 en begin jaren 1930 ontstond te ondersteunen. De opstand van Kronstadt in 1921 wordt vermeld, maar niet uitgelegd. Dat was een mislukte opstand tegen de Bolsjewieken op de marinebasis van Kronstadt als gevolg van de harde omstandigheden in e burgeroorlog. De opstand werd geleid door anarchisten en positief onthaald door Mensewieken en andere contrarevolutionaire krachten.

    Het slot van de tentoonstelling gaat over de internationale impact van 1917 met videobeelden van de Duitse Revolutie van 1918 tot publicaties over de kortstondige heldhaftige sovjet van Limerick in 1919. Uitleg over het opzetten van de Derde Internationale benadrukt het belang dat de Bolsjewieken hechtten aan de wereldwijde socialistische revolutie. Ondanks een aantal beperkingen, staat de bezoekers van deze mooie tentoonstelling enkele interessante uren te wachten.

  • 100 jaar Russische Revolutie – begrijpen, herdenken, verderzetten

    21-22 oktober: Socialisme 2017

    Ons jaarlijks Socialisme-weekend verhuist dit jaar naar oktober. Zo valt het samen met de 100ste verjaardag van de Oktoberrevolutie in Rusland: de eerste bewuste poging om een arbeidersstaat uit te bouwen. De maatschappij waar LSP voor opkomt, is niet de bloedigere dictatuur die het stalinisme was, maar de klasseloze maatschappij die de bolsjewieken en de massa’s in Rusland in 1917 voor ogen hadden.

    Als Karl Marx uit verschillende peilingen, bevragingen en studies als de meest invloedrijke denker aller tijden kwam en komt, heeft dit zonder enige twijfel te maken met de directe impact die zijn ideeën op de maatschappelijke verhoudingen in de 20e eeuw hadden. De filosoof wiens ideeën zich niet beperkten tot de interpretatie van de wereld, maar die ook opriep om de wereld te veranderen doorheen de emancipatie van de arbeidersklasse, heeft de miljoenen arbeiders, jongeren, vouwen en onderdrukten wereldwijd de ideologische instrumenten aangereikt om te strijden voor een beter leven en een toekomst voor volgende generaties.

    Het is echter doorheen de Russische Revolutie, die de machtsverhoudingen in de hele wereld heeft herschikt voor meerdere decennia, dat het marxisme zijn tot nog toe meest concrete en verregaande uitwerking heeft gekend. Als Marx de meest invloedrijke denker is, dan is de Russische Revolutie de meest invloedrijke eenmalige gebeurtenis uit de menselijke geschiedenis.

    Die historische gebeurtenis heeft, voor het eerst in de geschiedenis, de voorwaarden geschapen voor een maatschappij die de rijkdommen van onze planeet, de rijkdommen geschapen door de arbeid en de kennis van de mens ten dienste zou stellen van iedereen en niet van een heersende klasse of elite. Het was de eerste maatschappelijke omwenteling die de klasseloze maatschappij binnen handbereik bracht.

    Een rijk gevuld programma met internationale sprekers

    We bespreken wat een geplande economie is en wat niet. We leggen uit waarom we niet akkoord zijn dat de Russische Revolutie een staatsgreep was of een revolutie die “logischerwijs tot het stalinisme zou leiden.” We hebben het over het reusachtig aantal sociale verworvenheden (vrouwenrechten, LGBT, … ) die tot dan toe onbestaande waren in het kapitalistische Westen, en hoe die teruggeschroefd werden onder Stalin. Maar hoe kon het stalinisme dan overwinnen? Wat de rol was van de trotskistische oppositie en waarom het ook vandaag nog noodzakelijk is om een internationale strijdorganisatie uit te bouwen.

    Daarvoor hebben we een reeks internationale gasten uitgenodigd. Socialistische militanten en activisten uit het voormalige Oostblok zullen komen vertellen over het leven, maar vooral over politieke activiteit achter het ijzeren gordijn.

    Verder verwelkomen we Peter Taaffe, algemeen secretaris van de Socialist Party (England & Wales), Ruth Coppinger, Iers parlementslid voor Solidarity en de Socialist Party, en Ana Garçia (voorzitster Sindicato de Estudiantes Spanje) die bijzondere aandacht zullen hebben voor de rol van jongeren en vrouwen in de strijd voor het socialisme, zowel in Rusland 1917 als vandaag.

    Voorverkoop :
    Weekend : 15€ ; 8€ (sociaal tarief)
    1 dag : 10€ ; 5€ (sociaal tarief)

    Aan de deur :
    Weekend : 20€ ; 12€ (sociaal tarief)
    1 dag : 15€ ; 8€ (sociaal tarief)

     

    => Facebook evenement

  • 1917-2017: revolutie om tot verandering te komen

    Op het Wereld Economisch Forum in Davos en op andere grote internationale bijeenkomsten wordt vaak gesproken over de vrees voor sociale onrust. Het spook van sociale onrust waart zeker sinds de revolutionaire golf van 2011 door de wereld. Toen vielen op enkele weken de gehate dictaturen van Ben Ali in Tunesië en van Moebarak in Egypte. Ze werden omvergeworpen door de volkswoede. Dit gaf inspiratie aan anderen: er volgde een golf van bewegingen en opstanden in de regio en er was kruisbestuiving met de beweging van de Indignado’s in Spanje of die van Occupy in de VS.

    door Nicolas Croes

    In Tunesië en Egypte werd slechts de top van de piramide omvergeworpen. Ondanks de enorme mobilisaties van de massa’s ging de kapitalistische uitbuiting gewoon verder. In Libië zorgden de imperialistische interventies ervoor dat het vuur van het sociaal verzet gedoofd werd zodat de val van Khadaffi niet zou bijdragen aan de hoop op revolutionaire verandering. In Syrië ontaardde de massale opstand tegen Assad in een bloedige burgeroorlog die tot vandaag woedt. Het aanvankelijke enthousiasme leidde overal tot ontgoocheling. Hoe komt dit?

    Volgens ons is het fundamenteel punt het ontbreken van een programma, strategie en aangepaste tactieken om de beweging naar een verdere stap te brengen: de omverwerping van het kapitalisme en de vestiging van een echte democratie, met name een samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie in publieke handen onder de democratische controle en beheer van de bevolking  staan. Die elementen van programma, strategie en tactieken komen samen in een revolutionaire partij. Zoals de Russische revolutionair Trotski opmerkte: “Zonder een leidende organisatie zou de energie van de massa’s vervliegen als stoom die niet in een zuigercilinder opgesloten is. De beweging wordt echter noch door de cilinder noch door de zuiger, maar door de stoom teweeggebracht.”

    Wij bestuderen revolutionaire gebeurtenissen zoals de Russische Revolutie om een beter zicht te hebben op hoe verandering kan gerealiseerd worden en om voorbereid te zijn op snelle ontwikkelingen. Het voorbeeld van de bolsjewieken blijft uitermate belangrijk: het bestaan van die revolutionaire partij was cruciaal om de macht in handen van de arbeiders en boeren te brengen in Rusland in 1917.

    De bolsjewieken

    De eerste Russische marxistische organisatie ontstond in de emigratie in 1883. Enkele jaren later, in 1898, werd de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij opgezet. Deze kende in 1903 een splitsing tussen de bolsjewieken (“meerderheid” in het Russisch) en de mensjewieken (“minderheid”). In 1912 vormde de bolsjewistische fractie van de partij officieel een eigen onafhankelijke partij.

    Lenin kwam tot de conclusie dat de arbeiders een georganiseerde en gedisciplineerde partij nodig hadden om het tsarische regime omver te werpen. De bolsjewieken vormden een nieuw type partij die de leden een stevige vorming gaf op basis van het bestuderen van ervaringen uit het verleden, die beslissingen op democratische wijze nam na discussie in alle geledingen van de partij en eengemaakt naar buiten kwam in campagnes en acties. Zo werd gebouwd aan een revolutionair kader dat in staat was om gedurfde initiatieven te nemen.

    Toen de tsaristische dictatuur met de Februarirevolutie in 1917 aan de kant geschoven werd, vormde de bolsjewistische partij nog een kleine minderheid van enkele honderden kaders. De Februarirevolutie leidde tot een krachtmeting tussen enerzijds de Voorlopige Regering die de belangen van het establishment verdedigde en vooral een status quo wilde, en anderzijds de sovjets (“raden”) die door arbeiders, soldaten en boeren waren opgezet in hun strijd. Zoals Trotski in ‘Klasse, partij en leiding’ uitlegde: “De bolsjewieken werden in maart 1917 gesteund door een onbelangrijke minderheid van de arbeidersklasse (…) In een paar maanden tijd kon de partij, doordat ze zichzelf baseerde op de ontwikkeling van de revolutie, de meerderheid van de arbeiders overtuigen van de juistheid van haar slogans. Deze meerderheid werd georganiseerd in sovjets en was in staat om de soldaten en boeren aan te trekken.” Hoe was dit mogelijk?

    Revolutie als massabeweging

    In tegenstelling tot de stalinisten was het marxisme voor de bolsjewieken nooit een versteend en rigide dogma. Ze zagen het als een gids tot actie. Elke gebeurtenis werd geanalyseerd en in zijn tactische en strategische context geplaatst, een beetje zoals een hordeloper eerst de obstakels bestudeert om na te gaan hoeveel kracht nodig is om de hordes te nemen zonder hierdoor buiten adem te raken bij de eindspurt.

    De Belgisch-Russische revolutionair Victor Serge legde dit als volgt uit: “1917 was een jaar van massale acties die op indrukwekkende wijze gekenmerkt werden door hun veelzijdigheid en kracht, door het doorzettingsvermogen van de volksinitiatieven die het bolsjewisme naar voor stuwden (…) De bolsjewieken namen de macht omdat ze in de natuurlijke selectie onder revolutionaire partijen het beste in staat bleken om op een coherente, scherpzinnige en vastbesloten wijze de hoop en doelstellingen van de actieve massa’s te vatten. Ze bleven aan de macht, ze overwonnen de burgeroorlog, omdat de massa’s dit wilden. Ondanks veel aarzelingen en conflicten was dit het geval van de Baltische Zee tot de Stille Oceaan. Dit grote historische feit werd erkend door de meeste Russische vijanden van het bolsjewisme. (…) Tot op het einde van de burgeroorlog, in 1920-21, was de Russische Revolutie een massale volksbeweging waarvan de bolsjewieken de hersenen en het zenuwstelsel vormden, de leiders en de kaders.” (Dertig jaar na de Russische Revolutie, vrije vertaling).

    Jammer genoeg is het fout gelopen. De revolutie ontaardde met een bureaucratie die onder leiding van Stalin steeds meer macht naar zich toe trok en de verworvenheden van de revolutie terugdrong. De geschiedenis had er anders uitgezien indien revolutionairen zich in andere landen, Duitsland in het bijzonder, hadden georganiseerd zoals de bolsjewieken. Het droeg ertoe bij dat revolutionaire opstanden in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije mislukten waardoor de revolutie in Rusland geïsoleerd bleef, wat de materiële positie van de bureaucratie in de kaart speelde.

    Herdenken… maar vooral toepassen!

    Een revolutionaire partij creëert niet de voorwaarden die de werkenden tot strijd brengen. Maar als die voorwaarden bestaan, kan een partij een sleutelrol spelen in het versnellen van de ontwikkeling van het bewustzijn van de werkenden en kunnen de doelstellingen van de strijd scherper gesteld worden. Dat is waarom het noodzakelijk is om terug te komen op de lessen van de Russische Revolutie en de bolsjewieken. “Revolutionaire verjaardagen zijn niet alleen dagen voor herinnering, zij zijn dagen voor het samenvatten van revolutionaire ervaringen.”

  • [1917] Alle macht aan de Sovjets of coalitiepolitiek? Toespraak Trotski op Sovjetcongres begin juni 1917

    Van 3 tot en met 10 juni  1917 (16 – 23 juni huidige kalender) vond het eerste Alrussische congres van de Raden van arbeiders, boeren en soldaten afgevaardigden, Sowjets,  plaats in het Taurische paleis in Petrograd. Onder druk van de Entente was de Voorlopige regering bezig een nieuw offensief aan het voorbereiden en zij wilde de goedkeuring hiervoor van het Sowjetcongres. Op het congres waren in totaal 820 afgevaardigden met stemrecht en 268 met een adviserende stem, die 305 plaatselijke, 53 districtsowjets en een aantal legereenheden en boerenafdelingen vertegenwoordigden. Van de 777 afgevaardigden die partijgebondenheid aangaven, waren er 285 Sociaal Revolutionairen, 248 Mensjewiki en 105 Bolsjewiki. De linkervleugel, de Bolsjewiki, de toen nog  bij hen aangesloten internationalisten (de groep van Gorki)  en de Interrayonisten (de groep van Trotski, die in Augustus fuseerden met de Bolsjewiki) vormden minder dan eenvijfde deel van het congres [1]. Op de tweede dag van het congres gaf Trotski de onderstaande toespraak die daarna in de Pravda, het dagblad van de Bolsjewiki, werd gepubliceerd [2]. Deze tekst is nu voor het eerst naar het Engels vertaald door Pete Dickenson voor Socialism Today en vervolgens naar het Nederlands door Peter den Haan. 

     

    Kameraden.

    Met veel belangstelling hebben we geluisterd naar de toespraak van de Minister van Voedselvoorziening en de meesten van ons hebben hier zowaar wat van opgestoken. En dat kan nauwelijks worden gezegd van de meeste toespraken die we hier hebben moeten aanhoren. En dat hij in zijn toespraak maar weinig heeft gezegd over het organisatorische werk dat is verricht, komt dat omdat hij nog maar net in deze functie is begonnen [3]. Hoe dan ook, hij schetste een programma van activiteiten en definieerde de huidige belangrijkste werkgebieden en dat was precies wat ontbrak aan alle andere ministeriële toespraken.

    Zij spraken over revoluties, over de grote Franse revolutie. Ze deelden hun gedachten hierover en luchtten hun hart over de oude Marxistische en populistische argumenten. Maar kameraden, wij zitten hier nu in het parlement van de revolutionaire democratie, waaraan Ministers verslag doen over wat er is gebeurd en wat ze van plan zijn te gaan doen. Omdat het over machtsvraagstukken gaat is het de taak van iedere spreker, zeker sprekers met Ministeriële verantwoordelijkheid, om te vertellen dat ze zus en zo hebben gedaan, of dat wel of niet voldoende is en, logischerwijs, of we daarom tevreden kunnen zijn over het doen en laten van de huidige Regering. Of aan de andere kant hadden ze kunnen zeggen; beste kameraden, mijn plannen lijken tegen weerstand aan te lopen in het regeringsapparaat en daarom is het nodig om aanpassingen te maken of hervormingen te treffen in de wijze van bestuur. Dat was de benadering van de Minister van Voedselvoorziening. Het is juist om die reden dat ik niet alleen heel aandachtig naar hem heb geluisterd, maar ook werd bevestigd in die opvattingen die ik al had voordat ik naar de bijeenkomst kwam. Namelijk dat er altijd veel valt te leren van ideologische tegenstanders die zich serieus kwijten van hun taak.

    De Minister van Voedselvoorziening ging feitelijk in op deze kwestie, door van abstracties uit de hoogte dit te relateren naar de reële basis van de uitgeputte Russische economie. We moeten de voedselvoorziening organiseren en we moeten de productie verbreden en reguleren. Om de voedselvoorziening te organiseren, moet de verdeling van voedsel worden georganiseerd. Een obstakel hierin is het transport. Die problemen moeten worden opgelost en alleen de Staat kan die taak op zich nemen. De economische afdeling van het Uitvoerend Comité heeft veel gezegd over de transportproblemen, over kapotte locomotieven en over de zwakte van onze huidige industrie om nieuwe locomotieven te bouwen en defecte te repareren. Dit is een specifiek voorbeeld kameraden dat ik ook onder de aandacht van de Minister van Voedselvoorziening wil brengen.

    Een directeur van een belangrijke fabriek in Petrograd,  goed toegerust, heeft gezegd dat we op dit moment onderzeeërs aan het bouwen zijn, die we in 1920 zullen opleveren. Hij claimde, als ingenieur, organisator en directeur, dat er op dit moment een aantal fabrieken zijn die, zonder al teveel technische aanpassingen, 15 locomotieven per maand zouden kunnen produceren. Ik ben niet deskundig in deze kwestie dus wil mijn hand niet in het vuur steken voor deze cijfers en neem ze dus voor kennisgeving aan. Maar dit is een serieuze ingenieur en organisator en hij noemt een bepaald aantal locomotieven. Waarom is dit dan niet gebeurd? Omdat hiervoor het verbreken van een aantal contracten vereist is, die de Staat heeft gesloten met fabrieken of bedrijven. En dat betekent de aantasting van private belangen, private winsten en de Regering kan het niet over haar hart verkrijgen om deze koers in te slaan. Ze vertellen ons dat er geen andere alternatieven zijn.

    Zijn er dan geen andere wegen mogelijk, kameraden? Zoals jullie weten is er een regering gevormd met daarin een socialistische Minister van Arbeid en een Minister van Handel en Industrie, Konovalov, die een serieus politicus is en vertegenwoordiger van de industriële bourgeoisie [4]. Schijnbaar is, eerst en vooral door de samenwerking van deze twee vertegenwoordigers, het de bedoeling om organisatie en planning in de productie en industrie te brengen. En wat deed Konovalov? Hij stapte op, met de openlijke steun en sympathie van de meest vooraanstaande organen van de commerciële en industriële bourgeoisie. Hij stapte op kameraden en het zou belachelijk zijn om te stellen dat hij wegliep omdat zijn karakter niet deugde.

    Ik denk en deze opvatting is wijd verspreid, dat Konovalov een der meest progressieve en serieuze vertegenwoordigers is van de Russische handels en industrie kapitalisten. Door op te stappen saboteerde hij de taak om de productie te organiseren. Een taak die in al zijn omvang voor ons stond en staat. En ik vraag jullie, kameraden? Wat gaan we hier aan doen? Dat is het concrete en centrale vraagstuk van onze gehele regering. Het is het vraagstuk het lot van onze industrie, eentje waaraan voorbij wordt gegaan alsof het slechts het gezeur is van een handjevol Bolsjewiki en internationalisten.

    Er is een poging ondernomen om een coalitieregering te vormen. Wie er ook in zit, of het Perewersew [5] is, of socialisten of oprechte liberalen, maakt ons in feite niets uit. Maar de kern van de hele constructie was gebaseerd op het coalitie-model; de Minister van Arbeid is een socialist en de Minister van Handel en Industrie is een verantwoordelijke vertegenwoordiger van het kapitaal. En toen die kwestie zo aan de orde werd gesteld stapte Konovalov op. Als ik me niet vergis hebben ze drie weken lang naar een vervanger gezocht maar die niet kunnen vinden, kameraden! (applaus)

    Wat betekent dat kameraden? Als het principe op zich deugde; het principe van een coalitie regering met de deelname van een betrouwbare vertegenwoordiger van het kapitaal, dan moet je jezelf afvragen hoe haar bankroet en ineenstorting kan worden verklaard? Op dit moment hebben we geen regering. De regering bevindt zich in een crisis omdat de meest verantwoordelijke vertegenwoordiger uit de Handel en Industriële kringen opstapte, met steun van het Handels en industrie kapitalisten.

    Dat betekent dat we op dit moment een periode doormaken van een Regering die door paniek is bevangen. Op dit moment proberen ze Tretjakov uit Moskou los te weken om  hier naar toe te komen, een vertegenwoordiger van de Beurs in Moskou. Oftewel een vertegenwoordiger van dezelfde Handels en Industriële kringen uit wiens naam Konovalov sprak. De hele kwestie komt dus neer op de vervanging van het poppetje en we kunnen en moeten dus ook niet denken dat deze poging niet op dezelfde manier zal stranden als alle vorige pogingen om de machtscrisis op te lossen: oftewel Tretjakov zal zijn best doen om het scheppende organisatorische werk van de revolutionaire regering te saboteren of hij stapt op een gegeven moment op.

    En waarom zal hij opstappen kameraden? Waarom zal hij de industrie saboteren? Om de crisis te verdiepen. Om aan te tonen dat revolutionaire elementen de economie verstoren, om de revolutie en het proletariaat uit te hongeren. Dat is hun tactiek. Lees er de toespraak van Krinski in die  privé bijeenkomst op na. Wat zei hij daar? Hij zei: “Waar zijn jullie bang voor? Zijn er teveel bankbiljetten in het land? Geduld. Als de honger komt en er is geen geld genoeg, als de echte honger uitbreekt, zal iedereen schreeuwen om een sterke en stabiele regering en dan komt onze kans”.

    De taal van Krinski is bedoeld voor de serieuze kapitalisten en grootgrondbezitters. Ze zitten er allemaal op te wachten totdat het revolutionaire proletariaat vermalen wordt en ze hun kans kunnen grijpen. Ik zeg dat Tretjakov alleen zal komen om dit programma door te voeren; tenzij hij zich natuurlijk tot het socialisme bekeert. Als hij zich voor zijn eigen klasse onbetrouwbaar zal blijken te handelen, zullen ze hem de rug toekeren. Zijn klasse zal hem verraden als hij zicht richt op Skobolev en de andere socialistische ministers [6].

    En daarom hebben we met een chronisch probleem te maken om deze kwestie op te lossen. Niet zozeer omdat de technische aspecten onuitvoerbaar zijn, maar omdat de uitvoering van zo’n plan op een resolute manier onmogelijk wordt gemaakt, zelfs in grote lijnen. Om dit te kunnen is een Regering van eenheid noodzakelijk. Dat is het hele punt, want als je op wil treden hand in hand met kooplui en industriëlen, ongeacht of er vijf socialisten en tien bourgeois in de regering zitten of andersom; als je het noodzakelijk vindt om in overeenstemming te handelen met de bourgeoisie, dan moet je aan hen capituleren en al haar tactieken ten aanzien van de economie zijn uiteindelijk terug te leiden tot het om zeep helpen van de revolutie.

    De vertegenwoordigers van het Grootgrondbezit en het Grootkapitaal houden zich bezig met systematische chantage en afpersing ten aanzien van de partijen en de revolutionaire krachten van de democratie. En als we deze vraagstukken onder ogen zien kameraden, dan komt kameraad Bramson [7] naar voren en vertelt ons; “We moeten het de Ministers of de Regering niet kwalijk nemen, vergeet niet dat ze zich elke keer door een woud van obstakels moeten worstelen, van linkse elementen, van anarchisten, internationalisten, Bolsjewiki, etcetera”.

    Kameraden is dat een oprechte weergave van dit vraagstuk of zit er überhaupt iets van waarheid in deze bewering? Je stelt dit vraagstuk op deze manier aan de orde als de Regering van Rusland jouw regering is, de meerderheid van de sovjets van arbeidersafgevaardigden jouw meerderheid is, als het leger achter je staat en de democratie achter je staat. En dan zijn er van die agitatoren, oproerkraaiers en anarchisten die de creatieve arbeid van de staatsmacht, die de steun heeft van de sovjets, het leger en de democratie verlammen. Kameraden, zo’n opvatting is een buitengewone vernedering van jezelf.

    Naar mijn mening kameraden, is het niet waar dat de revolutionaire democratie, gesteund door de meerderheid van het volk, wordt verlamd in haar creatieve arbeid door een paar oproerkraaiers. In de Sovjet van arbeidersafgevaardigden van Petrograd vroeg een van de sprekers van de partij van Minister Tseretelli zelf, of hij wist dat er een bepaald Post en Telegrafie-kantoor een Zwarte Honderd-groep actief was, waar beambten rond gingen met de vraag of het onder de Tsaar niet beter was [8]. Bent u van plan dit Zwarte Honderd-nest uit te roeien, vroeg de spreker. En wat zei Tseretelli? Nee, zei hij. Ik wil geen repressieve maatregelen treffen. Ik wil zulke omstandigheden scheppen dat als er een Zwarte Honderd vertegenwoordiger in een dorp verschijnt en vraagt of het onder de Tsaar beter was, dat ze hem dan vertellen dat hij een leugenaar is en dat het onder de Tsaar slechter was. (Applaus) Precies. Zo is het, precies. Ik heb zelf geapplaudisseerd voor dit antwoord. Het enige wat ik vraag dat hetzelfde principe wat tegenover de Zwarte Honderd wordt toegepast, ook geldt voor agitatoren van de linkervleugel, die door jullie slechter worden behandeld als de Zwarte Honderd. (Applaus).

    Kameraden, waar ik om vraag is een zeer bescheiden minimumprogramma. Dit programma houdt in dat een commissaris van de Voorlopige Regering die naar Kroonstad wordt gezonden, zulke resultaten in zijn werk zal boeken dat de mensen uit Kroonstad zullen zeggen dat de Regeringscommissaris het werk beter heeft gedaan dan de zelf gekozen vertegenwoordiger [9]. En wanneer dit niet het geval is, dan moeten jullie hem overhalen, overhalen het beter te doen. Juist omdat de Voorlopige Regering door haar huidige samenstelling, commissarissen heeft uitgezonden die zelfs volgens de vriendelijkste en loyale Sovjets van Boerenafgevaardigden, allemaal zijn geselecteerd uit de kringen der Grootgrondbezitters. En daarom, kameraden, vinden er zogenaamde misverstanden plaats op het platteland tussen enerzijds de lokale sovjets van soldaten, boeren en arbeiders afgevaardigden en de commissarissen.

    Dit is nu het gevolg, kameraden, van beleid doorspekt met kwade bedoelingen. In een revolutionair tijdperk, wanneer alle sociale problemen worden blootgelegd en alle klassenbelangen gepassioneerd naar een hoogtepunt stijgen, brengen de volksmassa’s hun eigen belangen en zorgen naar voren, bevrijd als ze zijn van de oude feodale onderdrukking. We hebben dus een Regering die van bovenaf in tweeën is gespleten, niet in de zin tussen de sovjets en de Voorlopige Regering, maar omdat de Voorlopige Regering is opgebouwd, niet als een sterke regering, maar gemodelleerd als een staand congres, een staande kamer van verzoening tussen vertegenwoordigers van grootgrondbezitters en boeren, en tussen kapitaal en arbeid.

    Een kamer van verzoening kan niet regeren in een revolutionair tijdperk, omdat de meerderheid van de regering een veel sterkere ruggengraat heeft, omdat ze klassen vertegenwoordigt die al decennia en eeuwen gewend zijn geweest te heersen en te domineren. In de praktijk capituleren Ministers aan hen in alle belangrijke zaken en al ons werk loopt vast, wordt door rechts gesaboteerd en constant gedesorganiseerd.

    Kameraden, ik ben het volledig eens met onze Minister van Voedselvoorziening. Ik behoor niet tot dezelfde partij, maar als ze me zouden vertellen dat onze regering zou worden samengesteld uit twaalf Pesekonows, dan zou ik zeggen dat dit een grote stap vooruit zou zijn. (Applaus) Ik zou zeggen: Konovalov is weg, laat ons een tweede Pesekonow vinden, een serieuze werker ( Applaus) en iedereen uit de regering wegjagen die Pesekonow hindert om zijn werk fatsoenlijk te doen (een stem: Precies! Applaus). Dat zou een serieuze stap vooruit zijn. Zo zien jullie, kameraden, dat ik in deze kwestie niet handel uit enig fractie of partij oogpunt, maar vanuit een bredere visie over de huidige taken van economische organisatie. Ik ben het helemaal eens met de Minister van Voedselvoorziening, Pesekonow, als hij zegt dat discipline van de massa’s noodzakelijk is. Correct!

    En wat zien de massa’s? In de eerste plaats de complete wanorde in de regering en in de tweede plaats de eindeloze plundering door de vertegenwoordigers van het kapitaal. Ik zeg jullie, kameraden, dat onder deze omstandigheden elke arbeider het psychologische recht heeft om tegen zichzelf te zeggen, omdat alles toch aan het ineenstorten is en de kapitalisten maar blijven stelen, waarom zou ik dan mijn mond moeten houden? Ik zal de maximale eisen naar voren brengen en pakken wat ik pakken kan. Dat is het onvermijdelijke gevolg van deze situatie.

    Maar op die dag en dat uur dat er een regering aan de macht is waarvan iedere arbeider, iedere eerlijke en oprechte arbeider in ieder geval, zal zeggen; dit is mijn regering, dan zullen de arbeiders, de boeren en de soldaten zeggen dat deze regering hen niet belazerd, ze niet zal bestelen, Pesekonow hen niet zal verraden. En als Pesekonow, niet als landbouwstatisticus of als onderminister wat hij op dit moment is, maar als volwaardig Minister tegen de arbeidersklasse zal zeggen; we hebben zoveel kolen, zoveel ijzer en op die basis kunnen we zo’n aantal fabrieken laten draaien; in de schatkist zit zoveel geld en de banken hebben zoveel geld, dus krijgen jullie zoveel salaris en zo’n hoeveelheid voedingsmiddelen.

    Dan zal de bewuste  arbeiders naar de regering kijken, zoals hij als staker naar zijn vakbond kijkt. Vraagt hij een hogere stakingsuitkering, dan zal de vakbond zeggen; hier is onze kas, hier zijn de boeken, we kunnen je helaas niet meer uitbetalen. Als de Sjenkarovs, Teresjenko’s, Lows, Konovalovs, de Cadetten, of misschien zelfs ter rechterzijde van de Cadetten, aan de macht zijn; dan zal de arbeidersklasse zeggen: het zijn kapitalistische zakkenvullers, die vertrouwen we niet en we gaan het maximale eruit halen wat er in zit. [10] Zo’n gedachtegang is volkomen normaal.

    Ik moet, vrees ik, hetzelfde constateren bij alle andere vraagstukken. Of het na twee weken is, of na een maand, alle problemen van nu worden allemaal maar groter en voor een oplossing is dan meer heldenmoed nodig dan nu is vereist. Ik zal jullie 1 voorbeeld geven kameraden. Stel je de demobilisatie van het Russische Leger voor met deze Regering aan het bewind. Als de lawine van Russische soldaten die tijdens de oorlog van een stukje land droomden, terugstromen naar hun dorpen zullen ze de afschaffing van het horigensysteem onopgelost zien. Als ze hun dorpen al halen vanwege de ontregeling van onze spoorwegen, onderweg niet sterven van de honger vanwege voedseltekort. Er zullen heftige complicaties, zware conflicten uitbreken. En onze op verzoening gerichte Regering zal absoluut machteloos staan. U zegt dat we discipline nodig hebben. Zeker! We hebben discipline nodig, maar de vraag is, van wie en voor wie?

    De bewering van kameraad Dan dat de revolutionaire internationale socialisten de noodzaak van een sterke revolutionaire Regering ontkenden, is dan ook niet waar[11]. Niemand van ons heeft de noodzaak van een sterke revolutionaire Regering ontkend. De vraag is; wiens Regering en over wie? Een Regering van Prins Lvov en zijn bondgenoten over de arbeidersdemocratie? Of een Regering van arbeidersdemocratie over al haar geledingen, over het gehele volk? Dat is de kwestie, kameraden! Ik beweer dat we op het moment van demobilisatie we de allersterkste regering nodig hebben.

    Als soldaten nu deserteren uit het leger, of zich te buiten gaan op stations, of broodwinkels plunderen, dan zien ze zichzelf als rebellen, zoals stakers dat ook wel doen, tegen de Regering die boven hem staat. Als er een Regering boven hen staat die is voortgekomen uit de Sovjet van Arbeidersafgevaardigden, een sterke macht, dan zullen de wetsovertreders zich niet als een staker voelen, maar als een stakingsbreker.

    Ja, het is nodig om de algemene opvatting onder arbeiders, boeren en soldaten te scheppen en te cultiveren dat dit hun eigen Regering is. Maar zolang de Regering in handen van Lwow, Konovalov of Tretjakow is, zal geen toekomstige toespraak of smeekbede zo’n resultaat opleveren. Want de arbeiders en boeren hebben in stevig hun koppen opgeslagen dat dit de klasse van slavernij en vernederingen is. Ondanks alle bemiddeling van de socialistische Ministers zullen jullie niks voor elkaar krijgen, omdat de brede bevolking deze Regering niet als de hare ziet, op geen enkel punt.

    En daarom steunen deze zogenaamde linkse oproerkraaiers, die een nieuwe Russische revolutie voorbereiden, jullie, ondanks jullie beleid, dat ik als foutief beschouw. Ze steunen de autoriteit van de sovjet van arbeiders en soldaten afgevaardigden en stellen terecht dat het huidige beleid van de sovjets een misvatting is en dat de macht in zijn geheel op haar dient te worden overgedragen; er druk in die richting moet worden uitgeoefend. En ze herinneren zich dat er geen andere revolutionaire organisatie is, anders dan de sovjets van arbeiders en soldaten afgevaardigden.

    Daarom, kameraden, om die reden zal het beleid van halfslachtigheid, van verzoening, impotent blijken te zijn. Ze dreigen ons zwart te maken als onpopulair en vijandig tegenover de autoriteit van de Sovjet. Ik durf wel te beweren dat wij, met ons werk, jullie autoriteit niet ondermijnen; we zijn een onmisbaar onderdeel in de voorbereiding van de toekomst.

    Er wordt nu gesproken en gefluisterd over machtsgrepen van kleine groepjes of kringen. Dat is niet waar. Op elke massabijeenkomst waar ik ben geweest en waar mij wordt gevraagd of het nu tijdis om de sovjet te verlaten, niet aan de sovjet toe te geven, met de regering te breken zeg ik: Nee! We zijn niet blij met de regering. We zijn niet blij met de Sovjet.  Maar het absoluut ontoelaatbaar de macht te nemen als de Sovjet van Arbeidersafgevaardigden intern nog niet tot de realisatie is gekomen dat ze, in dit kritieke tijdperk, zelf de verantwoordelijk moet nemen voor deze vervloekte erfenis van het tsarisme en de steeds dieper wordende militaire ineenstorting onder deze eerste liberale regering.

    Alleen de Sovjet van arbeiders, boeren en soldatenafgevaardigden zijn in staat om een element van echte creatieve revolutionaire discipline in het bewustzijn van de hongerende volksmassa’s te brengen, want zij beginnen al te wanhopen. Alleen dit, kameraden, het negeren van de belangen van private eigendom, kan onze meest urgente taken oplossen. Het beleid dat de meeste Ministers propageren, dat de Grondwettelijke Vergadering alle problemen zal oplossen deugt niet. Dat is in de kern liberale politiek. De Grondwettelijke Vergadering zal veel oplossen, maar die moet goed voorbereid worden en de voorwaarden moeten worden gecreëerd voor haar instelling. Maar deze situatie van ineenstorting, van toenemend wantrouwen over incapabel bestuur, kan het bijeenroepen van een Grondwettelijke Vergadering definitief ondermijnen.

    De zwarte kraaien van de Vierde Staatsdoema zijn niet achterlijk, zij staan op hun klassenpost [12]. Hun handlangers in de regering saboteren de creatieve arbeid van de Pesjekonovs en proberen de Russische revolutie door uithongering tot overgave te dwingen, haar voedselvoorziening, haar landbouw, industrie en diplomatieke inspanningen. Op al die terreinen ondermijnt het beleid van uithongeren en uitputten de autoriteit van de Regering en het vertrouwen in haar. Ze beweegt naar rechts en zit in het Taurische paleis te wachten op, in Krinski’s woorden, het wanhopen van de massa’s en het verlangen naar de oude Tsaar en een sterke regering van Oktobristen [13]. Dan komt Rodzjanko weer tevoorschijn, dezelfde Rodzjanko die het toonbeeld van de Russische revolutie was. Wiens portret in ieder dorp hangt als Vader van de Voorlopige Regering. Dan zal hij zijn Goetskow installeren, die jullie vanaf rechts zal insluiten en ons vanaf links.

    Kameraden, ik heb niet de hoop dat ik jullie vandaag zal overtuigen, dat zou te overmoedig zijn van mijn kant. Wat ik vandaag probeer te bereiken is jullie bewust te maken van het feit dat, wanneer we tegen jullie zijn, we dit niet doen uit vijandige, sektarische bedoelingen, maar omdat we, samen met jullie, lijden onder alle krampen en pijnen van de revolutie. Maar wij zien andere antwoorden dan jullie en we zijn er stevig van overtuigd dat, als jullie de revolutie van vandaag consolideren, wij voor jullie de revolutie van morgen voorbereiden.

    Wij zijn de meest revolutionaire linkervleugel aan het mobiliseren en als de politiek van het dubbele machtsvacuüm, dat van de sovjet en de regering, tot een contrarevolutionaire crisis zal leiden en Goetskov en Rodzjanko de revolutie weg komen vagen, dan zullen jullie zien dat wij van links niet de achterste rijen in de strijd zullen innemen, om samen met jullie de ontwikkeling en verdieping van de revolutie te bevechten.

     

     

    Verklarende aantekeningen:

    1] Zie blz. 416, deel 1 van Geschiedenis van de Russische Revolutie; Leon Trotski; uitgave Marxisme.be 2017.

    2] Uit Pravda nr. 75, 7 juni, 1917, onder de titel: Toespraak op de bijeenkomst van het Eerste AlRussische Congres over de verhouding tot de Voorlopige Regering. Voor het eerst uit het Russisch naar het Engels vertaald door Pete Dickenson, naar het Nederlands door Peter den Haan in: Socialism Today; nr. 209, juni 2017.

    3] De nieuwe Minister van voedselvoorziening, benoemd met de vorming van de tweede Voorlopige Regering in mei (de eerste coalitieregering), was Alexei Pesekonow, leider van de rechtse sociaaldemocratische afsplitsing van de sociaalrevolutionairen; de Socialistische Volkspartij. Hij was lid van de Sovjet van Petrograd.

    4] Alexander Konovalov; textielmagnaat en leider van de liberale Vooruitgangspartij.

    5] Pavel Perewersew, lid van de SR-en en Minister van Justitie in de eerste Voorlopige Regering.

    6] Matvej Skobelev; voormalig aanhanger van Trotski in Oostenrijk, werd een vooraanstaand Mensjewiek in de Sovjet van Petrograd en Minister van Arbeid in de coalitieregering.

    7] Leon Bransom; voormalig Doema vertegenwoordiger (1906-1907) voor de Bund, de Joodse arbeiderspartij en de Litouwse Trudoviks (arbeiders) groep.

    8] Irakli Tseretelli; leidende Mensjewiek en Minister van Post en Telegrafie in de regering. De Zwarte Honderd waren antisemitische knokploegen die door Tsaar Nicolaas de 2e werden gesteund.

    9] Kroonstad was de marinebasis vlak bij Petrograd en speelde een vooraanstaande rol in de revolutie. In mei 1917 had de Sovjet van Kroonstad het bestuur van de regio overgenomen uit protest tegen het verraad van de Voorlopige Regering.

    10] Andrei Sjingarew, lid van de Cadetten Partij, Minister van Landbouw en daarna Financiën in de eerste Voorlopige Regering. Michael Tsjeretsjenko was een niet partijgebonden grootgrondbezitter. Minister van Buitenlandse Zaken in alle drie Voorlopige Regeringen. Prins Georgei Lwow was de leider en Minister President van de eerste Voorlopige Regering.

    11] Fjodor Dan; prominent leider van de Mensjewiki, rechtervleugel van de Russische arbeiderspartij.

    12] De Vierde Staatsdoema was de laatste Doema onder de Tsaar. Officieel bestond ze tot 6 oktober 1916, maar werd definitief teniet gedaan door de februari-revolutie in 1917.

    13] Oktobristen; een rechtse, pro-monarchistische, pro-oorlogspartij, geleid door Alexander Goetskov en Michael Rodzjanko.

  • Tien dagen die de wereld deden wankelen

    Nieuwe uitgave van John Reeds klassieker over de Russische Revolutie

    John Reed was een Amerikaanse journalist en socialist. Hij trok naar Rusland na de val van het regime van tsaar Nicolaas II. Wat hij daar zag, ervaarde en opschreef, werd een van de meest fascinerende en enthousiasmerende ooggetuigenverslagen ooit van een revolutie. ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ verscheen in 1919. Honderd jaar na de Russische Revolutie van 1917 blijft het boek, zoals Lenin destijds opmerkte, “een waarheidsgetrouw en levendig verslag” ervan. “Zonder voorbehoud raad ik dit boek aan de werkenden van de hele wereld aan,” stelde Lenin in een voorwoord op het boek.

    Recensie door Stephen Ray uit ‘Socialist Alternative’, magazine van de Ierse Socialist Party

    Reed begint door de gebeurtenissen van oktober 1917 in hun historische context te plaatsen. Hij beschrijft de voornaamste stromingen in het politieke leven in grote lijnen, beschrijft de vele spanningen tussen de overblijfselen van het oude regime, de tussentijdse Voorlopige Regering en de revolutionaire socialisten. Het denderende ritme van het verhaal wordt in heel het boek aangehouden, waardoor er een krachtig beeld gegeven wordt van het politieke leven in Petrograd.

    Het groeiende klassenconflict wordt als volgt samengevat: “In de verhoudingen tussen een zwakke regering en een opstandig volk, komt er een ogenblik waarop elke handeling van de regering de massa’s ergert, en elke weigering om te handelen de minachting stimuleert.”

    De talenten van Reed als journalist en als historicus komen tot uiting in de meeslepende wijze waarop de gebeurtenissen aan bod komen. Zijn beschrijving van de inname van het Winterpaleis (een grotendeels vreedzame inname) en van de begrafenis van de martelaren, zijn daar perfecte voorbeelden van.

    De hoofdfiguur in dit boek is ongetwijfeld de Russische bevolking. Reed gaat erg ver om de subjectieve ervaringen van werkenden, soldaten en boeren centraal te plaatsen in zijn verhaal. Uiteraard wordt er ook bericht over de belangrijke toespraken van de voortrekkers van de Bolsjewistische partij, vooral Lenin en Trotski, en van de tegenstanders van de Bolsjewieken. Maar op kritieke momenten van meningsverschillen of discussie wordt de loop van het debat bepaald door de massa’s die uiteindelijk beslissend zijn voor het verdere verloop van de gebeurtenissen. Reed gaf volgende commentaar over een typische arbeider in Petrograd: “De Russische werkmens is revolutionair, maar hij is noch gewelddadig, dogmatisch noch dom. Hij is bereid om de onderdrukker, de kapitalistische klasse, tot het einde te bestrijden. Maar hij negeert het bestaan van andere klassen niet. Hij vraagt die andere klassen enkel om kant te kiezen.”

    De schrijfstijl van Reed laat de politiek van de Bolsjewieken uit die periode tot zijn recht komen: een bewuste politiek rond de noden en de bekommernissen van de bevolking, gecombineerd met een diepgaand begrip van marxistische klassenanalyses als een gids tot actie. Op deze basis konden de Bolsjewieken een vooraanstaande rol gaan spelen in de sovjets. Het boek van Reed is een samenvatting van de analyses van de objectieve omstandigheden terwijl die ontwikkelden en hij documenteert de subjectieve ervaring van de mensen ervan. De lezer wordt meegesleept in de hectische gebeurtenissen van de oktoberdagen.

    Na een beschrijving van een debat in een regiment over de vraag of het neutraal zou blijven of de revolutie steunen, waarbij er een overweldigende steun voor de revolutie is, stelt Reed: “Beeld je in dat deze strijd herhaald wordt in elke barak van de stad, het district, het gehele front, in heel Rusland. Beeld je de slapeloze [generaal] Krylenkos in die toekijkt op de regimenten, van de ene plaats naar de andere holt om er te pleiten, te dreigen en te verliezen. En beeld je dan in dat hetzelfde gebeurt in alle afdelingen van elke vakbond in de fabrieken, de dorpen, op de schepen van de verafgelegen Russische vloot; denk aan de honderdduizenden Russische mannen die overal in dit grote land naar sprekers staren: arbeiders, boeren, soldaten, mariniers, die zo hard proberen te begrijpen en te kiezen, die zo intensief denken en uiteindelijk zo unaniem beslissen. Dat was de Russische Revolutie.”

    Een vaak voorkomende kritiek op ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ gaat over de vooringenomen positie van John Reed tegenover de bolsjewieken. Reed stelt zelf in de inleiding dat hij geen neutrale stem kan zijn in dit verhaal omwille van zijn persoonlijke betrokkenheid bij de gebeurtenissen. Reed is tenminste van bij het begin eerlijk over zijn socialistische overtuigingen. Hij probeert dit niet te verbergen achter een laagje vernis van zogenaamde historische objectiviteit. Reed brengt open en eerlijk de context waarin zijn boek moet gelezen worden. Samen met zijn nauwgezette zin voor detail en gebruik van bronnen uit eerste hand, maakt dit van ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ een hoogtepunt van de 20ste eeuwse journalistiek.

    Naarmate de huidige crisis van het kapitalisme dieper wordt, zullen jongeren blijven teruggrijpen naar deze periode van de geschiedenis waarin arme werkenden, soldaten en boeren een politiek en socio-economisch systeem omverwierpen. Een periode waarin onderdrukte mensen samen in strijd gingen tegen een systeem dat hen geen toekomst bood en waarvan ze steeds meer vervreemd raakten. ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ is een uitstekende inleiding op de geschiedenis van de Russische Revolutie en een goed vertrekpunt voor wie niet langer tevreden is met de wijze waarop onze samenleving georganiseerd is.

    ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ is opnieuw uitgebracht door uitgeverij EPO en Schokland. Het boek telt 320 pagina’s en kost 24 euro. 

  • 100 jaar geleden: de vergeten sovjet revolutie op vlak van LGBTQ-rechten

    Recensie van Dan Healey’s “Homosexual Desire in Revolutionary Russia”

    De socialistische Oktoberrevolutie van 1917 leidde tot fundamentele en verregaande veranderingen in de Russische samenleving. Miljoenen mensen in het grootste land ter wereld waren plots veel vrijer dan ooit tevoren onder het despotische, antisemitische tsarisme, de grip van de kerk en de brutaliteit van het Russische kapitalisme en grootgrondbezit.

    door Edmund Schluessel, Sosialistinen Vaihtoehtoe (CWI in Finland)

    De arbeidersklasse nam de controle over de Russische economie over. De revolutie leidde ook tot nooit geziene vooruitgang op het vlak van bevrijding van vrouwen en LGBTQ mensen. In ‘Homosexual Desire in Revolutionary Rusland’ brengt de Welshe academicus Dan Healey het verhaal van de LGBTQ strijd in de Russische Revolutie, de historische progressieve verworvenheden onder Lenin en de bolsjewieken en de latere terugkeer van staatsvervolging en homofoob, seksistisch puritanisme onder Stalin.

    Enorme vooruitgang

    De Russische Revolutie leidde tot de decriminalisering van homoseksualiteit. Dat was zo goed als uniek in Europa en verbazingwekkend progressief in een land dat uit semi-feodale omstandigheden kwam waar de kerkelijke hiërarchie lange tijd de hoeksteen van de staat was geweest. Healey brengt enkele feiten die doorgaans vergeten en vaak ook verborgen bleven: de vroege Sovjet-Unie was de eerste geïndustrialiseerde natie waar het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht erkend werd, de Sovjet-Unie stond samen met Weimar Duitsland korte tijd vooraan in de wereld op het vlak van gendercorrecties door operaties, medische experts van het land werkten met transgenders en begonnen het idee te ontwikkelen dat gender geen eenvoudige binaire kwestie is van man of vrouw, maar eerder een spectrum.

    Op een ogenblik dat reformistische socialisten, zoals de aanhangers van Karl Kautsky, op het begin van de 20e eeuw conservatieve standpunten innamen over seksualiteit, keken de Russische bolsjewieken vooruit. Het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht erkennen, gebeurde bijna organisch. Twee mensen van hetzelfde geslacht vroegen om te trouwen en de lokale rechtbanken en ambtenaren beslisten in de nasleep van de Russische Revolutie dat er geen reden was om de aanvraag af te wijzen.

    Healey gaat uitgebreid in op een van partners in dit huwelijk: “Evgenii Fedorovich M.” Evgenii was als vrouw geboren maar had het moeilijk met deze genderidentiteit. De Russische Revolutie gaf hem hoop om zich te uiten als man. Hij werkte als politieke instructeur ver weg van zijn geboortedorp en ging daar een relatie aan met een vrouw, “S.”, met wie hij een gezin vormde. Tragisch genoeg werd Evgenii hierna overgeplaatst naar een andere stad en kwam het tot een breuk in de relatie, waarna hij te kampen had met psychiatrische problemen en alcoholisme.

    Revolutionair herdenken van seksualiteit en gender

    De discussies van Evgenii Fedorovich met Sovjet psychiaters tonen een revolutionaire politieke analyse van seksualiteit en gender. Healey wijdt zes hoofdstukken van zijn boek aan de snelle ontwikkeling van de Russische houding tegenover huwelijken van mensen met hetzelfde geslacht na de Revolutie tot aan het einde van het eerste Vijfjarenplan (1932). Er werd ingegaan tegen het idee dat een homoseksuele relatie ‘pervers’ is, de medicalisering werd al gauw achterwege gelaten en uiteindelijk verklaarde de bioloog N.K. Kol’tsov dat er “geen tussengeslacht is, maar eerder een oneindig aantal tussengeslachten.”

    Verschillende dokters kwamen samen in een commissie van experten waar ideeën zoals die van Kol’tsov een brede steun vonden. Deze dokters werden gedreven door hun ervaringen. Zodra het mogelijk was om van begin jaren 1920 van geslacht te veranderen, werden de ziekenhuizen waar dit mogelijk was overspoeld met aanvragen van gewone Russen die heel hun leven met hun eigen lichaam gevochten hadden en eindelijk een oplossing zagen.

    Stalinistische reactie

    De commissie van dokters bracht een reeks enorm progressieve ideeën over gender en genderidentiteit. Maar hun ideeën werden tragisch genoeg nooit volkomen gerealiseerd. Toen Stalin zijn greep op de macht in de tweede helft van de jaren 1920 consolideerde, volgde een wrede sociale reactie. In 1933 werd de commissie officieel gestopt. In 1936 werd homoseksualiteit opnieuw een misdrijf in Rusland. Deze reactionaire opstelling heeft nog altijd gevolgen: een aantal stalinistische groepen blijven ideeën over transgender identiteit, transseksualiteit, homoseksualiteit en biseksualiteit afdoen als ‘ondialectisch.’

    Waarom gebeurde dit? Toen de werkende klasse na 1917 de politieke macht in handen nam, werd razendsnel overgegaan tot een enorme verandering van de samenleving. Zo werden vrouwen bevrijd uit hun positie als huishoudhulp. Maar er waren ook grote hindernissen als gevolg van de vernielingen door de Eerste Wereldoorlog en de Russische burgeroorlog. Dit werd versterkt door het isolement van de revolutie na het falen van de West-Europese revoluties. Het creëerde de ruimte waarin een conservatieve bureaucratie met Stalin als uitdrukking hiervan de politieke macht kon nemen in de jaren 1920. De gecollectiviseerde economie werd behouden, maar de bureaucratie keek steeds meer naar zichzelf, weg van de wereldrevolutie. Er werd gezocht naar een sociale basis voor het regime en daartoe werden reactionaire elementen op vlak van gezin, de rol van vrouwen en seksualiteit gepromoot. Er werd ook steeds meer beroep gedaan op Russisch nationalisme.

    Deze reactionaire opstelling rond seksualiteit wordt vandaag nog steeds verdedigd in het kapitalistische Rusland. Activisten doorheen de wereld zijn geschokt door de van overheidswege gesteunde vervolging van homo’s in Tsjetsjenië en de steeds toenemende legale en sociale homofobie in Rusland onder Poetin.

    Healey is geen socialist en zijn boek brengt de fascinerende geschiedenis van LGBTQ-bevrijding in Rusland door de lens van zijn eigen academische opstelling. Heel wat terminologie in het boek is gedateerd. Maar de mensen die hij aanhaalt en de enorme vooruitgang die er geboekt werd, verdienen het om meer te zijn dan een voetnoot in de geschiedenis.

    De beste en meest rationele of meest ethische argumenten voor LGBTQ-bevrijding betekenen niets zonder een massabeweging om ze te ondersteunen. De historische verworvenheden na de Russische Revolutie gingen tragisch genoeg verloren onder het stalinisme door de contrarevolutionaire politieke onteigening van de werkende klasse. Vandaag moeten werkenden van alle genders, oriëntaties en identiteiten zich samen organiseren als klasse om de rechtse aanvallen te stoppen en om te strijden voor volledige vrijheid, niet alleen in ons bestaan maar ook in de liefde.

  • “Revolution – new art for a new world.” Revolutie in de kunst

    Met  ‘Revolution – New art for a new World’ is regisseur Margy Kinmonth al toe aan haar tiende documentaire. Een fascinatie voor het Russische Hermitagemuseum zette haar aan om diens enorme collectie uit te spitten. Dit bracht haar onvermijdelijk op het spoor van de Russische avant-garde. Haar verkenningstocht levert een boeiende introductie tot enkele van de meest invloedrijke kunststromingen van de 20e eeuw op, al zijn er onderweg op zowel filmografisch als historisch vlak een aantal bedenkelijke zaken te spotten.

    Recensie door Stef (Antwerpen)

    De nieuwe kunst uit de titel vinden we bij de vele kunstenaars die in ‘Revolution’ aan bod komen. Door middel van narratie, interviews met nabestaanden en hier en daar een gedramatiseerde voorstelling van historische gebeurtenissen, brengt Kinmonth het verhaal van de Russische avant-garde in beeld. Deze anticipeerde met haar kunst niet alleen de revolutie maar werkte ook enthousiast samen met de jonge arbeidersstaat. Kunst was de hoogste vorm van propaganda  voor de Bolsjewieken, volgens Kinmonth, en ze wisten die te halen bij een diverse groep artiesten.

    Bekende namen als Chagall, Kandinsky en Malevitsj worden uitvoerig besproken maar ook minder voor de hand liggende figuren als Klutsis, Filonov, Lentoelov en Stepanova passeren de revue. Door de lens van hun kunst krijgen we de evolutie van de politieke situatie te zien. Het verwerpen van de klassieke kunst van de keizerlijk Academie en het in de plaats stellen van de avant-garde, wordt voorgesteld als parallel voor de revolutie. Kunstenaars als Malevitsj zien hun kunst als breekpunt met het oude en de oprichting van iets nieuws, zoals de arbeiders de revolutie zien.

    Kinmonth houdt haar betoog redelijk bevattelijk. Wanneer ze verwijst naar kunststromingen zoals het ‘suprematisme’ wordt hier prompt uitleg bij gegeven. Een documentaire voor stoffige intellectuelen is ‘Revolution’ niet, al wordt er wel verwacht dat tenminste zaken als ‘impressionisme’, ‘kubisme’ of ‘stilleven’ een belletje doen rinkelen. Zelfs de beginnende kunstliefhebber blijft echter hier en daar toch op zijn of haar honger zitten. Zo worden El Lisstizky en het constructivisme bijna doodgezwegen en blijft het verhaal van ‘Revolution’ steken bij de schilderkunst. Naar fotografie wordt slecht enkele malen verwezen en andere disciplines zoals architectuur en muziek worden grotendeels genegeerd. Rusland telde nochtans een heel aantal vernieuwende architecten en componisten. Ook slaagt Kinmonth er in om een relaas te doen over propaganda zonder het woord ‘agitprop’ zelfs maar een keer te vermelden.

    De mengelmoes aan verschillende vertelstijlen is in ‘Revolution’ niet altijd een goede zaak. Bepaalde gedramatiseerde scènes voelen in de documentaire niet op hun plaats en nemen in de relatief korte film tijd in die aan interessantere zaken kon besteed worden. De interviews met de nabestaanden van de kunstenaars zijn soms interessant maar vervallen hier en daar in gepoch en zijn niet altijd even inzichtvol. De kleindochter van een kunstenaar is niet perse beter geplaatst om te vertellen over de kunst van haar grootvader dan iemand die de werken daadwerkelijk bestudeerd heeft. Dat blijkt ook in de documentaire.

    Hoewel de film initieel de indruk geeft positief tegenover de revolutie te staan en zowel tsaristisch Rusland en de tijdelijke regering stevig bekritiseert, blijft het toch steken bij een redelijk stereotiep beeld van de periode. De repressie onder Stalin wordt gecontrasteerd met de uitbarsting van vrijheid na de revolutie maar wordt wel gekaderd als het logische gevolg ervan. Rechtstreekse vergelijkingen worden weinig gemaakt maar onder andere de beschuldiging tegenover de leiders van de revolutie dat ze enkel om kunst als propaganda geven is duidelijk bedoeld om de indruk van continuïteit met het stalinisme te wekken. Heel wat revolutionairen waren nochtans zelf kunstenaar of kunstliefhebber. Zo liet bijvoorbeeld Trotski heel wat inkt vloeien over zowel literatuur als schilderkunst en waren Rodsjenko, Malevitsj en Lissitzky trouwe aanhangers van de revolutie. Het feit dat zelfs tijdens de burgeroorlog treinen het land rondreden om de bevolking te helpen leren lezen en hen cultuur te laten beleven, wordt weggezet als een propagandastunt.

    Zo haalt men in de film nog trucs uit die duidelijk bedoeld zijn om een negatief beeld op te hangen. Zo wordt wel over de ‘rode terreur’ gesproken alsof dit los stond van de verdediging van de revolutie tegen buitenlandse legers die een burgeroorlog stimuleerde. Ook wordt bij het tonen van een foto van de ‘julidagen’ niet gezegd wat er nu juist gebeurde. De Voorlopige Regering schoot tientallen arbeiders dood. Dat mocht blijkbaar niet aan bod komen. Nog een vreemde zaak: in de film lijkt het alsof de vernietiging van de Christus Verlosserkathedraal in Moskou meteen na de revolutie gebeurde. De kerk werd echter pas in 1931 door het Stalinistische regime opgeblazen. Zo wordt het stalinisme bijna gelijkgesteld met de revolutie. Kinmonth beseft nochtans goed dat de twee onverzoenbaar zijn. De tweede helft van de film bespreekt namelijk uitvoerig de censuur onder Stalin en vertelt hoe verschillende innovatieve kunstenaars zich gedwongen zagen mee te gaan in het ‘socialistisch realisme’ van Stalin. Wie zich verzette, werd uit het publieke oog verbannen, opgesloten of gefusilleerd. Hun kunst wordt vaak vernietigd door de staat. Musea en kunstenaars zagen zich genoodzaakt hun kunst te verstoppen.

    De film eindigt met wat moet doorgaan voor een hoopvolle boodschap. Het ‘communisme’ was een slechte zaak en niet voor herhaling vatbaar maar de kunst heeft het overleefd en kan ons nu ook nog inspireren om naar de toekomst te kijken. Wij hopen vooral op een toekomst die de vooruitstrevende boodschap van de Russische avant-garde respecteert en haar uit de handen van privéverzamelaars houdt. Wij hopen ook op een beleid dat respectvol met de culturele sector omgaat. Broodroof, censuur en het fnuiken van creativiteit zijn immers niet alleen eigen aan het stalinisme.

    Trailer:

    De DVD van de film kan je hier kopen

  • Oktober van Sergei Eisenstein

    “Oktober” (1926) van de bekende Russische filmmaker Sergei Eisenstein blijft een fascinerende film. Het is een socialistische geschiedenis waarin de verandering van samenleving niet wordt voorgesteld als gewoon het werk van de leiding van een handvol individuen, maar als het resultaat van massale collectieve actie. Je ziet een experimenteel werk van de avant garde propaganda door een filmmaker die terwijl je ernaar kijkt de taal van de cinema uitvindt. Het is een inspirerend eerbetoon aan de Russische Revolutie, zelfs indien de film reeds beschadigd werd door het verraad van de revolutie.

    Recensie door Diana O’Dwyer (uit magazine ‘Socialist Alternative’ van de Ierse Socialist Party)

    Eisenstein werd door de Sovjet-regering gevraagd om een film te maken voor de tiende verjaardag van de Russische Revolutie in 1927. Hij was toen al bekend van zijn films ‘Staking’ en ‘Pantserkruiser Potjomkin.” Alle drie de films zijn klassiekers van de stille cinema en waren een uitdrukking van de uitbarsting van creativiteit in de revolutionaire periode van Rusland.

    Het constructivisme en suprematisme veranderden de architectuur, design, fotografie, mode, schilderkunst en theater. Een generatie radicale artiesten gaven een creatieve uitdrukking aan de revolutionaire veranderingen die rond hen plaatsvonden. De artiesten leefden op in de vrijheid van expressie die volgde op de revolutie. Zoals de sociale en seksuele hervormingen uit die periode (zoals toegang tot abortus en een vroege erkenning van de rechten van transgenders) vandaag nog modern overkomen, blijft ook de kunst uit die periode erg ‘modern.’

    Het constructisme wilde democratisch socialistische kunst voor een klassenloze samenleving vormen. Het benadrukte de functionaliteit, gemeenschapszin en reproduceerbaarheid boven versiering, individualisme en exclusiviteit. De constructivistische architectuur leverde tegelijk erg originele maar ook functionele en mooie werken van de moderne architectuur. Het bouwde verder op de politieke zoektocht naar egalitaire communistische levensruimten.

    ‘Oktober’ is een stille film die in zwart-wit is opgenomen met een relatief slechte beeldkwaliteit. Hierdoor mist de film de moderniteit van de constructivistische architectuur. Maar het slaagt erin om een parallel socialistisch cinemaproject te ontwikkelen door visueel de rol van de arbeidersklasse in de omvorming van de samenleving te tonen.

    De film werd minder dan tien jaar na de revolutie gemaakt. Eisenstein liet een aantal gebeurtenissen naspelen in dezelfde straten van Leningrad en dit met grote groepen werkenden die zelf betrokken waren bij het omverwerpen van het tsarisme en de burgerlijke Voorlopige Regering. De nadruk van de film ligt steeds op de massa’s. Er zijn verschillende beelden van massa’s die voorwaarts de geschiedenis ingaan. De film is grotendeels ontdaan van individuele karakters. Als er individuen optreden, gaat het om vertegenwoordigers van bredere sociale en historische krachten. Zelfs Lenin wordt niet echt als ‘personage’ ontwikkeld, hij verschijnt op sleutelmomenten in de film als uitdrukking van de revolutionaire wil van de massa’s.

    Een vandaag erg ongewoon element is het gebruik van politieke symbolen in de film. Dit was deels noodzakelijk door het gebrek aan dialogen, waardoor het enige ‘script’ bestond uit korte verklarende zinnen die op borden tussen scènes verschenen. Het maakte ook dat er alternatieve manieren om betekenis te geven nodig waren.

    Eisenstein deed dit door actieve scènes af te wisselen met symbolische montages. Hij laat beelden van betogers die beschoten werden voor de kantoren van een rechtse krant afwisselen met beelden van weldoorvoede bourgeois met hoge hoeden die aan het lachen zijn. Hij laat beelden van Kerenski aan het hoofd van de Voorlopige Regering en de poging tot staatsgreep van Kornilov volgen door komische montages met onder meer Napoleon en religieuze iconen. De symbolische beelden geven de film een subversief ironische humor. Dat blijkt ook als de revolutionaire massa’s de slaapkamer van de tsarina bestormen en ontdekken dat er in de keizerlijke troon een plaspot ingebouwd is.

    Een aantal van de meer symbolische aspecten lagen moeilijk voor de uitzaaiende stalinistische bureaucratie die zich nog voor de dood van Lenin begon op te werpen. Eisenstein werd veroordeeld voor ‘overmatig formalisme’, met het excuus dat van de gewone Russen niet kon verwacht worden dat ze abstracte beelden zouden begrijpen en dat alles moest uitgelegd worden. Onder het stalinisme was er geen ruimte voor ironie of ambiguïteit. Het regime probeerde een banale orthodoxie op te leggen in alle onderdelen van het sociale en culturele leven.

    De apparatsjiks van de partij decreteerden dat kunst zich moest aanpassen aan de strikte regels van het socialistisch realisme om als propaganda gebruikt te kunnen worden door wat een steeds ondemocratischer en reactionairder regime werd. Zoals abortus en homoseksualiteit op straffe van vervolging terug in de kast verdwenen en zoals het patriottisme en het patriarchale gezin terug in eer hersteld werden, zo werd ook een einde gemaakte aan de creativiteit van de revolutionaire periode om plaats te maken voor conformiteit.

    We zullen nooit weten wat de juiste impact van het stalinisme was op de uiteindelijke versie van ‘Oktober’ die we zien. Het oorspronkelijke plan van Eisenstein was om een nog grootsere epische film te brengen die niet alleen op de revolutie inging, maar ook op de burgeroorlog. Daarin zou een centrale rol voor Trotski nog onvermijdelijker geweest zijn. We weten ook dat er op de dag van de oorspronkelijk geplande première van de film – 7 november 1927, de tiende verjaardag van de revolutie – op het laatste moment nog een dictaat van bovenaf kwam om alle beelden van Trotski eruit te halen. Naar verluidt kwam Stalin zich persoonlijk moeien bij het knippen in de film. Trotski werd vijf dagen later uit de Communistische Partij gezet.

    De officiële versie van de film die maanden later uitkwam, was minstens 40 minuten korter en uitgebreid aangepast. Het beeldmateriaal dat verdween, is spijtig genoeg voor altijd weg. De versie die nu via dvd of op internet te zien is, bevat een kaartje waarop staat dat Trotski tegen Lenin in ervoor pleitte om de revolutie uit te stellen. Daar zien we de stalinistische vervalsing aan het werk.

    Ondanks alles blijft ‘Oktober’ een schitterend werk van revolutionaire kunst. Negentig jaar na het uitkomen van de film geven de stalinistische littekens er een extra, tragische, historische betekenis aan.

    Online versie van de film

  • Geschiedschrijving of geschiedenisvervalsing?

    Een antwoord op de eerste hoofdstukken van het ‘Zwartboek van het communisme’

    Brochure door Peter Van der Biest  

    Inleiding

    Moesten de geloofsverdedigers van het kapitalisme zich in hun strijd tegen het marxisme kunnen beperken tot de kritiek op het stalinisme, dan zouden ze ongetwijfeld genoeg hebben aan de waarheid en de onverdraaide historische waarheid alleen. De stelselmatige wreedheid, leugenachtigheid en huichelarijen van het zogenoemde ‘reëel bestaand socialisme’ behoren namelijk al generaties tot de parate kennis van miljoenen arbeiders en jongeren.

    Hegel zegt ergens dat alles wat in de geschiedenis verkeerd loopt, om een goede reden verkeerd loopt. De val van het stalinisme was ongetwijfeld de grootste ideologische overwinning van de gevestigde orde sedert jaren en daarmee de voornaamste ideologische nederlaag voor de arbeidersbeweging. Een overwinning behalen welnu is één zaak, haar kunnen verzilveren een andere. De enige manier waarop het kapitalisme zijn overwinning een min of meer duurzaam karakter had kunnen verlenen, was door ze te onderbouwen met de oplossing van één of meerdere grote wereldproblemen: de milieuvervuiling, de nationaliteitenconflicten, de steeds terugkerende economische crises, de groeiende tegenstelling tussen rijk en arm … Men moet geen deskundige zijn in de wereldpolitiek om bij de eerste oogopslag te zien dat ‘de nieuwe wereldorde’ van George Bush senior en zijn opvolgers er niet veel van gebakken heeft.

    Juist de tegenstelling tussen de ineenstorting van het stalinisme enerzijds en de uitzichtloosheid van het kapitalisme anderzijds heeft de aandacht van heel wat arbeiders en jongeren opnieuw gevestigd op de oorspronkelijke inhoud van het marxisme. Op een eigenaardige manier, die de marxisten de dialectiek van de geschiedenis noemen, heeft de doodsstrijd van twee doodzieke systemen de meest bewuste wereldburgers op het spoor gezet van een nieuwe belangstelling voor de werkelijke geschiedenis en de werkelijke rol van het wetenschappelijk socialisme.

    Het is dan ook geen toeval dat, zeven jaar na de ondergang van de Oostblokdictaturen, een aantal vooraanstaande burgerlijke historici het toch nog nodig vonden om een Zwartboek van het Communisme in elkaar te flansen.

    De eerste hoofdstukken van het boek hebben voornamelijk één doel: het stalinisme voorstellen als de logische verderzetting – niet als een ontaarding- van de revolutionaire tradities van de Oktoberrevolutie. Ik heb het ‘kwade voorgevoel’ dat deze manier van voorstellen in de nabije toekomst een steeds voornamere plaats zal innemen in de historische kritiek van de burgerlijke geschiedschrijving. Immers, wat zou de onhaalbaarheid van het socialisme beter illustreren dan het feit dat het Sovjetregime van bij zijn pril ontstaan de tegennatuurlijke hersenkronkel van enkele boosaardige, op macht beluste fanatici was?

    Wat zou een meer vernietigende kritiek op de politieke ideeën van het marxisme zijn, dan ‘het bewezen feit’ dat Lenin en Trotski in feite alleen maar mogen beschouwd worden als de ‘normale’ voorlopers van Stalin, Mao, Hoxha, Kim Il Sung, Pol Pot e tutti quanti?

    1/ Bolsjewisme en revolutionaire staatsterreur

    Over de eerste jaren na de Oktoberrevolutie lezen we bij Stéphane Courtois:

    ‘Vanaf het eerste begin hebben Lenin en zijn kameraden zich geplaatst in het kader van een meedogenloze ‘klassenoorlog’, waarbij de politieke en ideologische tegenstanders of zelfs de tegenstribbelende bevolking werden beschouwd -en behandeld- als vijanden en moesten worden uitgeroeid. De bolsjewieken hebben besloten elk, zelfs passief, verzet of elke oppositie tegen hun hegemonie wettelijk en ook lijfelijk te elimineren, niet alleen wanneer deze van groepen politieke tegenstanders kwam, maar ook van sociale groepen als zodanig -de adel, de bourgeoisie, de intelligentsia, de kerk, enzovoort en van beroepscategorieën (officieren, politiefunctionarissen)- en zij hebben hieraan soms de afmetingen van een volkerenmoord verleend. Vanaf 1920 komt de ‘dekozakisatie’ ruimschoots overeen met de definitie van volkerenmoord: een gehele bevolking met een territoriaal duidelijk afgebakende vestiging, de kozakken, werd als zodanig uitgemoord, de mannen gefusilleerd, de vrouwen, kinderen en oude mensen gedeporteerd, de dorpen met de grond gelijkgemaakt of overgedaan aan nieuwe niet-kozakkenbewoners. Lenin zag de gelijkenis tussen de kozakken en de opstandige streek van de Vendée tijdens de Franse Revolutie, en wilde hun dezelfde behandeling geven die Gracchus Babeuf, ‘de uitvinder’ van het moderne communisme, al vanaf 1795 als ‘populicide’ betitelde.’ (S. Courtois, De misdaden van het communisme, in Zwartboek van het communisme, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997, p.22-23)

    Courtois stelt dat de bolsjewieken er van bij het begin op uit waren om korte metten te maken met hun politieke tegenstanders, om het even of ze nu actief dan wel passief verzet boden tegen de nieuwe heerschappij. We zouden dan ook mogen verwachten dat hij de opsomming van de terreurdaden der bolsjewieken laat beginnen in het najaar van 1917. In plaats daarvan maakt hij een sprong van vier jaar, naar het jaar 1920, het jaar van de oorlog tegen de kozakken en het absolute hoogtepunt van de Russische burgeroorlog uit de jaren 1918-1922. In zo weinig woorden ontslaat Courtois zichzelf van een gedetailleerd onderzoek naar de onmiddellijke aanleiding en de aanvang van de Rode Terreur. Bij de argeloze lezer wordt zo de indruk gewekt dat de Sovjetregering zich onmiddellijk na de Oktoberrevolutie op al haar vijanden, gewapend of niet, heeft gestort. En dit met de intensiteit en de vastberadenheid van een voorbereide genocide.

    Hoewel Lenin en Trotski zelf ontelbare keren op deze beschuldiging zijn teruggekomen, vinden we geen beter argument tegen dit opzettelijke bedrog dan de burgerlijke geschiedschrijving zelf, of althans de meer objectieve stroming erin.

    E.H. Carr, tot op de dag van vandaag de meest gezaghebbende burgerlijke deskundige m.b.t. de geschiedenis van de Sovjetunie, schrijft zonder verpinken dat …

    ‘Door de hopeloze chaos in de eerste weken van de revolutie de nieuwe machthebbers geen tijd hadden voor voorbereide actie of zelfs voor samenhangend denken en plannen; bijna elke stap die door hen werd ondernomen, was ofwel een reactie op een nijpende noodzaak of een represaille voor één of andere actie of dreiging die tegen hen was gericht … Vele brutaliteiten en wreedheden werden begaan, zowel door revolutionairen als door hun tegenstanders. Maar geen enkele officiële executie noch d.m.v. standrecht noch d.m.v. een normaal juridisch proces werd gedurende de eerste drie maand van het regime voltrokken … De revolutionaire traditie van verzet tegen de doodstraf verzwakte pas en stortte slechts dan ineen na het uitbreken van de burgeroorlog en van openlijke opstand tegen het Sovjetregime.’(Carr, The Bolshevik Revolution, dl.I, Pelican Books, Harmondsworth, 1969, p.161-162)

    De parallel die Courtois trekt tussen de onderdrukking van de opstand der kozakken in 1920 en Robespierres reactie op de opstand in de Vendée is goed gekozen. Wie voldoende op de hoogte is van de geschiedenis van de Franse Revolutie, weet dat de Jakobijnse Conventie pas de macht greep toen de dreiging van een buitenlandse interventie door de Europese adel werkelijkheid was geworden. Evenzeer staat vast dat het Schrikbewind van de Jakobijnen (nota bene het meest democratische stadium uit de ganse Revolutieperiode) onder meer een reactie van zelfverdediging vormde tegen de opstand in de Vendée, een achtergebleven gebied in Noord-West-Frankrijk waar adel en kerk hun macht hadden weten te bewaren.

    Als aanhanger van Rousseau koesterde Robespierre dezelfde gewetensbezwaren tegen de doodstraf als de bolsjewieken. Het waren de revolutionaire noodzaak en de weinig humanitaire werkwijzen van het Ancien Régime om met afvalligen en opstandelingen af te rekenen, die de doorslag gaven in de discussie over het instellen van de Terreur. Zowel bij de bolsjewieken als bij de Jakobijnen. Zowel de Franse burgerlijke als de Russische proletarische revolutie stonden bij het begin geheel alleen tegenover de zich van de eerste klappen herstellende internationale reactie. Frankrijk werd in 1792 op vier fronten aangevallen, de Sovjetrepubliek in 1918 door twintig vreemde legers. Het was te midden van vijandelijk vuur dat Leon Trotski in 1920 het volgende optekende:

    ‘Indien onze Oktoberrevolutie een paar maand, of zelfs een paar weken, had plaatsgegrepen na de grondvesting van de arbeidersheerschappij in Duitsland, Frankrijk en Engeland, dan bestaat er niet de minste twijfel over dat onze revolutie de meest ‘vreedzame’, de minst ‘bloedige’ van alle revoluties op deze zondige aarde was geweest.(…) Maar in plaats van de laatsten bleken de Russische arbeiders de eersten. Het was juist deze omstandigheid die een wanhopig karakter verleende aan de klassen die Rusland daarvoor hadden overheerst, en het Russische proletariaat ertoe dwong, in momenten van het grootste gevaar, buitenlandse aanvallen en interne samenzweringen, zijn toevlucht te nemen tot extreme maatregelen van staatsterreur.’ (Trotski, Terrorism and Communism, New Park, New York, 1975, p.77)

    Hun beslissing een krachtdadig revolutionair bewind in te stellen namen de bolsjewieken op basis van de historische ervaring van de Franse Revolutie, de bloedige onderdrukking van de Parijse Commune in 1871, de junidagen in 1848, het neerslaan van de revolutie van 1905,… kortom alle gelegenheden waaruit gebleken is dat de heersende klasse voor geen enkele wreedheid terugschrikt wanneer haar belangen in het gedrang komen. Het enige dat men Lenin en Trotski ten kwade kan duiden, is hun historisch inzicht. Bovendien kwamen de maatregelen van de bolsjewieken niet van de hemel gevallen. Ze vormden stuk voor stuk genoodzaakte reacties op de buitenlandse interventiepolitiek van de internationale reactie alsook op de binnenlandse agitatie en gewapende opstanden veroorzaakt door rivaliserende partijen die zij het onder rechtstreekse voogdij van de westerse mogendheden, van het imperialisme, zij het illusies koesterden in het feit dat de bolsjewistische regering Rusland geen stabiel regime kon bezorgen.

    De kozakken waarvoor Courtois zo’n oprecht mededogen toont, waren trouwens eeuwenlang de trouwste handlangers van de Tsaar, steeds paraat om in te hakken op iedere zelfstandige beweging van het volk. Er waren de buitengewoon extreme omstandigheden in Petrograd voor nodig om het plaatselijke garnizoen voor een keer de kant van het volk te laten kiezen tijdens de Februarirevolutie van 1917. Na de Oktoberrevolutie kozen sommigen, zoals de Koeban-kozakken, de kant van de Sovjets.(Zie: John Bradley, De Russische Revolutie, Atrium, Alphen aan den Rijn, 1989, p.119). Anderen traden in de voetsporen van hun voorouders die in 1814 de laatste restanten van de Franse Revolutie uiteen sabelden, in 1830 de Poolse democratische revolutie in bloed verzopen, in 1849 de Hongaarse republiek onder de voet liepen etc. etc.

    Courtois doet niet eens moeite om het onderscheid te maken tussen de kozakken van de eerste strekking en deze van de tweede. We mochten dan ook verwachten dat hij eenzelfde wazige belangstelling aan de dag zou leggen in verband met de overige verschrikkingen van de Russische burgeroorlog. Eens de schuld van de burgeroorlog eenzijdig bij de bolsjewieken gelegd, is het een koud kunstje om hen ook de vreselijke hongersnood uit de jaren 1918-1921, die rechtstreeks uit de oorlog voortvloeide, in de schoenen te schuiven. Beter nog: waarom niet meteen alle hongersnoden van de 20ste eeuw op rekening van het communisme schrijven? … Uitgaande van de noodlottige gedwongen bureaucratische collectivisering onder Stalin in de jaren 1929-1933 (op de hongersnood van 1918-1921 gaat hij niet gedetailleerd in) stuit Courtois namelijk nog op een andere ‘eigenaardigheid’ van het communistische regime:

    ‘Het regime tracht de totaliteit van de beschikbare voedselvoorraad onder controle te krijgen en gaat dan, via een soms zeer geraffineerde rantsoenering over tot een herverdeling hiervan alleen maar op grond van de ‘verdienste’ of het ‘gebrek aan verdienste’ van de betrokkenen. Deze aanpak kan leiden tot reusachtige hongersnood. Mogen we hier in herinnering brengen dat in de periode na 1918 alleen de communistische landen dit soort hongersnood hebben gekend, wat is uitgelopen op de dood van honderdduizenden, zelfs miljoenen mensen? Nog in het laatste decennium kregen twee Afrikaanse landen die het marxisme-leninisme beleden, Ethiopië en Mozambique, te lijden onder deze moordende hongersnood.’ (Courtois, p.23-24)

    Hier verheft Courtois zich tot de ijle hoogten van het meest schaamteloze sofisme, hetwelk erop neerkomt dat ‘hongersnoden ten gevolge van bureaucratische planning sedert 1918 alleen maar hebben plaatsgegrepen in landen die gebruik maakten van bureaucratische planning.’ Een tautologie noemt men zo’n miskraam van de logica. Maar het is een tautologie met een heel specifiek doel. Courtois gaat uit van de rampzalige gevolgen van Stalins vijfjarenpolitiek voor de landbouw in de jaren 1929-1933; deze stelt hij, door slechts het jaar 1918 te vermelden, gelijk aan de hongersnood tijdens de Russische burgeroorlog, het onmiddellijke gevolg van de buitenlandse interventie en de contrarevolutionaire opstanden; vervolgens brengt hij de verschrikkingen van het communistische landbouwbeleid dichter bij onze tijd door Ethiopië en Mozambique te vermelden.

    Met betrekking tot laatstgenoemde landen is het onbegonnen alle schrijvers op te sommen die aangetoond hebben dat de plaatselijke hongersnoden evengoed, of zelfs nog meer, het gevolg zijn van de schuldenlast en de prijzenpolitiek der Westerse multinationals als van bureaucratisch wanbeheer. (Zie o.a. Lloyd Timberlake, Ruddy Doom, Susan George etc.). In dat geval staan de stalinistisch of semi-stalinistisch geregeerde derde wereldlanden geheel niet alleen, maar in het onthullend gezelschap van kapitalistische naties zoals Bangladesh en Nigeria in de jaren 1970, alsook Soedan in de jaren 1980 en ‘90. Voor Angola en Mozambique is er alvast wel gelijkenis met de prille Sovjetrepubliek: beide landen hebben hun economie jarenlang ontredderd gezien door een burgeroorlog op Westers aansporen aangevat en met Westerse steun voortgezet.

     

     2/ Drie misverstanden 

    1. Het landbouwvraagstuk

    ‘Al heel snel (na de Oktoberrevolutie- P.V.d.B.) rezen er steeds meer misverstanden, en later conflicten, tussen de nieuwe regering en de sociale bewegingen die autonoom, als ontbindende krachten van de oude politieke, economische en sociale orde, gehandeld hadden.’

    Zo wil een andere medeauteur van het Zwartboek, Nicolas Werth. Een eerste misverstand had betrekking op het landbouwvraagstuk, of de agrarische revolutie, zoals Werth het noemt:

    ‘De bolsjewieken, die zich altijd voorstander hadden getoond van de nationalisatie van de grond, moesten, in een krachtsverhouding die niet gunstig voor hen uitviel, het programma van de socialisten-revolutionairen ‘stelen’ en de herverdeling van de grond aan de boeren goedkeuren.’ (Werth, Een staat tegen zijn volk, p.76)

    De bolsjewieken konden maar ‘stelen’ wat de sociaalrevolutionairen als niet ingeloste beloften te grabbel hadden laten liggen. Hoezeer kan men van programmadiefstal spreken, voor ogen houdende dat sociaalrevolutionairen en mensjewieken lang genoeg in de Voorlopige Regering hebben gezeteld om

    ‘hun’ landbouwprogramma zelf ten uitvoer te brengen, maar dit hebben nagelaten? De nationalisatie van het grootgrondbezit en de socialistische omvorming ervan vormde vóór de revolutie een essentiële trek van het marxistische landbouwprogramma. ‘We zegevierden omdat we niet ons agrarisch programma, maar dat van de sociaalrevolutionairen ten uitvoer brachten. Onze overwinning lag in het feit dat we het sociaalrevolutionaire programma uitvoerden: daarom was de overwinning zo gemakkelijk.’ (Lenin, Oeuvres, tome XXXII, p. 505).

    Lenins woorden op het congres van de Derde Internationale in 1921 vallen ook in ‘positieve’ zin op te vatten. Wat op het eerste gezicht Werths kritiek op de bolsjewieken lijkt te onderschrijven, ontmaskert eerder het onvermogen der sociaalrevolutionairen om hun eigen programma in de praktijk te brengen.[1]
    In 1896, dus jaren voor er nog maar sprake was van bolsjewieken en mensjewieken (beide fracties hebben zich pas gevormd in 1903), en een volle vijf jaar voor de partij der sociaalrevolutionairen nog maar bestond, bekritiseerde de jonge Lenin reeds de hypocrisie van Ruslands ‘boerensocialisten’, de narodniki, de onmiddellijke voorlopers van de Partij der S.R.:

    ‘Hij, de narodnik,’ zegt Lenin, ‘bekommert zich wel om het volk, hij wil de boeren niet van hun land verdrijven, hij wil dat hun meer grond wordt gegeven (verkocht-Lenin). Hij is een eerlijke koopman. Maar ondertussen verzwijgt hij, dat de grond niet gratis wordt weggegeven, maar wordt verkocht – maar wie doet er nu in een winkel zijn mond voor open dat men geld moet betalen voor waren? Dat weet iedereen toch vanzelf al.’ (Lenin, De economische inhoud van het narodisme en de kritiek erop in het boek van de heer Stroeve, Progres, Moskou, 1989, p.43)

    In 1901 schrijft dezelfde Lenin:

    ‘Wij zullen ook bij iedere gelegenheid trachten de boeren duidelijk te maken, dat mensen die hen over de bescherming of de hulp van de tegenwoordige staat spreken of domkoppen of bedriegers en hun ergste vijanden zijn, dat de boeren in de eerste plaats van de willekeur en de druk van de ambtenarendwingelandij verlost moeten worden, dat in de eerste plaats hun volledige en onvoorwaardelijke rechtsgelijkheid met alle andere standen erkend dient te worden, alsook hun volledige bewegingsvrijheid, vrijheid om over hun grond te beschikken, het vrije beschikkingsrecht in alle aangelegenheden en over alle inkomsten van de dorpsgemeenschap.’ (Lenin, De arbeiderspartij en de boeren, In: Keuze uit zijn werken, dl.I, Pegasus, Amsterdam, 1972, p.72-73).

    In 1905 is Lenin, op grond van de achtergebleven ontwikkeling van Rusland, nog niet gewonnen voor de onmiddellijke overgang naar de arbeidersheerschappij. Maar wat de boeren betreft, laat hij aan duidelijkheid niets te wensen over:

    ‘De grondslag voor de volledige verwezenlijking van de democratische omwenteling ligt in de vorming van een vrije boerenklasse. De vorming van zulk een klasse betekent de afschaffing van de feodale lasten en de vernietiging van het feodalisme…’ (Tweeërlei tactiek van de sociaaldemocratie in de democratische revolutie, Keuze uit zijn werken, dl.I, p.266-267)

    In de aprilstellingen van 1917 tenslotte, wanneer Lenin op grond van de reële ontwikkeling van de revolutie en vooral op grond van het leidinggevende initiatief van de arbeiders, wel gewonnen is voor de onmiddellijke overgang naar de heerschappij van het proletariaat, lezen we:

    ‘6. In het agrarische program moet het zwaartepunt verlegd worden naar de sovjets van landarbeiderafgevaardigden. Confiscatie van alle landerijen van grootgrondbezitters. Nationalisatie van de gehele grond in het land; de beschikkingsmacht over de grond ligt in de handen van de plaatselijke sovjets van landarbeiders- en boerenafgevaardigden. Vorming van speciale sovjets van afgevaardigden van de arme boeren. Het vormen van modelbedrijven uit alle grote landgoederen(…) onder het toezicht van de landarbeiderafgevaardigden en voor rekening van de gemeenschap.’ (Lenin, Aprilstellingen, Pegasus, Amsterdam, 1971, p.12)

    Het enig verschil met vorige uittreksels is hier, dat Lenin zich niet meer alleen toespitst op de bevrijding van de kleine boeren, maar de politieke heerschappij van de sovjets, de arbeidersraden, wil uitbreiden naar het platteland, waar kleine boeren én plattelandsarbeiders als gelijken over de toewijzing van de grond zullen beslissen. Er wordt niet eens melding gemaakt van collectivisering, en zeker niet van gedwongen collectivisering. In tegenstelling tot de terroristische en rampzalige collectivisering onder Stalin bij het einde van de jaren twintig, stelt Lenin iets heel anders voor: het voorlopig behoud van het kleine grondbezit en het oprichten van modelbedrijven op stukken vrijgekomen grootgrondbezit om de boeren vrijwillig op het pad van meer coöperatieve en collectieve beheersvormen te zetten.

    In ieder geval slaat Werths kritiek van politiek plagiaat nergens op. Het waren niet de bolsjewieken die zich vergist hadden, maar de sociaalrevolutionairen met hun gematigd ‘herverdelings’-programma.

    Verder wijst Werth erop dat bovenvermelde maatregelen niets anders waren dan

    ‘het legitimeren van datgene waartoe talrijke dorpsgemeenschappen al sinds de zomer van 1917 waren overgegaan: de gewelddadige toe-eigening van de grond die behoorde aan de grootgrondbezitters en de welgestelde boeren, de koelakken.’ (p.76-77)

    Getuigt het juist niet van de vooruitziendheid van de bolsjewieken dat hun regering zich maar moest beperken tot het legitimeren van de spontane onteigening door de bevolking, waar Lenin zich al twintig jaar voordien had voor uitgesproken? Wat voor Werth een aanwijzing is voor politiek opportunisme, was in werkelijkheid het praktische bewijs voor de juistheid van Lenins vooruitzichten.

    Wie denkt dat het verzwijgen en verdraaien van de historische waarheid het alleenrecht zijn van de stalinistische school der geschiedenisvervalsing moet dringend eens een kijkje nemen in het Zwartboek van het communisme.

     

    1. De verhouding van de bolsjewieken tot de overige bewegingen

    Een tweede misverstand heerst volgens Werth in verband met de betrekkingen tussen de bolsjewieken en

    ‘alle instellingen -fabriekscomités, vakbonden, socialistische partijen, wijkcomités, de rode gardes en vooral sovjets- die zowel hadden meegedaan aan de destructie van de traditionele instellingen, als gestreden hadden voor de uitbreiding van hun eigen bevoegdheden.’… ‘Binnen een paar weken werd deze instellingen de macht ontnomen en ze werden ondergeschikt gemaakt aan de bolsjewistische partij of geëlimineerd.’ (p.77)

    Als enig historisch feit ter ondersteuning van zijn uitspraken (die er wederom op aansturen om de regering van Lenin en Trotski afgeschilderd te zien als de logische voorloper van de stalinistische staatsdwang) vermeldt Werth de ‘stakingsgolf’ van december 1917. Bij gebrek aan verdere details moeten we opnieuw te rade gaan bij een onvervalste burgerlijke bron:

    ‘Niet geheel onverwacht kwam de eerste politieke aanval op de bolsjewieken van de vakbonden: de spoorwegarbeiders en de ambtenaren. De eersten dreigden met een staking. Zo’n staking had in beginsel grote schade kunnen aanrichten. Het zou de bolsjewieken hebben geïsoleerd in de hoofdstad en de paar steden die zij in handen hadden, en hun acties om de troepen te velde onder hun controle te brengen hebben lamgelegd. Tijdens de laatste weken van november waren circa driehonderd commissarissen naar verschillende legereenheden gezonden. Omgekeerd hadden de spoorwegarbeiders troepentreinen naar Petrograd kunnen doorlaten om de bolsjewistische opstand neer te slaan. Maar bovenal had de staking de onmisbare voedselaanvoer kunnen blokkeren. Het Centrale Comité reageerde op het ultimatum van de spoorwegbond door Kamenev en Sokolnikov af te vaardigen om met de leiders te onderhandelen. Beide partijen waren zich ten volle bewust van de sterke positie van de spoorwegarbeiders. De stakers eisten een onmiddellijke stopzetting van de onderlinge ruzies tussen de socialisten en de vorming van een coalitieregering zonder Lenin. (…) Vervolgens legden de bolsjewieken een ultimatum voor aan de spoorwegarbeiders, waarin zij stelden dat er geen sprake kon zijn van enige coalitieregering zolang de stakingsdreiging niet was opgeheven. De staking ging niet door en op 9 december (26 november oude stijl) traden acht sociaalrevolutionairen toe, al was het maar voor drie maanden tot Lenins regering.’ (Bradley, De Russische Revolutie, p.91-92)

    De onderlinge twisten onder de socialisten (waarvan de rechtsen en de gematigd-linksen vooral het premierschap van Lenin op de korrel namen met het argument dat hij een agent van de Duitsers zou zijn) hadden zodanig de wrevel opgewekt van de spoorwegarbeiders dat zij ermee dreigden het werk neer te gooien. Zelf hadden ze een ‘compromis’-oplossing bedacht met als inhoud: een regering onder de bolsjewieken, zonder de controversiële Lenin als eerste minister en met andere partijen als coalitiepartner. Aan de eerste eis hebben de bolsjewieken uiteindelijk niet toegegeven, aan de tweede wel. De grote krachtmeting tussen vakbonden en de Sovjetregering die Werth suggereert, blijkt in het geval van de spoorwegarbeiders niets anders dan een misverstand dat met een eerbaar compromis werd uit de weg geruimd.

    Taaiere klanten waren de ambtenaren, die al van bij de machtsovername begonnen tegen te wringen. Men moet begrijpen dat deze laag van de bevolking maar weinig gemeen had met de hedendaagse kleine ambtenaar, die in levensstijl en opvattingen quasi volledig gelijkgeschakeld is met de moderne arbeidersklasse. De oude tsaristische ambtenarij was een geprivilegieerde laag die naar levensstijl en politieke opvattingen meer aanleunde bij de bourgeoisie en de kleinburgerij dan bij het proletariaat. Het is één van de ironische wendingen van de geschiedenis dat dezelfde oud-tsaristische kaders die bij het begin van de Revolutie de meest kleinzerige obstructiepolitiek voerden, later, in de jaren 1923-1927 een sleutelrol zouden spelen in de geslaagde pogingen van de stalinistische bureaucratie om de herinvoering van de arbeidersdemocratie te verhinderen. ‘De ambtenaren,’ zo gaat Bradley verder,

    ‘staakten uit protest tegen de bolsjewistische staatsgreep van 26 oktober. Dat ontdekten de bolsjewistische ministers op het moment dat zij arriveerden om hun ministerie in bezit te nemen. Trotski betrad het gebouw van buitenlandse zaken met een groep matrozen en trof daar niemand aan. Uiteindelijk werd een enkel raadslid, Tatisjtsjev, opgespoord, die men dwong de sleutels van de archieven en van de codeerafdeling te overhandigen. Vier dagen later werd Menzjinski met een soortgelijke situatie geconfronteerd op het ministerie van financiën. Zijn reactie was echter doeltreffender: hij liet een aantal hogere ambtenaren arresteren en dwong hen toen aan het werk te gaan. Het kostte eindeloos veel moeite om geld los te krijgen van de Staatsbank, waar de ambtenaren elke medewerking weigerden. Op 14 november werden alle leden van de stakerscomités gearresteerd, de stakers naar de kazernes afgevoerd en direct naar het front gestuurd. Maar zelfs op 26 november brak er nog een staking uit in het ministerie van handel, terwijl het passieve verzet tot ver in 1918 voortduurde. De bolsjewieken moesten het bestuursapparaat weer van de grond af opbouwen.’ (p.92-93)

    Het grote proletarische verzet (volgens de versie van Werth) tegen de bolsjewieken, was niets anders dan een aantal futiele en wanhopige bureaucratische vertragingsmanoeuvres van een oude geprivilegieerde kaste, die door de revolutie haar positie aan zich zag ontglippen. Werth spreekt over december 1917 als een maand van verzet tegen de bolsjewieken, maar hij zwijgt er in alle talen over, dat gedurende deze maand juist heel wat maatregelen genomen werden waar de Russische arbeiders voor de Oktoberrevolutie alleen maar konden van dromen. De sociale zekerheid, met inbegrip van ziekteverzekering en werkloosheidsuitkering, werd ingevoerd middels de dekreten van 11-24 december, 22 december 1917 en 4 januari 1918. De achturenwerkdag werd een feit van bij de machtsovername zelf.

    ‘De uitvoering van deze beschermende arbeidswetgeving was onmogelijk zonder de medewerking van een centraal vertegenwoordigingsorgaan van de arbeiders. De vakbonden sprongen in de bres en hun positie werd dientengevolge gevoelig versterkt.’ (E.H. Carr, The Bolshevik Revolution, dl.II, p.104)

    Zowel de vakbonden als de bolsjewieken waren het erover eens dat de bestaande anarchie van fabriekscomités moest worden omgebogen in de richting van een meer rationeel beheer van de economie. Waar is hier nu nog de anti-vakbondspolitiek van de bolsjewieken in 1917-1918?

    Wat betreft de strijd van de bolsjewieken tegen de overige socialistische stromingen geeft een ander historicus van onverdachten burgerlijken huize voldoende uitsluitsel:

    ‘Op de manier waarop de bolsjewieken de sovjetmacht verwerkelijkten, had iedereen wat af te dingen, ook als men met de bedoelingen instemde. Maar diegenen die andere middelen toegepast hadden willen zien, hadden allen hun kans al gehad. Mensjewieken en sociaalrevolutionairen hadden bij gelegenheid in de voorlopige regering, die na ettelijke reorganisaties thans ten val was gebracht, een machtspositie bezeten, waarvan men de verwerkelijking van hun bedoelingen had mogen verwachten, zonder dat er iets gebeurd was, dat ernaar leek. De bolsjewieken buitten deze omstandigheden voortreffelijk uit, om hun steunpunten nog wijder uit te zetten. In tegenstelling met de partijen, die tussen februari en oktober aan het bewind geweest waren, haastten zij zich, om de consequenties te aanvaarden van de beginselen die zij tot hun leuzen verheven hadden. Partijen konden ze zodoende van zich vervreemden, maar het isolement, dat daarvan het gevolg was, bedreigde slechts in schijn henzelf en in werkelijkheid hun tegenstanders, wier aanhang hoe langer hoe minder bereid was tot actief ingrijpen en hen zodoende tot machteloosheid doemde.’ (Johan Huyts, Geschiedenis van de Russische Revolutie 1905-1936, Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam, 1936, p.386)

    De burgerlijke geschiedschrijving versus de burgerlijke geschiedschrijving! De overige partijen hadden, uit kortzichtig opportunisme, alle kansen onbenut gelaten om hun macht te grondvesten op het vertrouwen van de Russische bevolking. Zelfs de meest nauwe bondgenoten (en coalitiepartners) van de bolsjewieken, de linkse Sociaalrevolutionairen, verspeelden hun recht op de macht door hun verzet tegen de inspanningen van Lenin om de oorlog met Duitsland zo spoedig mogelijk en ten allen prijze stop te zetten. Toen Krylenko, opperbevelhebber der Rode Gardes, op 22 februari 1918, op een gemeenschappelijke zitting van de twee regeringsfracties, volhield dat ‘alleen een onmiddellijke ondertekening van het vredesverdrag de totale vernietiging kon afwenden’, werd hij luidruchtig onderbroken door de afgevaardigden van de sociaalrevolutionairen:

    ‘Dat is een demagogentruc! Dat is niet de opvatting van een opperbevelhebber! Weg met hem!’ (Erich Wollenberg, The Red Army, New Park, London, 1978, p.11)

    De bolsjewieken waren de eerste socialisten die, eens aan de macht, een socialistische politiek voerden en daardoor standhielden. Dat was meer de reden voor hun succes dan het door de schrijvers van het Zwartboek voorgewende terreurregime dat zij onmiddellijk na de machtsovername in Oktober in het leven zouden hebben geroepen.

     

    1. Het nationaliteitenvraagstuk

    Een derde en laatste misverstand waarop de heer Werth onze aandacht wil vestigen, betreft ‘de betrekkingen van de nieuwe regering met de nationaliteiten van het vroegere tsaristische rijk.’ (p.77):

    ‘De bolsjewistische staatsgreep (sic!) versnelde de middelpuntvliedende tendensen waaraan de nieuwe leiders in het begin steun leken te bieden. Door de gelijkheid en soevereiniteit van de volkeren van het oude rijk, het recht op zelfbeschikking, federatie en opvolging te erkennen, leken de bolsjewieken de allochtone volkeren uit te nodigen zich te bevrijden van de voogdij van de centrale Russische regering. Binnen enkele maanden riepen de Polen, de Finnen, Balten, Oekraïners, Georgiërs, Armeniërs en Azeri’s hun onafhankelijkheid uit. De bolsjewieken waren hierdoor aanvankelijk overrompeld, maar al spoedig maakten ze het recht van de volkeren op zelfbeschikking ondergeschikt aan de noodzaak om de Oekraïense tarwe, de olie en de mineralen van de Kaukasus, kortom de vitale belangen van de nieuwe staat, veilig te stellen. Een staat die er snel blijk van gaf dat hij, tenminste in territoriaal opzicht, meer de erfgenaam van het vroegere rijk was dan van de voorlopige regering.’ (p.77-78)

    In één zin (de in het citaat gecursiveerde) geeft Werth zowel zijn kritiek als het antwoord erop. De bolsjewieken hebben er nooit enig misverstand laten over bestaan dat zij voorstanders waren van het volledige zelfbeschikkingsrecht der volkeren. De politieke realiteit van de eerste jaren na de Oktoberrevolutie bestond er echter in dat de Sovjetrepubliek alleen stond. Door het uitblijven van geslaagde revoluties in het buitenland (en vooral het mislukken van de verschillende revolutiegolven in Duitsland, Hongarije etc.) was de jonge Sovjetregering bijna geheel op zichzelf en op de economische hulpbronnen van het oude tsarenrijk aangewezen. Deze welnu, waren ongelijkmatig verdeeld over de verschillende naties waaruit het oude unitaire Rusland was samengesteld.

    Maar meer nog dan de onderlinge economische afhankelijkheid van de verschillende gebieden, gaf de vijandige houding en de actieve deelname van de nieuwe territoriale regeringen aan de burgeroorlog tegen de Sovjetregering de doorslag in de harde houding van Lenin en Trotski. De schrijvers van het Zwartboek tonen alle, van de eerste tot de laatste, een bijzonder selectieve belangstelling voor de dwangmaatregelen van de Sovjets in die periode, maar laten over de uitroeiingpolitiek van de Witte legers (die aan ca. 100.000 Joden alleen al het leven kostte) en de buitenlandse troepen een waas van vergoelijkende onduidelijkheid hangen.

    Tot 10 november 1917 werd de nieuwe nationalistische regering van de Oekraïne, de Rada, door de bolsjewieken erkend. De bolsjewieken zouden het zeker daarbij gelaten hebben, ware het niet zo geweest dat de Rada zich onmiddellijk tegen hen keerde en een ongenadige vervolgingspolitiek tegen de Oekraïense tak van de partij in gang zette. Met noodlottig gevolgen voor de Rada zelf, die haar volkssteun, onder andere in haar leger, razendsnel zag afkalven:

    ‘De verjaagde Oekraïense bolsjewieken trokken daarop (na hun verdrijving-P.V.d.B.) naar Charkov waar zij, met steun van Russische bolsjewieken, een tegenregering formeerden onder leiding van de Bulgaarse revolutionair Rakovski. De stafofficieren van het front manoeuvreerden moeizaam tussen de bolsjewistische Sovnarkom en de Oekraïense Rada, terwijl hun legers geleidelijk uiteenvielen. Helaas kon de Rada niet voorkomen dat ook de Oekraïense eenheden uiteenvielen en toen Lenin op 17 december de Rada een ultimatum stuurde met de keuze tussen vrijwillige of gewelddadige onderwerping, waren er nauwelijks meer troepen over om een bolsjewistische aanval te weerstaan.’ (Bradley, p.95)

    Tot schade en schande heeft dus ook de Rada ondervonden dat ook het leger niet ontsnapt aan de ziekten en ontbindingsverschijnselen van de oude samenleving. De Finse bourgeoisie van haar kant toonde haar dankbaarheid voor de herwonnen onafhankelijkheid door vele duizenden arbeiders en hun gezinnen af te slachten en een brutaal anticommunistisch politiebewind in te stellen. Het is waar dat Trotski er in het najaar van 1918 mee gedreigd heeft om de Basjkierenruiters los te laten op Finland, met de bedoeling om de Finse burgerij haar openlijk oorlogszuchtige houding tegen de Sovjetrepubliek te laten inslikken. Maar het is ook waar dat Trotski dit dreigement uitsprak op het ogenblik dat de Witte troepen van generaal Joedenitsj Petrograd bedreigden (oktober 1918). Soortgelijke opmerkingen gaan ook op voor de Don-kozakken, de Georgiërs, de Armeniërs en dergelijke meer. Het was in die dagen voor de regering van Lenin zwemmen of verzuipen. De bolsjewieken stonden voor de moeilijke taak om een land, dat nog voor negen tienden leefde in de verhoudingen en de voorstellingswereld van de zeventiende eeuw, over de drempel van de moderne beschaving te helpen. Victor Serge beschrijft in zijn boek Veroverde Stad een situatie waarin, in de nabije omgeving van Moskou nog heksen verbrand werden, waarin, om epidemieën af te weren,-naar oud Scythisch gebruik- naakte maagden voor de ploeg werden gespannen om een ‘beschermende’ greppel rond het dorp te trekken. (Zie Victor Serge, Veroverde Stad, Meulenhoff, Amsterdam, 1978). Meer dan in welk land ook was het voor de Russische contrarevolutie mogelijk om steeds nieuwe krachten op te zuigen uit de samenleving. Onder andere door de gerechtvaardigde nationale onafhankelijkheidseisen voor de kar van het anticommunisme te spannen. Nicolas Werth geeft zelf een paar voorbeelden van het soort nationalistische oppositie waarmee de bolsjewieken af te rekenen hadden. In verband met het verzet van de Oekraïense boeren tegen de gedwongen voedselopeisingen in 1919, schrijft hij:

    ‘De gewapende boeren van Hrihorjiv -ongeveer 20.000 gewapende mannen, waaronder verschillende muitende eenheden van het rode leger, met 50 kanonnen en 700 mitrailleurs- veroverde in april 1919 een hele reeks steden in het Zuiden van de Oekraïne, waaronder Tsjerkassi, Cherson, Nikolajev en Odessa. Hun slogans waren ondubbelzinnig: ‘Alle macht aan de sovjets van het Oekraïense volk’, ‘Oekraïne aan de Oekraïners, zonder bolsjewieken of joden!’‘ (p.134)

    Inderdaad: ondubbelzinnige slogans! Antisemitische haatpropaganda en pogrom-gehits vormden trouwens niet alleen een constante in de tsaristische propaganda tegen de arbeidersbeweging voor de Revolutie en ook niet alleen in het nationalistische verzet tegen de sovjet-regering. Ook de inlichtingendiensten van de invallende Westerse legers aarzelden geen moment om te steunen op de laagste racistische instincten van de meest achtergebleven lagen onder de Russische bevolking … en hun eigen manschappen. In een pamflet verspreid in 1918 onder de Britse interventietroepen lezen we onder meer:

    ‘Kijk naar het Rusland van vandaag. De macht bevindt zich in de handen van een paar mannen, voornamelijk joden, die erin geslaagd zijn het land in een ordeloze toestand te brengen.’ (Zie Bradley, p.159)

    Het antisemitisme en het nationaliteitenvraagstuk zijn maar twee aanduidingen van de ontelbare moeilijkheden waarmee de Revolutie te kampen had in een achtergebleven land, dat zich van bij het begin ingesloten zag door vijandige kapitalistische naties en een inheemse anarchie van rebellerende grootgrondbezitters, priesters en een goedgelovige, volslagen ongeletterde boerenbevolking. Of zoals Lenin het in maart 1918 samenvatte:

    ‘De burgerlijke revolutie stond slechts voor één taak -alle boeien van de vorige maatschappij af te werpen, weg te vagen en te vernietigen. Door deze taak te vervullen, vervult iedere burgerlijke revolutie alles wat van haar gevergd wordt: zij versterkt de groei van het kapitalisme. Geheel anders is het gesteld met de positie van de socialistische revolutie. Hoe achterlijker het land is, dat als gevolg van de zigzaglijnen van de geschiedenis de socialistische revolutie moest beginnen, des te moeilijker is voor dit land de overgang van de oude, kapitalistische verhoudingen naar socialistische.’ (Lenin, Politiek verslag van het Centraal Comité aan het 7de Congres van de Russische Communistische Partij, In: Keuze uit zijn werken, dl.III, Pegasus, Amsterdam, 1975, p.67)

    Maar, zoals we met Johan Huyts (zie hierboven) al te kennen gaven: het programma, het consequente optreden en de deskundige leiding van de bolsjewieken, maar ook de zelfopoffering van talloze arbeiders en boeren hebben veel meer bijgedragen tot het overleven van Lenins regering, dan de (noodzakelijke) dwangmaatregelen waarop de schrijvers van het Zwartboek zich met stuitende bijzichtigheid en onwetenschappelijke eenzijdigheid dood staren.

     

    3/ De matrozenopstand van Kronstadt

    Een buitengewoon tragische episode in de geschiedenis van de eerste jaren na de Oktoberrevolutie vormt de opstand van Kronstadt, in het voorjaar van 1921. Hier moest het Rode Leger afrekenen met gewapend verzet dat op het eerste zicht het herstel van de arbeidersdemocratie op het oog had. Een vette kluif dus voor diegenen die de degeneratie van de Revolutie in de richting van het stalinisme willen verplaatsen naar de periode voor 1924.

    Ook de schrijvers van het Zwartboek is het geval Kronstadt niet ontgaan:

    ‘Uit de rapporten die de Tsjeka (de inlichtingendienst van de bolsjewieken- P.V.d.B.) in de eerste week van maart 1921 dagelijks opstelden over de situatie in Petrograd, blijkt dat de muiterij in Kronstadt breed gesteund werd door de bevolking. ‘Het revolutionaire comité van Kronstadt verwacht dat één dezer dagen een algemene opstand zal uitbreken in Petrograd.’… De opstand (in Kronstadt zelf-P.V.d.B.) werd op meedogenloze wijze onderdrukt. Enkele honderden opstandige gevangenen werden in de dagen die volgden op hun nederlaag, gefusilleerd.’(Werth, p.156)

    Verder houdt de heer Werth niet op om de indruk te wekken dat het hier gaat om een eerlijke spontane beweging met als enig motief de basisdemocratische Sovjetheerschappij te verdedigen tegen de centralistische en dictatoriale politiek van de bolsjewieken. Erop rekenend dat de lezer geen weet heeft van de rol die mensjewieken, Sociaalrevolutionairen en Anarchisten gespeeld hebben in o.a. de inval van de Georgiërs in 1918, de moordaanslag op Lenin begin datzelfde jaar, de avonturistische guerrillaoorlog van de anarchist Nestor Machno in 1920, de vorming van de witte legers en nog vijf bladzijden vol frontale aanvallen van de overige ‘socialisten’ op de bolsjewieken, schrijft hij -het rapport van de Tsjeka voortciterend:

    ‘ ‘Vandaag hebben de arbeiders tijdens een bijeenkomst in de fabriek Arsenal gestemd voor een resolutie die oproept tot aansluiting bij de opstand. Er is een delegatie van drie personen gekozen, een anarchist, een mensjewiek en een socialistrevolutionair.’‘ (p.156)

    Dit is op zich al een kleine onthulling van de werkelijke krachten die achter de ‘spontane’ opstand van Kronstadt schuilgingen. Maar laten we opnieuw de draad van de gebeurtenissen opnemen …

    Tegen 1921 hadden alle buitenlandse legers zich teruggetrokken (vooral uit angst voor revolutionaire muiterijen onder de oorlogsmoeë soldaten) en waren alle witte legers verslagen en/of buiten gewerkt. Het had de Russische arbeiders en boeren bloed, zweet en tranen gekost: de Russische industrie was teruggevallen op iets meer dan een tiende van zijn vooroorlogse productie; de hongersnood en bijbehorende epidemieën hadden vreselijke ravages aangericht onder de bevolking; heel wat van de voornaamste kaders der Bolsjewistische Partij waren gesneuveld of tijdens de opmars van de vijand terechtgesteld. Zelfs de eerste president van de Sovjetrepubliek, de buitengewoon getalenteerde Sverdlov, had de burgeroorlog niet overleefd. Slechts door de concentratie van de staatsmacht, het buiten de wet stellen van alle overige partijen, die alle op één of ander moment de wapens hadden opgenomen tegen de regering en het invoeren van een strenge discipline in het aanvankelijk haveloze en onder-bewapende Rode Leger, hadden de bolsjewieken het hoofd boven water kunnen houden. De eerste internationale revolutiegolf uit de jaren 1918-1920 was door het openlijke verraad van de sociaaldemocratische leiding en de onervarenheid van de kersverse communistische partijen die overal in Europa waren opgericht, uitgelopen op een reeks verpletterende nederlagen voor de arbeiders. De revoluties in Hongarije en Duitsland, de Baltische Staten waren te vuur en te zwaard neergeslagen. Rusland stond er alleen voor.

    Na haar militaire nederlaag in Rusland kon de contrarevolutie de Sovjetrepubliek enkel nog van binnenuit trachten te ontredderen. De gebeurtenissen in Kronstadt van eind februari tot midden maart 1921 vormden hier de tragische ontknoping van.

    Kronstadt was de oude marinebasis uit de tijd van de tsaren, die, gelegen op het eiland Kotlin, de toegang langs de Finse Golf tot Petrograd beheerste. Gedurende de Oktoberrevolutie en de burgeroorlog hadden de matrozen van Kronstadt zich ontpopt tot de meest loyale en offerbereide aanhangers van de bolsjewieken. Het resultaat was dat, zoals elders in Rusland, hun rangen zodanig waren uitgedund dat ze nagenoeg volledig moesten worden vervangen door andere, veel minder bewuste elementen, die al vlug onder de invloed kwamen van de overige partijen en niet in het minst van de Westerse inlichtingendiensten.

    ‘De daar gelegerde matrozen waren niet meer dezelfde, die in 1917 steun en toeverlaat van de bolsjeviki geweest waren.,’ zegt Johan Huyts, ‘In de loop der jaren van burgeroorlog waren deze wijd en zijd over het hele land verspreid; velen waren gesneuveld, anderen waren tot hoge posten in het militaire en bestuursapparaat opgeklommen. De troepen, welke zich nu te Kronstadt bevonden, bestonden uit jonge rekruten, voor het merendeel van het platteland afkomstig en vervuld van de daar heersende geest.’(p.505-506) ‘Kroonstad 1921 is geen Kroonstad 1917 meer.,’ bevestigt Louis Comby, ‘De revolutionaire voorhoede heeft de stad verlaten voor de strijd tegen de verschillende witte legers.’ (Comby, Lew Trotski, Orion, Brugge, 1978, p.79)

    Nadat hij Lenins ongerustheid in verband met de ondergrondse internationale inmenging en ondermijning met diens eigen woorden heeft weergegeven, schrijft Carr:

    ‘Voor het langverwachte partijcongres op 8 maart 1921 bijeenkwam, had de muiterij van Kronstadt -de ernstigste bedreiging voor het regime sedert de revolutie- Lenins vrees bevestigd …’ (The Bolshevik Revolution, dl.I, p.205).

    En is het uit slordigheid of uit eerlijke schaamte dat bijv. Robert Goldston, die voor de rest wel dezelfde eenzijdige belangstelling toont voor de Rode Terreur als Werth, de opstand van Kronstadt niet eens vermeldt? (Zie: Goldston, De Russische Revolutie, H.J. Paris, Amsterdam, 1970)

    Een andere ‘kleine’ slordigheid, eentje van de in het buitenland gevestigde Russische oppositie, leidde ertoe dat onder meer de krant Le Matin, reeds midden februari, toen er nog volledige rust heerste in Kronstadt, bericht gaf over een gewapende opstand. ‘Hoe dit te verklaren?’, vroeg Trotski zich een week na de opstand af, …

    ‘Heel eenvoudig. De centra van contrarevolutionaire complotten bevinden zich in het buitenland. Tussen deze Russische emigrantenkringen en bepaalde strekkingen in het Europese imperialisme, alsook de Europese pers, heerst de meest innige en, uiteraard, hoegenaamd niet-platonische verbondenheid. De Russische organisatoren van de contrarevolutie beloven een muiterij op touw te zetten op een gunstig ogenblik, terwijl de ongeduldige en lafhartige financiële pers erover schrijft als een voldongen feit.’ (Comments to the Foreign Press, march 16, 1921, in: Lenin & Trotski, Kronstadt, Pathfinder, London, 1968, p.68).

    De ongeregeldheden te Kronstadt begonnen op 28 februari. Uitgerekend diegenen die vanaf 1918 nooit geaarzeld hadden om de arbeidersdemocratie met de wapens te bestrijden, de anarchisten, de sociaalrevolutionairen en de mensjewieken, namen het voortouw in de opstand met o.a. slogans die het herstel van de arbeidersdemocratie eisten. Anderen eisten het herstel van de burgerlijke democratie en het herinvoeren van het privé-bezit. Dus precies diegenen die er mede voor gezorgd hadden dat de arbeidersdemocratie moest worden vervangen door het hyper-centralistische regime van het zogenoemde oorlogscommunisme vermomden zich nu als democratisch-socialistische oppositie. Vanaf 2 maart nam de muiterij de vorm aan van een gewapende opstand.

    Op het hoogtepunt van de gebeurtenissen beschikten de muiters over het machtigste zeefort van de Russische marine, vijftienduizend goed bewapende troepen, zware artillerie, en bovenal: verschillende zware oorlogsbodems die maar hadden te wachten tot het ijs gesmolten was om vrije toegang te hebben tot Petrograd. Lenin en Trotski besloten deze bijzonder gevaarlijke situatie niet af te wachten en formuleerden op 5 maart de eis dat de muiters zonder uitstel de wapens zouden neerleggen. De muiters weigerden. Op 8 maart begonnen de operaties van het Rode Leger.

    De eerste stormloop op Kronstadt werd door de rebellen afgeslagen, mede door het overlopen van een deel van de Zuidelijke aanvalstroepen naar de opstandelingen, en van 9 tot 15 maart werden de krijgsverrichtingen onderbroken. Op 15 maart trok het Rode Leger onder leiding van Toechatjevski, door Trotski belast met het opperbevel over zowel de Noordelijke als de Zuidelijke aanvalslinie, over het ijs, drong de vesting binnen en veroverde het fort van Kronstadt straat voor straat, huizenblok voor huizenblok. Op 18 maart was de opstand afgelopen.

    ‘Sommige mensen in Amerika,’ zei Lenin op 15 maart in een interview met de New York Herald Tribune, ‘zijn ertoe gekomen de bolsjewieken te beschouwen als een gesloten kliek van zeer verdorven sujetten die een ontzaglijk groot aantal intellectueel heel hoogstaande mensen tiranniseren, mensen dewelke zelf in staat zouden zijn een bewonderenswaardige regering te vormen van zodra het bolsjewistische regime is verdreven. Dat is een misvatting aangezien er niemand anders onze plaats zou kunnen innemen behalve enkele bloeddorstige generaals en onbeholpen bureaucraten die hun volslagen onvermogen tot regeren reeds ruimschoots hebben tentoongespreid.’ (Kronstadt’s Historical Place, March 15, 1921, in Lenin & Trotski, Kronstadt, p.49)

     

    Besluit

    In feite zouden we onze kritiek op de eerste hoofdstukken van het Zwartboek als volgt kunnen samenvatten. De maatregelen die Lenin en Trotski in de jaren 1917-1921 hebben genomen, dienden ter verdediging van de Oktoberrevolutie. De stalinistische onderdrukkingspolitiek, met als hoogtepunt de vreselijke zuiveringen en schijnprocessen uit de jaren 1936-1939, hadden als doel de uitschakeling van alles wat nog enigszins herinnerde aan de tradities van Oktober, te beginnen met het oude kader van de Bolsjewistische Partij. En met welk doel? Niets anders dan de bescherming van het herenleventje van een nieuwe bevoorrechte laag die zich, in de loop van de jaren twintig had gevormd en zichzelf schaamteloos had uitgeroepen tot de schatbewaarder van de ideeën en idealen van Oktober. In de tijd dat duizenden intellectuelen, en jammer genoeg ook honderdduizenden arbeiders, op hun buik lagen voor de Dzjengis Khan van het Kremlin, stuurde Leon Trotski, de laatste en meest gevaarlijke tegenstander van de stalinistische bureaucratie, de volgende boodschap de wereld in:

    ‘Het is hoog tijd om eindelijk te erkennen dat er zich in de Sovjetunie een nieuwe aristocratie heeft gevormd. De Oktoberrevolutie vond plaats onder de vlag van de gelijkheid. De bureaucratie is de belichaming van de meest monsterlijke ongelijkheid. De Revolutie heeft de adel vernietigd. De bureaucratie heeft een nieuwe voorname stand in het leven geroepen. De Revolutie heeft titels en decoraties verbrijzeld. De nieuwe aristocratie schept nieuwe maarschalken en generaals. De nieuwe aristocratie verslindt een enorm aandeel van het nationale inkomen. Haar houding tegenover het volk is bijgevolg vals en bedrieglijk. Haar leiders zijn verplicht de waarheid te verdoezelen, de massa’s te misleiden en zichzelf te verhullen. De ganse politiek van de nieuwe aristocratie is boerenbedrog.’ (Trotski, I stake my Life, een radiotoespraak gehouden voor een bijeenkomst in New York op 9 februari 1937, A Young Socialist Publication, Colombo, 1992, p.21)

     

     

    Epiloog

    ‘Het stalinisme werd niet uit Stalin geboren. Het was het resultaat van de voorwaarden waaronder de Sovjet-revolutie zich in en na de burgeroorlog ontwikkelde. Het was het resultaat van een geweldige macht van de staat, zonder tegenmacht, zonder democratie, zonder Sovjetdemocratie.’ (Jean Elleinstein, Stalinisme en socialisme, in: Stalinisme en destalinisatie, Kritiese Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, 1980, p.36)

    Zo sprak Jean Elleinstein, toenmalig ideoloog van de P.C.F. (de Franse Communistische Partij), op het congres ‘Stalinisme en destalinisatie’ dat van 7 tot 11 mei 1979 werd gehouden aan de Universiteit van Amsterdam. En de schrijver van dit artikel is het met zijn oordeel roerend eens. Stalin moet niet beschouwd worden als de uitvinder van het stalinisme, maar als het voortbrengsel van de staatsbureaucratie en als de opperste uitvoerder van haar politiek. De alleenheerschappij van de bureaucratie, op haar beurt, was een gevolg van de bijzondere situatie waarin de Sovjetunie zich in de jaren twintig bevond.

    Maar een juist oordeel is nog niet hetzelfde als een volledige analyse. Hoewel van Elleinstein moet gezegd worden dat hij, van alle marxianen (niet: marxisten) op het Amsterdams congres, nog het dichtst bij de waarheid zat (de overigen hielden zich onledig met steriele discussies over onwetenschappelijke begrippen als ‘staatskapitalisme’ en ‘het probleem van de autonomie der communistische partijen’), gaat hij voorbij aan de voornaamste theoretische uitdaging van het marxisme met betrekking tot het historische fenomeen van het stalinisme: Hoe is de stalinistische bureaucratie ontstaan? Wat waren de historische voorwaarden waaronder de arbeidersdemocratie plaats heeft gemaakt voor een nieuw totalitarisme?

    Elleinstein is niet de enige die de feitelijke ontstaansgeschiedenis van de bureaucratie in het ongewisse laat. Ook bij Roy Medvedev, jarenlang in brede kringen beschouwd als de voornaamste criticus van het stalinisme, zoeken we tevergeefs naar een volledige verklaring. Zijn indrukwekkende werk ‘Laat de geschiedenis oordelen’, dat zichzelf op de omslag van de Nederlandse vertaling aankondigt als ‘De eerste volledige en authentieke geschiedenis van ontstaan en gevolgen van het stalinisme’, begaat juist de fout waartegen Elleinstein impliciet waarschuwt. Medvedev laat zijn historische analyse beginnen met Stalins brutale en kortzichtige manier van leiding geven in de partij gedurende de jaren voor de Revolutie en met zijn strijd tegen de linkse oppositie o.l.v. Trotski in de jaren 1923-1927 (Zie: Laat de geschiedenis oordelen, Manteau, Brussel, 1973, pp.40 t.e.m. 107). En hoewel Stalins persoonlijkheidskenmerken heel zeker belangrijke accenten hebben gelegd en zijn rol ongetwijfeld van wereldhistorisch belang is geweest, zowel in de binnenlandse politiek van de Sovjetunie als voor het opportunistische optreden van de Russische Communistische partij in de buitenlandse politiek, vestigt Medvedev met zijn manier teveel de aandacht op de persoon van Stalin.

    De (echte) marxisten ontkennen de wereldhistorische rol van individuele persoonlijkheden helemaal niet. Maar ze beschouwen de uiteenzetting slechts als volledig en wetenschappelijk wanneer ook de maatschappelijke krachten zijn blootgelegd die aan deze wereldhistorische rol ten grondslag liggen. Reeds in 1869 schreef Marx in het voorwoord tot de tweede uitgave van zijn studie over de machtsgreep van Louis Bonaparte in 1851, later Keizer Napoleon III, dat hij voor alles heeft willen aantonen

    ‘hoe de klassenstrijd in Frankrijk omstandigheden en voorwaarden schiep die het aan een middelmatig en grotesk personage mogelijk maakten om de heldenrol te spelen.’(De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, Progres, Moskou, 1987, p.6)

    Dezelfde uitspraak had ook woordelijk kunnen staan in de inleiding tot Trotski’s ‘Verraden Revolutie’. Alle van de werkelijkheid afgesneden serreplantjes van theorieën die uit de pen komen gevloeid van de gevestigde intelligentsia (daarbij inbegrepen de marxiaanse professoren, wiens radicalisme altijd recht evenredig is met de sterkte van het laatste kopje koffie) ten spijt, blijft de Verraden Revolutie de eerste en meest volledige verklaring en kenschets over de ontaarding van de Russische Revolutie. Wat door Elleinstein alleen maar wordt aangeduid, werd door Trotski (meer dan veertig jaar daarvoor) vervolledigd; wat door Medvedev wordt aangeklaagd en ontmaskerd, werd door Trotski verklaard. Voor een goed begrip van de zaak verdelen we de geschiedenis van de Russische Revolutie in de volgende tijdvakken, die elk een fundamenteel stadium markeren:

    – Oktober 1917: succesrijke machtsovername van de basisdemocratische arbeiders- en soldatenraden onder leiding van de bolsjewieken.

    – 1918-1921: periode van het zgn. oorlogscommunisme. De Sovjetrepubliek wordt van alle zijden belaagd en blijft geïsoleerd door het mislukken van de revoluties in Europa. De bolsjewieken zijn genoodzaakt de staatsmacht steeds meer te centraliseren, zodat de staat zich tot de bevolking begint te verhouden ‘zoals de politieagent tegenover de wachtrij voor het rantsoenbedelinglokaal’. (Trotski). Schaarste die leidt tot corruptie vormt de voornaamste voedingsbodem voor de vorming van de staatsbureaucratie als parasitaire kaste.De bolsjewieken zien zich gedwongen tot de indienstname van de oude uit zichzelf al corrupte oud-tsaristische ambtenarij.

    – 1921-1923: Eerste periode van de Nieuwe Economische Politiek; alle gewapende tegenstand is overwonnen, maar het land ligt in puin; beperkte herinvoering van het kapitalisme ter heropbouw; ondanks (vreedzame) zuiveringen, d.m.v. administratieve uitsluitingen, blijft de oude tsaristische bureaucratie zich opdringen aan de partij; de klassieke bureaucratie wordt aangevuld met (door de algehele schaarste) gecorrumpeerde elementen uit de partij, en de kapitalisten die door de N.E.P. zijn voortgebracht; tegen het einde van deze periode heeft de bureaucratie haar politieke uitdrukking gevonden in het optreden van Stalin en zijn vertrouwelingen; in 1923 richt Trotski de Linkse Oppositie op ter herinvoering van de arbeidersdemocratie en ter bestrijding van de bureaucratie.

    – 1923-1928: Tweede periode van de N.E.P.; heftige politieke strijd tussen aanhangers van Trotski en de bureaucratie; Stalin steunt op de N.E.P.-mensen en de rijke boeren en weigert Trotski’s voorstellen tot een vreedzame en geleidelijke collectivisering van de landbouw; eerste internationale blunders van Stalin: 1923: opschorting en nederlaag van de Duitse Revolutie; 1925-1927: rechtse politiek van Stalin in China leidt tot bloedige nederlaag van de Chinese Revolutie; nederlaag van de Britse algemene staking in 1926 o.a. door Stalins steun aan de sociaaldemocratische Britse vakbondsleiding; vanaf 1926: brutale onderdrukking van de Linkse Oppositie.

    – 1929-1933: sektarische draai naar links aangekondigd door Stalins leer van de ‘derde periode’; brutale collectivisering van de landbouw met grote hongersnood tot gevolg; tijdperk van het ‘vijfjarenplan te volbrengen in vier jaar’; repressieve uitschakeling van de Rechtse Oppositie van Stalinist bondgenoten uit de vorige periode; tweede golf van internationale blunders: door de splitsingspolitiek van de Comintern in de Duitse arbeidersbeweging overwint het Duitse fascisme; Trotski besluit vanaf dan dat de ontaarding van de Comintern onomkeerbaar is en roept op tot de vorming van de Vierde Internationale.

    – 1934-1939: tweede opportunistische wending naar rechts; tijdperk van de Volksfrontpolitiek: na de nederlaag tegen het nazisme dwingt Stalin de Communistische Partijen te pacteren met burgerlijke partijen onder het mom van de ‘verenigde strijd tegen het fascisme’, maar met de werkelijke bedoeling de pluimen te strijken van de Westerse regeringen; daardoor in 1937-1939: nederlaag van de Spaanse Revolutie en overwinning van het fascisme onder Franco; In Rusland zelf rekent Stalin af met de overgebleven oude kaders van Lenins partij d.m.v. de schijnprocessen en de massale zuiveringen gedurende de jaren 1935-1939; in 1939 bereikt het verraad van Stalin een hoogtepunt met het hyper-opportunistische Stalin-Hitler niet-aanvalspact. De Europese arbeidersbeweging is nu volledig overgeleverd aan Hitler.

    Het eerste tijdperk na Oktober 1917 is de periode van de strijd tussen de bolsjewieken en de oude uit de tijd van de tsaren stammende bureaucratie. Het tweede het tijdperk van het binnendringen en vervormen van de partij door de bureaucratie. Het derde tijdvak na Oktober is dat van de open politieke strijd tussen de bureaucratische vleugel van de communistische partij en haar gezonde arbeidersdemocratische vleugel o.l.v. Trotski. Tegen het begin van de jaren ’30 is deze interne strijd zo goed al beslist in het voordeel van de bureaucratie en in de tweede helft van de dertiger jaren begint het stalinisme een waarachtig bewuste contrarevolutionaire rol te spelen. Voor het openlijke verraad aan de Spaanse Revolutie in de jaren 1937-1939 kan men de politiek van Stalin nog bestempelen als een reeks van beoordelingsfouten en blunders, die geleid hebben tot nederlagen Tijdens de Spaanse burgeroorlog gaat het al niet meer om beoordelingsfouten of partieel opportunisme alleen, doch om het bewust organiseren van de contrarevolutie op het internationale terrein.

     

    15 juni 2002

     

    [1]. In eerdere versies stond hier het historisch foutieve: ‘De bolsjewieken hebben helemaal niets gestolen van de socialisten-revolutionairen. De nationalisatie van het grondbezit en de herverdeling van het vruchtgebruik onder de boeren hadden altijd al deel uitgemaakt van het marxistische landbouwprogramma in Rusland.’ (noot van de auteur, 25 mei 2006)

  • [1917] Trotski komt aan in Petrograd. Eerste toespraak voor de Sovjet

    Trotski kwam op 4 mei 1917 in Petrograd aan.

    Op 5 mei 1917 gaf Trotski zijn eerste toespraak tot de Sovjet van Petrograd, 1 dag na dat hij terug was gekeerd in Rusland. De laatste alinea toont aan dat Lenin en Trotski, hoewel gescheiden van elkaar vanwege hun verbanning, dezelfde analyse hadden over de ontwikkelingen in Rusland. Op 7 mei werd deze toespraak in IZVESTIA (het Nieuws) , het orgaan van de Sovjet in Petrograd gepubliceerd. Deze vertaling door Peter den Haan is overgenomen uit een nieuwe Engelse vertaling door Pete Dickinson in Socialism Today nr. 207 april 2017.

     

     

    Het nieuws over de Russische Revolutie bereikte ons in New York, ver weg over de oceaan. Maar ook daar, in dit machtige land waar de bourgeoisie op onvergelijkbare wijze de baas is, had de Russische Revolutie haar effect. De Amerikaanse arbeidersklasse heeft een slechte reputatie gekregen. Men zegt dat ze de revolutie niet steunen. Maar als jullie de Amerikaanse arbeiders hadden kunnen zien in februari, waren jullie dubbel zo trots op jullie revolutie. Dan zouden jullie inzien dat deze niet alleen Rusland, niet alleen Europa, maar ook Amerika door elkaar heeft geschud. En het zou jullie net als ik duidelijk zijn geworden dat zij plaatsgreep in een nieuw tijdperk, een tijdperk van bloed en ijzer. Maar niet langer als een gevecht van land tegen land maar van een lijdende en onderdrukte klasse tegen de heersende klasse. (Stormachtig applaus)

    Op allerlei bijeenkomsten hebben arbeiders mij gevraagd om hun hartelijke steun aan jullie over te brengen.(Stormachtig applaus) Maar ik moet jullie wat over de Duitsers vertellen. Ik was in gelegenheid om in contact te komen met een klein aantal Duitse proletariërs. Waar? In een gevangenkamp. De Britse burgerlijke regering arresteerde ons als vijanden en stopte ons in een krijgsgevangenenkamp in Canada. (uitroepen van ‘schandalig’) Daar zaten 100 officieren en 800 Duitse soldaten. Ze vroegen ons hoe we, als Russische onderdanen, in handen van de Britten waren gevallen. En toen we ze vertelden dat we niet als Russische burgers, maar als socialisten gevangen waren gezet, begonnen ze ons te vertellen dat zij de slaven van hun regering en hun Wilhelm [1] waren. We werden goede vrienden met de Duitse proletariërs.

    De gevangen genomen officieren stelden dit niet op prijs en beklaagden zich bij de Britse commandant. Zij vonden dat wij de loyaliteit van de matrozen aan de Duitse Keizer ondermijnden. Daarop gaf de Britse Kapitein mij een spreekverbod, om de loyaliteit van de soldaten aan de Keizer te bewaren. De matrozen dienden tegen dit besluit een ferm protest in bij de commandant. Toen wij het kamp verlieten werden we uitgezwaaid met muziek en de leuzes: “Weg met Wilhelm, weg met de bourgeoisie, lang leve de internationale solidariteit van het proletariaat!” (Stormachtig applaus)

    Wat daar gebeurde met het bewustzijn van de Duitse matrozen gebeurt over de hele wereld. De Russische Revolutie is de voorbode van de wereldrevolutie. Maar er is ook wat aan de gang waar ik het niet mee eens ben en dat wil ik voor jullie niet verborgen wil houden. Ik geloof dat het plaatsnemen in de nieuwe regering [2] gevaarlijk voor ons is. Ik geloof niet in wonderen dat een regering van boven naar beneden kan worden opgebouwd. Hiervoor hadden we een dubbele macht die ontstond uit de tegenstellingen tussen 2 verschillende klassen [3]. Maar een coalitie-Ministerie lost die dubbele macht niet op, het verplaatst die naar de regering. De revolutie zal niet ten onder gaan als gevolg van deze coalitie, maar het is dringend noodzakelijk drie voorwaardes in gedachten te houden; Een: wantrouwen naar de bourgeoisie; Twee: controle over onze eigen leiders en Drie: vertrouwen in onze revolutionaire kracht. Ik denk dat jullie volgende stap moet zijn alle autoriteit over te dragen aan de arbeiders en soldaten afgevaardigden. Alleen een enkele macht kan Rusland redden. Lang leve de Russische revolutie als voorbode van de wereldrevolutie! (Applaus)

     

    1] Wilhelm is een verwijzing naar Keizer Wilhelm de 2e van Duitsland.

    2] Dit is een verwijzing naar de tweede Voorlopige Regering, een coalitie die op 5 mei was gevormd en waar ook leden van de socialisten van de rechtervleugel (Mensjewiki) en op de boeren gebaseerde Sociaal-Revolutionairen (SR-en) aan deelnamen. Omdat de Mensjewiki en de SR-en in de leiding van de Sovjets zaten, was dit een bewuste poging van de grondbezittende en kapitalistenklasse om de toenemende macht van de arbeiders te ondermijnen. Met de Mensjewiki en SR-en als bereidwillige partners.

    3] Een verwijzing naar de dubbele macht tijdens de eerste Russische Revolutie van 1905, toen Trotski ook voorzitter was van de Sovjet in Petrograd (toen nog Sint Petersburg).

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop