Category: Onderwijs

  • Voor een publieke financiering van het wetenschappelijk onderzoek

    Artikel door Alex (Brussel) uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Gemiddeld wordt 15,3% van het wetenschappelijk onderzoek aan de Vlaamse universiteiten besteld en betaald door de industrie. Dat is meer dan in andere landen. De Leuvense universiteit haalt naar eigen zeggen 20% van het totale onderzoeksbudget bij bedrijven en de EU, in Gent gaat het om 12%. Aan de Antwerpse universiteit werd een nieuw onderzoekslaboratorium voor de helft betaald door Janssen Pharmaceutica.

    Naast de directe inbreng is er ook het indirecte gevolg dat amper onderzoek zal worden verricht dat niet nuttig kan zijn voor de private broodheren en zeker geen onderzoek dat tegen hun belangen ingaat.

    Het probleem ligt bij het tekort aan publieke middelen voor wetenschappelijk onderzoek. Terwijl in Vlaanderen de Lissabonstrategie werd aangenomen met ook het doel om tegen 2010 1% van het bruto regionaal product (brp) aan onderzoek te besteden, is er minder uitgegeven. Minister Lieten heeft voor 164,7 miljoen euro bespaard. Hierdoor ging de publieke financiering van onderzoek achteruit van 0,78% van het brp in 2008 tot 0,73% dit jaar.

    Bovendien wordt de publieke financiering van wetenschappelijk onderzoek steeds meer volgens een bedrijfsmodel (outputfinanciering) verdeeld. Er komen geen middelen bij en dus moeten de hogescholen en universiteiten maar met elkaar concurreren voor de bestaande middelen. In dit model telt de kwantiteit. Hoe meer publicaties, hoe beter en dit los van de kwaliteit. Kritisch onderzoek, lange termijn projecten of maatschappelijk relevant onderzoek wordt ondergeschikt aan onderzoek dat snel rendeert.

    De bedrijven (en hun spreekbuizen in de politiek) trachten lange termijn en kritisch onderzoek voor te stellen als onderzoek dat geen maatschappelijke relevantie heeft en enkel leuk is om stoffige professoren een bezigheid te geven. Feit is echter dat de gloeilamp niet uitgevonden is door de kaars te verbeteren en de laser niet uitgevonden is door de gloeilamp te verbeteren. Deze laatste kwam er na ontwikkelingen in de kwantummechanica, wat destijds ook als voer voor stoffige professoren gezien werd, en niet door korte termijn onderzoek waar het bedrijfsleven bol van is.

    De publieke onderfinanciering van het onderzoek zorgt ervoor dat onderzoek steeds meer afhankelijk wordt van privéondernemingen. Voor bedrijven als Bayer en Monsanto (het bedrijf dat destijds ook Agent Orange produceerde voor de Vietnamoorlog) primeren de winsten op de gezondheid en op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.

    Het onderzoek dat zij verrichtten heeft enkel tot doel om door middel van patenten (bijvoorbeeld op genetisch gemanipuleerde aardappelen) hun winst en economische macht te verbeteren. Het wetenschappelijk onderzoek moet uit handen van de ondernemingen. Er is openbaar wetenschappelijk onderzoek nodig, onafhankelijk van de aandeelhouders en de privé. Enkel dan kan het onderzoek ten dienste van de gemeenschap worden gesteld in de plaats van in het belang van enkele multinationals.

  • Universiteit Antwerpen. Onderwijsbond verzet zich tegen de concurrentie- en besparingslogica

    Aan de Antwerpse universiteit was er een discussie over het statuut van het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP). Het ZAP-statuut is van toepassing op de professoren. ACOD-Onderwijs verzet zich tegen het voorstel dat op tafel lag. De vakbond is ongerust over de wijze waarop het wetenschappelijk onderzoek en het hoger onderwijs worden gefinancierd en georganiseerd. We publiceren een standpunt dat ACOD-onderwijs hierover schreef.


    ACOD-Onderwijs keurt nieuw ZAP-statuut aan de Universiteit Antwerpen niet goed

    Standpunt van ACOD-Onderwijs aan de Antwerpse universiteit

    In mei/juni 2011 werd het nieuwe ZAP-statuut, dat vanaf oktober 2011 het huidige statuut voor de ZAP-geleding zal vervangen, onderhandeld in het Personeelsonderhandelingscomité (POC). Het POC is een paritair samengesteld orgaan binnen de Universiteit Antwerpen, waar vertegenwoordigers van het universiteitsbestuur en van de vakbonden onderhandelen over collectieve personeelsaangelegenheden.

    ACOD-Onderwijs, de onderwijscentrale van het ABVV, heeft na raadpleging van haar leden het protocol van akkoord rond het nieuwe ZAP-statuut niet ondertekend. We willen hiermee onze ongerustheid over de huidige trends in de financiering en de organisatie van het wetenschappelijk onderzoek en het hoger onderwijs signaleren.

    Personeel slachtoffer van krimpende budgetten

    De publieke middelen voor hoger onderwijs en onderzoek zijn de voorbije 20 jaar systematisch afgenomen. Het totaal budget daalde gedurende deze periode in reële termen met 10%! Daar staat tegenover dat de studentenaantallen met ongeveer 50% gestegen zijn (van 141.538 studenten in 1993 naar 207.954 in 2010) en er heel wat meer verwacht wordt op gebied van onderzoek. Sinds de economische crisis werd het besparingsritme nog verder opgedreven. De rectoren van de Vlaamse universiteiten berekenden dat de voorbije 3 jaar 96,9 miljoen euro bespaard werd op hun structurele inkomsten. De recente verhoging van publieke middelen voor onderzoek (FWO, IWT…) doen slechts voor een stuk de besparingen van de voorbije jaren teniet. Met de om en bij de 20 miljard euro die de toekomstige regeringen in ons land zullen besparen, lijkt het bovendien onwaarschijnlijk dat we de komende jaren substantiële budgetverhogingen mogen verwachten.

    Doorgaans probeert men het academisch personeel ietwat te ontzien – zij verzorgen immers de ‘core-business’ – wat tot gevolg heeft dat de toenemende werkdruk vaak het hardst voelbaar is onder het administratief en technisch personeel (ATP). Maar ook het academisch personeel wordt getroffen: er zijn steeds minder professoren om steeds meer studenten op te vangen, jonge onderzoekers moeten in onzekere statuten werken en hebben heel beperkte carrièreperspectieven, de kansen op financiering van fundamenteel onderzoek via het FWO zijn fors gedaald…

    Vermarkting van onderwijs en onderzoek ten koste van kwaliteit

    Hoe kan je de kennisproductie verhogen met minder middelen? Door concurrentie, was het antwoord van voormalig minister van onderwijs, Frank Vandenbroucke. In 2008 voerde hij een nieuw financieringsmodel in dat ervoor zorgt dat de universiteiten voor hun inkomsten met elkaar in concurrentie moeten gaan op vlak van wetenschappelijke output en studentenaantallen. De centrale ‘pot’, die in principe enkel verhoogd wordt met de (afgeroomde) index en door het ‘kliksysteem’ (enveloppen nemen met 2% toe indien het studentenaantal met 2% toeneemt t.o.v. een referentiedatum), wordt verdeeld onder de universiteiten in verhouding tot hun score op deze twee parameters. Dit leidt tot een gevecht om de te klein bemeten gelden, met een verhoging van de werkdruk tot gevolg. Een bijkomend nefast gevolg is dat je als universiteit wat betreft ‘output’ wel vooruit kan gaan, maar als anderen nog beter presteren, dan blijf je tóch achter met minder geld. De kleintjes worden kleiner, de groten worden groter…

    Doordat er steeds minder publieke middelen naar hoger onderwijs vloeien, zijn de universiteiten in toenemende mate afhankelijk van fondsen uit de privé-sector. Niet alleen staan die middelen onder druk door de economische crisis, maar dergelijke fondsen roepen ook vragen op over de onafhankelijkheid van het onderzoek dat ze financieren. Universiteiten dreigen zo te verworden tot goedkope ‘research and development’-centra van de privé sector. Onderzoek dat niet onmiddellijk ‘vermarktbaar’ is, dreigt zo in het verdomhoekje terecht te komen.

    Ook de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek komt in gevaar. Men evalueert onderzoekers vandaag op basis van het aantal gepubliceerde artikels, afgeleverde doctoraten en de mate waarin ze in staat zijn om fondsen aan te trekken. Andere kerntaken zoals het kritisch bespreken van het werk van collega’s, het opleiden van nieuwe onderzoekers, dienstverlening aan de samenleving… worden nagenoeg niet als volwaardige ‘output’ gerekend en brengen dus geen geld in het laatje. Kwaliteit wordt aldus vernauwd tot internationale publicaties en wordt op louter kwantitatieve wijze gemeten. De stijgende publicatiedruk heeft weliswaar geleid tot een sterke stijging van het aantal publicaties (een gemiddeld onderzoeker in Vlaanderen produceert vandaag 2 keer meer wetenschappelijke publicaties per jaar dan 10 jaar geleden), maar of dit ook geleid heeft tot een kwalitatieve verbetering is nog maar de vraag. Samenwerking over de grenzen van een onderzoeksgroep, faculteit of universiteit heen, komt onder druk te staan: je collega is immers tegelijk ook je concurrent. Je kan je maar best niet te veel bezig houden met fundamenteel onderzoek dat weinig output op korte termijn oplevert. En wie durft het nog aan om tegen de stroom in te gaan in zijn of haar onderzoeksdomein als je daardoor niets gepubliceerd krijgt? We glijden af naar een situatie waarin professoren geacht worden om enkel nog onderzoeks’managers’ te zijn: gespecialiseerd in het maximaliseren van de “output”, met dus een uitgebreide reeks publicaties in een bepaalde niche van een bepaald onderzoeksdomein tot gevolg, maar zonder de stimulans om het onderzoek kritisch uit te diepen of om het te kaderen in globale problematieken. Daarenboven, waarom zou een universiteit haar onderzoekers nog aanmoedigen om het werk van collega’s kritisch te bespreken (‘peer review’), wanneer dit niet meetelt als ‘output-parameter’? Nochtans staat of valt de wetenschap met de confrontatie van ideeën, inzichten en bevindingen!

    Nieuw ZAP-statuut versterkt onderlinge concurrentie aan Universiteit Antwerpen

    De druk die het tekort aan middelen en het nieuwe financieringsmodel uitoefent op de universiteiten, komt nu ook tot uiting in een officieel document dat de arbeidsvoorwaarden voor professoren regelt: het nieuwe ZAP-statuut.

    De Universiteit Antwerpen stapt mee in de concurrentielogica en zal voortaan voor de aanwerving van nieuwe professoren gebruik maken van het Tenure Track stelsel (TT-stelsel). Dit stelsel voorziet in een evaluatieprocedure voor nieuwe ZAP-leden waarbij minimumvereisten voor wetenschappelijke output worden vastgelegd in termen van aantal publicaties, citaties, afgeleverde doctoraten, verworven fondsen, enzovoort. Kortom, net die parameters die van belang zijn in het financieringsmodel. Vijf jaar na de aanwerving zal het nieuwe ZAP-lid beoordeeld worden op basis van deze criteria, wat aanleiding moet geven tot het wel of niet benoemen als hoofddocent. Voorheen bedroeg de termijn waarbinnen beslist werd over een benoeming slechts 3 jaar.

    Ook aan de Universiteit Antwerpen zijn er de voorbije jaren honderden nieuwe jonge doctoraatsstudenten bijgekomen, maar hun kansen op een academische carrière zijn klein doordat het aantal ZAP-posities ongeveer stabiel is gebleven. Voor de beperkte posities wil men met het nieuwe ZAP-statuut meer concurrentie organiseren tussen potentiële kandidaten: wie na 5 jaar het meest heeft gepubliceerd, het grootste aantal doctoraten heeft afgeleverd, de meeste fondsen heeft aangetrokken,… zal de benoeming in de wacht slepen.

    Met ACOD-Onderwijs zijn we niet tegen duidelijke doelstellingen, maar we zijn ervan overtuigd dat de huidige nadruk op kwantitatieve wetenschappelijke output ondermijnend werkt voor de kwaliteit van het onderzoek, en de werkdruk nodeloos opdrijft.

    Terwijl een benoeming aan ZAP’ers de nodige vrijheid zou moeten geven om te onderzoeken wat ze zelf het meest wenselijk achten, verkrijgen ze die slechts op voorwaarde dat hun werk de financiering van de universiteit maximaal bevordert. Regelmatige evaluaties zorgen ervoor dat dit achteraf zo blijft. We stellen ons ook vragen bij de gevolgen van dit alles voor de kwaliteit van het onderwijs aan onze instelling. Hoewel onderwijs, naast onderzoek en dienstverlening, een kerntaak is van een ZAP-lid, is de aandacht voor onderwijs in de evaluatieprocedure beperkt. De hyperproductieve prof die veel publiceert, heeft een duidelijke voorsprong op de professor wiens kwaliteiten eerder tot uitdrukking komen in zijn/haar onderwijstaak.

    Een signaal om de discussie levendig te houden

    ACOD-Onderwijs verzet zich tegen de concurrentie- en besparingslogica die onze universiteiten in haar greep houdt. De kwaliteit van onderwijs en onderzoek, en de arbeidsomstandigheden en werkzekerheid van het personeel zijn onze eerste bekommernissen. De huidige trends in het personeelsbeleid dreigen aan al deze zaken ernstig afbreuk te doen. We gaan daarom niet akkoord met het nieuwe ZAP-statuut en willen, met de niet-ondertekening, een duidelijk signaal geven. We zullen al onze mogelijkheden aanwenden om de discussie aan te zwengelen en een tegenbeweging op te bouwen.

  • Hebben de leraars het gemakkelijk?

    Artikel door Laure uit de juni-editie van ‘De Linkse Socialist’

    Met de vakantie voor de deur wordt al eens gezegd dat leraars het toch gemakkelijk hebben. De realiteit is anders. Werkonzekerheid en het opvoeren van de werkdruk zijn ook in het onderwijs schering en inslag. Wij vroegen op de Luikse onderwijsbetoging van begin mei aan een lerares waarom er ongenoegen heerst onder het personeel van het onderwijs.

    “Er zijn honderden ongemakken op ons werk. Te beginnen met de onzekerheid. Ik ken een leraar die pas na 26 jaar werd benoemd. Dat betekent dat je 26 jaar lang niet weet of je de volgende maand nog werk zult hebben. Het is ook zwaar om van de ene naar de andere school te trekken zonder te weten waar je het jaar nadien zal staan. Op die manier kan je niet deelnemen aan projecten op langere termijn.

    “Vervolgens is er uiteraard het probleem van het grote tekort aan middelen. Dat maakt ons werk heel moeilijk. Er zijn overbevolkte klassen. Als je met 26 leerlingen in de klas zit, lukt het niet om hen allemaal de leerstof over te brengen op hun niveau en rekening houdend met hun zwakheden. Er zijn ook problemen zoals plaatsgebrek, een tekort aan technische ondersteuning, gebrekkige infrastructuur,…

    “Ik geef bijvoorbeeld beeldende kunst op een gemeenteschool. De school heeft voor het materiaal dat ik nodig heb slechts een budget van 1 euro per leerling per jaar. Daar kan ik niets mee doen. Ik kan uiteraard aan de leerlingen niet vragen om zelf bij te leggen, zij moeten bij het begin van het jaar al veel betalen. Ik zit daar dan met 26 pubers voor mij die ik met de beschikbare middelen niet echt iets interessant kan aanbieden. En dan betaal je zelf maar voor wat materiaal.

    “Een ander ongemak komt voort uit het feit dat jongeren vandaag veel moeilijker zijn dan vroeger. Dat is niet verbazend met de tekorten op alle vlakken. En waarom zou je je inzetten op school als dit geen garantie biedt op werk?

    “Je moet ook beseffen dat we in de klas geen seconde rust hebben, we moeten steeds alert zijn, les geven, een klas in de hand houden, erop toezien dat iedereen mee is,… Dat vraagt veel en het komt bovenop de voorbereidingen en allerhande activiteiten naast het lesgeven zelf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een op de twee jonge leraars het niet langer dan acht jaar volhoudt.”

  • De staat van het onderwijs zegt veel over die van de samenleving…

    In mei trokken meer dan 12.000 personeelsleden van het Franstalig onderwijs de straat op in Luik. Dit betekent dat meer dan één op de tien aan de betoging deelnam. Voor het eerst sinds 1996 was er ook een algemene staking in het Franstalig onderwijs. Aan redenen ontbrak het niet bij dit protest.

    Slechte arbeidsomstandigheden

    De druppel die de emmer deed overlopen, was de aanval op de TBS (terbeschikkingstelling). Net zoals dit eerder al in Vlaanderen gebeurde, wil de Franstalige regering de TBS-leeftijd (een vorm van brugpensioen) van 55 tot 58 jaar optrekken. De regering wil daarmee 60 miljoen euro per jaar besparen.

    Veel personeelsleden nemen het niet dat de traditionele politici blijkbaar niet in staat zijn om hun werk naar waarde te schatten en bijgevolg betere arbeidsvoorwaarden mogelijk te maken. Oudere leerkrachten zijn vaak niet meer gemotiveerd, maar als het van de regering afhangt, moeten ze minstens tot hun 58 blijven. Een lerares zegt ons: “Ze mogen mijn loon nog verdubbelen, dat verandert er niets aan. Ik zal het niet volhouden tot mijn 58 jaar.”

    De werkdruk is bijzonder groot met overbevolkte klassen, gebrekkig materiaal, infrastructuur die tekort schiet en daarbovenop alle voorbereidingen, verbeteringen, schoolreizen, oudercontacten, buitenschoolse activiteiten. Dit alles moeten de leraars zien te bolwerken voor een beperkt loon. Het tekort aan middelen zorgt ervoor dat het onderwijs soms meer op kinderopvang lijkt dan op een plaats waar jongeren worden opgeleid.

    Het ongenoegen is algemeen omdat het voor het personeel niet mogelijk is om hun job naar behoren te vervullen. Dit maakt het moeilijk om motivatie te vinden en te behouden. In het Franstalig onderwijs verlaten twee op de vijf jonge leraars binnen de vijf jaar het onderwijs omdat ze het niet volhouden. Bij ziekte worden veel leraars niet vervangen omdat er een gebrek is. Hierdoor missen sommige leerlingen wekenlang of zelfs maandenlang bepaalde vakken.

    Een schandalig gebrek aan middelen

    De besparingsmaatregelen vanaf de jaren 1980 hebben in alle gemeenschappen geleid tot een vermindering van de middelen voor onderwijs. Terwijl er in 1980 meer dan 7% van het Bruto Binnenlands Product (bbp) aan onderwijs werd besteed, is dat vandaag minder dan 5,5%. Dit komt neer op een besparing van zowat 6 miljard euro!

    Alle maatregelen van de afgelopen jaren waren er op gericht om verder te besparen of om de tekorten te verdelen. Het Robin Hood-decreet is daar een voorbeeld van: de 60% ‘rijkste’ scholen zouden het met 8 miljoen euro minder moeten doen opdat de 25% ‘armste’ scholen meer zouden krijgen. Na jaren van besparingen op de openbare diensten (waaronder het onderwijs) is er echter nergens overschot.

    De Franstalige Olijfboomcoalitie buigt zich momenteel over de toekomst van dit decreet, eind juni zou een beslissing worden genomen. Alleszins is het duidelijk dat de traditionele partijen niet bereid zijn om het geld te zoeken waar het zit. Na de geslaagde staking van 5 mei en de betoging van de directeurs van de scholen uit het vrije onderwijs in april is er wel enige ongerustheid bij de Franstalige partijen.

    Het geld zoeken waar het zit

    Voor het onderwijs is er geen geld maar toen de banken in de problemen kwamen, kon meteen 22 miljard euro op tafel worden gelegd. De grote aandeelhouders van de banken konden daarnaast nog eens op 79 miljard euro garanties rekenen. Op de betoging van 5 mei was er een terechte spandoek met volgende slogan: “20 miljard voor de banken op een weekend, 20 jaar besparingen voor het onderwijs.”

    In 2010 kregen de patroons zowat 9 miljard euro aan lastenverlagingen en de grote bedrijven moeten amper nog belastingen betalen in ons land. De notionele intrestaftrek heeft de gemeenschap 5,7 miljard euro gekost in 2009. De fiscale fraude werd in 2009 op 16 tot 20 miljard euro geschat. Het is niet voor iedereen crisis.

    Er zijn dus middelen aanwezig, maar ze worden niet aangewend om degelijk onderwijs te voorzien. Het onderwijsbudget optrekken tot 7% van het bbp zou een goede eerste stap zijn. Mooie woorden en beloften zullen niets veranderen. We zullen strijd moeten voeren en nu al beginnen met de voorbereiding van acties na de zomer. De mobilisatie op 5 mei gaf aan dat er een actiebereidheid is.

    We moeten tenslotte ook de discussie aangaan over een politieke vertaling van onze strijd. We kunnen daarbij niets verwachten van de traditionele partijen. In het onderwijs hebben zowel PS als CDh al meermaals aangetoond dat ze niet aan onze kant staan. Tegenover de partijen van het establishment moeten we de discussie aanvatten over de creatie van onze eigen arbeiderspartij met en rond de syndicale basis.

  • [FOTO’s] Franstalige onderwijsbetoging in Luik

    Gisteren waren er in Luik meer dan 12.000 betogers uit het onderwijs. Alle netten en alle niveau’s waren vertegenwoordigd op de actie. Het ongenoegen is breed verspreid. Het personeel wil vooruitgang op het vlak van de lonen en protesteert tegen aanvallen op het brugpensioen en de arbeidsvoorwaarden. De druk moet hoog worden gehouden, we moeten de beweging opbouwen met een offensief actieplan. De betoging van gisteren mag slechts een eerste stap zijn. LSP was aanwezig met personeelsleden uit het onderwijs en scholieren van ALS. We kregen een goede respons voor onze ideeën, zo verkochten we 76 exemplaren van ons maandblad.

    Foto’s door Nico

    • Artikel over de staking in het onderwijs

  • Staking in Franstalig onderwijs

    Op 5 mei 2011 staken de Franstalige leerkrachten, eerder waren er twee werkonderbrekingen op 30 november en 15 maart. De redenen voor de woede zijn divers. Eerst en vooral is er het voorstel van onderwijsminister Simonet (CDH) om de leeftijd waarop brugpensioen mogelijk wordt met drie jaar op te trekken. Er is ook het drastische tekort aan middelen met een steeds kleiner budget. En er is verder ook de eis voor het herwaarderen van de lonen.

    Een correspondent

    Het onderwijspersoneel verzet zich ook tegen een ander plan van de minister, het zogenaamde ‘Robin Hood’-plan dat 60% van de subsidies voor ‘rijkere’ scholen wil overhevelen naar de 25% armste scholen. Er zijn echter geen ‘rijke’ en ‘arme’ scholen, maar wel ‘arme’ en ‘nog armere’ die allemaal samen te weinig middelen krijgen. Het verschuiven van de middelen tussen de scholen biedt geen antwoord op het algemeen tekort.

    De minister wilde het protest aan de onderhandelingstafel beperken en wijzigde daarom de samenstelling van wie aan deze onderhandelingen deelneemt: ook de inrichtende machten van de scholen werden er bij gehaald.

    De PISA-onderzoeken tonen elk jaar aan dat het Belgische onderwijs het meest ongelijke van de OESO is. Een gemiddelde loopbaan van nieuwe leraars bedraagt met moeite vijf jaar, dan geven ze al op. Deze gegevens maken duidelijk dat het weinig aantrekkelijk is om leraar te worden en dat er een groot tekort aan middelen is.

    De staking van 5 mei zal op zich niet volstaan om de aanvallen van de minister af te wenden. Deze staking moet het begin van een actieplan vormen om niet alleen de huidige aanvallen te stoppen, maar om tegelijk in het offensief te gaan voor een publieke herfinanciering van het onderwijs tot minstens een niveau van 7% van het bbp, zoals dit begin jaren 1980 nog het geval was.

  • Geen schoolsport in Vlaanderen

    In 2010 werd Stichting Vlaamse Schoolsport een privéorganisatie die deel uitmaakt van de socio-culturele sector. De afgelopen maanden is er intensief onderhandeld om de loon- en arbeidsvoorwaarden gelijk te stellen met de andere organisaties binnen de sector. De directie weigert ieder voorstel tot akkoord. De personeelsleden zijn deze respectloze houding beu en staakten woensdag 6 april.

    Door Jef Maes

    Stichting Vlaamse Schoolsport organiseert sportactiviteiten voor de schoolgaande jeugd en dit in alle Vlaamse provincies. Er werken een zeventigtal personeelsleden. Tot vorig jaar was de stichting een onderwijsorganisatie. Nu maakt ze, als socio-culturele organisatie, deel uit van de Non-Profit. De werknemers hebben dus recht op dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als de andere werknemers in de sector. De directie denkt hier ietwat anders over.

    Door een eigen organisatie te worden, los van het onderwijs, hoopte het personeel een stem te krijgen en op een constructieve manier mee te kunnen werken aan de integratie van de organisatie binnen het nieuwe paritair comité. Sinds de overheveling hebben de werknemers recht op een eigen vakbondsafvaardiging. De directie trekt de legitimiteit van de syndicaal afgevaardigden echter in twijfel. Ze weigeren de syndicaal afgevaardigden te erkennen als vertegenwoordigers van het personeel. Wanneer er onderhandeld wordt over een akkoord, dan zijn de voorstellen van de directie eenzijdig ‘te nemen of te laten’.

    Terwijl de Stichting Vlaamse Schoolsport ervoor strijdt om een gelijkwaardige organisatie te worden binnen de socio-culturele sector, strijden hun collega’s uit andere organisaties voor hun behoud aan middelen. In de herfst van 2010 kondigde Vlaams minister van cultuur Schauvliege felle besparingen aan binnen het socio-culturele werk. Sinds januari van dit jaar beschikken de volkshogescholen van Vormingplus over 25% minder middelen dan de jaren voordien. Daarnaast heeft de regering van Kris Peeters (CD&V) de opleidingscheques geschrapt voor niet-arbeidsmarktgerichte opleidingen. Vlaams minister van begroting Muyters van zijn kant is dan weer van plan om de DAC-statuten te schrappen. Tot zover de warme samenleving waar Peeters het over had in zijn Septemberverklaring. Warm voor investeerders, aandeelhouders en banken. Een ijskoude realiteit voor alle anderen.

    De onrust binnen heel de socio-culturele sector neemt hand over hand toe. Vele verenigingen en organisaties staan tot aan de lippen in het water. Er dreigen honderden ontslagen te vallen zonder enige vorm van serieus overleg. Hopelijk houden de vakbonden van de Non-Profit woord en gaan ze voor een meerjarenakkoord voor iedereen of voor geen akkoord. Zoniet dreigt er een sociaal bloedbad.

  • Schrijnend gebrek aan middelen leidt tot ruzie tussen (en binnen) de Gemeenschappen

    Onderwijs Brussel

    Artikel door Anja Deschoemacker uit de aprileditie van De Linkse Socialist

    Sinds de regionalisering in 1988 heeft het onderwijs overal te maken gekregen met systematische onderfinanciering. Vandaag is er simpelweg een gebrek aan plaatsen, vooral in de grote steden, waardoor de stijgende leerlingenaantallen niet kunnen worden opgevangen. In Brussel zouden tegen 2015 maar liefst 79 scholen moeten worden bijgebouwd. Binnen het kader van het bestaan van twee taalnetten – het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs – leidt dit tot een gevecht over wie die noodzakelijke investering moet doen.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Antwerpen: 450 plaatsen te kort voor de allerkleinsten

    De instap- en eerste kleuterklasjes in Antwerpen kennen voor volgend jaar een tekort van 450 plaatsen. Dit komt nadat vorig jaar al een noodplan werd ingevoerd om 1.000 extra plaatsen bij te creëren. Voor de instapklasjes staat 10% (of 666 kinderen) op een wachtlijst omdat er geen plaats is op de door de ouders gekozen scholen. Voor de eerste kleuterklas is er een wachtlijst van 518 kindjes.
    [/box]

    Vorig schooljaar verhoogde de Vlaamse Gemeenschap de voorrang voor Nederlandstaligen (van 45% tot 55%). Ouders moeten sindsdien ook hun kennis van het Nederlands bewijzen. Veel Nederlandstalige kinderen vonden immers geen plaats. Ook dit jaar blijkt door de voorrang voor broers en zussen dat 55% van de resterende plaatsen niet voldoende is om alle Nederlandstalige kinderen een plaats te garanderen. Een moeder uit Elsene laat aan brusselnieuws.be weten dat ze geen plaats heeft gevonden voor haar Nederlandstalig kind. “Ik heb nochtans netjes 5 scholen aangeduid, ben naar infoavonden gehold enzovoort. Nu kan ik dus of met mijn kind gaan leuren of in Vlaanderen gaan wonen!” Zo’n 2.100 kinderen zouden na de eerste inschrijvingsronde geen plaats gevonden hebben voor volgend schooljaar.

    De Franstalige Gemeenschap besliste op 7 maart een klacht in te dienen bij het Grondwettelijk Hof. De voorrangsregel zou immers maken dat meer anderstaligen in het Franstalig onderwijs terechtkomen. Door meer leerlingen naar het Nederlandstalig onderwijs door te schuiven, wil de Franstalige Gemeenschap haar kosten voor de broodnodige uitbreiding beperken. Binnen de vijf jaar moeten in Brussel 15.000 à 18.000 plaatsen bij gecreëerd worden, op dit moment heeft de Franstalige Gemeenschap echter slechts plannen voor 4.100 extra plaatsen.

    Deze situatie, die noodlottig is voor de toekomst van de Brusselse kinderen, is een ernstige waarschuwing voor verdere verschuivingen van bevoegdheden naar de gemeenschappen. Nu wordt ruzie gemaakt over wie de bijkomende capaciteit in het onderwijs moet organiseren. Vlaams minister van onderwijs Smet stelde al publiekelijk dat die bijkomende leerlingen “toch niet tot de Vlaamse Gemeenschap behoren”. Maar een groot pak van die bijkomende leerlingen heeft ook niet het Frans als thuistaal…

    Dit is overigens niet de enige ruzie. Onder Franstalige Brusselse politici gaan stemmen op die de Franstalige Gemeenschapsregering verwijten niet voldoende middelen voor Brussel te voorzien. Op dezelfde manier verklaren een aantal Vlaamse Brusselse politici zich niet akkoord met de weigering van de Vlaamse regering om de capaciteit gevoelig op te trekken.

    Het toont hoe de aparte structuren door de burgerlijke politici worden gebruikt om kosten te besparen. Die tekorten veroorzaken spanningen tussen de diverse gemeenschappen, nu rond het recht van ieder kind op onderwijs, morgen over het recht op kinderbijslag of gezondheidszorg als de N-VA haar zin krijgt. Het probleem in het Brussels onderwijs is echter overduidelijk: het is een gebrek aan middelen! In de plaats van meer middelen te voorzien, worden alle verdeel-en-heersmechanismen opgevoerd.

    Het tekort aan plaatsen stelt zich ook in Antwerpen en Gent, waarbij ook daar discriminatie plaatsvindt tegenover anderstalige ouders en ouders uit zwakkere sociale milieus. In Brussel dreigt de kwestie daarnaast ook tot een communautair slagveld te leiden. Wij pleiten voor tweetalig onderwijs, georganiseerd via een samenwerking van de twee Gemeenschappen en met het actief betrekken van de vele andere gemeenschappen die in Brussel aanwezig zijn. De capaciteit moet niet gebaseerd worden op wie tot welke gemeenschap behoort – dit kan immers enkel tot discriminatie en uitsluiting leiden – maar op de reële onderwijsbehoeften. Daarvoor zijn meer middelen nodig. We pleiten voor een herfinanciering waarbij we aan het onderwijs geven wat het nodig heeft: 7% van het BBP voor onderwijs, zoals in de jaren ’80, is daarbij een minimum!

  • Onderwijs getroffen door besparingen: Verzet is nodig!

    “Wat we zelf doen, doen we beter”, is het motto waarmee onder meer de N-VA en de Vlaamse regering uitpakken om steeds meer bevoegdheden naar Vlaanderen te halen. In de praktijk blijkt de Vlaamse regering vooral goed in het voeren van een neoliberaal beleid en het besparen op openbare dienstverlening zoals onderwijs. In de periode 2008-2011 wordt er 170 miljoen euro bespaard op het budget van de Vlaamse universiteiten. Tegelijkertijd zijn de middelen voor onderwijs als percentage van het BRP (Bruto Regionaal Product) sinds 1990 met 15% afgenomen.

    ALS-pamflet PDF

    De besparingen in onderwijs dateren echter niet van 2008. Sinds de invoering van de ‘enveloppefinanciering’ voor het hoger onderwijs in de jaren ’90 daalde het onderwijsbudget met 10% in reële termen! Tegelijk steeg het aantal studenten in het hoger onderwijs tussen 1993 en 2010 met 50%. Ook het leerplichtonderwijs kampt met een zware onderfinanciering, wat o.a. tot gevolg heeft dat er in Antwerpen een tekort van 2.500 plaatsen bestaat. Bovendien moeten de zwaarste besparingen als gevolg van de crisis nog komen.

    Zowel het personeel als de studenten en scholieren hebben de gevolgen van deze besparingen al mogen voelen. Voor het personeel betekende deze maatregelen het verdwijnen van jobs, meer tijdelijke contracten en een toenemende werkdruk. Zo kwam er in het hoger onderwijs amper onderwijzend personeel bij, ondanks de sterke stijging van de studentenaantallen. De studenten van hun kant werden vooral geconfronteerd met een stijgende duurte en de afbouw van sociale voorzieningen. Zo wordt er voor steeds groter worden groepen lesgegeven, stegen de prijzen in de studentenresto’s van de Universiteit Antwerpen met 28% voor studenten (voor personeel zelfs met 58%!) en besliste de UA onlangs nog om een 1/3 van haar sociale koten af te breken, terwijl er volgens de Antwerpse schepen van onderwijs, Robert Voorhamme, reeds een 1000-tal koten tekort zijn in Antwerpen. Ook wordt de discussie gevoerd over het omhoog trekken van de inschrijvingsgelden.

    In heel Europa zagen we de afgelopen decennia een zelfde beleid van besparingen en onderfinanciering. Door de crisis werden er in verschillende landen ook nog eens draconische besparingen in het onderwijs doorgevoerd. In verschillende landen zoals Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Frankrijk, Duitsland, Nederland… zagen we dat studenten al massaal op straat zijn gekomen om te protesteren tegen deze besparingen en het feit dat studenten en personeel geacht worden om op te draaien voor de kosten van de economische crisis.

    Het is belangrijk om vast te stellen dat deze strijd opleverde, in de meeste landen werd een deel van de maatregelen ingetrokken bij de eerste tekenen verzet. Het zal cruciaal zijn om lessen te trekken uit de studentenbewegingen van de afgelopen periode. Want ook hier in België zal het protest niet uitblijven, voor degelijk en betaalbaar onderwijs zullen de studenten en het personeel moeten strijden met eisen zoals het optrekken van onderwijs budget tot 7% van het BRP (zoals dat het geval was in de jaren ’80).

    Wil je met ons discussiëren over de besparingen in het onderwijs in België en Europa, en hoe de strijd te voeren? Kom dan naar onze meeting waar 2 vakbondsafgevaardigden uit het stedelijk secundair onderwijs en de Universiteit Antwerpen komen spreken, een vertegenwoordiger van de ALS en een vertegenwoordiger van de actiegroep “Voor sociale koten aan de UA”.

    Afspraak: dinsdag 5 april 19u30, R0.11, Rodestraat 14, stadscampus UA. Tot dan!

  • Personeel Antwerps stedelijk onderwijs heeft enkele harde noten te kraken…

    Bekijk hier onze fotoreportage vanop de betoging!

    Vandaag was er een bijzonder geslaagde betoging van het personeel van het stedelijk onderwijs in Antwerpen. Van de zowat 5.400 personeelsleden in de sector daagden er 1.300 (cijfer van de politie) op voor een betoging. De actie was goed georganiseerd en het ongenoegen is bijzonder groot. De hervormingen die eenzijdig worden opgelegd door de directie ondermijnen het statuut van het reeds overwerkte personeel nog verder. Vandaag werd duidelijk gemaakt dat het genoeg is geweest.

    Noten wil het personeel kraken

    In mei vorig jaar was er al een actie bij de overgang van het stedelijk onderwijs naar het Autonoom Gemeentebedrijf Stedelijk Onderwijs. Toen waarschuwde het personeel al dat er acties en stakingen zouden volgen indien iets aan het personeelsstatuut zou worden vervangen. De directie van het Autonoom Gemeentebedrijf stelde dat dit niet het geval zou zijn, maar die belofte werd al snel gebroken.

    Het gemeentebestuur heeft een directie in het Autonoom Gemeentebedrijf aangesteld die als doel heeft om het stedelijk onderwijs volledig te hervormen. Daarmee wordt bedoeld dat een bedrijfslogica moet worden gevolgd waarbij zo weinig mogelijk personeel zoveel mogelijk prestaties moet leveren. De directie staat onder leiding van trainingsmanager Frank Noten die bij zijn aanstelling verklaarde: “Het is mijn ambitie om van het Stedelijk Onderwijs dé referentie in Vlaanderen te maken. Dat vraagt een verdere professionalisering van het Stedelijk Onderwijs.” Er kwam meteen een structuur met divisies geleid door managers.

    Noten kwam al gauw met een aantal voorstellen die terloops werden meegedeeld aan de syndicale verantwoordelijken. Onderhandelingen en overleg behoren niet tot het woordenboek van de nieuwe directeur van het Autonoom Gemeentebedrijf. Onder de maatregelen onder meer het invoeren van een schoolopdracht voor een deel van het niet-lesgevend personeel, de mogelijkheid om personeel op te vorderen tijdens weekends en vijf dagen in de zomervakantie, het aanpassen van de evaluatie van het personeel,… Bovendien wil de stad af van de dotatie aan het stedelijk onderwijs, vandaag goed voor zowat 25% van de middelen. Dit komt bovenop de hervormingen die sowieso worden doorgevoerd in het onderwijs.

    Het verzet organiseert zich

    Het personeel bleef niet bij de pakken zitten en ging in het verweer. Vanuit het bestuur stedelijk onderwijs van het ACOD werd een commissie opgezet om de strijd te coördineren. Daarbij werd steeds snel gereageerd en ingespeeld op alle nieuwe pogingen vanuit de “Toren” (waar de directie van het Autonoom Gemeentebedrijf zitting heeft) om het vakbondsverzet verdacht te maken of om het personeel te verdelen.

    Er kwam een uitgebreide informatiecampagne naar alle personeelsleden. De meer dan 5.400 personeelsleden zitten verspreid over tal van kleinere basisscholen en verschillende grotere secundaire scholen. Het syndicale netwerk van afgevaardigden was niet in alle scholen aanwezig, doorheen de informatiecampagne zijn er echter belangrijke stappen vooruit gezet op dat vlak. Er waren in de meeste scholen informatiemomenten, waarvoor op veel plaatsen ook werkonderbrekingen werden gehouden.

    De inhoudelijke argumentatie was ook belangrijk om de leugens van de directie te weerleggen, de directie kon daarbij rekenen op de bereidwillige medewerking van de traditionele media. Zo publiceerde Gazet van Antwerpen een giftig editoriaal stuk onder de titel: “Iedereen moet flexibeler werken, dus ook het onderwijs”. De directies van de scholen stuurden dit artikel vlak voor de staking nog eens door naar alle personeelsleden. Maar ook daar werd door syndicale militanten op geantwoord.

    Om iedereen te kunnen bereiken, was de informatie- en mobilisatiecampagne belangrijk. Dit ging gepaard met het opzetten van een Facebookgroep die al gauw meer dan 700 leden telde. In de campagne naar de staking van 23 maart is de vakbondswerking versterkt. Er werd aan de directie een deadline gesteld op 16 maart, maar Noten liet niet van zich horen. Hierop besloot het personeel om de stakingsactie effectief te organiseren. De vergadering waar deze beslissing werd genomen, was de drukst bijgewoonde vakbondsvergadering in het stedelijk onderwijs sinds jaren. Er werd quasi unaniem voor de staking gestemd.

    Geslaagde betoging

    De betoging vandaag was een uitdrukking van de woede onder het personeel en de goede organisatie. Een kwart van alle personeelsleden nam deel aan de betoging, onder de betogers overigens ook veel personeelsleden die nog geen lid zijn van de vakbond. De actie ging uit van het ACOD dat een overgrote meerderheid van het personeel organiseert. De betogers trokken naar de Toren om Noten en co het verzet te laten zien.

    De opkomst en de actie waren geslaagd. Zeker in de basisscholen werd de staking erg goed opgevolgd en waren er veel betogers. In de secundaire scholen ligt dit soms moeilijker omdat er een groter aantal personeelsleden is, waardoor de directie (inclusief de schooldirecties) het soms gemakkelijker heeft om verdeeldheid of toch minstens twijfel te zaaien onder een deel van het personeel. Na de geslaagde betoging van vandaag zal daar door de vakbondsmilitanten op worden geantwoord zodat een volgende actie nog meer wordt gedragen door het volledige personeel.

    Nu wordt de directie even de tijd gelaten om de voorstellen in te trekken. Indien dit niet gebeurt, zullen noodgedwongen nieuwe acties volgen. Daarbij kan het personeel niet op de traditionele partijen rekenen. Bij de overgang naar het Autonoom Gemeentebedrijf kwam er geen politieke steun voor het verzet van het personeel. De verantwoordelijke sp.a-schepen Voorhamme (een oud-vakbondssecretaris nota bene) heeft met de steun van onder meer zijn eigen partij en de groenen een privaat management aangesteld om het stedelijk onderwijs naar bedrijfsmodel om te vormen.

    Onder het personeel is het ongenoegen groot. De goede betoging en de geslaagde campagne naar de betoging toe maken het mogelijk om dit ongenoegen op een georganiseerde wijze te tonen en de strijd aan te gaan. Wie de strijd aangaat, kan verliezen, maar wie niet strijdt is op voorhand verloren!

    Lees ook:

    • 21 maart 2011. LSP-pamflet voor de staking van 23 maart
    • 17 november 2010. Onderwijs. CAO’s : een gemiste kans
    • 27 mei 2010. Personeel draagt Antwerps stedelijk onderwijs ten grave

    5 april: open vergadering

    De Linkse Socialistische Partij organiseert in samenwerking met de Actief Linkse Studenten een meeting met als titel “Onderwijs getroffen door besparingen – Verzet is nodig!” en volgende sprekers:

    • Micha Teller (vakbondsafgevaardigde SISO 2)
    • Jan Vlegels (vakbondsafgevaardigde Universiteit Antwerpen)
    • Pieter Pauwels (vertegenwoordiger Actief Linkse Studenten)
    • Een vertegenwoordiger van de actiegroep “Voor sociale koten aan de Universiteit Antwerpen”

    Wanneer: dinsdag 5 april om 19u30. Locatie: lokaal R.010, Rodestraat 14, Stadscampus, Universiteit Antwerpen

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop