Tag: Noord-Ierland

  • Noord-Ierland: historische verkiezingen markeren nieuwe crisis voor ‘vredesproces’


    De parlementsverkiezingen in Noord-Ierland waren historisch: Sinn Féin werd de grootste partij, de eerste niet-unionistische partij in de 101-jarige geschiedenis van de staat. Zoals een BBC-commentator opmerkte: “Noord-Ierland is letterlijk zo ontworpen dat dit niet zou gebeuren.” Maar terwijl een nationalistische partij nu de grootste is, blijft de grootste politieke strekking in het parlement van Stormont het verdeelde Unionisme.

    Door Kevin Henry (Socialist Party, ISA in Ierland)

    De unionistische DUP verloor 6,7% van haar stemmen, maar tegenover de verwachtingen in recente opiniepeilingen heeft zij zich toch enigszins hersteld. De DUP verloor vooral stemmen aan de hard-line TUV, dat meer dan 65.000 stemmen kreeg en enkele zetels won. Dit zette een grote druk op de DUP. Samen met de bredere ontevredenheid in de protestantse gemeenschappen zal dit na de verkiezingen enkel groter worden.

    DUP schenkt verkiezing aan Sinn Féin

    Ondanks het feit dat Sinn Féin bijna een kwart eeuw in de regering heeft gezeten en zich heeft voorbereid op aanvallen op de arbeidersklasse, was de belangrijkste slogan van Sinn Féin “stem voor echte verandering.” Tegen het einde van de campagne werd opgeroepen om te stemmen voor een “eerste minister voor iedereen,” waarmee Sinn Féin probeerde de verkiezingen in een presidentiële stemming om te zetten. Het was echter niet haar slimme campagnevoering of enig enthousiasme voor de staat van dienst van Sinn Féin, maar de aanpak van de DUP, die door de katholieken als onverzettelijk werd beschouwd, die Sinn Féin haar overwinning bezorgde.

    Deze verkiezingen zijn weliswaar ‘historisch’, maar lossen niets op. De crisis in het ‘vredesproces’ zal alleen maar verergeren. Zoals sleutelfiguren aan de protestantse kant opmerken, heeft het unionisme nu een mandaat om niet tot de uitvoerende macht toe te treden indien er geen vooruitgang wordt geboekt met het Noord-Ierse protocol. Ook op de Britse regering, die over deze kwestie verdeeld is, neemt de druk toe om het protocol eenzijdig op te zeggen. Dit kan echter een handelsoorlog met de Europese Unie uitlokken en zelfs opnieuw de kwestie van een hardere grens op het Ierse eiland aan de orde stellen, wat voor niemand aanvaardbaar zou zijn.

    Alliance scoort, maar vormt geen alternatief

    Het andere verhaal van deze verkiezingen was de opleving van de Alliance. Hoewel de stemmen van de Alliance het sterkst stegen in beter begoede protestantse wijken, die pro-Unie zijn maar tegen Brexit stemden, steeg het aantal stemmen over de hele linie en zag de partij haar zetelaantal meer dan verdubbelen. Voor een deel van de jongeren wordt de Alliance Party beschouwd als een ‘progressieve’ breuk met de ‘oranje’ (unionistische) en ‘groene’ (katholieke) sektarische politiek.

    De Alliance is echter allesbehalve een progressieve partij, maar een gevestigde orde die vaak vol enthousiasme de aanval heeft geopend op werknemers en jongeren – van de invoering van de gehate hervorming van de sociale zekerheid tot het verhogen van het inschrijvingsgeld voor studenten. Onlangs nog was Alliance doorslaggevend bij het verwerpen van Gerry Carroll’s wetsvoorstel om Thatcher’s anti-vakbondswetten in te trekken.

    De kleinere zogenaamde gematigde partijen, SDLP en UUP, verloren aan Sinn Fein en DUP in de strijd om de eerste minister, en aan Alliance als een betere vertegenwoordiging van ‘gematigde’ politiek. De SDLP werd het zwaarst getroffen en verloor vier zetels, en heeft niet langer het aantal zetels dat nodig is om deel te nemen aan de Executive. Nu de grotere partijen hun kiezersbasis opzuigen, worden deze partijen, die de begindagen van het vredesproces domineerden, geconfronteerd met een existentiële crisis.

    Ook de Groenen zijn het slachtoffer van de golf van Alliance en hebben hun beide zetels verloren. Het linkse People Before Profit, dat erin slaagde de zetel van Gerry Carroll in West-Belfast te behouden en een bredere lijst van kandidaten had, zag zijn stemmenaantal in zijn kerngebieden aanzienlijk dalen doordat Sinn Féin de stemming in katholieke gemeenschappen naar zich toe trok. Hoewel alle kleine partijen tot op zekere hoogte in de verdrukking kwamen, moet dit worden gezien als een waarschuwing voor de gevaren van het opbouwen van een politiek project dat gebaseerd is op een eenzijdig standpunt over de nationale kwestie en dat niet in staat is om met de sektarische partijen te concurreren wanneer de zaken gepolariseerd zijn.

    Bouwen aan een socialistisch alternatief

    De jonge vakbondsactivisten Neil Moore en Amy Ferguson kwamen in Zuid-Belfast en West-Tyrone op voor de Socialist Party. Onze resultaten waren bescheiden, maar de belangrijkste reden om ons kandidaat te stellen was om de arbeidersbeweging en jonge activisten duidelijk te maken dat er een socialistische strijd moet komen tegen de regeringspartijen in Stormont, een strijd die alle gemeenschappen omvat. Onze campagne was succesvol in haar belangrijkste doelstelling om aansluiting te vinden bij jongeren en arbeiders die geïnteresseerd zijn in het opbouwen van dat alternatief.

    Belangrijk is dat het grootste deel van de verkiezingscampagne werd gedomineerd door discussies over koopkracht, met stakingen in zowel de publieke als de private sector. Het is in deze strijd, en in de strijd van jongeren tegen onderdrukking, klimaatcrisis en uitbuiting, dat een gemeenschapsoverstijgend socialistisch alternatief kan worden opgebouwd.

  • 40 jaar na de hongerstakingen in Noord-Ierse gevangenissen

    De hongerstakingen van 1980-81 in de Noord-Ierse gevangenissen veroorzaakten een nieuwe spiraal van conflict en geweld. Thatcher’s beslissing om tien gevangenen toe te staan zichzelf langzaam uit te hongeren was een bewijs van de ware aard van haar regime.

    Door Sean Burns (Socialist Party – ISA in Noord-Ierland)

    De hongerstakingen van 1980-81 in de Noord-Ierse gevangenissen en de gebeurtenissen die eraan voorafgingen, vormden één van de vele afschuwelijke hoofdstukken in de Troubles, en hebben waarschijnlijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de nieuwe spiraal van conflict en geweld die meer dan tien jaar duurde. De beslissing van de regering-Thatcher om toe te laten dat tien gevangenen zichzelf langzaam uithongerden, was een barbaarse en hardvochtige daad. Het toonde de ware aard van haar bewind en van de Britse heersende klasse die ze vertegenwoordigde. Degenen die de staking overleefden, zouden langdurige schade oplopen aan hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. De staking maakte velen in Noord-Ierland en daarbuiten woedend. In de VS weigerden havenarbeiders om Britse goederen te verwerken.

    Dit was een periode van intense sektarische polarisatie, staatsgeweld en rellen die resulteerden in vele doden door toedoen van de politie, waaronder kinderen en tieners zoals de elfjarige Carol Ann Kelly die werd gedood door plastic kogels van soldaten na de dood van hongerstaker Patsy O’Hara. Anderen stierven als gevolg van wreedheden begaan door paramilitairen. Joanne Mathers, een jonge protestantse moeder van één kind, werd in Derry door het Iers Republikeins Leger (IRA) doodgeschoten terwijl zij formulieren voor de volkstelling ophaalde. Een dag later werd hongerstaker Bobby Sands bij tussentijdse verkiezingen verkozen in Fermanagh/Tyrone. Patrick Martin, een katholieke winkelier, werd door de loyalistische Ulster Defence Association (UDA) vermoord omdat hij zijn winkel had gesloten en de begrafenis van Francis Hughes had bijgewoond.

    De aanpak van de Britse staat dreef een deel van de jongeren in het dode spoor van paramilitaire organisaties zoals de IRA en het Ierse Nationale Bevrijdingsleger (INLA), en het zorgde voor de ontwikkeling van Sinn Féin als een politieke kracht. De prijs voor het uitblijven van een oplossing voor de crisis in de gevangenissen werd betaald door de arbeiders, zowel protestantse als katholieke, die een periode van verhoogde spanningen en geweld moesten doorstaan.

    ‘Speciale categorie’ voor gevangenen

    Veel van degenen die zich aansloten bij de paramilitaire strijdkrachten werden gevangen gezet. De speciale categorie of “politieke” status kwam in de praktijk neer op de status van krijgsgevangene. Dat gaf de gevangenen een aantal voorrechten. Zo moesten ze geen gevangenisuniform dragen of gevangeniswerk te doen. Ze werden op basis van hun paramilitaire fracties ingedeeld en mochten extra bezoek en voedselpakketten ontvangen. Dit was een van de voorwaarden die de Provisional IRA had gesteld toen zij met de Britse regering onderhandelde over een wapenstilstand. De hongerstaking van 1972 was ongetwijfeld een factor, maar niet de hoofdreden voor de invoering ervan. Het was een poging van de Britse regering om tijd te winnen om de orde in Noord-Ierland te herstellen door te proberen een tijdelijke wapenstilstand te bewerkstelligen.

    De toekenning van deze status vond plaats tegen de achtergrond van enorme instabiliteit in het noorden. Delen van Derry en Belfast waren tot juli van dat jaar nog steeds verboden gebied voor het Britse leger en andere staatstroepen. Halverwege de jaren zeventig was er echter sprake van wat de minister voor Noord-Ierland Reginald Maulding een “aanvaardbaar niveau van geweld” noemde. Aanvaardbaar wat de Britse heersende klasse betrof, is dat. Maulding dacht dat het IRA het erg moeilijk zou hebben na de wapenstilstand van 1975-76. Haar voorganger, Roy Mason, verklaarde in 1978 dat de Britse staat “de terroristen aan het uitknijpen was, zoals een tube tandpaste opgerold wordt.”

    In 1976 besloot de Britse regering de speciale status voor gevangenen in Noord-Ierland af te schaffen. Dit was onderdeel van de tweeledige aanpak van ‘Ulsterisation’ en criminalisering. In wezen vertrouwde de Britse staat niet langer op het leger om de orde in Noord-Ierland te handhaven, maar op het Ulster Defence Regiment (UDR) en de Royal Ulster Constabulary (RUC) als de belangrijkste handhavers. De speciale status voor gevangenen vormde een obstakel hiervoor, aangezien dit het verhaal ondermijnde dat de gevangenen eigenlijk gewoon ‘gangsters’ waren. Dat is hoe Merlyn Rees, minister van Noord-Ierland, het uitdrukte. Margaret Thatcher was zoals gewoonlijk nog botter: “Misdaad is misdaad is misdaad.”

    De reactie van de Provisional IRA was een voorbode van wat komen zou: “Wij zijn bereid te sterven voor het recht om onze politieke status te behouden. Degenen die proberen die status af te nemen, moeten bereid zijn dezelfde prijs te betalen.” De boodschap luidde dat gevangenisbewakers nu als “legitieme doelwitten” werden beschouwd. De verwijdering van de speciale status voor gevangenen werd gekoppeld aan de bouw van de Maze-gevangenis, plaatselijk bekend als de H-blokken. De intrekking van de speciale status zou rellen en schietpartijen uitlokken in zowel loyalistische als republikeinse gebieden, maar het bleek onvoldoende om het besluit terug te draaien.

    Protest in de gevangenis

    De eerste gevangene die volgens het nieuwe beleid werd veroordeeld, arriveerde in de Maze en kreeg het bevel een gevangenisuniform te dragen. Het ging om IRA-vrijwilliger Kieran Nugent. Nugent weigerde het uniform te dragen en zei dat hij geen crimineel was maar een politieke gevangene. Hij werd opgesloten in zijn cel waar hij zich in de deken wikkelde die op het bed lag, in plaats van naakt te blijven. Dat was het begin van het ‘dekenprotest’. Tegen 1978 weigerden bijna 300 republikeinse gevangenen gevangenisuniformen te dragen. Omdat deze tactiek tot een patstelling leidde, escaleerden de gevangenen hun protest tot ‘No Wash’-protesten, tegen de weigering om douches in cellen te installeren en tegen het geweld door gevangenisbewakers. De autoriteiten beslisten als antwoord hierop om de gevangenen geen toelating meer te geven om hun cel te verlaten. Ze gingen hierop over tot het ‘vuilprotest’ waarbij ze hun kamerpotten in de cel leeg maakten. De beelden van uitgemergelde gevangenen in hun cel, gewikkeld in dekens, met de muren die bedekt waren door hun uitwerpselen, toonden wat het regime van onderdrukking in de H-Blocks betekende. Het leidde er uiteindelijk toe dat een aantal gevangenen in hongerstaking ging. Er waren ook loyalistische gevangenen die protesteerden tegen de intrekking van de speciale status voor politieke gevangenen.

    De protesten waren een gevolg van de erbarmelijke omstandigheden in de H-Blocks, waar de mensenrechten van de gevangenen regelmatig met de voeten werden getreden. Dit was het gevolg van het brutale beleid van de regering-Thatcher, maar schandalig genoeg ook van de Labour-regeringen van Harold Wilson en Jim Callaghan tussen 1974 en 1979. Deze gevangenen werden hoofdzakelijk veroordeeld in niet-juridische rechtbanken op grond van speciale wetgeving. Velen werden uitsluitend veroordeeld op basis van bekentenissen die werden afgelegd na gewelddadige verhoren in politiekantoren. Amnesty International en zelfs het Bennet Report van de Britse regering zelf legden de gruwelijke technieken bloot die werden gebruikt om de ondertekening van bekentenissen af te dwingen. Binnen de H-Blocks waren de verhalen over wreedheid en ellende alomtegenwoordig.

    De gevangenisprotesten kwamen voort uit pure wanhoop. Ondanks de dreigementen van de Provisionals bleek de campagne van bommen en schietpartijen buiten de gevangenis niet in staat om toegevingen van de Britse staat af te dwingen. De Britten trokken zich niet terug en de gevangenen kregen geen betere behandeling. Integendeel! Deze campagne werd aangegrepen om meer repressieve bevoegdheden in te voeren, zeker naarmate de IRA meer en meer geïsoleerd raakte. Het gaf de staat de ruimte en het excuus om steeds repressiever te werken en die maatregelen te normaliseren. Er kwamen speciale rechtbanken zonder jury, plastic kogels en scherpe munitie werden de norm. De gevangeniscrisis zat volledig vast. De gevangenen gebruikten het enige middel dat ze nog hadden: zichzelf.

    Hongerstaking

    Op 27 oktober 1980 begon een hongerstaking door zeven republikeinse gevangenen in de Maze, kort daarop gevolgd door drie republikeinse gevangenen in de vrouwengevangenis van Armagh. Ze stelden vijf eisen voor het beëindigen van hun protest:

    • het recht om het gevangenisuniform niet te dragen;
    • het recht om geen gevangeniswerk te doen;
    • het recht op vrije omgang met andere gevangenen en op het organiseren van educatieve en recreatieve activiteiten;
    • het recht op één bezoek, één brief en één pakje per week;
    • volledig herstel van de toegang tot strafkwijtschelding die tijdens het protest verloren was gegaan.

    Loyalistische gevangenen sloten zich bij het protest aan. Zij verklaarden de vijf republikeinse eisen te steunen en voegden er een extra eis aan toe: gescheiden worden van de republikeinse gevangenen.  De hongerstaking zou eindigen met een man in coma, op het randje van de dood en de belofte van hervormingen van de kant van de Britse regering. Een belofte die ze niet zou nakomen.

    Toen duidelijk werd dat de eisen niet werden ingewilligd, begonnen de republikeinse gevangenen met een nieuwe hongerstaking. Deze keer zou de hongerstaking gespreid worden, met Bobby Sands die als eerste de spits afbeet.

    De doden in de gevangenissen waren volledig te voorkomen. Toch weigerden de Tories toe te geven. Thatcher eiste onvoorwaardelijke overgave, niets minder. De Tories hadden de hongerstaking op elk moment kunnen voorkomen of beëindigen. De gevangenen lieten zien dat zij bereid waren een compromis te sluiten dat niet de volledige herinvoering van de politieke status en een rechtvaardige hervorming van de gevangenissen zou omvatten. Tijdens de hongerstaking verklaarden ze: “Het is fout van de regering om te zeggen dat wij een andere behandeling willen dan de andere gevangenen. We zouden de invoering van de vijf eisen voor alle gevangenen van harte toejuichen.” (Verklaring van de gevangenen van 4 juli 1981)

    Comités van de H-Blocks

    Tijdens de hongerstakingen werden de eisen en de strijd vaak gezien als een kwestie die louter betrekking had op de gemeenschap in kwestie. Militant, de voorganger van de Socialist Party, verzette zich tegen deze opvatting. Onderdrukking in al haar verschijningsvormen is een klassenkwestie. Een verenigde arbeidersbeweging die een einde wil maken aan de heerschappij van het kapitalisme moet ervoor zorgen dat al zijn repressieve maatregelen en instrumenten van onderdrukking actief worden bestreden. Dezelfde staatswapens die in 1981 tegen Republikeinse en Loyalistische gevangenen werden gebruikt, zouden evengoed tegen socialisten en vakbondsmensen van alle gemeenschappen kunnen worden gebruikt. Het is beschamend dat de leiding van de arbeidersbeweging in Noord-Ierland, de Ierse Republiek en in Groot-Brittannië tijdens de Troubles grotendeels zweeg over deze kwestie, uit angst dat het van nature tot verdeeldheid zou leiden. In sommige gevallen steunden zij zelfs repressie door de staat.

    Hoewel de verantwoordelijkheid voor de tragedie in de gevangenissen in de eerste plaats bij de Tories lag, zou de campagne van de hongerstakers ook de zwakte van de eenzijdige campagne van de H-block comités aan het licht brengen. Dit doet niets af aan de moed van deze activisten, die het doelwit waren van loyalistische paramilitairen.

    De leiding van de H-Block comités baseerde zich op het idee dat het noodzakelijk was de eenheid van de katholieke bevolking te bekomen. Ze deden uitsluitend een beroep op ‘nationalistische’ groeperingen, waaronder rechtse en reactionaire politici. Ze organiseerden conferenties om partijen als de SDLP en Fianna Fail, die in het zuiden in de regering zaten en zelf verantwoordelijk waren voor een beleid van armoede, ongelijkheid en onderdrukking, te betrekken. Een dergelijke aanpak legde een keurslijf van sektarisme op aan de beweging voor de hervorming van het gevangeniswezen.

    De doodlopende weg van de campagne van de Provisionals

    Daar kwam nog bij dat de H-Block steungroepen geassocieerd werden met de Provisional IRA. Hierdoor waren ze niet in staat om op een consistente basis massale steun te mobiliseren. In tegenstelling tot het geromantiseerde beeld dat vandaag wordt geschetst, bestond de steun van de IRA slechts uit een minderheid van de katholieke bevolking. Wat ook de zelfverklaarde bedoeling van de IRA was, de realiteit van haar gewapende campagnes was dat het sektarisme werd aangewakkerd waardoor de verdeeldheid tussen katholieke en protestantse arbeiders toenam.

    Het was moeilijk deze sektarische kant te verhullen toen autobommen de centra van grotendeels protestantse wijken verwoestten. Op andere momenten was de campagne van de Provisionals ronduit sektarisch, bijvoorbeeld in de periode 1975-76 kwamen meer dan 60 protestantse burgers om bij sektarische aanvallen.

    Zelfs wanneer de acties van de IRA-vrijwilligers niet opzettelijk sektarisch waren, was de campagne als geheel objectief gezien sektarisch en droeg zij ertoe bij de verdeeldheid te verdiepen in plaats van deze te doorbreken. Wanneer leden van de staatstroepen het doelwit waren, zoals UDR-soldaten of gevangenisbewakers, werd dit gezien als een aanval op de protestantse gemeenschap en dreef dit de gemeenschap verder in handen van de staat.

    De begrafenis van Bobby Sands trok een menigte van 70.000 tot 100.000 mensen. Deze massale opkomst weerspiegelde geen steun aan de Provisionals, maar een oprecht medeleven met de benarde toestand van de gevangenen en een totale woede tegen de onverzettelijkheid van de Tories. Een arbeider in Derry vatte de stemming in katholieke gebieden in die tijd samen als “anti-Provo, anti-IRSP*, pro-Bobby Sands”. (*Ierse Republikeinse Socialistische Partij IRSP)Twee maanden later waren er minder dan 10.000 op de begrafenis van Joe McDonnell. Een belangrijke reden voor de daling was de massale repressie van de staat bij begrafenissen en protesten. Velen werden echter ook afgestoten door de manier waarop de gebeurtenissen werden gebruikt als rekruteringsmiddel voor republikeinse paramilitairen.

    Hoe de repressie kon worden verslagen

    Het was niet onvermijdelijk dat de steun voor de benarde situatie van de gevangenen tot uiting zou komen in de eenzijdige aanpak van de H-blokcomités. De passiviteit van de vakbondsleiding, die het vermogen had om katholieke en protestantse arbeiders te verenigen, maakte het mogelijk dat deze kwesties zo eenzijdig werden. Tijdens de hongerstaking heeft het Ierse Congres van Vakbonden (ICTU) slechts één verklaring afgelegd en vervolgens de meest oorverdovende stilte in acht genomen.

    In de context van Noord-Ierland kan het een moeilijke taak zijn om zich te verzetten tegen repressie. De valkuilen van het sektarisme zijn zeer reëel. Dit was zeker zo in de jaren tachtig, toen de spanningen hoog opliepen. Maar het is mogelijk om arbeiders van alle achtergronden te verenigen tegen staatsrepressie, juist omdat het in het belang van alle arbeiders is om zich tegen repressie te verzetten. De beroemde journalist Robert Fisk vertelde dat hij kort voor Bloody Sunday in Belfast was en er getuige van was hoe troepen protestanten in de wijk rond Shankill Road hardhandig aanpakten nadat ze een straat met autobanden hadden geblokkeerd uit vreedzaam protest tegen een gebrek aan veiligheid. Alle arbeiders kregen te maken met repressie en alle arbeiders konden zich ertegen verzetten.

    In het standpunt van Militant werd een aanpak uiteengezet die arbeiders over de sectaire grenzen heen had kunnen verenigen. In de eerste plaats door te pleiten voor een “programma van hervorming van de gevangenissen voor alle gevangenen, dat het recht omvat om hun eigen kleren te dragen, te onderhandelen over de keuze van werk en opleiding en onderwijs, toegang tot de media, onbeperkte aantallen brieven en vakbondstarieven voor de lonen.”

    Tegelijkertijd pleitte het ervoor dat de arbeidersbeweging “een onderzoek zou instellen naar de zaken van al diegenen die veroordeeld zijn voor misdrijven die voortkwamen uit de Troubles.” Op die manier zou kunnen worden vastgesteld wie er veroordeeld was op basis van een in kaart gezette zaak, martelingen of schijnrechtbanken. Ook had de arbeidersbeweging dan kunnen beslissen wie wel en wie geen politieke gevangene was, en vervolgens campagne kunnen voeren voor de vrijlating van “politieke gevangenen en mensen die ten onrechte gevangen zijn gezet, maar op voorwaarde dat zij niet zou vechten voor sektarische moordenaars.”

    Wie precies de status van politieke gevangene zou krijgen, mocht niet overgelaten worden aan de paramilitairen. Het kon niet overgelaten worden aan de loyalisten die schuldig waren aan vreselijke sectaire gruweldaden, zoals die begaan door de Shankill-slachters, of aan IRA-leden die schuldig waren aan de gruweldaden zoals het bloedbad in Kingsmill, waarvoor overigens nooit iemand veroordeeld is. Een ééngemaakte arbeidersbeweging die protestantse en katholieke arbeiders verenigde over belangrijke kwesties in het leven van gewone mensen, zou de capaciteit en het gezag hebben om deze kwesties te bepalen. De vakbonden, die werknemers uit beide gemeenschappen in gemengde werkplaatsen organiseren, hadden deze rol kunnen spelen. Een dergelijke beweging zou de vrijlating eisen van degenen die veroordeeld zijn op basis van gedwongen bekentenissen en niet-juridische processen, alsmede van degenen die als echte politieke gevangenen werden beschouwd, met inbegrip van degenen die veroordeeld waren omdat zij in direct conflict met de staat waren geraakt.

    Militant nam in Ierland en Groot-Brittannië actief deel aan de strijd tegen de repressie in de gevangenissen, zowel voor als tijdens de hongerstakingen. Het deed dit hoofdzakelijk door te pleiten voor haar programma binnen de vakbonden om het gehoor te winnen van zowel katholieke als protestantse arbeiders en jongeren. Dat verschilde van de aanpak van andere linkse krachten die ofwel de republikeinse beweging achterna liepen ofwel de staatsrepressie negeerden (of zelfs steunden). In juni 1980 dienden leden van Militant een motie in bij de Derry Trades Council met volgende eisen:

    • het recht om geen gevangenisuniform te dragen;
    • het recht om geen gevangeniswerk te doen;
    • Vrijheid van vereniging onder politieke gevangenen;
    • Het recht om recreatieve en educatieve faciliteiten te organiseren, om één brief per week te ontvangen en te versturen, en om één pakje per week te ontvangen;
    • Het herstel van de speciale status voor politieke gevangenen.

    Het voegde daaraan toe: “Derry Trades Council steunt de bovenstaande eisen en is van mening dat zij niet alleen van toepassing zijn op de afschuwelijke situatie in H-Block, maar ook op de gevangenissen in Crumlin Road, Armagh en Magilligan. Derry Trades Council dringt opnieuw aan op een vakbondsonderzoek naar de algemene omstandigheden in de gevangenissen.”

    Soortgelijke moties en resoluties werden door onze leden in vakbondsorganisaties ingediend in de gehele periode van 1979 tot 1981.

    In Groot-Brittannië richtte Militant het Labour Committee on Prison Conditions in Northern Ireland op, dat de steun kreeg van vooraanstaande leden van de linkerzijde van Labour in die tijd, zoals Tony Benn, Eric Heffer en Joan Maynard, en van vakbondsleiders zoals Sam McCluskie (National Union of Seamen) en Emlyn Williams (National Union of Mineworkers). Tijdens de hongerstakingen heeft een lid van Militant en de vertegenwoordiger van de Jonge Socialisten in het Nationaal Uitvoerend Comité van de Labourpartij, na een bezoek aan de H-blokken, met succes een resolutie ingediend waarin het hierboven geschetste standpunt van Militant werd overgenomen.

    Belangrijk is dat dit gebeurde in een context waarin de Labourleiding onder de ‘linkse’ Michael Foot omtrent Noord-Ierland kritiekloze steun gaf aan het criminele beleid van de conservatieve Tory-regering. De beschamende houding van de officiële Labourleiding overschaduwde het principiële standpunt tegen repressie dat door het Nationaal Uitvoerend Comité op initiatief van Militant was ingenomen. Dagen voor de dood van Sands bezocht de woordvoerder van de Noord-Ierse Labour Party, Don Concannon, de H-Blocks en moest daar aan de hongerstakers vertellen dat de parlementaire fractie van Labour in de praktijk het standpunt van Thatcher over de hongerstaking zou steunen.

    Stembus en wapens

    Een belangrijk element van de H-blok campagne was om kandidaten te stellen bij politieke verkiezingen. Toen Frank Maguire, onafhankelijk nationalistisch parlementslid voor Fermanagh / South Tyrone plotseling overleed, werd Bobby Sands voorgedragen als kandidaat. Weken voor zijn dood werd Sands verkozen tot parlementslid: hij haalde meer dan 30.000 stemmen, een uitdrukking van de steun onder de katholieke gemeenschap. De Britse regering reageerde met een verbod voor gevangenen om zich kandidaat te stellen, maar de steun voor de gevangenen ging ook na Sands’ dood door met de verkiezing van Sinn Féin-lid Owen Curran als “Anti H-Block / Proxy Political Prisoner”. Later, bij de algemene verkiezingen in het zuiden van Ierland, werden er twee van de negen gevangenen die zich kandidaat stelden, gekozen met een indrukwekkend totaal van 40.000 stemmen.

    De republikeinse beweging struikelde over het dilemma dat door Danny Morrison werd samengevat als “de stembus in de ene hand en het wapenarsenaal in de andere.” Bij de parlementsverkiezingen van 1982 haalden de republikeinen 10% en bij de verkiezingen voor Westminster in 1983 al 13%, waarbij Gerry Adams in West-Belfast verkozen raakte. Deze stemmen waren een weerspiegeling van de woede in de katholieke arbeidersgemeenschappen over de brutaliteit van Thatchers reactie op de hongerstakingen en op de omstandigheden van armoede en onderdrukking waarmee zij te maken hadden.

    Dit leidde tot een belangrijke verschuiving in de republikeinse beweging, waarbij Sinn Féin de dominante component werd en een beleid van onthouding (weigeren zitting te nemen in een parlement) werd losgelaten, bijvoorbeeld in de Dáil (het parlement in het zuiden van Ierland). De tegenstrijdigheid in deze strategie zou in de daaropvolgende jaren meermaals blijken, onder meer toen de zogenaamde “succesvolle” acties van de IRA, zoals de bomaanslag in Enniskillen, de steun voor Sinn Fein ondermijnden.

    Velen uit de republikeinse traditie en anderen beweren dat de verschuiving in de strategie van de IRA betekende dat Sinn Féin zich afkeerde van radicale politiek. Dit is een oppervlakkig begrip. In werkelijkheid begon het vernisje van radicalisme te verdwijnen. In de kern is de tactiek van wat marxisten “individueel terrorisme” noemen, de tactiek die organisaties als de IRA toepasten, gebaseerd op de gedachte dat het mogelijk is het kapitalisme tot toegevingen te bombarderen, door prominenten, leden van het staatsapparaat en infrastructuurprojecten als doelwit te kiezen. Vanuit het oogpunt van het kapitalisme zijn alle individuen echter vervangbaar. Het verwijderen van één enkel radertje stopt niet de hele machine. Conservatief boegbeeld Lord Hailsham omschreef dit als volgt: “Toen ik in de regering zat, zeiden we tegen elkaar dat als één van ons iets werd aangedaan, hij vervangbaar was. Ik dat dit juist was.”

    Liberale politici denken dat verandering mogelijk is door regeringsleden wakker te schudden. Op een gelijkaardige wijze zien individuele terroristen verandering als het resultaat van het verwijderen van deze of gene vertegenwoordiger van de kapitalistische staat. Geen van beide baseert zich op het vermogen van arbeiders om de maatschappij te veranderen. De omschakeling naar een electorale strategie door Sinn Féin en de IRA volgde deze logica. De strategie werd er één van het grijpen van de macht via de stembus en niet via wapens. Om dat te doen was het zich conformeren aan de logica van het kapitalisme noodzakelijk. Gerry Adams zei hierover in de jaren tachtig: “Hoewel onze strijd een belangrijke sociale en economische inhoud heeft, is het veiligstellen van de Ierse onafhankelijkheid een eerste vereiste voor de opmars naar een socialistische republikeinse samenleving. Op dit moment is het onze taak om ons te verenigen rond democratische, republikeinse eisen.”

    De electorale groei van Sinn Féin heeft de sektarische impasse in Noord-Ierland versterkt. Indien de arbeidersbeweging de kwestie van de repressie en de crisis in de gevangenissen had opgenomen en had getracht een politieke stem te ontwikkelen, had zij ook steun kunnen winnen in deze arbeidersgemeenschappen. Dat dit mogelijk was, blijkt uit het feit dat er zelfs tijdens en vooral na de hongerstakingen vakbondsstakingen over lonen waren die katholieke en protestantse werknemers verenigden. Zo voerden de ambtenaren in 1981 een langdurige strijd over hun lonen, in 1982 volgde een staking van het laagbetaalde zorgpersoneel dat steun kreeg van andere werkenden.

    Relevantie vandaag

    Het kapitalistische establishment probeert de illusie in stand te houden, maar in werkelijkheid is de staat nooit een neutrale scheidsrechter die boven alle conflicten in de samenleving staat. Het is een actieve deelnemer die handelt in het belang van het kapitalisme. Dit is duidelijk gebleken in de geschiedenis van Noord-Ierland, waar de Britse staat in het conflict tussenbeide kwam om voortdurend zijn belangen te beschermen.

    Dit is geen uniek Noord-Iers fenomeen. Wereldwijd wordt ‘anti-terrorisme’-wetgeving ingevoerd onder het mom van de bescherming van burgers, maar vervolgens wordt het gebruikt om protest en oppositie de kop in te drukken. In de Spaanse staat zijn er Twitteraars en rappers veroordeeld wegens ‘verheerlijking van terrorisme’ omdat ze de Catalaanse of Baskische onafhankelijkheid steunden. In China zijn veiligheidswetten gebruikt om de prodemocratische beweging in Hongkong de kop in te drukken en de Oeigoerse moslimbevolking in moderne concentratiekampen onder te brengen. De dreiging van Hamas om projectielen af te vuren, wordt door de Israëlische staat stelselmatig misbruikt om de brutale bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de blokkade van de Gazastrook te rechtvaardigen, alsook de onmenselijke behandeling van Palestijnse gevangenen.

    In al deze gevallen kunnen we cruciale lessen trekken uit de hongerstakingen in Noord-Ierland veertig jaar geleden. Gedurende de hele periode had de arbeidersbeweging de mogelijkheid om de behandeling van gevangenen en meer in het algemeen de repressieve bevoegdheden van de staat aan te vechten door de arbeidersklasse te verenigen. Doordat de arbeidersbeweging er niet in slaagde het voortouw te nemen, konden sektarische krachten de leegte opvullen. We moeten nu een socialistisch alternatief opbouwen dat een duidelijk, onafhankelijk, klassenstandpunt inneemt en dat arbeiders kan verenigen in hun gemeenschappelijke belangen.

  • Noord-Ierland: geen terugkeer naar het geweld! Eenheid werkende klasse is nodig

    De afgelopen dagen hebben er protesten en rellen plaatsgevonden in protestantse arbeiderswijken in heel Noord-Ierland. Woensdagavond escaleerde het met confrontaties bij de ‘vredesmuur’ op Lanark Way in Belfast.  Er bestaat een reëel gevaar voor een aanzienlijke toename van sektarisch geweld in de komende maanden. Het feit dat in Belfast een buschauffeur en een fotograaf werden aangevallen, toont de realiteit dat de slachtoffers van deze ontwikkelingen bij de werkenden en hun gemeenschappen zullen vallen.

    Reactie door de Socialist Party (ISA in Noord-Ierland)

    Het doodlopende spoor van de oranje en groene politiek

    De coördinatie en een zekere mate van organisatie door de loyalistische paramilitairen is duidelijk, maar de protesten en rellen weerspiegelen ook de diepe woede, de wrok en de rechteloosheid die door velen worden gevoeld. De schuld voor de rellen ligt niet alleen bij degenen die bij het geweld betrokken waren, maar ook bij de Oranje (unionisten) en Groene (nationalisten) politici die de spanningen de afgelopen maanden hebben aangewakkerd, met name de DUP en Sinn Féin.

    Voor een deel zijn deze gebeurtenissen het gevolg van het feit dat de Britse en Ierse regeringen en het establishment van de EU er niet in zijn geslaagd een adequate oplossing te vinden voor de grenskwestie die door de Brexit is ontstaan. De Socialist Party heeft zich duidelijk uitgesproken tegen een verharding van de grens op het Ierse eiland, maar ook tegen het instellen van een grens in de Ierse zee, juist omdat we het effect daarvan voorzagen.

    De grens in de Ierse zee wordt door een groot deel van de protestantse gemeenschap gezien als een nieuwe stap om tegen hun wil in een verenigd Ierland te worden binnengedrongen. Velen zijn ook boos over de perceptie dat er één regel is voor Sinn Féin en een andere voor de rest van ons. Dat werd versterkt door de aankondiging dat niemand zal worden vervolgd voor deelname aan de massabegrafenis voor Bobby Storey, een groot evenement deze zomer waar alle coronaregels overboord gegooid werden.

    Meer in het algemeen weerspiegelen de rellen het falen en onvermogen van de Oranje en Groene politici om de sektarische verdeeldheid waarin zij een gevestigd belang hebben, te overwinnen. Zolang de politiek wordt gereduceerd tot een sektarisch spel van “wij tegen zij”, en elke kwestie die verdeeldheid zaait uitgespeeld wordt, is er geen oplossing voor de kwesties die onze gemeenschappen verdelen en is het conflict inherent aan de situatie.

    Buschauffeurs geven belangrijk voorbeeld voor vakbeweging

    Na de aanslag met een benzinebom op één van hun collega’s hebben buschauffeurs aan het stadhuis van Belfast geprotesteerd. Ze besloten om  in de getroffen gebieden – waar veel van het personeel woont – na 18.00 uur geen diensten meer te verrichten totdat hun veiligheid gegarandeerd is. Dat is een terechte stellingname. De vakbeweging in ruimere zin, waarin werknemers van alle achtergronden verenigd zijn, zou het voorbeeld van de buschauffeurs moeten volgen en werknemers bijeen moeten brengen om concrete actie te ondernemen tegen eventuele aanvallen of intimidatie.

    De vakbonden moeten er uiteraard voor zorgen dat er in het kader van Covid maatregelen worden genomen op het gebied van gezondheid en veiligheid, maar mag niet aarzelen om op te roepen tot protestacties tegen sektarisch geweld. Dit zou des te krachtiger zijn als het protest ingaat tegen de omstandigheden die aan deze rellen ten grondslag liggen, zoals armoede, werkloosheid, gebrek aan huisvesting, sociale achterstand en het ontbreken van een toekomst voor de bevolking. Deze elementen werden ook al benadrukt door mensen uit de getroffen gemeenschappen. Als een dergelijk initiatief niet van de vakbondsleiders komt, dan moeten vertegenwoordigers op de werkplek en gewone werknemers zelf het voortouw nemen.

    Buschauffeurs protesteren voor het stadhuis van Belfast

    “Slechte vrede” laat jongeren en werkenden in de steek

    Het beeld van een jongere die een benzinebom gooit naar een hek van een ‘vredesmuur’ – beschilderd met een citaat van Benjamin Franklin: “Er was nooit een goede oorlog of een slechte vrede” – geeft op ironische wijze de situatie weer. Niets geeft beter de ‘slechte vrede’ weer die hier de afgelopen 25 jaar heeft bestaan dan de ‘vredesmuren’ die de arbeiderswijken in Belfast en daarbuiten van elkaar scheiden. Sinds het Goede Vrijdagakkoord is het aantal ervan nog toegenomen. De rellen zijn het resultaat van een ‘slechte vrede’: een vrede waarin de sektarische verdeeldheid is geïnstitutionaliseerd in plaats van overwonnen, en die de arbeidersgemeenschappen geen “vredesdividend” heeft opgeleverd.

    Sommigen van de mensen die opgepakt waren in verband met de rellen waren amper 13 of 14 jaar oud. Dit spreekt boekdelen over het absolute falen van de Noord-Ierse regering om de problemen van jongeren aan te pakken. Het grootste deel van hun leven hebben de DUP en Sinn Féin de macht in de Noord-Ierse regering van Stormont gedeeld. Toch hebben jongeren in beide gemeenschappen steeds meer het gevoel dat ze geen hoop hebben op een fatsoenlijke toekomst, iets wat nog wordt versterkt door de steeds diepere economische crisis van het kapitalisme. Jarenlange besparingen door Stormont hebben ook veel van de jeugdclubs en andere diensten die in het verleden voor jongeren bestonden verwoest.

    Geen terugkeer naar het geweld – alleen eenheid van de werkende klasse kan oplossingen vinden

    Deze rellen zijn een waarschuwing voor wat er komen gaat als de sektarische krachten in beide gemeenschappen – van de “respectabele” politieke partijen tot de paramilitairen – geen tegenstand krijgen van een alternatief van de werkende klasse die de gemeenschappen echt overstijgt. Gemeenschappelijke strijd tegen de gemeenschappelijke ellende waarmee beide gemeenschappen worden geconfronteerd, is van essentieel belang, niet alleen om deze omstandigheden aan te vechten, maar ook om het sektarisme te bestrijden.

    Een gezamenlijke strijd van de arbeidersklasse – protestants, katholiek en geen van beide – kan de mensen wijzen op het potentieel voor fundamentele verandering: voor een breuk met het kapitalistische systeem dat verdeeldheid zaait, en voor een socialistische toekomst waarin de mensen van de arbeidersklasse werkelijk zeggenschap hebben over alle aspecten van de samenleving. Dit kan een basis vormen voor arbeiders en jongeren om echte en democratische oplossingen te vinden voor de kwesties die onze gemeenschappen momenteel verdelen, in een geest van solidariteit, compromis en wederzijds respect.

  • Naar een verenigd Ierland?

    De week na de verkiezingen in het Zuiden, gewonnen door Sinn Féin omdat de steun voor de twee traditionele gevestigde partijen tot een historisch dieptepunt daalde, had het tijdschrift The Economist een voorpagina met de vraag of een verenigd Ierland mogelijk is.

    Door Kevin Henry, Socialist Party (Belfast)

    De perceptie dat we op weg zijn naar een verenigd Ierland houdt natuurlijk niet alleen verband met de electorale successen van Sinn Féin, maar ook met politieke processen van de afgelopen jaren. Het gaat onder meer om de gevolgen van Brexit, de groeiende steun voor Schotse onafhankelijkheid die een vraagteken heeft gezet bij de toekomst van het Verenigd Koninkrijk, en demografische verschuivingen in Noord-Ierland waardoor de katholieke gemeenschap tegen 2021, het eeuwfeest van de staat, een meerderheid zou worden. Toch zal de opkomst van Sinn Féin in het Zuiden deze perceptie nog versterken, wat hoop en vertrouwen in de katholieke gemeenschap zal wekken en, omgekeerd, de angst en de nervositeit in de protestantse gemeenschap zal doen toenemen.

    In het kader van een herstelde Noord-Ierse regering in Stormont zijn de leidende krachten van het Unionisme niet in het offensief gegaan als reactie op het electorale succes van Sinn Féin in het Zuiden. Prominente figuren hebben juist benadrukt dat de groei van Sinn Féin in de eerste plaats te danken was aan de wens tot verandering “in eigen land” en woede op het gebied van huisvesting en gezondheid, en niet zozeer aan een roep naar een verenigd Ierland. Dit wordt ondersteund door een exit-poll die aantoonde dat het geen belangrijke reden was voor het kiesgedrag.

    Sinn Féin zal de vraag van een grensreferendum opwerpen

    Het breken van het tweepartijstelsel in het Zuiden en de versterkte positie van Sinn Féin zal door die laatste partij echter worden gebruikt om de druk op deze kwestie op te voeren. Als de gevestigde partijen hun effectieve cordon sanitaire tegen Sinn Féin handhaven, zal dit Sinn Féin in staat stellen verder te groeien. Als Fianna Fáil opschuift en bereid is om zaken met hen te doen, zal een belangrijke eis van Sinn Féin een proces van voorbereiding op een grensreferendum en een verenigd Ierland zijn. Het zou ook gevolgen hebben voor grensoverschrijdende instanties en mogelijke toekomstige besprekingen, waarbij Sinn Féin aan beide zijden van de grens aan de tafel zou zitten.

    Uiteindelijk is het de Britse regering die de bevoegdheid heeft om te beslissen wanneer er een grensreferendum moet worden gehouden. Ook dit zal worden aangevochten, waarbij nationalisten beweren dat aan de voorwaarden voor een grensreferendum is voldaan, terwijl Unionisten zich verzetten, waarschijnlijk met de steun van de Britse regering, die ook de eis voor een tweede referendum over Schotse onafhankelijkheid afwimpelt.

    Uit een recente opiniepeiling blijkt dat 29% van de kiezers in Noord-Ierland een volledig Ierse staat zou steunen als er morgen een opiniepeiling over de grens zou worden gehouden. De Unie werd uitdrukkelijk gesteund met 52%, terwijl de rest bestond uit mensen die het niet zeker weten of weigerden te antwoorden. Het is echter waarschijnlijk dat in het geval van een grensreferendum, met de sektarische polarisatie die daarmee gepaard zou gaan, deze cijfers veel dichter bij elkaar zouden komen.

    Grensreferendum is geen oplossing

    Wat zeggen de socialisten over een grensreferendum? Ons uitgangspunt moet de eenheid van de arbeidersklasse zijn en, zoals socialistisch parlementslid Mick Barry in zijn eerste toespraak in de nieuwe Dáil (parlement in het zuiden van Ierland) zei: “Wij zullen nooit een voorstel steunen dat de sektarische verdeeldheid tussen katholieken en protestanten vergroot”. Hij zei verder: “We hebben in Dublin een regering nodig met een beleid dat volledig tegengesteld is aan het neoliberale beleid dat Sinn Féin in Belfast samen met de DUP heeft gevoerd. De enige basis voor eenheid is de verwerping van sektarische politiek met werkende mensen die zich verenigen om te vechten voor hun gemeenschappelijke klassenbelangen.”

    Ondanks het oprechte verlangen van veel katholieken uit het noorden en het zuiden naar “nieuw Ierland”, zou een grensreferendum geen oplossing bieden en in werkelijkheid een sektarische telling van hoofden opleveren. De binaire keuze die zou worden geboden – handhaving van de Unie of een kapitalistisch verenigd Ierland – is geen basis om de twee gemeenschappen te verzoenen met tegengestelde nationale identiteiten en aspiraties. Het zou alleen dienen om de spanningen te verhogen en katholieke en protestantse gemeenschappen tegen elkaar opzetten. Het is ook niet waarschijnlijk dat de ‘verliezende partij’ het resultaat zomaar stoïcijns zou accepteren. Het zou zelfs een proces kunnen beginnen dat leidt tot het opnieuw aanwakkeren van sektarische confrontaties.

    Eenheid van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme opbouwen

    Een echte oplossing vereist het opbouwen van een beweging tegen die krachten die er belang bij hebben om de sektarische verdeeldheid in stand te houden – of ze nu Groen of Oranje zijn. Alleen door een beweging op te bouwen die protestantse en katholieke arbeiders en jongeren verenigt rond hun gemeenschappelijke belangen tegen het kapitalistische establishment in, kunnen we beginnen met het afbreken van de sektarische obstakels tussen onze gemeenschappen. Dit zou de basis leggen voor het vinden van oplossingen voor de moeilijke kwesties die onze gemeenschappen verdelen – waaronder de kwestie van de grens – op basis van compromissen, wederzijds respect en solidariteit. De Socialist Party pleit voor een socialistisch Ierland waar de rechten van alle gemeenschappen worden gegarandeerd, vrij van dwang, als onderdeel van een democratische, vrijwillige en socialistische federatie met Schotland, Engeland en Wales.

  • Harland & Wolff: Historische strijd in Noord-Ierland redt jobs

    Interview met Susan Fitzgerald, regionale coördinator van de vakbond Unite en lid van de Socialist Party

    Negen weken lang hebben arbeiders van de Harland & Wolff-scheepswerf in Belfast, waar ooit de Titanic werd gebouwd, het terrein bezet nadat het bedrijf de boeken neerlegde en de jobs op de werf bedreigd waren. De arbeiders van de scheepswerf – leden van de vakbonden Unite en GMB – eisten dat de regering de werf zou nationaliseren om de toekomst veilig te stellen. Werkenden, jongeren en vakbondsleden toonden zich solidair met de strijd om deze iconische mijlpaal te verdedigen, om jobs te redden en te creëren voor de komende generaties. De houding van deze arbeiders heeft de scheepswerf gered, met een nieuwe koper die de fabriek overneemt. De Socialist Party, het CWI in Ierland, sprak met een van de centrale leiders van de bezetting, de regionale coördinator van Unite en lid van de Socialist Party, Susan Fitzgerald. Dit is een licht bewerkte versie van dat interview.

    De bezetting van de arbeiders op de scheepswerf Harland & Wolff was echt historisch. Kan je uitleggen hoe het conflict is uitgebroken?

    In de weken voordat het conflict uitbrak, toen het bedrijf failliet was verklaard, hadden de door de rechtbank aangestelde curatoren zich uitsluitend gericht op één potentiële koper. Deze koper had beloofd de activa en het personeel van Harland & Wolff over te nemen, maar heeft vervolgens te elfder ure het bod aanzienlijk verlaagd en vooral geweigerd om jobs te garanderen. Op dat moment had het management geen oplossing.  Het werd aan de vakbonden overgelaten om een plan op te stellen dat, naast het organiseren van het personeel, in eerste instantie gericht was op overleg met de regering, de politici en de curatoren over wat er gedaan kon worden om de scheepswerf te redden.

    Tijdens deze gesprekken hebben we regelmatig personeelsvergaderingen gehad en we hebben de werkenden niet alleen op de hoogte gehouden van wat er gaande was, maar ook gezegd dat het duidelijk was dat zij actie moesten ondernemen om hun stempel te drukken op de gebeurtenissen. We hebben verwezen naar de bezettingen van de Ford/Visteon-fabriek in Belfast en Waterford Crystal in de Ierse Republiek tien jaar geleden en de lessen die daaruit konden getrokken worden. We spraken ook over andere bezettingen, waaronder die van socialisten als Jimmy Reid die in de jaren 1970 de historische acties organiseerden tegen afdankingen van scheepswerfarbeiders op de Clyde in Schotland.

    We hadden het over wat nodig is om de werf te redden: hernationalisatie. Het personeel was er zich terdege van bewust dat de scheepswerf van 1977 tot 1989 in publieke handen was. Het pleidooi voor nationalisatie werd niet op een of andere “ideologische” manier gebracht, maar vloeide voort uit de realiteit dat er geen eenvoudige oplossing vanuit de private sector bestond. Nochtans kan de scheepswerf gebruikt worden om te investeren in groene energie, een werkingsterrein waar de werf zich de afgelopen 10-15 jaar mee bezig hield.

    Terwijl de gesprekken achter de schermen aan de gang waren, werden er plannen gemaakt om de werf te bezetten als dat nodig was. Er werd een “Cobra-comité” opgericht, naar het voorbeeld van het noodcomité van de Britse regering. Op 29 juli was het duidelijk dat er geen last-minute reddingsplannen waren.  De arbeiders verklaarden dat zij de scheepswerf zouden overnemen.

    Dat nationalisatie mogelijk was, bleek uit de gebeurtenissen bij Ferguson Marine in Glasgow, waar de Schotse regering in augustus aankondigde dat zij die scheepswerf zou nationaliseren. Dit versterkte het pleidooi voor nationalisatie: als het in Schotland kon, waarom hier dan niet?

    Dus het belangrijkste spandoek dat aan de beroemde Samson-kraan hing was “Red onze scheepswerf: Hernationaliseer nu!”.

    Er was massale steun voor de werfarbeiders. Kan je iets zeggen over de getoonde solidariteit?

    Nadat dat spandoek omhoog ging en de bezetting begon, verscheen er een enorme solidariteit van alle soorten arbeiders die je je maar kunt bedenken. De Bombardier-werknemers, die naast de scheepswerf gevestigd zijn, behoorden tot de eersten die langs kwamen. Zodra de bezetting begon, kregen ze een spandoek met de tekst: “Bombardier-arbeiders solidair met die van Harland & Wolff”. In een scène die doet denken aan het verleden, toen ze samen marcheerden voor een betere lonen, gingen de arbeiders van Bombardier de straat op en werden ze begroet met luid gejuich en geklap. Het was echt emotioneel.

    Veel uitzendkrachten die in het recente verleden op de scheepswerf werkten, kwamen opdagen en stonden dagelijks op de werf om hun steun te betuigen en zagen de strijd om wat het was: een strijd voor fatsoenlijke jobs. Toen de scheepswerf van Ferguson Marine genationaliseerd werd, zeiden de arbeiders daar dat Harland & Wolff de volgende was en ze maakten een solidariteitsspandoek en stuurden een vakbondsdelegatie naar Belfast om solidariteitsgroeten te brengen.

    Nog voor het begin van de bezetting, toen de ambtenaren in staking waren, namen ze foto’s met borden in solidariteit met de scheepswerf. Er kwamen mensen uit heel Noord-Ierland langs: voetballers, muzikanten, komieken, schrijvers, noem maar op. Toen het Ierse Congres van Vakbonden een meeting organiseerde, liet elke vakbond zijn vlag achter als boodschap dat dit een strijd was voor de hele beweging en om eenheid te tonen.

    Er kwam ook solidariteit van werkenden uit het zuiden van Ierland, die de bezetting kwamen bezoeken. De bouw- en energiearbeiders van de vakbond Unite brachten duizenden euro’s mee voor het noodfonds. De t-shirts van de Unite bouwsector waren overal op de werf zichtbaar. Personeel van Waterford Crystal reisden naar het noorden om hun ervaring met een bezetting te delen. Ook zij brachten een fantastische donatie mee.

    De arbeiders kregen solidariteit, maar waren ook bereid die terug te geven. In de week van Belfast Pride hebben de arbeiders twee Pridevlaggen opgehangen die tot vandaag nog steeds aan de poort hangen. Tijdens verschillende Pride demonstraties werden “Save Our Shipyard” vlaggen en t-shirts meegedragen ter ondersteuning van de werfarbeiders. Veel mensen namen ook de borden van de Socialist Party mee, waarop stond: “Pride betekent solidariteit: Steun de scheepswerfarbeiders”. Op de dag van de Earth Strike hadden arbeiders protestborden ter ondersteuning van de staking, droegen ze t-shirts van Earth Strike en droegen ze hun vakbondsspandoeken tijdens de mars.

    Ook toen Boris Johnson naar Stormont kwam, waar de momenteel geschorste Noord-Ierse regering bijeenkomt, waren de arbeiders van de scheepswerf de eersten om te protesteren. Op de dag zelf werden ze vergezeld door anderen, die protesteerden om verschillende redenen, waaronder activisten voor de Ierse taal.  Op een gegeven moment discussieerden de scheepswerfarbeiders met de Ierse taalactivisten en vroegen ze hoe ze in het Iers “Red onze scheepswerf” konden zeggen. Vervolgens hebben we dit samen geroepen. Dit werd gedaan als een gebaar van de scheepswerfarbeiders, onder leiding van Unite-vertegenwoordiger Joe Passmore, om alle gemeenschappen in Noord-Ierland de hand te reiken en respect te tonen. Het is illustratief voor de mogelijkheden wanneer arbeiders samen strijden om kwesties die als controversieel worden beschouwd op basis van wederzijds respect en solidariteit daadwerkelijk aan te pakken.

    Op dat punt hebben de media en anderen de geschiedenis van het sektarisme in het geschil geïnjecteerd. Hoe is hierop gereageerd?

    De arbeiders waren erg boos toen de BBC oude beelden liet zien van een katholieke arbeider van veertig jaar geleden die werd geïnterviewd over sektarische intimidatie op het werk. Ze waren niet boos omdat ze de geschiedenis wilden witwassen, maar omdat het een luie en brute weergave was van de scheepswerf, vooral zoals die nu bestaat. Het werd vooral gezien als een brutale weergave van de scheepswerf in de context van een gezamenlijke strijd om de werkgelegenheid te verdedigen.

    Het was ook een eenzijdige voorstelling van wat er op de scheepswerven gebeurde. Ik heb de redacteur van de BBC uitgedaagd om het verhaal te vertellen van de delegee Sandy Scott, die vorige maand, vijftig jaar geleden, toen de Troubles begonnen, een massabijeenkomst van de arbeiders organiseerde omdat katholieke werknemers niet naar hun werk kwamen uit angst voor sektarisch geweld. Tijdens de bijeenkomst hebben de scheepswerfarbeiders unaniem een motie aangenomen waarin een symbolische staking tegen sektarisme werd georganiseerd en de delegees hebben vervolgens een bezoek gebracht aan de huizen van de katholieke scheepswerfarbeiders en hen met succes opgeroepen om terug te keren. Tegelijkertijd kon Ian Paisley slechts 180 van de 8.000 werknemers mobiliseren. Er was veel discussie op de werf over de vraag waarom we deze verhalen nooit horen. Tot nu toe lijkt het er niet op dat de BBC onze suggestie heeft opgenomen, maar we hebben contact opgenomen met Sandy Scott om hem over de bezetting te vertellen en zijn rol te prijzen.

    Het personeel eiste de nationalisatie van de scheepswerf. Wat bedoel je als socialist met nationalisatie?

    De eis om de werf te nationaliseren is puur “gezond verstand”, met name in de context van de noodzaak om de milieucrisis aan te pakken en groene banen te creëren.

    Niemand heeft een beter inzicht in wat er nodig is om de scheepswerf te runnen, of expertise in termen van wat er nodig is, dan de arbeiders. Niemand heeft meer in de werf geïnvesteerd dan de arbeiders zelf en niemand heeft blijk gegeven van een grotere bereidheid om voor de werf te strijden dan de arbeiders zelf. Ik denk dus dat het volkomen logisch is dat de scheepswerf niet alleen in handen van de overheid komt, maar dat het beheer van de werf wordt overgelaten aan de echte deskundigen – de arbeiders. Met andere woorden, dat er controle en beheer van de scheepswerf door de arbeiders komt. Dat zou betekenen dat de arbeiders beslissingen nemen, niet op basis van winstoogmerk, maar op basis van wat sociaal nuttig is en in het belang van ons milieu – zoals groene energie.

    Dat er een nieuwe koper komt, is een belangrijke overwinning. Dit stelt de scheepswerven en de gekwalificeerde banen veilig. Dat was alleen mogelijk dankzij de strijd die is gevoerd om ervoor te zorgen dat arbeiders tijdelijk werkloos werden in plaats van ontslagen, en dat de kwestie van de scheepswerf op de agenda bleef staan. Toch zou nationalisatie de beste manier zijn en blijven om de scheepswerf voor de lange termijn veilig te stellen en ervoor te zorgen dat de vaardigheden van de arbeiders optimaal worden benut voor de samenleving als geheel. Het spreekt boekdelen over de politiek van de belangrijkste lokale partijen en de regering van de Tories in Londen dat hier nooit serieus rekening mee is gehouden.

    Ik was verre van de enige socialist op de werf en een van de dingen die je echt duidelijk zag, was het vermogen van de arbeiders om snel vergaande lessen te trekken uit de strijd die ze voerden. Tegelijkertijd had je een personeelsbestand met veel verschillende politieke en religieuze opvattingen, ook met sterke overtuigingen. Toch toonden de arbeiders het vermogen om deze kwesties op een respectvolle manier te bespreken, zij het met de gebruikelijke woordenwisselingen op de werkplek.

    Wat echter duidelijker werd, was dat noch de unionistische noch de nationalistische politici de belangen van de arbeidersklasse behartigen. Ik denk dat men begrepen heeft dat je in een strijd als deze alleen op andere werkenden en je eigen organisaties kan rekenen. Als socialist denk ik dat het meer dan ooit nodig is dat de vakbeweging haar eigen agenda op tafel legt en kijkt hoe zij de belangrijkste partijen kan uitdagen op een manier die de arbeidersklasse verenigt.

    Er zijn de jongerenacties rond klimaatverandering, waaronder schoolstakingen. Is de strijd van de arbeiders op de scheepswerf relevant voor deze bewegingen?

    Niemand begrijpt zo goed als Harland & Wolff-arbeiders de rol die de scheepswerf kan spelen in het creëren van groene energie. De laatste 10 tot 15 jaar zijn deze arbeiders betrokken bij het maken van prototypes en het bouwen van de fysieke infrastructuur die nodig is voor offshore windturbines. Als vakbond pleiten we er al jaren voor dat Harland & Wolff een specialist in groene energie wordt. Voor de recente crisis hebben de delegees en ikzelf het op ons genomen om onderzoek te doen en mogelijk werk in deze sector te identificeren. We gebruikten de positie van de Socialist Party in de Dáil, het parlement van de Ierse Republiek, om vragen te krijgen over aankomende projecten die werk kunnen opleveren. Via de aanwezigheid van Unite in Westminster hebben we ook daar druk gezet. Maar achteraf gezien is het duidelijk dat de directie geen echte interesse had en dat ze het had opgegeven.

    Veel milieuactivisten kennen InfaStrata, het bedrijf dat de scheepswerf heeft overgenomen, voor zijn rol in de exploratieboringen naar olie in Woodburn Forest bij Carrickfergus en het huidige controversiële gasopslagproject op Islandmagee. Leden van de Socialist Party en veel vakbondsactivisten zijn betrokken geweest bij campagnes tegen deze projecten. Het lijdt geen twijfel dat veel van de werknemers willen dat hun vaardigheden worden ingezet om de milieuramp aan te pakken en de vakbond zal zich blijven inzetten voor groene banen en een rechtvaardige overgang. Het centrale probleem is echter dat je geen controle hebt over wat je niet bezit. De scheepswerf zal worden gebruikt voor wat het meest rendabel is, of het nu gaat om hernieuwbare energie of fossiele brandstoffen. De enige manier om ervoor te zorgen dat de scheepswerf op een ecologisch duurzame manier wordt gebruikt, is op basis van publiek eigendom en democratische controle van het personeel.

    Het personeel weet natuurlijk ook dat veel van de jongeren die hen op de werf bezochten jonge socialisten en milieuactivisten waren. Alle werkenden zagen de strijd die zij leverden niet alleen als een strijd om hun baan te verdedigen, maar ook als een strijd voor een fatsoenlijke toekomst voor de jongeren. Het redden van de scheepswerf biedt de mogelijkheid om de vaardigheden die op de scheepswerf aanwezig zijn, over te dragen aan een jongere generatie door leerlingen in dienst te nemen, wat essentieel is als we de scheepswerf willen gebruiken voor groene jobs.

    Staan we aan het begin van een opleving van arbeidersstrijd in Noord-Ierland? Er waren stakingen van ambtenaren en andere werkenden – van postpersoneel tot verpleegkundigen. Er is nu ook de dreiging dat 1.200 jobs verdwijnen bij bussenbouwer Wrightbus. Welke lessen kunnen er voor werkenden getrokken worden uit het conflict bij Harland&Wolff?

    Vóór dit conflict werden de scheepswerf en het idee van de scheepsbouw in Belfast afgeschreven als een relikwie uit het verleden. Het waren de arbeiders zelf die er vertrouwen in hadden dat er een toekomst was voor de industrie en die zagen hoe hun vaardigheden kunnen worden ingezet.

    De bezetting toonde het vermogen van de arbeiders om zich te organiseren en de uitdaging aan te gaan. Elke dag van de bezetting was ik getuige van vindingrijkheid en een enorm vermogen om problemen, groot of klein, aan te pakken. Deze arbeiders hebben zich ontwikkeld tot klassenstrijders waarbij ze alle behoeften van de strijd opnamen – van het organiseren van financiën over het opstellen van een aanwezigheidsschema, het ontwikkelen van structuren tot het allerbelangrijkste: een plan om te winnen. Ze hebben laten zien dat ze hun zaak kunnen beargumenteren, zowel in de media als in vergaderingen, terwijl ze gedurende die lange weken ook voor elkaar zorgen. Het is voor mij enorm indrukwekkend om de scherpte van het denken in vergaderingen en persoonlijke discussies te zien, gekoppeld aan een sterk vermogen om doorheen zakelijke onzin te kijken.

    De andere les die we eerder hebben geleerd is dat wanneer een groep werkenden een standpunt inneemt, zij solidariteit kunnen krijgen van duizenden werknemers van alle achtergronden. We waren vooral verbaasd over de solidariteit van vakbondsleden uit Zuid-Afrika, die via de zusterorganisatie van de Socialist Party, de Workers and Socialist Party, van het conflict op de hoogte waren. Het idee dat deze werkenden, die het zwaar te verduren hebben, geïnspireerd waren en zich solidair verklaarden met de arbeiders in Belfast, was ongelofelijk en een punt van discussie dat steeds weer opnieuw aan de orde kwam.

    Wrightbus, een Noord-Iers bedrijf dat in oktober een massale afdankingsronde heeft aangekondigd, is nogmaals een illustratie van de totale minachting van het kapitalistische systeem voor werkenden, zijn bereidheid om geschoolde werknemers die jaren van hun leven aan een onderneming hebben gegeven op de schroothoop te gooien. De les van Harland & Wolff is dat strijd en klassensolidariteit de sleutel zijn tot het verdedigen van banen. Op dit moment huren de arbeiders op de werf bussen in om zich bij de Wrightbus-werknemers in Ballymena aan te sluiten voor de strijd voor het behoud van jobs.

    Zoals de militante vakbondsleider Bob Crow altijd zei: “Als je vecht, kan je winnen. Als je niet vecht, heb je al verloren”. Er waren geen garanties op een overwinning, maar de strijd van deze arbeiders stond centraal bij het veiligstellen van hun jobs en een toekomst voor de werf. Het laatste wat ik wil zeggen is dat de strijd van deze arbeiders laat zien dat een socialistisch alternatief op het falen van het kapitalisme mogelijk is en de belangrijkste factor om dat te bereiken is de arbeidersklasse.

  • 50 jaar geleden: Britse troepen trekken Noord-Ierland binnen

    50 jaar geleden – in augustus 1969 – stuurde de Britse regering troepen naar Noord-Ierland. Hieronder een archiefartikel dat tien jaar geleden werd gepubliceerd: één van de laatste artikels van Peter Hadden die in 2010 overleed. Peter Hadden was één van de voortrekkers van onze internationale werking en was decennialang actief in Noord-Ierland. 

    [divider]

    Augustus 1969 vormde een keerpunt in de Noord-Ierse geschiedenis. De Britse regering onder leiding van Harold Wilson (Labour) nam de beslissing om troepen naar Noord-Ierland te sturen om er op straat te patrouilleren, eerst in Derry en daarna ook in Belfast.

    De maatregel werd voorgesteld als tijdelijk. Er werd gesteld dat de troepen nodig waren als antwoord op de rellen die de straten teisterden in grote delen van Derry en Belfast. Daar waren grote delen van de stad afgesloten met barricades en het was duidelijk dat de Unionistische regering van Stormont de controle was verloren. De Britse troepen vormden een noodoplossing en ze zouden terug verdwijnen “zodra de orde hersteld” was.

    Net als in Irak en Afghanistan zou de Britse heersende klasse snel ontdekken dat het één zaak is om het leger naar een conflictgebied te sturen, maar iets anders om er terug weg te geraken. In het geval van Noord-Ierland werd de “tijdelijke” aanwezigheid van troepen uiteindelijk een periode van 25 jaar bloedig conflict waarbij de troepen in de frontlinie stonden. Dat werd gevolgd door een decennium van halfslachtige en ongemakkelijke vrede waarbij de troepen in de kazernes bleven, maar nog steeds op elk ogenblik op straat konden worden ingezet.

    Augustus 1969 vormde een keerpunt omdat het een einde vormde voor de periode van de burgerrechtenbeweging dat de basis legde voor de opkomst van de nieuwe politieke en paramilitaire krachten die de decennia daarna zouden domineren. De Troubles begonnen amper tien maanden voordien met een explosie van woede in de katholieke arbeidersbuurten. Er werd daar geprotesteerd tegen de onrechtvaardigheden die hen werden opgelegd door de Unionistische staat. Gedurende bijna 50 jaar, sinds het opzetten van de Noord-Ierse staat, leden de katholieken onder systematische discriminatie op het vlak van huisvesting en werkgelegenheid.

    Op 5 oktober was er een kleine betoging in Derry van voornamelijk linkse organisaties, waaronder leden van de Derry Labour Party en Derry Young Socialists. Die eisten een stopzetting van de discriminatie en jobs en huisvesting voor iedereen. De betoging werd verboden en werd op repressie onthaald door de Noord-Ierse politie van de RUC (Royal Ulster Constabulary). De beelden van de politie die de vreedzame betogers hardhandig aanpakten, zorgden voor een schok van woede in de arbeidersbuurten en de burgerrechtenbeweging werd al snel een massabeweging van de katholieke arbeidersklasse.

    Onder de jongeren die op straat kwamen, werd de woede tegenover het establishment gekoppeld aan een afkeer tegenover de nationalistische politici die niets hadden gedaan voor de katholieke gemeenschap. In het verzet tegen het wanbeleid van de unionisten keerde deze beweging zich ook af van de achterhaalde ideeën van het rechtse nationalisme. Er begon een grote respons te komen voor socialistische opvattingen, zeker in Derry waar de lokale Labour Party de woede van de jongeren tegenover de slechte huisvesting en de massale werkloosheid kon kanaliseren en er een uitdrukking aan gaf.

    De huisvesting in protestantse arbeidersbuurten was overigens niet beter dan in katholieke buurten. Het probleem was niet enkel discriminatie maar wel de afwezigheid van degelijke publieke huisvesting. Op het vlak van werkgelegenheid was er discriminatie, maar er ook onder protestanten was er armoede en werkloosheid.

    Gemiste kans voor eenheid

    Indien de actie van 5 oktober gewoon had kunnen plaatsvinden en had geleid tot een strijd tegen discriminatie (met inbegrip van discriminatie van protestanten door nationalistische raden) gekoppeld aan een strijd voor degelijke huisvesting en werk voor iedereen, dan was een krachtige en eengemaakte beweging van de arbeidersklasse mogelijk geweest.

    Na veertig jaar van Troubles moet niet meer worden gezegd dat dit niet gebeurde. Het gebeurde niet omwille van de afwezigheid van een leiding die in staat was om een eengemaakte beweging op te zetten. Het ontbrak aan ideeën en autoriteit. De leiding van de vakbonden controleerde een beweging met 210.000 leden maar bleef stilzwijgend aan de kant staan toekijken na 5 oktober. Ze bleven zwijgen toen er betogingen en tegenbetogingen waren, tijdens de rellen en de groeiende spanningen. De vakbonden beperkten zich tot het prijzen van de Unionistische regering toen er gedeeltelijke hervormingen werden doorgevoerd en verder werd vooral tot kalmte opgeroepen.

    De nieuwe afdeling van de Labour Party in Derry radicaliseerde snel naar links tijdens deze gebeurtenissen. Hetzelfde gebeurde tot op zekere hoogte in andere afdelingen van de Noord-Ierse Labour Party (NILP) die een groeiende basis had in arbeidersbuurten, zowel in katholieke als in protestantse buurten.

    Een motie op de conferentie van de NILP in mei 1969 riep de partij op om een leidinggevende rol te spelen in de burgerrechtenbeweging. De rechtse leiding was voorzichtig om zich niet al te openlijk tegen deze motie te keren en probeerde het van de agenda te halen, maar de conferentie liet dit niet gebeuren en stemde de motie. Het maakte weinig verschil aangezien de leiding van de partij de inhoud negeerde en verder niets bleef doen.

    Het falen van de arbeidersbeweging om tussen te komen, maakte dat er meer ruimte was voor de zogenaamde “gematigde” leiders van de burgerrechtenbeweging (zoals de toekomstige SDLP-leider John Hume) die een autoriteit opbouwden doorheen deze beweging. Hume was de stem van de conservatieve katholieke middenklasse en verzette zich fel tegen iedere klassenbenadering en tegen socialistische opvattingen die een bedreiging vormden voor de grote katholieke eenheid die hij op het oog had.

    Vanuit de extremistische hoek van de unionisten en de meest achtergebleven delen van de protestantse bevolking zou er sowieso protest komen tegen de burgerrechtenbeweging. Maardoor het programma van deze beweging te beperken tot rechten voor katholieken, was het voor de regering en demagogische figuren als Ian Paisley mogelijk om deze beweging af te schilderen als een antiprotestantse beweging en daarmee kregen ze een bredere basis voor hun reactionaire opvattingen.

    Er was een sterke linkerzijde binnen de burgerrechtenbeweging. Er waren invloedrijke figuren als Eamonn McCann van de Derry Labour Party en Bernadette Devlin die een unionist versloeg bij tussentijdse verkiezingen in Mid Ulster. De radicalisering maakte dat een groep als Peoples Democracy (een organisatie van voornamelijk studenten aan Queens University) een zekere steun vond bij katholieke arbeidersjongeren.

    Maar een massale revolutionaire beweging is een harde test voor socialisten, zeker in een complexe situatie zoals in Noord-Ierland. De groepen die bestonden kenden veel verwarring, ultra-gauchistische standpunten en een fatale tendens om steeds opnieuw politiek in te binden zodra de druk te groot werd. Zo stemde Eamonn McCann aanvankelijk in met het voorstel van John Hume om op betogingen geen spandoeken, protestborden of andere boodschappen toe te laten buiten het officiële platform van de burgerrechtenbeweging.

    Sectaire spanningen nemen toe

    Tegen 1969 begonnen de gebeurtenissen scherper te worden. In de maanden voor augustus waren er verschillende rellen in Derry, Dungiven, Armagh, Lurgan en andere regio’s. Tegen juli waren de rellen ook uitgebreid naar delen van Belfast met harde sectaire confrontaties. In deze gespannen sfeer werden de aanvankelijke eisen van de burgerrechtenbeweging steeds meer overschaduwd door de eis om de wijken te verdedigen tegen sectaire aanvallen en tegen de politie. Dat werd de drijfveer van de betogers.

    De paramilitaire organisaties die zich zouden opwerpen als “verdedigers” van de arbeidersbuurten bestonden nog niet echt op dit ogenblik. Er werd een verdedigingsorganisatie opgezet in Shankill, de Shankill Defence Association, als reactie op rellen in de buurt. Deze groep was een voorloper van de organisaties die twee jaar later zouden samenkomen in de sectaire paramilitaire groep UDA (Ulster Defence Association). Het UVF (Ulster Volunteer Force) probeerde zich midden jaren 1960 te hervormen, maar was grotendeels uit elkaar gevallen als gevolg van een de staatsrepressie en de groeiende desinteresse in de protestantse gemeenschap. Een deel van het unionistische establishment probeerde de hervormingen in het UVF aan te moedigen, maar dat veranderde weinig aan de neergang van de groep.

    Het IRA had grotendeels afgedaan en was nog niet hersteld van haar “grenscampagne” in de jaren 1950. Het IRA was grotendeels ontwapend. Volgens een ooggetuige (Bishop/Mallie in “The Provisional IRA”) was er in mei 1969 een bijeenkomst van de IRA-leiding in Dublin waar de toekomstige leider van het Voorlopige IRA, Ruairi O’Bradaigh, de kwestie van de verdediging van de wijken aanbracht maar geen gehoor daartoe vond bij de toekomstige leider van het officiële IRA, Cathal Goulding, die stelde dat het aan het Britse leger en de RUC was om de bevolking te verdedigen. Toen werd gevraagd welke wapens er beschikbaar waren, antwoordde Goulding: “een pistool, een machinegeweer en wat munitie.” Deze versie van de feiten komt natuurlijk uit de hoek van het later afgesplitste Voorlopige IRA maar het is ongetwijfeld vrij waarheidsgetrouw wat de slagkracht van de IRA op dit ogenblik betrof.

    De situatie in Noord-Ierland werd steeds meer gespannen in de aanloop naar een jaarlijkse protestantse optocht in Bogside in Derry, de Apprentice Boys March, waarbij 15.000 betogers werden verwacht. De dreiging van ernstige sectaire confrontaties die zouden overslaan naar andere steden waaronder Belfast was erg groot. Het kleine Citizens Action Committee in Derry was grotendeels verdwenen. Er waren een aantal republikeinen die samen met enkele individuen hadden gereageerd op eerdere aanvallen in Bogside door de Derry Citizens Defence Association op te zetten. Ook in Belfast ontstonden lokale waakzaamheids- en verdedigingscomités. Deze waren aanvankelijk niet de sectaire organen die ze later zouden worden. In gemengde wijken waren er ook gemengde verdedigingsgroepen met zowel protestanten als katholieken die niet wilden dat er rellen waren in hun wijk.

    De vakbondsleiders namen geen enkel initiatief om van deze groepen eengemaakte organisaties te maken die een verweer zouden kunnen vormen tegen sectair geweld in al zijn vormen. Het enige vakbondsoptreden bestond uit een verklaring op 4 augustus – een week voor de Apprentice Boys March – waarin vakbondsleden werden gevraagd om straatmeetings en betogingen die zouden kunnen leiden tot rellen te vermijden.

    Er was ook onder linkse figuren verwarring. Het ontbreken van een revolutionaire partij maakte dat zelfs de beste linkse figuren zoals Bernadette Devlin en Eamonn McCann toegaven aan de druk. In de plaats van een onafhankelijke klassenpositie te behouden, trok Bernadette Devlin naar de VS om er bij de algemeen-secretaris van de VN op aan te dringen dat VN-troepen zouden worden gestuurd. Toen de rellen in Bogside begonnen, legde ze samen met McCann een verklaring af onder de titel: “Westminster moet optreden” waarbij werd opgeroepen om de Noord-Ierse grondwet op te schorten en een grondwetgevende conferentie bijeen te roepen van de regeringen in Westminster, Stormont en Dublin om samen tot een oplossing te komen.

    Gevecht op Bogside

    De betoging van de Apprentice Boys op 12 augustus begon vreedzaam, maar dat zou niet lang duren. Leden van de Derry Labour Party en Young Socialists waren op straat om jongeren in Bogside te overtuigen om de betogers niet aan te vallen. Dat lukte een tijdje, maar uiteindelijk gebeurde het onvermijdelijke. Er werden stenen gegooid en de RUC kwam tussen met een grootschalige aanval op Bogside.

    De leden van de Labour Party en Young Socialists sloten zich onmiddellijk bij de andere buurtbewoners aan bij het opzetten van een barricade tegen de aanvallen van de RUC. De politie werd bekogeld met stenen.

    Het gevecht op Bogside zou meer dan twee dagen duren. De RUC chargeerde meermaals op de bevolking, maar werd evenzeer meermaals terug verdreven omdat het stenen regende met wijkbewoners die vanop flatgebouwen een bekogeling organiseerden. Ook vanuit andere katholieke buurten werden acties opgezet in een poging om de RUC op de knieën te krijgen.

    Na een dag van gevechten zorgde een verklaring van de regering in Zuid-Ierland voor een verdere sectaire verhitting. Veel mensen in het zuiden van Ierland zagen de gevechten op televisie en eisten dat er iets zou gebeuren. De Ierse premier Jack Lynch zei dat zijn regering niet zomaar zou “toekijken”. Er werden Ierse veldhospitalen opgezet in Donegal, vlak aan de grens met Derry. De uitspraak van Lynch moest verbergen dat de Ierse regering effectief niets zou doen, maar dat is niet hoe de protestantse bevolking in het noorden dit zag. Het zorgde voor een verscherping van de sectaire spanningen.

    De RUC, de kracht waarop de unionistische regering beroep deed om haar greep te behouden, beschikte over 3.200 manschappen. Na maanden van rellen waren 600 agenten gewond en dat was nog voor Bogside. Na twee dagen van gevechten was deze slecht uitgeruste kracht echter nog niet verslagen. De unionisten besloten hardere middelen in te roepen en riepen 8.500 reserve-agenten op, de beruchte B Specials.

    Troepen in Noord-Ierland

    Indien deze gewapende en sterk bevooroordeelde protestantse militie naar Bogside was gestuurd, dan had dit zeker geleid tot een bloedbad. Het geweld zou zich verspreid hebben en een burgeroorlog zou erg waarschijnlijk zijn geworden, zowel in het noorden als het zuiden van Ierland. Het was om die mogelijkheid te vermijden dat de Britse regering besloot om troepen te sturen.

    Uiteraard was de Britse heersende klasse niet zozeer begaan met de belegerde katholieke bevolking van Bogside. Maar een burgeroorlog in Ierland zou ook gevolgen hebben in de grote Britse steden. Het zou de zakelijke belangen van de Britten in Ierland bedreigen en de economische relaties die zorgvuldig werden opgebouwd met Dublin zouden op de helling komen te staan. Bovendien zou het hebben geleid tot sterke anti-Britse gevoelens in de VS en andere landen.

    Zodra duidelijk werd dat de troepen niet gewapenderhand Bogside opnieuw zouden veroveren, was er een zucht van opluchting in deze wijk en werden de troepen in zekere zin zelfs verwelkomd.

    Maar zodra de rust in Derry terugkeerde, ontplofte Belfast met een veel bloediger sectaire confrontatie. Er waren intensieve gevechten in de straten van Shankill en tussen Shankill en Ardoyne. Grote groepen wijkbewoners kwamen op straat, sommigen van hen gewapend. De RUC vuurde op de betogers en daarbij vielen zeven doden (vijf katholieken en twee protestanten) naast 750 gewonden. Hele straten waren in een slagveld herschapen. Mensen probeerden te vluchten.

    Hierop werden 600 Britse soldaten naar het gebied overgebracht om posities in te nemen. Ze wisten niet waar ze exact waren, ze kenden de buurt niet en ze wisten niet in welke richting ze hun geweren moesten richten indien er werd gevochten. De rellen bleven aanhouden in andere buurten, maar tegen het weekend was er een zelfde ongemakkelijke rust als in Derry.

    Op dat ogenblik leefden 150.000 mensen achter de barricades in de katholieke wijken waar het regime niets meer te zeggen had. De houding van deze bewoners tegenover de troepen was aanvankelijk positief. Ze dachten dat de troepen ervoor zouden zorgen dat de belegering van hun wijken zou stoppen. Allerhande politici, ook van de burgerrechtenbeweging, verwelkomden de Britse troepen.

    Ook de meeste linkse activisten in Groot-Brittannië en Ierland deden dit. Dit waren dezelfde groepen en individuen die later het luidst van allemaal “trek de troepen terug” zouden roepen. Maar ze steunden eerst wel de beslissing om de troepen naar Noord-Ierland te sturen. Slechts enkele uren voor de soldaten in Derry aankwamen, belde Bernadette Devlin nog naar minister Callaghan om er op aan te dringen dat er troepen zouden komen. De Socialist Workers Party stelde op dat ogenblik: “De ademruimte die er komt door de aanwezigheid van Britse troepen zal kortstondig maar belangrijk zijn. Diegenen die oproepen voor de onmiddellijke terugtrekking van de troepen vooraleer de mensen achter de barricades zich kunnen verdedigen, roepen op tot een pogrom die de socialisten het hardste zal treffen.”

    Militant – de voorloper van de Socialist Party – stond ter linkerzijde alleen met een duidelijke klassenpositie. We gaven toen een zwart/wit krantje op vier pagina’s uit. In september 1969 was de titel op de voorpagina een oproep om de troepen terug te trekken. We stelden dat er nood was aan een gewapende verdedigingsmacht van vakbondsmilitanten. We waarschuwden: “De oproep om Britse troepen te sturen, zal een erg zure nasmaak krijgen bij de leiders van de burgerrechtenbeweging. De troepen zijn gestuurd om een oplossing te vinden in het belang van de Britse en Ierse bedrijfswereld.”

    Dat was geen abstracte positie die we van buitenaf naar voor brachten. De weinige leden die Militant op dat ogenblik in Noord-Ierland had maakten deel uit van de barricades in Derry en namen deel aan de verdediging van de wijk. Ze zouden de gevolgen van een pogrom aan den lijve ondervinden. In tegenstelling tot anderen gaven wij niet toe aan een tijdelijk breed gedragen steun voor de Britse troepen, we legden uit wat het doel van deze troepen was en waarom ze werden gestuurd. Dat standpunt werd bevestigd door wat zou volgen.

    De basis voor verdedigingscomités van de arbeidersklasse

    Ook onze oproep voor verdedigingscomités van vakbondsmilitanten was geen abstracte slogan die ver verwijderd was van de realiteit van dat ogenblik. De waarheid is dat de troepen niet in staat waren om een eventuele burgeroorlog te stoppen. Hun aanwezigheid had veeleer een psychologisch effect in de plaats van een fysieke impact. Het zorgde voor een tijdelijke rust.

    Maar het leger was enkel aanwezig in Derry en delen van Belfast. Elders waren het acties van arbeiders die een verspreiding van de Troubles tegen hielden. In Docks, Grosvenor Road, East Belfast, Alliance Avenue en andere buurten kwam de bevolking op straat om het geweld en de intimidaties te stoppen. In de flatgebouwen van Carlisle in de buurt van Shankill, kwamen katholieken die hun huis ontvlucht waren terug en ze werden daarbij begeleid door lokale inwoners.

    Delegees in de grote fabrieken speelden een rol in het stoppen van sectaire intimidaties op de werkvloer. Aan de dokken was er een personeelsvergadering die door bijna alle arbeiders werd bijgewoond en het kwam tot een korte staking tegen het conflict. De delegees gingen naar de huizen van katholieke dokwerkers die uit angst voor geweld thuis waren gebleven om hen ervan te overtuigen dat hun veiligheid werd gegarandeerd als ze terug kwamen.

    Zonder deze initiatieven zou het geweld zich verder verspreid hebben en zou het leger machteloos geweest zijn in het vermijden van het geweld en zelfs van een burgeroorlog. Het enige wat de troepen hadden kunnen doen, was het opzetten van veilige luchtbruggen om mensen te evacueren naar veiligere gebieden. Het waren de instinctieve acties van gewone arbeiders die een burgeroorlog hebben vermeden.

    Dit had de basis kunnen vormen voor verdedigingscomités van de arbeidersklasse. Als de vakbondsleiding effectief leiding had gegeven of indien er een revolutionaire organisatie was geweest met voldoende steun op de werkvloer en in de arbeiderswijken, dan was het mogelijk geweest om delegees en verschillende anti-sectaire verdedigingsgroepen bijeen te brengen. Er hadden ook banden kunnen worden gesmeed met de mensen van de barricades in West Belfast en Derry.

    In de plaats van een dergelijk initiatief te nemen, besloot de vakbondsleiding om nog sterker samen te werken met de unionistische regering. Ze vergaderden met ministers in Stormont begin september en brachten een gezamenlijke verklaring naar buiten om de beperkte hervormingen toe te juichen en de bevolking op te roepen om niet op straat te komen en de barricades te verlaten. Duizenden vakbondsleden die wel op straat waren gekomen om hun buurt te verdedigen tegen sectaire intimidaties kregen het mes in de rug.

    Opkomst van sectaire milities

    Het was niet voor het eerst – en zeker niet voor het laatst – dat het falen van de arbeidersbeweging ruimte liet aan andere krachten om zich op te werpen. Het falen van de oude leiding van de IRA om de katholieke wijken te verdedigen, vormde de basis voor de opkomst van de Voorlopige IRA. Toen volledige wijken in brand stonden, slaagde het IRA er enkel in om wat oude republikeinen bijeen te brengen en vanuit een lokale school met een machinegeweer, een jachtgeweer en vier pistolen het vuur te openen op protestanten. In de buurt verscheen er graffiti zoals “IRA: I Ran Away”. Ontgoochelde nationalisten kwamen bijeen en organiseerden een afsplitsing in de vorm van de Voorlopige IRA.

    Het duurde niet lang vooraleer de echte rol van de troepen duidelijk zou worden. Ironisch genoeg waren het de protestanten van Shankill Road die het eerst kennis zouden maken met de brutale methoden die snel gemeengoed zouden worden. In oktober werd aangekondigd dat de B Specials zouden worden opgedoekt en vervangen door een nieuwe kracht, de Ulster Defence Regiment (UDR). Die beslissing werd positief onthaald door de leiders van de burgerrechtenbeweging, de NILP en de vakbonden. Maar het werd woedend onthaald door de protestanten van Shankill Road.

    Het kwam tot rellen en daarbij werd een politie-agent vermoord, de eerste RUC-agent die werd vermoord en dit ironisch genoeg door protestanten. De reactie van de autoriteiten bestond uit het sturen van de troepen om de rellen onder controle te krijgen. Het leger gaf toe dat het 66 keer schoot, waarbij één dode viel. De volgende dag waren er huiszoekingen om wapens te vinden. Er werd straat per straat door de wijk getrokken en daarbij werden alle huizen overhoop gehaald. Een agent die betrokken was bij deze actie biechtte in de media op: “We doorzochten alles. Ik vrees dat we niet echt vriendelijk te werk gingen.”

    Leiders van de burgerrechtenbeweging en sommige republikeinen juichten het optreden van het leger toe. Enkele maanden later, in de zomer van 1970, werd het geweld langs de andere kant ingezet. De troepen legden een uitgaansverbod van 34 uur op in een katholieke wijk en begonnen een grootschalige zoektocht naar wapens. Daarbij werden dezelfde methoden als in Shankill gebruikt. Het leger botste op gewapend verzet van beide vleugels van het IRA. Uiteindelijk vielen er vijf doden en zestig gewonden. Het voornaamste slachtoffer van deze operatie voor de overheid, was de gewijzigde houding van de bevolking tegenover de troepen. De katholieke steun voor het sturen van Britse troepen was bijzonder snel verdwenen.

    Paddy Devlin, nog steeds een parlementslid voor de NILP, stelde over deze verandering: “De bevolking wijzigde van de ene op de andere dag haar neutrale tot zelfs positieve houding voor het leger in een uitgesproken haat tegenover alles wat met het leger te maken had. De zelfverklaarde generaals en bendeleiders namen het initiatief over. Gerry Fit en ikzelf zagen hoe kiezers en arbeiders tegen ons werden opgezet en zich bij de Voorlopige IRA aansloten.” De situatie zou er niet op verbeteren.

    Die socialisten die de beslissing steunden om troepen te sturen, moeten eraan herinnerd worden dat de gewapende vleugel van gelijk welke kapitalistische staat uiteindelijk de belangen van de heersende klasse dient en niet die van de arbeidersklasse. In Noord-Ierland hebben de troepen ons repressie gebracht en geen veiligheid. Hun aanwezigheid heeft de situatie nog complexer gemaakt. Veertig jaar later zitten we met een verdeelde samenleving en een sectaire impasse die wordt voorgesteld als een “vredesproces.”

    Er is niets onvermijdelijk in de geschiedenis. De veertig jaar van conflicten werd pas onvermijdelijk toen er geen leiding was om een socialistische uitweg aan te bieden. De centrale taak vandaag is om zo’n leiding op te bouwen zodat de fouten uit het verleden niet worden herhaald en zodat de hernieuwde kansen om socialistische ideeën ingang te doen vinden met beide handen worden gegrepen.

  • Strijd om historische scheepswerf Harland & Wolff open te houden

    De scheepswerf Harland & Wolff is niet alleen historisch omdat hier de Titanic werd gebouwd, maar ook omdat het een icoon in de geschiedenis van de Noord-Ierse arbeidersstrijd is. Momenteel wordt de werf met sluiten bedreigd waardoor 130 jobs zouden verdwijnen. Er is een strijd om dit te vermijden waarover we eerder al een bericht publiceerden. Daarin spelen leden van onze zusterorganisatie in Noord-Ierland een actieve rol. Hieronder enkele uittreksels uit de stakingskrant die de Socialist Party produceerde.

    Lees hier de volledige krant 

    [divider]

    Vechten voor groene jobs! Voor een socialistische industriële strategie

    Boris Johnson betuigde zijn medeleven met de arbeiders van Harland & Wolff naar aanleiding van de dreigende sluiting van de scheepswerf. Hij voegde er meteen aan toe dat de toekomst van de werf uiteindelijk berust op een “commerciële beslissing”. Hij zegt dat hij de industrie wil ontwikkelen, maar hij en andere kapitalistische ideologen kunnen – of durven – zich geen economisch model voorstellen dat door iets anders dan winst voor een kleine elite wordt gedreven.

    Dat betekent niet dat de kapitalistische klasse zich onder geen enkele omstandigheid tegen nationalisatie verzet. Toen de financiële crash toesloeg, werden de banken effectief genationaliseerd, wat 500 miljard pond kostte. Zelfs Thatcher heeft Rolls Royce genationaliseerd. Maar deze stappen waren uitsluitend gericht op het redden van de bankiers en bazen, waarbij overheidsgeld naar de bedrijven werd gesluisd totdat ze gestabiliseerd konden worden en teruggegeven aan dezelfde kapitalisten die de crisis hadden veroorzaakt.

    Socialisten verwerpen de veronderstelling dat particulier eigendom en winst de basis van onze economie moeten vormen. Wij zijn van mening dat er een rationeler, efficiënter en duurzamer alternatief bestaat. Wij willen dat de rijkdom die door de arbeid van de werkende bevolking wordt gecreëerd, wordt gebruikt in het belang van de samenleving als geheel.

    Wij staan voor de nationalisering, niet alleen van bedrijven die het moeilijk hebben, maar ook van de grote ondernemingen die onze economie domineren en van alle belangrijke sectoren die van vitaal belang zijn voor het functioneren ervan. Wij staan voor democratische controle op deze sectoren door de werknemers ervan en de arbeidersklasse in het algemeen, niet voor controle van bovenaf door bureaucraten die niet weten hoe ze in de praktijk functioneren.

    Op deze basis zou de enorme rijkdom die er in de samenleving bestaat – momenteel opgepot door een parasitaire elite – op een geplande en democratische manier kunnen worden gebruikt om te investeren in de productie, de infrastructuur en de openbare diensten die de samenleving nodig heeft, om veilige banen met een leefbaar loon te creëren en tegelijkertijd de levensstandaard van de overgrote meerderheid te verbeteren. Geschoolde arbeiders zoals die van Harland & Wolff, Bombardier en dergelijke zouden niet op de schroothoop worden gegooid. Door middel van een socialistische industriële strategie zouden deze vaardigheden in het belang van de samenleving worden beschermd en ontwikkeld, met de opleiding van nieuwe generaties, zodat jongeren een behoorlijke toekomst krijgen.

    Een voor de hand liggende toepassing van de vaardigheden van werknemers zoals die van Harland & Wolff zou zijn om de dreigende klimaatverandering aan te pakken, windturbines te bouwen en andere projecten die ons kunnen helpen om snel van fossiele brandstoffen over te schakelen op hernieuwbare energie en rampen te voorkomen. Dit vereist een dringend en gecoördineerd plan van aanpak en investeringen die het kapitalisme simpelweg niet zal doen. We kunnen niet wachten tot ‘de markt’ hoort dat er geen winst is op een dode planeet.

    Het onvermogen van het kapitalisme om welvaart, veiligheid en een duurzame toekomst voor de overgrote meerderheid van de mensen op onze planeet te waarborgen is vanzelfsprekend. Een democratisch, socialistisch economisch plan is het rationele alternatief op de waanzin van dit systeem. Maar het zal een diepgaande strijd van de arbeidersklasse vereisen om de controle over onze economie en onze toekomst te ontnemen aan de kapitalisten die beide vernietigen.

    [divider]

    Harland & Wolff: De verborgen geschiedenis van de arbeidersstrijd

    De geschiedenis van Noord-Ierland wordt vaak voorgesteld als die van een land met twee tradities – nationalisme en unionisme – die met elkaar in strijd zijn. Bijna alles wordt voorgesteld als behorend tot de ene of de andere traditie, inclusief de scheepswerf. Het klopt de meeste dingen een door sektarisme bezoedelde geschiedenis hebben en dit geldt zeker ook voor de scheepswerven. Maar er is daarnaast een andere geschiedenis, die we zien op de scheepswerven, in heel Belfast en in Noord-Ierland – dat is de arbeidstraditie, waar de arbeidersklasse samen strijdt voor gemeenschappelijke belangen.

    Honderd jaar geleden namen werknemers in Harland & Wolff deel aan een maanden durende technische staking die Belfast tot stilstand bracht. De staking begon als gevolg van het feit dat de mensen op de scheepswerf zich organiseerden voor een arbeidsduurvermindering tot 44 uur per week. Het personeel van Harland & Wolff speelde een prominente rol in die beweging. De staking zelf toonde het potentieel om de arbeidersklasse te verenigen over de sektarische scheidslijn en het toonde de kracht van dergelijke eenheid.

    Vijftig jaar geleden, aan het begin van de Troubles, riepen vakbondsleden van Harland & Wolff een massabijeenkomst van de arbeiders bijeen, omdat katholieke arbeiders niet naar hun werk waren gekomen uit angst voor een sektarische aanval. Tijdens de bijeenkomst riep een van de meest ervaren delegees op de werf, Sandy Scott, op: “Als we ons als arbeiders gedragen, ongeacht onze religie, kunnen we hopen op een uitbreiding van de arbeidsmogelijkheden en een beter leven.” Een resolutie tegen sektarisch geweld werd unaniem aangenomen. De delegees bezochten vervolgens de huizen van katholieke scheepswerfarbeiders en riepen hen op om terug te keren. Ze slaagden daar ook in. Tegelijkertijd kon de sectaire politicus Ian Paisley slechts 180 van de 8.000 personeelsleden mobiliseren om zijn bijeenkomsten te steunen. Er zijn ontelbare verhalen zoals deze aan het begin van de Troubles en in de daaropvolgende jaren.

    Deze traditie stierf niet toen de Troubles begonnen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen tienduizenden arbeiders in heel Noord-Ierland in actie kwamen ter verdediging van de NHS (gezondheidszorg), sloten 2000 arbeiders van de scheepswerven zich aan bij een protest van 10.000 mensen uit het havengebied in Oost-Belfast. Toen de katholieke lasser Maurice O’Kane in 1994 door de UVF in Harland & Wolff werd vermoord, riepen de delegees onmiddellijk duizenden arbeiders naar buiten en werd de scheepswerf platgelegd. De delegees zelf werden hiervoor ernstig bedreigd, maar ze gaven niet toe. In plaats daarvan volgden ze deze actie door massaal naar de begrafenis te gaan in een poging om de moordenaars te isoleren.

    De Socialist Party vindt het dringend noodzakelijk om deze traditie weer op te bouwen. Daarom hebben wij samen met anderen ‘Cross Community Labour Alternative’ gelanceerd, dat zijn eerste raadslid in Enniskillen won in de recente verkiezingen. Er is een gemeenschappelijke strijd van de werkende bevolking nodig om onze samenleving ten goede te veranderen en de vakbeweging, die 250.000 werknemers organiseert, heeft hierbij een sleutelrol te spelen. Op deze basis kunnen wij ernaar streven oplossingen te vinden voor de problemen die onze gemeenschappen verdelen. Op basis van het door winstbejag gedreven systeem van het kapitalisme zullen werkenden tegen elkaar worden opgezet en daarom is het noodzakelijk om te strijden voor een andere samenleving – een socialistische samenleving.

     

    Meer lezen over de geschiedenis van arbeidersstrijd in Noord-Ierland? Koop het boek ‘Common history common struggle’ door Peter Hadden. Te koop via onze webshop

  • Scheepswerf Harland & Wolff in Belfast bezet. Nationaliseren om jobs en vaardigheden te redden!

    Harland & Wolff staat op enkele dagen van een faillissement waardoor 130 jobs in gevaar zijn. De arbeiders van de scheepswerf in Belfast – leden van de vakbonden Unite en GMB – begonnen met een bezetting. Ze eisen de nationalisatie van de scheepswerf om de toekomst veilig te stellen. De bredere vakbondsbeweging en de werkenden moeten zich achter deze arbeiders scharen om de jobs en vaardigheden op deze iconische site te vrijwaren voor de komende generaties.

    Het Irish Congress of Trade Unions zou onmiddellijk een grote demonstratie moeten organiseren ter ondersteuning van de eis van de arbeiders van Harland & Wolff, maar ook ter ondersteuning van ambtenaren, gezondheidswerkers en medewerkers van vrijetijdscentra die strijden tegen lage salarissen en aanvallen op de arbeidsvoorwaarden. Zo kunnen al deze strijdbewegingen met elkaar verbonden worden.

    De recente aankondiging dat het bedrijf failliet dreigde te gaan nadat de eigenaars er niet in slaagden een akkoord te bereiken met hun crediteuren, gaf aanleiding tot grote bezorgdheid, niet alleen bij het personeel zelf, maar in de hele gemeenschap. Het verlies van meer jobs en vaardigheden zou een zware klap zijn. Belfast heeft al meer dan vierhonderd jaar een scheepsbouwindustrie, met een van de beste diepwaterhavens ter wereld en een eersteklas, geschoolde beroepsbevolking.

    Neen tegen verlies van vaardigheden

    Als er geen koper kan worden gevonden, is de logica van de kapitalistische markt dat deze hooggekwalificeerde en in vakbonden georganiseerde jobs verloren gaan. Noord-Ierland wordt overal ter wereld voorgesteld als de beste plaats om in het Verenigd Koninkrijk te investeren vanwege de lage lonen. Callcenters en horecabanen domineren. De dienstensector is goed voor ongeveer 80 procent van de jobs. Deze zijn overwegend laagbetaald en onzeker. Ze bieden weinig uitzicht op langdurige en stabiele werkgelegenheid. Het verlies van gekwalificeerde banen op de scheepswerf zal onmiddellijk en voor de komende generaties voelbaar zijn.

    Het kapitalisme heeft geen oplossing voor de crisis in de verwerkende industrie

    De scheepswerf verkeert al enkele jaren in een crisis en ziet de winstgevendheid dalen. De omzet daalde van 67 miljoen pond in 2015 naar 8 miljoen pond in 2016. Het personeelsbestand is voortdurend ingekrompen. De scheepswerf is overgegaan van het bouwen van schepen naar het repareren van schepen, maar ook het bouwen van offshore windturbines en projecten die verband houden met offshore olie- en gasboringen.

    De dreiging voor de scheepswerf is helaas niet de eerste in zijn soort de afgelopen jaren. We hebben de sluiting van de JTI Gallaghers en Michelin-fabrieken gezien, die een verwoestende klap hebben toegebracht aan de arbeidersgemeenschappen in Ballymena. De lokale politici zijn niet effectief geweest in hun pogingen om jobs te redden. Ze baseren zich op een neoliberale visie van lage lonen, waarbij ze zich richten op directe buitenlandse investeringen. Als zodanig bieden zij geen strategie voor het behoud van geschoolde jobs. Ze aanvaarden de logica van de kapitalistische markt en hebben daarom geen oplossing als ze geconfronteerd worden met de beperkingen ervan.

    Nationaliseren van de scheepswerf

    De vakbond heeft terecht van meet af aan om nationalisatie van deze dreiging gevraagd. Susan Fitzgerald, lid van de Socialist Party en vakbondssecretaris van Unite, verwoordde het kort en bondig: “Harland & Wolff heeft het grootste droogdok van het Verenigd Koninkrijk, het is de afgunst van scheepswerven in heel Europa en de Britse regering moet kijken naar de nationalisering van de werf om de vaardigheden te beschermen die Harland & Wolff vandaag heeft voor de toekomst.”

    Nationalisatie mag geen pleisterwerk zijn om het tij te keren totdat er een nieuwe koper is gevonden. Om de aanwezige kennis en vaardigheden veilig te stellen en een economie te ontwikkelen die is afgestemd op de behoeften van de meerderheid, is het noodzakelijk dat de scheepswerf wordt genationaliseerd en permanent onder democratisch toezicht wordt geplaatst, en niet wordt teruggegeven aan particuliere bedrijven die zich alleen maar zorgen maken over hun winstmarges. De bazen worden gedreven door onmiddellijke winstgevendheid op korte termijn en zijn niet in staat om de industrie op een duurzame manier te plannen en te ontwikkelen.

    Vecht voor elke job

    De enige kracht die de werf kan redden is de arbeidersklasse. We kunnen niet rekenen op politici die eerder geen enkele weg vooruit hebben aangeboden, noch op de werkgevers die de scheepswerven aan de grond hebben gezet. De SNP overwoog in Schotland om de scheepswerf van Clydeside Ferguson te nationaliseren om de werkgelegenheid te beschermen. Dit was na enorme druk van de arbeiders. Nationalisatie en de bescherming van jobs op de lange termijn kunnen alleen worden afgedwongen op basis van ernstige en aanhoudende strijd door de arbeiders en de lokale gemeenschappen.

    De recente verkiezing van Boris Johnson tot leider van de Tories en zijn aanstelling als nieuwe premier betekent een voortzetting van de aanvallen van de Tories op de arbeidersklasse, als het van Johnson zelf afhangt. Hij is echter niet in een sterke positie aan de macht gekomen. Zijn regering is zwak en verdeeld. Een ernstige mobilisatie van de vakbonden kan aanzienlijke concessies afdwingen.

    Eenheid in strijd voor de toekomst

    Het verlies van meer degelijke jobs zou een verdere klap betekenen voor de toekomst van onze jongeren. Het is mogelijk om jongeren die vechten voor hun toekomst in contact te brengen met arbeiders die vechten om hun jobs te verdedigen. We moeten de vaardigheden op de scheepswerf voor de productie van apparatuur voor hernieuwbare energie gebruiken om te helpen bij de overgang naar een groene economie die voldoet aan de behoeften van de mensen en de planeet, niet de miljardairsklasse.

    Socialistisch alternatief noodzakelijk

    Vooral het onvermogen van het kapitalisme om in de behoeften van mensen te voorzien – of het nu gaat om fatsoenlijk werk, huisvesting of het waarborgen van de duurzaamheid van de planeet – is pijnlijk duidelijk. Er zijn enorme middelen aanwezig in onze samenleving, waarbij biljoenen euro op internationaal niveau niet worden geïnvesteerd, terwijl de werkenden en hun gezinnen het moeilijk hebben. Deze rijkdom en de vaardigheden van werkende mensen moeten op een geplande en democratische manier worden gebruikt om iedereen ten goede te komen. We hebben een socialistische economie nodig, om in de behoeften te voorzien, niet om winst te maken voor een paar superrijken.

  • Noord-Ierland: anti-sectaire socialist verkozen in gemeenteraad

    “Voor mij is dit geen persoonlijke maar een politieke overwinning – het is een overwinning voor een socialistische politiek over gemeenschappen heen. Het is een uitdrukking van een groeiend verzet tegen sectaire spelletjes, besparingen en asociaal beleid door de gevestigde partijen.”

    Dat is wat Donal O’Cofaigh, een lid van de Socialist Party, verklaarde toen hij verkozen werd namens de Cross-Community Labour Alternative (CCLA) in Enniskillen, Noord-Ierland. Donal haalde 720 eerste voorkeurstemmen, ongeveer 10%. In de politieke context van Noord-Ierland is dit een belangrijke electorale doorbraak.

    Artikel door Daniel Waldron, Socialist Party (Noord-Ierland)

    Deze overwinning is het resultaat van jarenlang hard werk. Leden van de Socialist Party namen vier opeenvolgende keren deel aan de gemeenteraadsverkiezingen in Enniskillen. Donal bouwde zelf een indrukwekkend palmares op van betrokkenheid in strijd voor openbare diensten en de belangen van de werkenden. Als vakbondsactivist was hij tevens betrokken bij succesvolle campagnes tegen lage lonen en ter verdediging van zorg en onderwijs. Hij speelde een centrale rol in de beweging tegen fracking in Fermanagh.

    Een aantal thema’s stond centraal in deze campagne. Er was de hernieuwde dreiging tot afbouw van het lokale ziekenhuis na een onderzoek op initiatief van Michelle O’Neill (Sinn Fein) toen zij minister van zorg was. Er raakte bekend dat de voedselbank instaat voor ongeveer één op de vijf in de stad, een direct resultaat van de besparingen op sociale bescherming opgelegd door de conservatieve Tories en uitgevoerd door DUP, Sinn Fein en Alliance. Verzet tegen sectaire verdeeldheid was ook een belangrijk thema, zeker na de tragische dood van journaliste Lyra McKee in Derry. Rond al deze thema’s bracht de campagne van Donal een strijdbare strategie naar voor en een concreet socialistisch alternatief.

    De campagne van Donal werd algemeen erkend als de meest dynamische en politieke in de regio. Er werden honderden affiches opgehangen, naast vier grote spandoeken. Er werden 5.000 huisbezoeken afgelegd, sommige werden twee keer bezocht. Elk huishouden kreeg verschillende pamfletten. Alliance en de Green Party waren lokaal amper aanwezig. De campagne van Donal daarentegen was uniek omdat ze in elke gemeenschap in de buurt, zowel protestantse als katholieke wijken, actief werd gevoerd. Dit komt tot uiting in de resultaten. Bij de transfer van stemmen, kwamen er zowel stemmen van unionistische als nationalistische partijen naar Donal.

    Natuurlijk zal Donal nu een rol spelen in de gemeenteraad en daar tegen de gevestigde partijen ingaan met een socialistische positie. Het belangrijkste van deze verkozen positie is echter dat het kan gebruikt worden als platform om werkenden te ondersteunen in de strijd voor jobs, openbare diensten, rechten en het milieu. Vlak na de verkiezingen raakte bekend dat er een nieuwe dreiging is om tot fracking over te gaan in Fermanagh. Donal was sterk aanwezig in de media met zijn oproep tot mobilisatie hiertegen over de verschillende gemeenschappen heen.

    In de buurt Lisnasharragh in Belfast kwam Amy Ferguson op namens CCLA. Amy is een lid van de Socialist Party en secretaris van de Hospitality Branch van de vakbond Unite in Belfast. Die vakbondsafdeling organiseert werkenden in laagbetaalde en onzekere jobs. Amy is ook erg betrokken in campagnes voor LGBTQI+-gelijkheid en abortusrechten. Amy haalde 160 eerste voorkeurstemmen, een mooi resultaat voor een eerste deelname, zeker gezien de focus op de campagne in Enniskillen en de opgang van Alliance en de Greens in Lisnasharragh. Het is een stevige basis om in het oosten en zuiden van Belfast aan een socialistisch alternatief te bouwen.

    CCLA is in 2016 door de Socialist Party opgezet als electoraal profiel dat aansluit bij het enthousiasme voor het antibesparingsprogramma van Corbyn, maar ook om het idee van een brede arbeidersbeweging als alternatief op sectaire verdeeldheid te populariseren. We willen een socialistische stem opbouwen die in tegenstelling tot anderen ter linkerzijde opkomt voor een onafhankelijke arbeidersstandpunt rond de netelige kwesties inzake sectarisme en de nationale kwestie, een positie die niet in het verlengde ligt van unionisme of nationalisme maar rekening houdt met de oprechte vrees en doelstellingen van mensen in beide gemeenschappen waarbij geprobeerd wordt om op basis van solidariteit, compromissen en wederzijds respect tot eenheid te komen.

    Eerder haalde Donal O’Cofaigh respectabele resultaten. Het feit dat hij nu verkozen is, toont dat een consistente, vastberaden en strijdbare benadering tot succes kan leiden. Deze overwinning is een lichtpunt voor veel gewone werkenden en in het bijzonder voor vakbondsactivisten. Het komt er nu op aan om hierop verder te bouwen en het verzet tegen besparingen en sectarisme te versterken in de stembus, op straat en op de werkplaatsen.

  • Noord-Ierland: syndicalisten reageren na dood journaliste Lyra McKee

    Werkenden in Noord-Ierland, over de sectaire grenzen heen, waren geschokt door de schietpartij waarbij journaliste Lyra McKee werd gedood in Derry. Dit gebeurde vorige donderdag. Hieronder een reactie door Anton McCabe, lid van de nationale leiding van de journalistenbond National Union of Journalists (NUJ) en tevens lid van de Socialist Party. Hij kende Lyra en was betrokken bij enkele vakbondsacties na haar dood. Hij schrijft ten persoonlijke titel. Daaronder ook een eerste reactie door de Socialist Party in Noord-Ierland.

    Leden van de Socialist Party op een actie na de dood van Lyra McKee

    De dood van mijn vriendin en mede vakbondslid Lyra McKee op 18 april, terwijl ze als journaliste verslag uitbracht van een rel in Derry, heeft velen in Noord-Ierland geraakt. Er waren confrontaties tussen de politie en lokale jongeren in de wijk Creggan waarbij republikeinse paramilitairen met vuurwapens de politie aanvielen. Daarbij kwam Lyra om het leven.

    Op een paar uur tijd kwamen meer dan 2.000 mensen bijeen in de wijk Creggan, vlakbij de plaats waar Lyra omkwam. Vrijdagnamiddag waren er meer dan 1.000 aanwezigen op een actie in Derry na een oproep door de lokale vakbonden en de NUJ-afdeling. Op zaterdag organiseerden leden van NUJ en van andere vakbonden acties in Belfast en in Omagh, Enniskillen, Dungannon, Strabane en Newry. In Dungannon kwam het initiatief van een basismilitant van de NUJ.

    In Omagh waren er 250 aanwezigen op de protestactie die slechts 16 uur op voorhand was aangekondigd. Sommigen kwamen van ver: er was zelfs iemand uit Dublin. In Londen is er op initiatief van vakbondsactivisten een wake op het ogenblik van de begrafenis (op 24 april). De vakbond organiseerde in Dublin een wake op dinsdag. In Cookstown, County Tyrone, was er op woensdag 24 april een wake.

    Alle doden zijn tragisch, maar in het geval van Lyra werd een gevoelige snaar geraakt omdat ze een uitzonderlijke persoonlijkheid had. Ze gebruikte haar talenten niet alleen om haar boterham te verdienen, maar ook om de wereld te verbeteren. Ze voelde op natuurlijke wijze empathie voor de vervreemde jongeren die donderdag in Derry aan het rellen waren. Ze begreep dat het ‘vredesproces’ in Noord-Ierland aan hen voorbijgaat. Als journaliste schreef ze hoe dat vredesproces niet de verhoopte verandering heeft gebracht.

    Eén van de stukken van Lyra die stof deed opwaaien, ging over zelfmoord. Ze wees erop dat er sinds de wapenstilstand tussen de paramilitaire groepen in 1994 maar liefst 4.500 mensen omkwamen door zelfmoord. Dat is meer dan het aantal slachtoffers in 25 jaar aanhoudend politiek geweld, de ‘Troubles.’

    De reactie op haar dood toont dat er een groot verzet is tegen een terugkeer naar die jaren van geweld. Sommige van de scherpste veroordelingen kwamen van voormalige Republikeinse gevangenen. Het ‘New IRA’, aan wie de dood van Lyra wordt toegeschreven, toont het failliet van republikanisme door fysiek geweld. De organisatie straalt een hardnekkig vleugje criminaliteit uit en sommige topfiguren zouden agenten van de veiligheidsdiensten zijn.

    Een eerbetoon aan Lyra moet bestaan uit een strijd voor een samenleving waar ze trots op zou zijn. De armoede en vervreemding onder het kapitalisme en de staatsrepressie die wanhopige jongeren tot rellen en paramilitarisme brengt, moet beantwoord worden door vakbondsstrijd voor degelijke jobs, huisvesting en diensten voor iedereen.

    Lyra was een jonge lesbienne die in het enige deel van deze eilanden leefde waar ze niet het recht had om met haar geliefde te trouwen. Ook dat moet veranderen.

    Dit is de derde journalist in Ierland die de afgelopen 23 jaar is vermoord. Journalisten worden internationaal meer en meer bedreigd. Journalisten en syndicalisten moeten een lijn trekken zodat er geen vierde dode kan vallen.

     

    [divider]

    Eerste reactie van de Socialist Party in Noord-Ierland

    De dood van Lyra McKee leidde tot een schok in Derry en Noord-Ierland. Lyra was amper 29 jaar maar toch al bekend als journalist, auteur en activist. Het feit dat ze als journaliste haar job deed, versterkt het gevoel dat dit een zinloze moord was.

    Het is 21 jaar geleden dat het Goede Vrijdagakkoord werd getekend waarmee een einde moest komen aan de Troubles. Het geweld is echter niet gestopt. Sinds 1998 kwamen meer dan 150 mensen om als gevolg van paramilitair geweld in beide gemeenschappen. Het akkoord maakte geen einde aan sectaire verdeeldheid. Er zijn vandaag meer ‘vredesmuren’ dan in 1998. De beloofde ‘vredesdividend’ kwam er niet: armoede en hopeloosheid zijn nog steeds de regel in de armste wijken. Deze omstandigheden hebben een aantal jongeren in wijken als Creggan en Bogside bij paramilitaire groepen gebracht. Repressieve acties door de Noord-Ierse politie versterken de recrutering door de paramilitairen.

    De vakbonden verenigen 250.000 katholieke en protestantse arbeiders. Dat is de enige beweging die een weg vooruit kan aanbieden. Deze moord is een aanval op ons allemaal. Een eengemaakte beweging over de verschillende gemeenschappen heen in verzet tegen paramilitaire aanvallen is het enige gepaste antwoord. In augustus 1972 schoot de Official IRA de Britse soldaat William Best dood toen die op weg was naar Creggan. De volgende dag protesteerden 1500 vrouwen en kinderen. Een week later kondigde het Official IRA een staakt-het-vuren aan waarmee een einde kwam aan de gewapende campagne. De New IRA en andere gewapende groepen moeten nu hetzelfde doen.

    Een massale campagne vanuit de vakbonden kan een einde maken aan het paramilitaire geweld en garanderen dat een nieuwe generatie niet in de gevangenis terecht komt. Dit is echter niet genoeg: we moeten ook strijden voor een betere toekomst voor iedereen en de nodige stappen ondernemen om een verenigde politieke stem van alle werkenden op te bouwen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop