Your cart is currently empty!
Tag: index
-
De indexering van de lonen en uitkeringen: afgedwongen door arbeidersstrijd

België is één van de enige landen ter wereld dat nog een systeem van automatische indexering van de lonen en uitkeringen kent. Dit systeem houdt in dat de lonen van de meeste werknemers in de private sector, alsmede de lonen van de ambtenaren, de uitkeringen en de pensioenen, worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumptieprijzen. Dit is een belangrijke sociale verworvenheid van de werkende klasse die in 2020 haar 100ste verjaardag vierde. De index lag voortdurend onder vuur van de bazen en hun bondgenoten. Een terugblik op hoe de arbeidersbeweging de index afdwong, is een essentieel onderdeel van onze verdediging ervan.
door Nicolas Croes
Ook toen: oorlog en inflatie
Naast de vreselijke menselijke tol van de grote slachting van de Eerste Wereldoorlog, was er een fenomenale explosie van de prijzen. Tegen 1917 waren de voedselprijzen met 100 tot 300% gestegen in vergelijking met 1914 voor producten die door de publieke bevoorradingswinkels werden geleverd. De tekorten voedden ook de zwarte markt, waar de prijzen 1.500% hoger lagen. Toen de oorlog voorbij was, bleven de prijzen aanzienlijk hoger. Zo bedroeg het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen in Brussel (met de prijzen van 1914 als index 100) gemiddeld 350 in 1919, 450 in 1920 en 400 in 1921. In de strijd van de arbeidersbeweging werd veel nadruk gelegd op de eis van loonsverhogingen in overeenstemming met de stijgende kosten van levensonderhoud. Een andere centrale eis was de invoering van de achturige werkdag, die in 1921 werd verkregen.
Soms wordt het voorgesteld alsof de index en de achturige werkdag, net als het algemeen enkelvoudig stemrecht (‘algemeen’ voor mannen vanaf 1919) ‘cadeaus’ waren van de burgerij om de arbeiders te bedanken voor hun inspanningen tijdens de Grote Oorlog. Dat is niet waar. De bazen gaven ons nooit zomaar iets.
Oorlog als geboorteplaats van revolutie
Karl Marx merkte in zijn tijd al op dat oorlog kan fungeren als de “vroedvrouw van revolutie.” Dit werd bevestigd in de Eerste Wereldoorlog, die niet langer vol te houden was door de Russische Revolutie van 1917 en helemaal stopte na de Duitse Revolutie van 1918. De Russische revolutie maakte een einde aan de tsaristische dictatuur en vestigde in oktober de eerste arbeidersstaat ter wereld, de republiek van de sovjets (raden).
Ook in ons land was er een golf van opstand en protest. Het was een echte revolutionaire opleving die het land overspoelde met stakingen en opstanden gevoed door de afwijzing van de verschrikkingen van de oorlog en geïnspireerd door de overwinning van de bolsjewieken in Rusland. De burgerij had geen keuze: als ze niet toegaf, dreigde ze alles te verliezen.
In 1919 registreerde de arbeidsinspectie in België niet minder dan 733 stakingen. De eisen waren vooral gericht op een loonsverhoging met 100%, een achturige werkdag, de invoering van een minimumloon en de erkenning van vakbonden. Voor de burgerij was het ergste dat de werkende klasse meer vertrouwen kreeg.
Er waren dat jaar voor het eerst verkiezingen volgens het principe “één man, één stem” (met uitzondering van oorlogsweduwen, moesten vrouwen nog tot 1947 wachten om te stemmen). Voor het eerst sinds 1884 verloren de katholieken hun absolute meerderheid. De socialistische Belgische Werkliedenpartij (BWP) verdubbelde haar score en werd de tweede politieke kracht van het land met 24% van de stemmen. In Wallonië en Brussel werd ze met 36% zelfs de eerste kracht.
De steun van de BWP-leiders aan de stakingen was echter zeer terughoudend. De leiding was geschrokken door de gang van zaken. In 1916 besloot de BWP deel te nemen aan een burgerlijke regering. Partijvoorzitter Emile Vandervelde werd minister van staat. Hij trok in 1917 naar Rusland om de uitgehongerde Russische soldaten ervan te overtuigen het bloedbad in de loopgraven voort te zetten! De burgerij moest de BWP in een ‘nationale eenheid’ trekken in de hoop zo een zekere controle op de sociale onrust te krijgen.
Krachtsverhoudingen, krachtsverhoudingen en nog eens krachtsverhoudingen
De arbeidersstrijd na de Eerste Wereldoorlog vestigde het massakarakter van de Belgische vakbonden. De strijd leverde overwinningen op met algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, de achturige werkdag en de erkenning van de vakbonden. Er werd tevens een commissie voor de kosten van levensonderhoud opgericht. Bij gebrek aan nauwkeurige gegevens over de uitgaven van gezinnen, ontwikkelde de commissie een index van kleinhandelsprijzen. Deze index werd in verschillende sectoren meteen aangegrepen door de arbeidersbeweging om een loonsverhoging af te dwingen die met deze index overeenkwam.
In juli 1920 sloten de mijnwerkers de eerste sectorale collectieve arbeidsovereenkomst waarmee de lonen aan de index gekoppeld werden. Aan het eind van dat jaar voorzagen 13% van de collectieve arbeidsovereenkomsten in een systeem van automatische indexering. In 1924, slechts vier jaar later, was dat al in 73% van de cao’s het geval. Vanaf 1935 werd de index ook gebruikt voor de aanpassing van de kinderbijslag en de pensioenen (nog niet voor de werkloosheidsuitkeringen). De koopkracht van de Belgische werkenden ging erop vooruit tot aan de grote depressie vanaf 1929.
Het invoeren van collectieve arbeidsovereenkomsten betekende in de praktijk dat de vakbonden in de bedrijven erkend werden. Dit opende de deur voor de overwinningen van de achturige werkdag en de 48-urenweek in de mijnen, de metaal en de steengroeven. Die maatregel werd in 1921 uitgebreid naar alle sectoren.
De opbouw van een krachtsverhouding op het terrein, gebaseerd op strijd, was beslissend en van fundamenteel belang om zowel de indexering als de collectieve arbeidsduurvermindering binnen te halen. In de context van een fors oplopende inflatie en onhoudbare werkdruk, wordt de aandacht opnieuw op deze eisen gevestigd. We kunnen vandaag inspiratie halen uit de moedige strijd van onze overgrootouders meer dan een eeuw geleden. Het was hun vastberaden opstelling en de dreiging van revolutie waarmee de index en werkbaarder werk werden afgedwongen.
-
Regering bevestigt: indexsprong is geschenk van 850 miljoen aan bedrijven

Foto: PPICS De rechtse partijen verdedigden de indexsprong met het argument dat dit jobs zou opleveren omdat de bedrijven ‘ademruimte’ krijgen. Voor de verkiezingen stelde N-VA zelfs dat de indexsprong een besparing van 1,65 miljard euro zou opleveren. Vandaag blijft van die argumenten niets overeind.
De regering gaat ervan uit dat de indexsprong de bedrijven volgend jaar 850 miljoen euro extra winst oplevert. Daar staat niets tegenover. ‘We leven niet in een planeconomie’, is het standaard antwoord op de vraag naar concrete beloften van aanwervingen.
Voor de overheid is de indexsprong een neutrale operatie, de maatregel levert de federale overheid afgerond 1,283 miljard euro op maar kost de overheid ook 1,282 miljard euro. De kost is het gevolg van de minder ontvangsten uit sociale bijdragen en personenbelasting. De winst komt er omdat er minder wordt uitgegeven aan lonen bij de overheid, sociale uitkeringen en uit extra inkomsten uit vennootschapsbelasting.
Dat laatste bedrag wordt door de regering op 215 miljoen euro geschat. De regering stelde in de toelichting bij de begroting: “Er moet rekening gehouden worden met de lagere personeelsuitgaven van de bedrijven, die resulteren in een hoger dan verwachte vennootschapsbelasting”. Vrij vertaald: de opbrengst van de indexsprong zal door de bedrijven niet voor investeringen en aanwervingen aangewend worden maar om de winsten verder op te schroeven. Met een vennootschapsbelasting van volgens de Hoge Raad van Financiën gemiddeld 25% stemt de extra inkomst uit vennootschapsbelasting overeen met 850 miljoen euro extra winst, zo becijferde De Standaard.
De regering stelt dat het tijd vraagt vooraleer de bedrijven gaan investeren en dat het normaal is dat het grootste deel van de opbrengst van de indexsprong volgend jaar gewoon in de zakken van de aandeelhouders verdwijnt. Concrete toezeggingen worden niet gevraagd, na het geven van een cadeau is het niet gebruikelijk om te zeggen wat er mee moet gebeuren. VBO-topman Timmermans op de website van zijn werkgeversorganisatie: “Noch de Wetstraat, noch wetten scheppen banen, maar wel ondernemerschap. Bovendien komen jobs er enkel in een omgeving met een sereen sociaal klimaat. Hoeveel extra jobs? Niemand kan met zekerheid de toekomst voorspellen. Ik heb maar één zekerheid: als we niets ondernemen, zullen er alleen nog meer jobs verloren gaan…”
Voor gewone werkenden is de indexsprong erg concreet. Over een volledige loopbaan leveren ze tot 25.000 euro in, een regelrechte aanslag op de koopkracht. Deze aanval werd ons verkocht met het argument dat de overheid moet besparen en dat het de bedrijven ruimte zou geven voor extra aanwervingen. Beide argumenten blijken niet te kloppen. De indexsprong wordt herleid tot zijn kern, een cadeau aan de bedrijven.
En als het van de regering afhangt, zal het daar niet bij blijven. Kris Peeters (CD&V) kondigde aan dat hij de indexkorf wil herzien, niet door andere producten in de korf te steken maar door de scangegevens van verkochte goederen op te nemen. Econoom Koen Schoors in De Morgen: “Door de recessie kopen we veel goedkopere producten dan voorheen. (…) Daardoor liggen onze reële uitgaven aan de kassa op dit moment lager dan de officiële indexkorf. In het nieuwe systeem zal de spilindex dus later worden overschreden.”
Alle pogingen om het asociale beleid van de rechtse regering met een sociaal vijgenblad te bedekken, vallen steevast in duigen. Het onaanvaardbare aanvaardbaar maken, lukt niet. Zelfs de tegenover deze regering doorgaans weinig kritische krant De Standaard merkte in een edito op: “Maar terecht of niet, voor velen wordt het almaar plausibeler dat de maatregelen ‘toch alleen maar dienen om de rijken rijker te maken’.”
Deze regering rijdt voor de allerrijksten en probeert ons te pluimen. Redenen genoeg om van het syndicale actieplan een succes te maken en deze regering samen met heel het besparingsbeleid weg te staken!
-
Rechtse Thatcheriaanse regering zoekt harde confrontatie op
“Dit is de regering die ik wilde”, stelde Bart De Wever tevreden. De volledige plannen zijn nog niet bekend, maar wat al geweten is gaat ver. Deze rechtse regering gaat een pak verder dan alle vorige regeringen bijeen. De aanvallen gaan verder dan het Generatiepact, het Globaal Plan en het St Annaplan, vorige aanvallen waartegen hard actie werd gevoerd. De vraag die zich dan ook meteen opwerpt is hoe we dit kunnen stoppen?
Pensioenen onder vuur
Voor de begroting van dit of volgend jaar zal dit wellicht weinig impact hebben, maar de rechtse regering moet persé heilige huisjes slopen. De verhoging van de pensioenleeftijd in 2025 tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar is daar een voorbeeld van. Deze partijen willen duidelijk maken dat hun besparingsbeleid niet alleen voor de komende vijf jaar geldt, maar ook voor daarna. Tegelijk wordt de mogelijkheid van vervroegd pensioen verder beperkt, de minimumleeftijd voor vervroegd pensioen gaat naar 63 jaar. Het vroegere brugpensioen kan vanaf 2015 nog maar vanaf 62 jaar (en 60 bij collectieve maatregelen zoals een sociaal bloedbad). Voor de berekening van de ambtenarenpensioenen blijft voorlopig de regel dat de laatste 10 jaren in rekening worden genomen, wel zal het voor nieuwe ambtenaren langer duren om een volwaardige loopbaan op de teller te hebben.
Deze aanvallen op de pensioenrechten gaan verder dan wat met bijvoorbeeld het Generatiepact werd opgelegd. Daartegen werd massaal actie gevoerd, onder meer met het argument dat het niet opgaat om ouderen langer aan de slag te houden op een ogenblik dat veel jongeren geen werk vinden. Nu gaat de regering dus nog een stap verder en wordt ook de bijzonder symbolische pensioenleeftijd opgetrokken. Alsof het met de huidige werkdruk mogelijk is voor verplegend personeel om tot 67 patiënten op te heffen, voor leraars om nog voeling met jongeren te hebben of voor wie zware handenarbeid verricht om dit vol te houden. Het optrekken van de pensioenleeftijd is een harde provocatie die een hard antwoord vereist.
Lees ook: Pensioenen onbetaalbaar? Een leugen
Indexsprong en gemeenschapsdienst voor werklozen
De erg lage inflatie en zelfs deflatie op dit ogenblik maakt dat een indexatie van de lonen er nog niet direct zit aan te komen. Maar dat betekent niet dat een indexsprong, zelfs met de beperkte aanpassingen die er zouden komen voor de laagste lonen, minder hard zal zijn. De regering gaat er zelf van uit dat dit de bedrijven 2,6 miljard euro oplevert. Een bedrag dat eigenlijk aan de werkenden toekwam wordt aan de werkgevers gegeven. Sommigen klagen hard over communautaire transfers maar organiseren zelf veel grotere transfers van de werkende bevolking naar de rijksten. Een indexsprong is een aanval op onze koopkracht.
Dat N-VA op dat vlak verder wil gaan, bleek uit een voorstel dat het wellicht niet gehaald heeft (zoals opgemerkt zijn de definitieve teksten nog niet bekend). Vorige week stelden de neoliberale Vlaams-nationalisten immers voor om het minimumloon voor jongeren naar beneden te halen. VOKA juichte en voegde er aan toe dat de maatregel best veralgemeend kan worden. Mogelijk zal deze maatregel van een directe verlaging van de lonen het niet halen, maar een indexsprong komt uiteindelijk op hetzelfde neer: minder reëel loon voor evenveel werken.
Als de werkenden aangepakt worden, mogen de uitkeringstrekkers niet achterblijven. Neen, de enige discriminatie die deze regering aanvaardt is deze voor de rijksten. Die moeten we gerust laten en met steeds meer cadeaus paaien. Voor de werklozen hebben de liberalen hun zin niet volledig gekregen, er komt immers geen beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Maar er moest een heilig huisje sneuvelen en dus wordt verplichte gemeenschapsdienst van twee halve dagen per week ingevoerd voor langdurig werklozen. Duizenden werklozen kunnen voortaan door onder meer de steden en gemeenten ingeschakeld worden. Het kan de lokale overheden toelaten om het reguliere personeel te vervangen door deze dwangarbeiders die niet voor een regulier loon werken, maar voor hun armoedige uitkering. Als er toch werk is voor deze werklozen, waarom krijgen ze dan geen degelijke job aan degelijke voorwaarden aangeboden?
Lees ook: Geen indexsprong, maar herstel van de volledige index
Van echte jobs naar dwangarbeidAnnualisering van de arbeidstijd
Wat de omvang van dit voorstel zal zijn, is nog niet bekend. Maar verschillende media wijzen op het voorstel van de annualisering van de arbeidstijd. Dat betekent dat de arbeidstijd niet langer per dag en per week wordt bekeken, maar per jaar. De ene week 60 uur werken en de volgende 20 betekent dat gemiddeld 40 uur wordt gewerkt en is dan perfect legaal. Het is een vorm van doorgedreven flexibiliteit waarbij werkenden als citroenen volledig kunnen uitgeperst worden. En dat uiteraard tot aan hun 67ste.
Cadeaus voor patronaat
“We nemen, maar we geven meer terug”, aldus De Wever. Dat klopt, alleen vertelt De Wever er niet bij dat bij ons gepakt wordt om aan het patronaat te geven. Er wordt bijna 8 miljard bespaard in de sociale zekerheid, onder meer de uitgaven voor de gezondheidszorg worden afgeremd en het brugpensioen afgebouwd. Het afremmen van de uitgaven voor de gezondheidszorg zal de bestaande tekorten verder versterken, een kwart van de ziekenhuizen is bedreigd door een tekort aan middelen. Er wordt gezegd dat we een deel zullen terugkrijgen via onder meer een hogere forfaitaire beroepskost in de personenbelasting, maar dat zal niet opwegen tegen wat we extra moeten betalen voor gezondheidszorg, brandstof en tabak (met opnieuw hogere accijnzen) en de vele andere besparingsmaatregelen op zowel federaal als regionaal en lokaal niveau.
Aan wie wordt dan wel gegeven? De bedrijven krijgen meteen 1 miljard euro en met de indexsprong wordt nog eens 2,6 miljard cadeau gedaan. En het houdt niet op. De regering wil zoals eerder aangekondigd de werkgeversbijdragen op het loon verminderen van 33% tot 25%. Naargelang de berekeningen zou dat tot 5 miljard euro kosten.
Van de veel besproken meerwaardetaks op aandelen waar CD&V op aandrong is niets meer terug te vinden. De stelling dat ook de grootste vermorgens moeten bijdragen dient vooral voor de retoriek. Een beperkte hogere transactietaks op het verhandelen van aandelen en de belofte dat structuren in belastingparadijzen harder zullen aangepakt worden (met welk personeel dacht de regering dat te doen?), moeten de schijn van evenwichtigheid redden. Maar de essentie blijft overeind: “deze regering rijdt voor de rijken”, zoals ACV-voorzitter Leemans opmerkte.
Het verzet organiseren
De maatregelen die al bekend zijn, vormen een grote provocatie voor de werkenden en hun gezinnen. Dat de ongerustheid groot was, na de maatregelen van de Vlaamse regering was dat niet verwonderlijk, bleek al in de goede opkomst voor de syndicale bijeenkomst van 23 september. Ook onder jongeren zijn de eerste acties al op gang getrokken met na eerste scholierenacties in Gent een goede opkomst voor een nationale studentenbetoging en druk om de strijd verder te organiseren met een democratische betrokkenheid van onderuit waarbij het verzet niet beperkt wordt tot enkel de verhoging van de inschrijvingsgelden. In de socioculturele sector kreeg de oproep Hart boven Hard een brede weerklank.
In een pamflet dat onder meer op de syndicale meeting stelden we dat het stoppen van de aanvallen “krachtsverhoudingen en een massabeweging vereisen. De regering zal niet alle munitie ineens verschieten, maar in de tijd gespreide aanvalsgolven plannen. Als we wachten tot alle details gekend zijn, komen we te laat. Maar alleen met de overtuigden in actie gaan, zonder de tijd te nemen om collega’s voor te bereiden en te betrekken bij het bepalen van de acties, is eveneens fout.
“Iedereen is nodig, ook wie bij een andere vakbond is of bij geen enkele. Niet door hen van alles te verwijten, maar door samen de moeilijkheden te overstijgen, kunnen we hen winnen voor gezamenlijke strijd. De rechtse regering zal om ons te verdelen maatregelen nemen die de ene regio harder treffen dan de andere. Veel Vlaamse arbeiders zijn net zo hard tegen het rechtse beleid als hun Waalse en Brussselse collega’s, andere hebben zich schromelijk vergist. We willen hen niet isoleren, maar argumenten aanreiken waarmee ze ook hun gemeenschap kunnen overtuigen. Solidariteitsbezoeken kunnen wonderen verrichten.
“Waarom geen informatiecampagne, met degelijke argumentatie, pamfletten en affiches om collega’s op de werkvloer aan te spreken en te motiveren. Liefst met een concreet ordewoord zodat we gezamenlijk reageren en niet alle richtingen tegelijk uitgaan. Dat kan een nationale betoging of meerdere provinciale betogingen en meetings zijn om de strijdvaardigheid te meten. We kunnen er algemene vergaderingen tijdens de werkuren op de werkvloer aankondigen. Daar kan dan een actieplan ter discussie worden voorgelegd, met provinciale beurtstakingen en betogingen die uitmonden in een nationale 24 of 48 urenstaking. Als de regering tegen dan nog niet toegegeven heeft of gevallen is, kan een week later op algemene vergaderingen op de werkvloer de idee van een dagelijks hernieuwbare staking worden voorgelegd, gestemd en georganiseerd.”
Welk alternatief?
In ons pamflet stelden we nog: “De algemene stakingen van 1993, van 2005 en van 30 januari 2012 waren er niet op gericht de regering te doen vallen. Ieder mogelijk alternatief leek toen nog rechtser dan de zittende regering. Dat argument is nu van de baan. Maar het betekent nog niet dat de vakbeweging zich in de armen moet gooien van de tripartite of de alternatieve coalities in Brussel en Wallonië. Die blijven wel van de symbolen af, maar hun strategie is die van de vorige federale regering: besparingen waarvan de scherpe kantjes zijn afgevijld in de hoop erger te voorkomen.
“Waar dat toe leidt weten we nu. Bij veel werknemers heeft dat de idee gevoed dat besparen de enige mogelijkheid is, bij de patroons de lust opgewekt naar nog meer. In plaats van erger te voorkomen heeft men zo de rode loper uitgerold voor de rechtse coalitie. De federatie Wallonië-Brussel bespaart de komende twee jaar 300 miljoen € in het onderwijs, dat is proportioneel meer dan Vlaanderen. Bovendien worden de eerste twee jaren slechts 1 op de 5 vertrekkende ambtenaren vervangen, 1 op 3 de volgende jaren. Dat is geen alternatief.
“We moeten integendeel strijden voor een programma dat de reële behoeften vervult van de overgrote meerderheid van de bevolking, niet het winstbejag van een handvol superrijken.”
- Volledig herstel van de index, vrije loonsonderhandelingen en een minimumloon van 15€ bruto/uur
- Geen ondermijning van de arbeidscontracten door onderaanneming, interim of andere precaire banen. Geen annualisering van de arbeidstijd
- Handen af van het statuut van de openbare ambtenaren, geen afbouw van de openbare diensten, geen privatisering en liberalisering, insourcing in plaats van outsourcing
- Herstel brugpensioen, handen af van het vervroegd pensioen en eindeloopbaansystemen met ADV
- Geen verhoging pensioenleeftijd. Optrekken van de pensioenen tot minimum 75% van het laatst verdiende loon met een minimum van 1500€ per maand
- Stop jacht op werklozen, geen degressiviteit, geen gemeenschapsdienst, maar volledige tewerkstelling door een veralgemeende arbeidsduurverkorting tot 32u/week zonder loonverlies
De patroons vinden dit onbetaalbaar. We hebben nochtans nog nooit zoveel rijkdom geproduceerd als vandaag. Niet de middelen, maar de politieke wil ontbreekt. Ook LSP wil rechtvaardiger fiscaliteit, maar kapitaalbezitters en huiseigenaars zullen de toegenomen fiscale druk doorrekenen aan consumenten, werknemers of huurders. Enkel de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische controle door de gemeenschap biedt daaraan garanties. We willen een einde aan dit voorbij gestreefd systeem van privaat bezit en winstbejag en een modern democratisch socialisme met vrij gebruik van kennis en middelen ten behoeve van allen.
-
Geen indexsprong of gepruts aan de index, maar herstel van de volledige index!
In het kader van de regeringsvorming wordt een oud patronaal voorstel opnieuw op tafel gelegd. De neoliberale partijen dromen al langer van een indexsprong, minstens een aanpassing van de index maar liever nog een volledige afschaffing ervan. Dat zou de concurrentiepositie van de bedrijven verbeteren, zeggen ze. Een aanslag op onze koopkracht en levensstandaard proberen ze op die manier als iets positief voor te stellen. Van de periode van beperkte prijsstijgingen vandaag willen ze gebruik maken om de index aan te pakken. Een antwoord op enkele argumenten.Indexering is geen verhoging van de lonen
Er wordt al eens gezegd dat de lonen in ons land sneller dan in de buurlanden stijgen omwille van de index, de automatische aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen. Nochtans omvat het principe van de index geen stijging van de reële lonen, het gaat slechts om een aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen. Enkel de relatieve lonen stijgen, de reële lonen blijven gelijk. Dat is net het opzet van het principe.
De afgelopen jaren hebben we bovenop de indexaanpassingen van de lonen in ons land overigens zo goed als geen verhogingen gekend. De reële lonen stegen in de periode 2009-2013 in ons land, maar volgens het Europees Vakbondsinstituut was dit met amper 0,0901%. Moest een topmanager zijn bonus met zo’n percentage zien toenemen, hij zou steen en been klagen. Moest een bedrijf de winstmarge met zo’n percentage zien stijgen, er wordt direct een sociaal bloedbad aangericht. Maar voor onze lonen is een stijging met 0,0901% dus onaanvaardbaar als we de neoliberale politici mogen geloven.
Een indexsprong doet wel degelijk pijn voor de werkenden
Economen van het neoliberale slag beweren graag dat we een indexsprong amper zouden voelen. Het doet even pijn, maar levert op langere tijd extra jobs op. Enkele jaren geleden stelden de neoliberale economen Ivan Van de Cloot en Joep Konings dat een indexsprong op lange termijn tot 10.000 nieuwe jobs zou opleveren. “Loonmatiging levert meer jobs op dan ze vernietigt”, stelde Konings.
Dat er in alle buurlanden over dezelfde maatregelen wordt gediscussieerd, maakt dat het effect op de concurrentiepositie teniet wordt gedaan en er enkel een neerwaartse spiraal overblijft. Deze spiraal zorgt ervoor dat de koopkracht afneemt en er bijgevolg ook minder gemakkelijk een afzetmarkt wordt gevonden voor het geproduceerde.
Het is overigens opmerkelijk dat de managers de term ‘concurrentie’ voor ons anders zien dan voor zichzelf. Voor zichzelf kijken ze naar de hoogste lonen en bonussen van collega’s in de buurlanden, voor ons kijken ze naar de laagste lonen. Voor ons denken ze aan een neerwaartse spiraal, voor zichzelf aan een opwaartse spiraal. Om dan op topbijeenkomsten te moeten vaststellen dat ongelijkheid echt wel een probleem is.
De publieke opinie is tegen een indexsprong
De rechtse regering die gevormd wordt, meent het standpunt van de publieke opinie te vertegenwoordigen. Het is evenwel niet omdat rechtse formaties in het kader van de politieke eenheidsworst bij verkiezingen hoge scores halen, dat dit automatisch betekent dat alle voorstellen van die partijen ook gedeeld worden.
Rond de index was er in 2012 een opiniepeiling in ons land. Ook toen was er al een uitgebreide propagandacampagne tegen de index geweest, maar toch stelde 56% van de bevolking dat de index behouden moet blijven zoals ze is. Amper 13% was voor de afschaffing ervan. Indien er dan toch aan de index geraakt werd, stelde 47% dat de index voor de laagste lonen zeker behouden moest worden.
Index is nu al ondermijnd
Diegenen die vandaag voorstellen om aan de index te prutsen, doen dit niet om het stelsel beter af te stemmen op de reële prijsstijgingen met een betere afweging van verschillende producten en diensten (zo zijn huisvesting, water, elektriciteit, gas vandaag slechts goed voor een gewicht van 16%), maar wel om onze koopkracht naar beneden te trekken.
De index is al ondermijnd. Zo vormde de invoering van de gezondheidsindex in 1993 een aanval op de index. Het werd mooi verpakt, wie kan nu tegen gezondheidsmaatregelen zijn? Maar de verpakking diende slechts om een brutale aanval te verdoezelen in de vorm van een aanpassing van de samenstelling van de korf van producten waar rekening mee werd gehouden. Die korf werd nadien nog verschillende keren aangepast, telkens met het doel om een stijging van de index te vermijden.
Voor het volledig herstel van de index
De aanval op onze levensstandaard is algemeen en nooit gezien. Voor alle diensten zullen we meer moeten betalen. In plaats van sociale zekerheid te genieten, evolueren we naar wat Luc Huyse een doe-het-zelfsamenleving noemt. Sociale bescherming wordt vervangen door liefddadigheid en de oproep om uw plan te trekken. Werklozen, sociale huurders, zieken, tijdskredietopnemers,… worden gestigmatiseerd.
De discussie over de index maakt duidelijk dat de aanval zich niet beperkt tot uitkeringstrekkers, maar dat alle werkenden onder vuur liggen. Een collectieve verarming – want dat is wat een indexsprong concreet betekent: een daling van onze reële lonen – is een asociale maatregel die er enkel op gericht is om de zakken van de grote aandeelhouders verder te vullen. Er is nood aan consequent verzet tegen dergelijke voorstellen. Naar aanleiding van de begrotingsdiscussie en het opstarten van de discussie rond een IPA valt het op dat het patronaat en haar politieke vertegenwoordigers klaar staat met haar propagandacampagne. Waar blijft het duidelijke syndicale antwoord daarop?
