Your cart is currently empty!
Tag: geschiedenis arbeidersbeweging
-
Hoe de Grote Depressie ook in België tot opstandige arbeidersstrijd leidde
De Grote Depressie in de nasleep van de beurscrash van 1929 sloeg ook in ons land toe. Het effect was rampzalig voor de arbeiders en hun gezinnen. Maar het kwam ook al gauw tot protest. Bij gebrek aan antwoord op de crisis hielden de leiders van de vakbonden en socialistische partij stakingen en protest tegen. Maar het kwam toch tot uitbarstingen die des te intensiever waren.Door Geert Cool
De Grote Depressie in België
Na de Eerste Wereldoorlog had de groeiende vraag naar steenkool en de plundering van Congo, aangevuld door sociale maatregelen afgedwongen door een arbeidersbeweging die versterkt uit de oorlog kwam, ervoor gezorgd dat de economie er bovenop kwam. Tegen 1924 werd een volledige tewerkstelling bereikt, tegen 1925 bereikte de economie opnieuw het niveau van 1914.
De elementen die meespeelden in de ontwikkeling van de Grote Depressie – onderliggende instabiliteit van het kapitalisme door een daling van de winstvoet, verliezen en schulden als gevolg van de oorlog, ontwrichting van de wereldhandel, inter-imperialistische spanningen, speculatie, … – hadden ook in België een impact. Als exportland bij uitstek zette de dalende wereldhandel druk op de Belgische economie. In 1929 stagneerde de productie, vanaf midden 1930 was er een krimp en sloeg de recessie ook hier toe. Maatregelen in naburige landen gericht op het ondersteunen van de eigen economie duwden de Belgische economie nog verder naar beneden.
De sociale gevolgen waren rampzalig. Tegen 1932 was ongeveer 1 op de 3 Belgen volledig of deels werkloos. Tegen 1932 was tot 40% van de mijnwerkers minstens één of twee dagen per week economisch werkloos. Tegelijk stegen de prijzen voor huisvesting bijzonder snel, waardoor het aandeel van de huur in de gezinsuitgaven fors toenam. Maatregelen zoals extra belastingen op import van bijvoorbeeld bloem zorgden voor prijsstijgingen van basisproducten als brood.
De sociaaldemocratische BWP (Belgische Werkliedenpartij) zag de recessie als een tijdelijk onevenwicht tussen productie en verbruik, een periode die de arbeidersbeweging moest uitzitten. Zo schreef het Luikse BWP-parlementslid Dejardin in augustus 1930: “De arbeidersklasse moet zich voorbereiden op een zeer moeilijke periode, waarin zij loonverminderingen zal moeten ondergaan. Het ordewoord van de arbeiders moet zijn: voorzichtigheid, bedachtzaamheid en versterking van de syndicale organisatie. Vooral niet vergeten dat in tijden van crisis stakingen, en zeker spontane bewegingen, gevaarlijker zijn voor de arbeidersklasse dan voor de kapitalistenklasse.”
De BWP zag de regering liever niet vallen, de partij was bang om zelf aan een onpopulaire regering te moeten deelnemen. Ook de vakbondsleiders deelden de oproepen tot voorzichtigheid. Ze hadden geen antwoord op de crisis. De leiding van de BWP en de vakbonden was volledig meegezogen in de logica van het kapitalisme. Dat ging overigens erg ver: onder Anseele kocht de Bank van de Arbeid zelfs een katoenplantage in Congo om als coöperatieve concurrentieel te zijn met andere banken. Het zou niet baten: enkele jaren later ging de Bank van Arbeid toch kopje onder.
Het antwoord van de burgerij op de crisis was een beleid dat de kosten van de bazen drukte door onder meer loondalingen. Tegelijk werden de indirecte belastingen verhoogd om de stijgende overheidsuitgaven (onder meer voor werkloosheidsuitkeringen) op te vangen. De BWP en de vakbonden beperkten hun politieke antwoord vooral tot verzet tegen de conservatieve campagne voor aanvallen op de elementen van sociale bescherming die eerder door de arbeidersbeweging waren afgedwongen. Zo titelde La Libre Belgique op 7 juli 1932: “De kinderbijslag ruïneert het land.” Er werd gesteld dat het land die kosten niet aankon. Ook werkloosheiduitkeringen en pensioenen lagen onder vuur.
Het verzet van de BWP en de vakbonden tegen deze aanvallen leidde onder meer tot sterke werklozenbetogingen. Maar een meer globaal antwoord op de crisis van het kapitalisme bood de sociaaldemocratie niet, laat staan dat het idee van socialistische maatschappijverandering als een concreet te realiseren doel werd gepopulariseerd.
De mijnwerkersstaking van 1932
Verontrust waarschuwde het christendemocratische parlementslid Bodart dat de werkenden zich niet bij de situatie zouden blijven neerleggen. “Er komt een dag dat ze er genoeg van hebben en samen met de betogers in de Borinage zeggen: ‘Liever dood dan onze kinderen honger zien lijden.’ Die dag wordt alles mogelijk, ook het ergste.” Op een bepaald ogenblik maakt de individuele verdedigingsreflex plaats voor collectieve strijd. Er waren aanzetten hiertoe met onder meer spontane betogingen begin 1932 of nog de grote deelname aan de werklozenbetogingen in de zomer van 1932. Maar vooral in de mijnwerkersstaking van 1932 kwam het ongenoegen tot uitbarsting.
De directe aanleidingen voor de spontane stakingsgolven – zowel in mei in de Borinage als vanaf eind juni in een meer nationaal gedragen stakingsbeweging – waren verschillende loonsverlagingen die plaatsvonden op een ogenblik dat de broodprijzen stegen. Bij de invoering van een loonsverlaging op 19 juni braken spontane stakingen uit, die een week later leken uit te doven. Het patronaat probeerde van de situatie gebruik te maken om honderden mijnwerkers af te danken. Dat stak het vuur echter nog meer aan de lont: tegen 6 juli was de stakingsbeweging algemeen.
De vakbondsleiding was voorbijgestoken en de BWP-parlementairen beperkten zich tot het indienen van een zoveelste wetsvoorstel rond de nationalisatie van de mijnen, in de wetenschap dat daar toch geen parlementaire meerderheid voor zou gevonden worden. Met deze wetsvoorstellen wilde de BWP-top vooral de beweging afleiden naar het parlementaire terrein, in plaats van de beweging te versterken om de nationalisatie van onderuit af te dwingen.
Waar linkse revolutionairen, in het bijzonder trotskisten van de Opposition de Gauche Communiste (OGC), een voortrekkersrol speelden, werd de staking met een zo groot mogelijke betrokkenheid georganiseerd. In de plaats van Algemene Vergaderingen (AV) per vakbond met controle aan de ingang, werden AV’s open voor iedereen georganiseerd met een grotere deelname vanuit de zaal. Dit was onder meer het geval in Gilly en Châtelineau, in de buurt van Charleroi. Die AV’s waren de plaats waar het eisenplatform en volgende acties werden besproken. Centrale eisen waren de intrekking van de loonsverlagingen, verdeling van het beschikbare werk, controle op de handel, verlaging van de pensioenleeftijd, nationalisatie van de mijnen en de grote bedrijven.
Doorheen de stakingsbeweging werd eenheid van onderop gebouwd. Vrouwen en migranten speelden een actieve rol, zelfs indien BWP-leiders aanvankelijk erg negatief stonden tegenover migranten. Kamerlid Pierard bijvoorbeeld schreef: “Buitenlandse arbeiders zijn niet zo hard als de Borains. We begrijpen zeker dat medelijden nodig is met de vreemden die naar hier komen. We vragen niet om de ongelukkige Italianen die hier als politieke vluchtelingen zijn, terug te sturen naar de grens. Maar wat de anderen betreft! Hoe internationalistisch we ook zijn, we vragen dat we eerst aan de onzen denken, zonder werk en zonder brood.” Het ACV eiste onder meer de geleidelijke afschaffing van arbeid door gehuwde vrouwen om plaats vrij te maken voor werkloze mannen. Zodra de arbeidersklasse in actie kwam, werd duidelijk dat verdeeldheid tussen mannen en vrouwen of tussen Belgische en migranten arbeiders de beweging verzwakte. Toen de Mijnwerkersfederatie begin juli een akkoord verdedigde waarin voorgesteld werd om ongehuwde buitenlanders af te danken, werd dit overtuigend verworpen op de Algemene Vergaderingen van de mijnwerkers zelf.
Het gebrek aan perspectief voor de staking, versterkt door het ontbreken van een politiek antwoord op de crisis vanwege de BWP en de relatieve zwakte van zowel de KP als de trotskistische linkse oppositie (die evenwel sterk groeiden door hun actieve rol in de mijnwerkersstaking), maakte dat het moeilijk was om die te blijven doorzetten. Uiteindelijk werd een akkoord van bovenaf opgedrongen, ondanks zware tegenstand van de basis die op heel wat plaatsen nog wekenlang bleef staken. In het akkoord werd een stopzetting van de loonsverlagingen bekomen naast 1% opslag, maar andere elementen bleven erg vaag of verdwenen al snel van de tafel eens het werk hervat was.
Nasleep
Hiermee kwam er geen einde aan de economische crisis in België. Van een opleving was er geen sprake. In 1933 probeerde de regering de crisis aan te pakken door nieuwe verhogingen van indirecte belastingen, waardoor de prijzen stegen. De regering deed dit op basis van volmachten: een instrument dat steeds gebruikt wordt om ‘onpopulaire’ maatregelen op te leggen zonder er zelfs maar een parlementaire debat over te houden. Het kwam in 1933 reeds tot nieuwe spontane stakingen op kleine schaal.
De spontane stakingsgolf van 1932 zinderde lang na. Er was een druk naar links binnen de BWP, onder meer door de staking van 1932 en het ongenoegen nadien over het beleid dat de arbeiders deed opdraaien voor de crisis. Eind 1933 stapte de BWP over naar een programma van investeringen en infrastructuurwerken als antwoord op de crisis. Dat was het ‘Plan De Man’, dat enthousiasme creëerde onder bredere lagen van de bevolking.
In 1936 kwam het na de moord op twee socialistische syndicalisten, Pot en Grijp, tot een nationale algemene staking. De vakbondsleiding werd opnieuw gepasseerd en de arbeiders eisten een 40-urenweek, algemene loonsverhoging, een minimumloon van 32 frank per dag en zes dagen betaald verlof. Regering en patronaat moesten toegevingen doen. Ze vreesden een verdere uitbreiding van de stakingsbeweging en hadden de ervaring van 1932 nog vers in het geheugen. Met het stakingsmes op de keel, werd een loonsverhoging van ruim 7% toegekend, naast de invoering van een wettelijk minimumloon, de 40-urenweek in de mijnen en zes dagen betaald verlof voor alle werkenden.
Een periode van economische crisis en depressie kan in eerste instantie een verlammend effect hebben op de arbeidersstrijd. Het heeft dat nog meer op politieke en syndicale verantwoordelijken voor wie maatschappijverandering niet verbonden is met de dagelijkse strijd voor behoud en uitbreiding van sociale verworvenheden. Het ongenoegen en de individuele verdedigingsreflex slaat onvermijdelijk om in collectieve strijd van de werkenden die niet willen, en vaak ook niet kunnen, betalen voor de crisis. Toegevingen afdwingen vereist een krachtsverhouding waar de bazen bang van zijn. “Men moet de bourgeoisie verschrikken om ze inschikkelijk te maken,” merkte Trotski reeds op.
De opbouw van consequent links vereist betrokkenheid in strijd, een uitweg verdedigen en concretiseren, zowel inzake organisatie van de strijd als programma van socialistische maatschappijverandering. Een sterk georganiseerde en ingeplante revolutionair socialistische stroming is nodig om een einde te maken aan het kapitalisme, een systeem dat de werkenden steeds opnieuw veroordeelt tot nieuwe crises.
Noot: Dit artikel is deels gebaseerd op een boek dat Marxisme.be in de loop van de komende maanden zal uitbrengen over de mijnwerkersstaking van 1932.
-
Een joodse revolutionaire onder de nazi-terreur (deel 1)
Uit de archieven van de klassenstrijd

Dossin kazerne Claire Prowizur werd in 1923 geboren op weg naar ballingschap. Haar ouders waren Joden afkomstig uit Polen. Ze ontvluchtten het antisemitisme en vestigden zich in een arme wijk in Brussel. Claire is de oudste van vier kinderen. Haar vader is winkelier. Hij gaat failliet en wordt opgesloten wegens schulden. Op 14-jarige leeftijd moet Claire gaan werken omdat de familie geld nodig heeft.
door Guy Van Sinoy
Vanaf haar 12 jaar was Claire lid van de Rode Valken (1). Zo kwam ze in contact met kinderen van arbeidersgezinnen, onder meer tijdens activiteiten zoals wandelingen in het Zoniënwoud. Op 14-jarige leeftijd werd ze lid van de Bund (2), een organisatie die activiteiten organiseerde voor Joodse werkenden en ambachtslieden (taallessen in het Yiddisch, socialistische conferenties, …). Bij de Bund maakt ze kennis met Philippe Szyper, die wat ouder en meer gevormd is. Hij was door de RSP (3) naar de Bund gestuurd om daar de meest interessante leden over te winnen. Op haar 17e werd Claire trotskiste en keert ze het jodendom de rug toe. De partij was toen legaal, maar buitenlanders hadden niet het recht om aan politiek te doen. Haar afdeling werkte semi-illegaal aangezien vier van de zes activisten in de afdeling buitenlanders waren.
Brussel
Op 10 mei 1940 viel de Wehrmacht binnen in België, dat op 28 mei capituleerde. Het land kwam onder Duits militair bevel. De PSR werd een clandestiene organisatie. Militanten kwamen samen in het bos om er politieke, technische en organisatorische kwesties te bespreken. Claire kwam zo in contact met Abram Leon (4) en Ernest Mandel. De partij verzet zich tegen de bezetting en doet een klassenoproep naar de Duitse arbeiders. Het gestencilde blad, La Lutte Ouvrière (De Klassenstrijd, en nadien La Voie de Lénine) (5) werd ‘s nachts clandestien verspreid in brievenbussen in de arbeiderswijken en in de buurt van de kazernes.
Henri Bridoux, een grafisch ontwerper en lid van de partij (6), maakte valse papieren voor militanten die ondergronds gingen. Albert Clément, een 26-jarige monteur, organiseerde een gewapende groep gespecialiseerd in overvallen (voor geld, bevoorradingskaarten, …) om tegemoet te komen aan de behoeften van de partij en de illegale werking.
Vanaf de herfst van 1940 namen de nazi-bezetters discriminerende maatregelen tegen joden: verplichting om de identiteitskaart te laten afstempelen als ‘jood’, het dragen van een gele ster, avondklok vanaf 20u, verbod voor elke werkgever om joods personeel in dienst te nemen. Het doel is om de Joodse bevolking te vernederen en te terroriseren vooraleer ze uit te roeien. In de zomer van 1942 begonnen de arrestaties. De opgepakte Joden werden naar de voormalige Dossinkazerne in Mechelen gebracht. (7)
Mechelen
In januari 1943 viel de SS het appartement binnen van Claire en Philippe, die inmiddels samenwoonden. Er vielen illegale pamfletten uit de dubbele bodem van een aktetas. De twee activisten worden overgebracht naar de Louizalaan 453, het hoofdkwartier van de Gestapo. Op basis van ondervragingen en onderhandelingen maakte de SS een onderscheid: politieke activisten werden naar Breendonk gestuurd, Joden naar de Dossin-kazerne. Claire en Philippe gaan naar de Dossin-kazerne, waar ze deel uitmaken van het 20e konvooi naar Auschwitz.
(Vervolg in onze aprilkrant)
- Rode Valken: socialistische beweging die de arbeidersjeugd in de vrije tijd organiseert.
- Bund: Unie van Joodse Arbeiders, lid van de Socialistische Internationale.
- RSP: Revolutionaire Socialistische Partij die in 1936 werd opgericht rond de trotskistische groepering onder leiding van Léon Lesoil. In die tijd bracht de RSP zo’n 750 militanten samen, voornamelijk in de Borinage en de regio Charleroi.
- Zijn echte naam was Abram Wajnsztok (1918-1943), auteur van het boek ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’
- In 1941 werd de Revolutionaire Socialistische Partij (RSP) de Revolutionaire Communistische Partij (RCP). De krant ‘De klassenstrijd’ werd nadien ‘De stem van Lenin’.
- Henri Bridoux werd in Etterbeek gearresteerd en gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen, waar hij op 14 maart 1943 stierf.
- Gelegen halverwege tussen Antwerpen en Brussel, steden waar een grote joodse gemeenschap woonde, werd Mechelen door de SS beschouwd als een geschikte plaats om gearresteerde joden te concentreren.
-
Lucie Baud, pionier in de strijd van vrouwelijke textielarbeiders
Uit de archieven van de klassenstrijd
Lucie Baud begon in 1883 op 12-jarige leeftijd als arbeidster te werken in een mechanisch weefatelier in Vizille, een gemeente ten zuiden van Grenoble. In die tijd werkten er 800 vrouwelijke arbeiders in de fabriek. Ze werkten 12 tot 14 uur per dag op weefgetouwen die met 80 slagen per minuut sloegen. Een paar jaar later vertrok ze naar een modernere fabriek waar de lonen iets hoger lagen, maar de weefgetouwen met 120 slagen per minuut klopten. En de bazen moedigden de arbeiders vaak aan om twee weefgetouwen tegelijk te bedienen. Nadat Lucie op 20-jarige leeftijd met een oudere man was getrouwd, werd ze in 1901 weduwe met twee kleine meisjes.Column door Guy Van Sinoy uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
In 1902 kwam ze in contact met militanten van de Bourse du Travail van Grenoble en richtte met hun hulp een vakbond van textielarbeidsters op in het kanton Vizille. In augustus 1904 was zij afgevaardigde op het 6e Nationale Arbeiderscongres van de Textielindustrie in Reims. Dat was geen evidente reis. Foto’s van arbeiderscongressen in die tijd tonen steeds goed geklede afgevaardigden, die zich zorgen maken over hun kleding, een vorm van respect en eer, die de waardigheid van de arbeiders toonde.
Op het congres waren er 54 afgevaardigden en was Lucie de enige vrouw. Er stonden geen punten over het werk van vrouwen op de agenda, hoewel zij het slechtst werden betaald en in de werkplaatsen waar honderden jonge vrouwen werkten, vaak te maken kregen met seksuele intimidatie door voormannen die zich als hanen in een kippenhok gedroegen. Lucie was de secretaris van het Congres en zat op het podium, maar ze had geen spreekrecht! De organisatoren van het Congres noemden haar “onze vriend” of “burger”, maar niemand sprak haar aan als “kameraad”. Dat was een uitdrukking van de lange weg die vrouwen moesten afleggen om als gelijkwaardig te worden beschouwd in arbeidersorganisaties.
In 1905 speelde Lucie Baud een voortrekkersrol in de drie maanden durende staking in de Duplan-fabriek in Vizille. De baas bracht uit Amerika een nieuw systeem mee waarmee weefgetouwen met een snelheid van 300 slagen per minuut konden draaien. Hij wou de lonen verlagen en 60 procent van het personeel ontslaan. De arbeiders stemden unaniem, min 2 stemmen, voor de staking. Lucie nam de leiding van de strijd. Ze was tegelijkertijd voorzitter van het stakingscomité, penningmeester van het steuncomité (ze organiseerde collecties en een soepbedeling voor de stakers), gesprekspartner van de bazen en spreker op alle vergaderingen. Op de betoging van 1 mei 1905 in Grenoble sprak ze vanop het podium waar ze nu eindelijk als “kameraad” werd beschouwd. Maar de staking zat in een impasse. Duplan besloot de fabriek te sluiten en de arbeiders raakten verspreid over andere fabrieken.
Lucie verhuisde naar Voiron, ten noorden van Grenoble, een grote en bloeiende stad. Ze kwam daar aan te midden van een periode van arbeidersstrijd en vond gemakkelijk weer werk. In het voorjaar van 1906 brak er een staking uit die algemeen werd in Voiron. De bazen haalden vrouwelijke werknemers uit Italië binnen om te proberen de staking te breken. Op 1 mei was de mobilisatie van de arbeiders algemeen. Lucie nam actief deel aan de beweging, maar speelde als nieuwkomer geen hoofdrol. Het protest zette een rem op de loonsverlaging, maar al gauw werden 700 werknemers, waaronder Lucie, afgedankt.
In september 1906 ondernam Lucie een zelfmoordpoging. Ze legde dit nadien uit door de zorgen van haar gezin, maar het heeft uiteraard ook te maken met een gevoel van depressie na een intense periode van strijd. In juni 1908 vertelde Lucie Baud over haar leven en haar strijd in een artikel in het tijdschrift “Mouvement socialiste’, dat een waardevol beeld gaf van de feministische arbeidersbeweging in de regio aan het begin van de 20e eeuw. Lucie Baud stierf op 7 maart 1913, aan de vooravond van de Internationale Dag van de Vrouwenstrijd. De film ‘Mélancolie ouvrière’ van Gérard Mordillât (2018) is gebaseerd op het levensverhaal van Lucie Baud.
-
“In essentie ging strijd steeds over het wijzigen van de verhouding tussen arbeid en kapitaal”
Interview met Joost Vandommele, auteur van ‘Gent, een bakermat van democratie en socialisme’
De sociale en socialistische geschiedenis wordt maar zelden ten gronde in kaart gebracht. In dit boek wordt strijd van de niet-bezittende klasse in de samenleving van de Middeleeuwen tot aan de Eerste Wereldoorlog met tal van voorbeelden en illustraties toegelicht. Gent en omstreken vormen de locatie van deze geschiedenis, maar vele voorbeelden hebben ook een universeel karakter, zowel in tijd als in plaats. Joost Vandommele is reeds decennia lang activist, syndicalist en ‘rode’ gids en spreken we graag over zijn bijzonder mooie en relevante publicatie (440 pp).Interview door Wouter (Gent)
Wat kunnen we uit jouw werk, uit de geschiedenis, leren?
“La force d’example. Zo zou ik de essentie van mijn werk uitdrukken. Mensen die in de geschiedenis afhankelijk van eigen arbeid waren om een leven uit te bouwen (of om gewoon in leven te blijven), hebben zich meermaals spontaan of georganiseerd verzet tegen de dominante klassen in de samenleving. Deze voorbeelden kunnen ons tonen waar de kracht van de collectiviteit lag in het verleden, maar ook vandaag. Nu is de werkelijkheid soms complexer, maar strijd gaat in essentie nog steeds over het wijzigen van de verhouding tussen arbeid en kapitaal.”
“Een voorbeeld hoe relevant de sociale geschiedenis is: als we mensen willen voorbereiden op democratische participatie, dan kunnen we leren uit het ontstaan van de stakerskassen. Bij het ontstaan ervan waren deze stakerskassen en de prille sociale zekerheid in beheer van de arbeiders zelf. De huidige structuren zijn erg bureaucratisch, de Bismarckpolitiek in Duitsland bracht het beheer van de sociale zekerheid in staatshanden waardoor het democratisch karakter ervan verminderde. Er leeft vandaag zoiets als: ‘Het is niet meer van ons’ en er is misbruik of zoals sommigen zeggen: ‘stom om er geen gebruik van te maken, het is er toch…’. Deze vervreemding staat haaks op het ontstaan van de stakerskassen, waar het motyo was: ‘het collectieve (de sociale zekerheid etc.) is iets van jezelf en je besteelt toch jezelf niet.’ In die zin is democratisch beheer een belangrijke les voor de toekomst. Solidariteit mag geen hol begrip zijn.”
Gaat het boek louter over Gent of over de geschiedenis van de arbeidersklasse in het algemeen?
“Gent is een goed voorbeeld van hoe ook de vroege geschiedenis van de arbeidersklasse in het Westen is verlopen. In mijn boek licht ik daarom minder bekende voorbeelden van strijd in deze regio toe. In de jaren 1321-28 bijvoorbeeld vond er een grote boerenopstand (van kustboeren) plaats. Indrukwekkend hoe deze boeren collectief in opstand kwamen, wetende: het was alles of niets. In 1326 werd Gent belegerd door deze revolutionaire boeren. Nadien kwam de reactie van de gevluchte Vlaamse graaf en met de Gentse militie (die toen in reactionaire handen was; de revolutionairen leefden in ballingschap) en met steun van het Franse leger. In 1328 kwam de definitieve nederlaag: met wortel en tak werden deze vrijboeren (freemen) uitgeroeid door het feodalisme.”
“Zo’n collectief verzet tegen de machthebbers was uniek in Europa op dat moment. In latere voorbeelden van strijd refereerde men hier naar. Bijvoorbeeld in 1358, in Parijs waar een grote opstand woedde, riep men ‘Gand, Gand!’als strijdkreet: het was een referentie over kracht van de massa’s. De witte kaproen (het hoofddeksel gedragen door de harde kern van de Gentse militie), stond symbool voor de strijd in Parijs en werd nadien weer het referentiepunt in andere bewegingen (zoals nu bvb. de beeltenis van Che). Zo zie je maar hoe ‘la force d’example’ zijn effect had: hoop op verandering is gewettigd! Dus dit boek gaat over meer dan Gent.”
Geldt hetzelfde voor de hoogdagen van het socialisme in Gent eind 19e eeuw?
“Het bekendste voorbeeld in de geschiedenis van de stad is inderdaad dat van de coöperatieve beweging in die periode. Het toont welke kracht de arbeidersklasse kan hebben. Het coöperatief model was nergens zo geslaagd als hier omdat het ontstond in de perfecte omstandigheden, want kopieën lukten minder. Hier ging het vooral om productiecoöperatieven: ze konden zo zelf de internationale beweging (bvb. de SPD, het financieren van het dagblad Le Peuple etc.) financieren. Zo nam hun soortelijk gewicht ook toe binnen de Tweede Internationale en mocht Edward Anseele in 1895 op de begrafenis van Friedrich Engels spreken. Maar ze trokken ook radicale liberalen uit de loge aan… In het rijke rode Gentse imperium kon men carrière maken. Ik denk bvb. aan de architect Ferdinand Dierkens die het indrukwekkende rode materiële patrimonium ontwierp. Was het Gentse model eigenlijk socialistisch kapitalisme of kapitalistisch socialisme? In ieder geval waren de ‘socialistische bedrijven’ onderworpen aan kapitalistische marktwetten waardoor ze (wegens te weinig kapitaalreserves) uiteindelijk ten onder zouden gaan in de crisis van 1930.”
“Het ging al definitief bergaf toen de coöperaties tot nv’s werden omgevormd (1910) en een concern vormden met de Bank van de Arbeid ( 1913) als spelverdeler. Anseele was een realpolitieker: hij geloofde wel in oplossingen binnen het kapitalisme, eigenlijk een vooruitstrevend ondernemer… Men werd toen ook sterk beïnvloed door utopische socialisten zoals Owen. Er was meer nodig! Deze hoogdagen in Gent tonen wel aan hoe groot de kracht van de arbeidersbeweging kan zijn, haar internationaal potentieel en heeft een sterke impuls gegeven aan de onmiskenbare vooruitgang die in die periode plaatsvond.”
Jouw boek is ook een indrukwekkend naslagwerk. Welk hoofdstuk uit je boek zou je als eerste aanraden voor de crisis van het kapitalisme en de strijd vandaag?
“Vooral mensen die geen kans hadden binnen het systeem en voor strijd kozen, kunnen ons vandaag iets leren. Ik denk dan aan het stuk over 1302: Het wordt dikwijls als voorbeeld van nationalisme gebruikt, maar in essentie ging het om het eerste volksfront in Europa. De relatieve democratie die arbeiders en boeren hadden opgebouwd werd bedreigd door de feodalen. Met bescheiden middelen schakelde men de grootste feodale vechtmachine uit die tijd uit. De enorme moed van die mensen (letterlijk ‘vrijheid of dood’) bewonder ik enorm! Misschien is er nu een rem op bewegingen en strijd omdat wij veel meer te verliezen te hebben.”
“Niet dat ik denk dat er een soort miserabilisme nodig is om tot een serieuze strijdbaarheid te komen. Met dit boek wil ik inspirerende voorbeelden aanreiken om de strijd nu aan te wakkeren of te versterken. Toegevingen van het kapitaal kunnen mensen in slaap wiegen. Ik wil op zijn minst toch het bewustzijn over de problemen van dit systeem vergroten en inspiratie bieden hoe we het effectiever kunnen bestrijden. Mijns inziens betekent vooruitgang continuë revolutionaire strijd in combinatie met verbetering in de huidige situatie. In dit kader zijn een andere (meer ideologische) opvoeding samen met het opkrikken van ons beschavingspeil en brede democratisering nodig. De arbeidersklasse an sich is misschien niet meer zo ‘bekend’ bij het grote publiek, want de vorm is anders dan in het verleden, maar de potentiële kracht blijft hetzelfde! Aan een breed publiek dat interesse voor dit boek toont zeg ik: ‘Er is iets te doen aan de ellende en onrechtvaardigheid van dit systeem!’”
Boek te verkrijgen in de Gentse boekhandel of bij: joost.vandommele@skynet.be (440 pp, rijk geïllustreerd, hardcover)
-
1 mei: internationale dag van strijd, solidariteit en socialisme
1 mei is voor ons een belangrijke dag, het is de internationale dag van strijd, solidariteit en socialisme. Om het belang van deze strijddag van de arbeidersbeweging te duiden, grijpen we terug naar twee artikels uit onze archieven. Het eerste werd in 2012 gepubliceerd, het tweede is iets ouder en dateert uit 2000. Beide geven een idee van de oorsprong van de traditie van 1 mei en van het belang ervan. Een strijdbare 1 mei gewenst!
[divider]
Artikel door Kim (Gent) uit 2012. Afbeelding: weergave van de gebeurtenissen op Haymarket in de VS begin mei 1886.De dag van de arbeid, 1 mei, vormt één van de grootste tradities van de arbeidersbeweging. Deze strijddag is nauw verbonden met de strijd voor de 8-urendag en met de opkomst van de Tweede Internationale op het einde van de 19e eeuw, toen de arbeidersbeweging zich in een fase van opkomst bevond en nieuwe massale organisaties tot stand kwamen.
De oorsprong van 1 mei ligt in de Verenigde Staten. Daar werd op 1 mei 1886 een nationale actie- en stakingsdag georganiseerd om de 8-urige werkdag af te dwingen. Op dat ogenblik was 1 mei in de VS ‘Moving Day’, de dag waarop alle jaarlijkse contracten hernieuwd werden. In totaal gingen zo’n 340.000 arbeiders in staking, een zeer groot succes voor de VS. Het resultaat van de stakingsdag verschilde van regio tot regio. Op sommige plaatsen werd de 8-uren dag ingevoerd.
In Chicago, waar 40.000 arbeiders in staking gingen, werden de eisen niet ingewilligd. Toen er voort werd gestaakt en de bazen van de McCormick-fabrieken op 3 mei de staking wilden breken met werkwilligen en stakingsbrekers, kwam het tot incidenten. De toegesnelde politie schoot met zes doden tot gevolg. Op 4 mei volgde een vreedzame protestmeeting met zo’n 15.000 deelnemers op Haymarket square. Toen de politie op het toneel verscheen, kwam het opnieuw tot incidenten. Een provocateur wierp een bom in de politielinies, die vervolgens in het wilde weg begonnen te schieten. Acht arbeidersleiders werden opgepakt, sommigen kregen de doodstraf anderen levenslang. Enkele jaren later besloot de Amerikaanse vakbondsfederatie om de actie voor de 8-urendag op 1 mei opnieuw op te nemen.
In dezelfde periode ontstonden er in tal van Europese landen nieuwe massale arbeiderspartijen. Zo werd de Belgische Werkliedenpartij (BWP) bijvoorbeeld opgericht in 1885. Naar aanleiding van 100 jaar Franse revolutie kwamen deze partijen in 1889 in Parijs samen om de Tweede Internationale op te richten, een internationale bundeling van arbeidersorganisaties. Op dat oprichtingscongres werd het idee bepleit om een gezamenlijke actie voor de 8-urendag te organiseren. Toen bekend werd dat de Amerikanen sowieso al actie gingen voeren op 1 mei 1890, was het niet moeilijk om die datum voor iedereen naar voren te schuiven.
In België gingen er op die dag zo’n 150.000 arbeiders in staking. Vooral in de mijnsector werd de oproep goed opgevolgd: zo’n 100.000 van de 110.000 mijnwerkers gingen in staking. Er waren betogingen in onder andere Brussel, Charlerloi, Luik, Le Centre, Frameries, Antwerpen, Gent en Leuven.
Internationaal gezien werd er massaal betoogd in Wenen, Praag, Boedapest, Boekarest, Zwitserland, Nederland en Scandinavië. In Engeland en Spanje werd op zondag 4 mei betoogd. In Duitsland, dat toen nog leed onder de strenge ‘socialistenwet’ van Bismarck, staakten 1 op de 10 arbeiders in de industriële centra, met afdankingen en verdere stakingen tot gevolg. Het enthousiasme rond 1 mei 1890 was zo groot dat er besloten werd om er een jaarlijks terugkerende internationale actiedag van te maken.
De kapitalistische elite heeft sindsdien geprobeerd om de impact van 1 mei te minimaliseren. In de VS eiste president Cleveland dat de jaarlijkse actiedag naar begin september werd verplaatst om te voorkomen dat het op een herdenking van Haymarket zou uitlopen. In andere landen, zoals België en Frankrijk, werd 1 mei tot een wettelijke feestdag uitgeroepen om te voorkomen dat er op die dag gestaakt zou worden.
De viering van 1 mei verloopt vandaag dikwijls zeer kleinschalig of op een weinig strijdbare wijze. Maar op momenten dat de arbeidersbeweging in strijd gaat, grijpt ze wel terug naar deze traditie. Zo werd er in de VS op 1 mei 2006 een algemene migrantenstaking gehouden met miljoenen deelnemers en dit tegen wetsvoorstellen gericht tegen illegale migranten. In 2011 waren er 100.000 betogers in Milwaukee, Wisconsin tegen de anti-vakbondsplannen van gouverneur Walker. In 2010 liet het Turkse regime voor het eerst sinds meer dan 30 jaar een 1-mei betoging toe op het Taksimplein, waar vele honderdduizenden aan deelnamen. In 2011 werd deze ervaring herhaald. In Spanje kwamen op 1 mei 2011, vlak voor het uitbreken van de indignadosbeweging, minstens 200.000 mensen op straat tegen de besparingen van de regeringen.
Het wereldwijd organiseren van het verzet tegen uitbuiting en kapitalisme, dat is de traditie van 1 mei. Laten we van onze dag van de arbeid opnieuw een dag van strijd, solidariteit en socialisme maken!
[divider]
Geschiedenis van 1 Mei. Van de internationale stakingen voor de 8-urendag tot vandaag
Artikel door François Bliki uit 2000
De aanklager in het proces tegen de delegees van Clabecq beroept zich op een artikel dat in 1887 aan het strafwetboek toegevoegd werd en dat zegt “dat diegenen die zich gedurende collectieve acties van arbeiders, mondeling of via geschriften tot die arbeiders gericht hebben, persoonlijk verantwoordelijk zijn voor wat nadien gebeurt”. Wat komt dit komt doen in een artikel over de geschiedenis en de betekenis van 1 mei wordt onmiddellijk duidelijk.
Arbeiders in de VS voeren actie
Op 1 mei 1886 staakten in de VS 340.000 werkers voor de 8-urige werkdag, een nooit gezien succes! Dit was het resultaat van 2 jaar propaganda en mobilisatie door de nieuwe Federation of Organized Trades and Labor Unions.
Op sommige plaatsen werd deze eis ingewilligd maar op andere, zoals bij de maaimachinefabriek Mac Cormick in Chicago, reageerden de bazen met lock-outs en lieten ze door de politie werkwilligen en stakingbrekers uit de omliggende dorpen aanvoeren. Toen de werkers hiertegen op 3 mei betoogden, schoot de politie: 6 doden.
Op de protestmeeting van 4 mei kwamen 15.000 mensen opdagen, maar een bomaanslag koste het leven aan 7 politiemensen. 8 arbeidersleiders werden opgepakt en ter dood veroordeeld, niet omdat bewezen was dat zij het gedaan hadden (er zijn trouwens genoeg redenen om aan te nemen dat dit een opgezette provocatie was) maar “omwille van de economische en politieke ideeën die ze verspreid hadden”. De Belgische burgerij was dus niet echt origineel met haar wet!
De oorsprong van 1 mei ligt dus in de Verenigde staten waar op die dag (“Moving day” genoemd)
alle overeenkomsten en contracten gesloten of verbroken worden. Met de gebeurtenissen van mei 1886 kreeg deze dag een speciale betekenis voor de Amerikaanse arbeiders die op hun volgende vakbondscongres van december 1888 besloten om 1 mei 1890 als strijddag voor de 8-urendag in te stellen.
En in Europa….
Aan deze kant van de oceaan hadden de Europese arbeiders zich ondertussen hersteld van de zware nederlaag die ze met het uitmoorden van de Commune van Parijs in 1870-’71 geleden hadden. In die omstandigheden vonden de leiders van de Internationale Arbeiders Associatie het beter de organisatie tijdelijk te ontbinden. Maar zoals Marx voorspelde, hadden de werkers geen andere keuze dan te vechten en zich te organiseren tegen de altijd wederkerende crisissen van het kapitalisme. In die strijd ontstonden in zowat alle landen van Europa massapartijen zoals de Belgische Werkliedenpartij in 1885.
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Franse Revolutie in 1889 werd de Wereldtentoonstelling dat jaar in Parijs georganiseerd. Een gelegenheid voor de nieuwe partijen om op een internationale bijeenkomst een nieuwe, de Tweede Internationale op te zetten. Op dit congres werd besloten om, in navolging van de Amerikaanse broeders op 1 mei 1890 overal acties te ondernemen voor het bekomen van de 8-urendag.
Deze oproep kreeg zo’n grote weerklank dat de burgerij in paniek sloeg. Er werd gedreigd met ontslagen. In België gaf de minister van Justitie bevel aan de rijkswacht om te onderzoeken wie voor het organiseren van 1 mei gestemd hadden.
In Leuven werden alle soldaten opgeroepen om te voorkomen dat ze de ordewoorden van de arbeiders zouden toejuichen. In Gent werd de hoofdwacht voor 2 dagen gesloten en “het schildwachthuisje weggenomen”. Er werden speciale schietoefeningen georganiseerd voor de burgerwacht “om het op 1 mei goed te kunnen”. In Brussel ging de burgerij letterlijk op de vlucht en droeg alles wat enige waarde had met zich mee.
En de staking werd een succes: 150.000 stakers en dat op gevaar de dag nadien hun job kwijt te zijn! Vooral in Wallonië, waar 100.000 van de 110.000 mijnwerkers het werk neerlegden. Overal werd massaal betoogd. Volgens Le Peuple 20.000 in Charleroi, 17.000 in Frameries, 35.000 in Le Centre, 1000 in Tubize, tienduizenden in Luik… In Leuven 7.000, 10.000 in Gent, 9.000 in Antwerpen, 25.000 in Brussel…
In Duitsland was de “socialistenwet” van Bismarck nog altijd van kracht en de leiding riep op niet te staken. Desondanks staakten in de grote industriecentra een op tien van de arbeiders, met afdankingen en verdere stakingen tot gevolg.
In Wenen, Praag, Budapest en Bukarest, in Zwitserland, Nederland en Scandinavië werd massaal betoogd. In Engeland en Spanje werd op zondag 4 mei betoogd.
Het moet een enorm gevoel geweest zijn! Overal in de geïndustrialiseerde wereld kwamen de arbeiders als één georganiseerde kracht naar buiten terwijl de burgerij machteloos moest toekijken. De werkers worden bewust van hun eigen macht… op voorwaarde dat ze maar samen in een eengemaakte actie optreden. Op zo’n moment, zei Marx, is geen enkele kracht op aarde in staat dit te stoppen.
De recuperatie
Sindsdien is 1 mei niet meer weg te denken uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Net zoals de “8-urenhuizen” is “de dag van de arbeid” een symbool geworden van de strijd tegen de kapitalistische uitbuiting en de lange werkdagen. Er werd dan ook alles gedaan om de betekenis ervan de verwateren of te vervalsen.
In sommige landen maakte de burgerij er een betaalde feestdag van zodat er niet meer kon gestaakt worden. De sociaal-democratische leiding ging 1 mei gebruiken als mobilisatie voor het algemeen stemrecht en later om te komen vertellen “wat ze in de regering wel allemaal bereikt hebben”.
Naarmate het steeds duidelijker wordt dat ze daar de politiek van de burgerij en niet die van de werkers voeren, wordt op 1-mei al eens met tomaten en eieren naar de leiding gesmeten.
In het vroegere Oostblok was 1 mei na de Revolutie tot nationale feestdag uitgeroepen, maar de stalinistische bureaucratie ging deze dag gebruiken om haar militaire macht te ten toon te spreiden.
Hitler organiseerde op 1 mei verplichte parades ter gelegenheid van de “Nationale Arbeidsdag” om op die manier de potentiële macht van de werkers onder controle te houden. De 1-mei-activiteiten van het Vlaams Blok zijn dan ook niet zo onschuldig als ze ons willen doen geloven!
Maar ondanks al deze pogingen blijft 1 mei een mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersbeweging en spreekt nog altijd tot de verbeelding van geradicaliseerde jongeren en militanten.
Het is een gelegenheid voor marxisten om de ware betekenis ervan in herinnering te brengen en vragen te stellen als: wat rest er nog van die prachtige partijen die in strijd en onder de meest smerige repressie van het patronaat opgezet werden? Bestaan er nog internationale tradities?
Maar ook: wat blijft nog over van die 8-urendag waar zo voor gevochten is? Vandaag blijkt dat 1 kind op 5 gezondheidsproblemen heeft die te wijten zijn aan de werkdruk waaronder de ouders gebukt gaan!
Sinds het begin van de jaren ’80, ondertussen is dat al 20 jaar, is de burgerij bezig om stap voor stap alles terug te pakken wat we in strijd afgedwongen hebben. Van de 8-urendag blijft niets meer over, in vergelijking met vroeger is de sociale zekerheid een lachertje, het statuut van het overheidspersoneel wordt door “onze” (?) eigen ministers uitgehold … En dit in een economische situatie die volgens burgerlijke economen zelden zo goed geweest is! Vroeg of laat, en zeker als de economische crisis weer toeslaat, zullen de werkers zeggen “nu is het genoeg geweest”. En zeggen dat nu al: de stakingsaanzegging in het onderwijs, de witte woede die verder duurt, de politie die staakt… en de beweging breidt nog uit!
In de actie zullen we echter nog maar eens moeten vaststellen dat partijen als de SPA, waarvan ze dachten dat ze hun belangen zou verdedigen, juist het belangrijkste middel zal worden om de politiek van de burgerij door te voeren. De werkers van Clabecq kunnen er over meespreken…
In de jaren 1860-’70, voor de oprichting van de BWP en het afdwingen van het algemeen stemrecht dachten de werkers dat ze in het parlement konden rekenen op de linkse liberalen. Pas nadat dit in de praktijk een illusie bleek waren ze klaar voor het oprichten van een eigen, van de burgerij onafhankelijke partij.
Deze les moet vandaag weer opnieuw geleerd worden, en spijtig genoeg kan dit alleen maar in massale acties, zoals o.a. de 1 mei-bewegingen uit het verleden.
LSP roept nu reeds op voor het vormen van een nieuwe, van de burgerij onafhankelijke arbeiderspartij. 1 mei is een geschikt moment om deze oproep zo breed mogelijk kenbaar te maken en er met de meest bewuste militanten over te discussiëren.
Het kapitalisme is een wereld-systeem, de strijd ertegen moet dan ook internationaal gebeuren. LSP maakt dan ook deel uit van het CWI, het Comité voor een Arbeiders Internationale met secties in meer dan 30 landen.
Vandaag moeten we nog tegen de stroom in roeien en met individuen discussiëren. Maar onvermijdelijk zullen zich weer bewegingen voordoen zoals die van 1 mei 1890 maar dan met een arbeidersklasse die numeriek 1000 keer sterker is.