Your cart is currently empty!
Tag: feminisme
-
MOXIE! Een feministische tienerfilm die hulde brengt aan Riot Grrrl

Film is geen uitzondering op de regel: kunst is een weerspiegeling van haar tijd. MOXIE! (beschikbaar op Netflix) is duidelijk een resultaat van de opkomst van een nieuwe feministische golf. Het is een verfrissende tienerfilm die zeker veel jonge (en niet zo jonge) mensen zal inspireren om zich te engageren. De kers op de taart is het feit dat Riot Grrrl een hoofdrol speelt. Dat was een feministische subcultuur in Seattle begin jaren 1990 verwant aan punkrock en alternatieve rock. Dus, stop even met lezen om Bikini Kill’s ‘Rebel Girl’ te beluisteren. Zo, nu kunnen we verder.
MOXIE! is geregisseerd door Amy Poehler, vooral bekend van haar werk in de Amerikaanse cultshow ‘Saturday Night Live’ en haar rol als Leslie Knope in ‘Parks and Recreation’, gebaseerd op de gelijknamige liveshow van Jennifer Mathieu. De film brengt het verhaal van Vivian (Hadley Robinson), een jong meisje dat beslist om het seksisme op haar school te bestrijden.
Elk jaar publiceren de ‘populaire’ jongens van het footballteam hun ranglijst van meisjes op basis van seksistische criteria (beste decolleté, mooiste kont, meest open voor seks …). Eén van hen, Mitchell (Patrick Schwarzenegger), begint één van de nieuwe scholieren, Lucy (Alycia Pascual-Pena), lastig te vallen. Lucy trekt hiermee naar de directie, maar die weigert op te treden omdat Mitchell erg populair is als aanvoerder van het footballteam.
Vivian is razend door deze situatie. Ze is eerder verlegen, maar gaat toch in verzet en brengt een fanzine uit, een krantje gebaseerd op de feministische fanzines die haar moeder (Amy Poehler) uitbracht toen ze jong was. Het fanzine krijgt de naam MOXIE! (straattaal voor ‘moed’). Exemplaren ervan worden stiekem verspreid in de toiletten van de school. Het krantje slaat in als een bom en al gauw komt er een groep meisjes bijeen om zich te organiseren onder de naam MOXIE! De rest van de film volgt deze jongeren in hun strijd tegen seksisme en tegen het status quo op hun school. Dat gebeurt met een erg diverse en inclusieve casting.
“Moxie had agressiever en scherper gekund,” schreef L’Echo (tegenhanger van De Tijd) die vergelijkingen maakte met de sound van Riot Grrrl (een naam die trouwens ook van een fanzine komt). Zo wordt, ongetwijfeld opzettelijk, voorbijgegaan het fundamentele punt: Riot Grrrl is geen stijl. Het is in de eerste plaats een politieke muziekbeweging die ingaat op kwesties als verkrachting, geweld binnen het gezin, racisme en seksisme in de maatschappij en in de muziek. MOXIE! behandelt deze thema’s vanuit de bedenkingen en tegenstellingen onder jongeren vandaag. Films als deze, die op sympathieke wijze ingaan op engagement maar ook en vooral op de organisatie en het collectieve karakter van de strijd voor verandering, mogen er wat ons betreft veel meer zijn.
-
Debatten binnen het feminisme: waarom socialistisch feminisme?
Voor miljoenen mensen is de vraag niet zozeer of feminisme noodzakelijk is, maar wat er nodig is om echte verandering af te dwingen waar vrouwen baat bij hebben. Sociale bewegingen zijn een plaats van discussie en strijd voor de ideeën, het programma, de strategieën en de tactieken die nodig zijn om tot overwinningen te komen. Onderstaande tekst komt uit het boek “Socialist Feminism and the New Women’s Movement” van Socialist Alternative in de VS. Het verscheen in 2018.

Socialistisch feminisme versus liberaal feminisme
Van Hillary Clinton tot vrouwenorganisaties als NARAL en NOW neemt de mainstream kritiek op het seksisme over het algemeen de vorm aan van liberaal feminisme. Wat het liberale feminisme definieert is de visie dat de eigen keuzes van vrouwen bepalend worden geacht voor hun positie in de samenleving, dat wil zeggen dat als vrouwen “empowered” zijn, ze kunnen slagen onder het kapitalisme. Deze visie wordt gecombineerd met het aandringen op beperkte wettelijke hervormingen en het oproepen tot een mentaliteitsverandering. Het liberale feminisme gaat er ook van uit dat als er meer vrouwen verkozen zijn dit op zich al tot grote veranderingen zal leiden.
In 2017 hebben de organisatoren van de vrouwenmarsen op een positieve manier getracht om het protest meer inclusief te maken voor migranten en vrouwen van kleur en hebben ze een breed progressief platform naar voren gebracht. Er moet echter ook eerlijk worden erkend dat de ideeën van het liberale feminisme zowel in 2017 als in 2018 nog steeds dominant waren in de massale mobilisaties. Een deel van de reden hiervoor is dat er geen voldoende goed georganiseerde kracht is om meer radicale vrouwen, met name jonge vrouwen, te stimuleren. Het zwaartepunt bij de grote mobilisaties ligt voorlopig bij beter begoede lagen. Hoewel dit deel van de samenleving zeker naar links wordt geduwd door de ontwikkelingen, is er nog steeds een brede acceptatie van de feministische geloofsbrieven van liberale politici zoals Hillary Clinton, Nancy Pelosi, Kirsten Gillibrand, en Kamala Harris. Het liberale feminisme, hoewel het nauwelijks wordt aangevochten, wint voorlopig nog standaard de ideeënstrijd. Het krijgt ook een uitgebreid platform in de mainstream media.
Een onderliggende kwestie die feministen verdeelt, is de vraag of alle vrouwen gemeenschappelijke belangen hebben. In zekere zin hebben ze dat wel, aangezien seksisme alle vrouwen op verschillende manieren onderdrukt. Liberale feministen gaan liever niet veel verder. Maar vrouwelijke managers zoals Sheryl Sandberg van Facebook, die er voor pleitte dat vrouwen zich opwerken en rijke gevestigde politici zoals Clinton, Pelosi en Harris maken deel uit van de kapitalistische klasse waarvan de belangen tegengesteld zijn aan die van de meerderheid van de vrouwen, die deel uitmaken van de arbeidersklasse. Dit is waarom Hillary Clinton geen federaal minimumloon van 15 dollar per uur steunde, waarom de leiding van de Democratische Partij zich tegen algemeen toegankelijke gezondheidszorg verzette, en waarom de vrouwelijke Democratische politici in Seattle stemden om de belasting op grote bedrijven om betaalbare huisvesting te financieren – een maatregel voorgesteld door Kshama Sawant – terug in te trekken. [Ondertussen is een nieuwe versie van de maatregel wel doorgevoerd].
Voor al deze zaken – lonen, gezondheidszorg en huisvesting – die van het grootste belang zijn voor vrouwen uit de arbeidersklasse, is er inde opbouw van een beweging verzet nodig tegen de Democratische leiding en de vorm van liberaal feminisme die zij verdedigd. Deze vorm van feminisme kan veel radicaal klinkende retoriek tegen seksisme en zelfs het “patriarchaat” bevatten, maar uiteindelijk belooft het weinig en levert het nog minder op.
Een veel grotere taak
Socialisten denken dat het verslaan van het seksisme een veel grotere taak is en fundamenteel onmogelijk is als onze blik beperkt blijft tot wat aanvaardbaar is voor de kapitalistische klasse. Wat het socialistische feminisme definieert is een klassenanalyse van de manier waarop de onderdrukking van vrouwen historisch is ontstaan door de ontwikkeling van de klassenmaatschappij en hoe deze nog steeds wordt bestendigd door het kapitalistische systeem, dat volgens ons omvergeworpen moet worden om werkelijk gelijkheid te bereiken.
Het ontbreken van een klassenanalyse is absoluut fataal voor de opbouw van een effectieve massabeweging van vrouwen. Het reduceert de beweging tot liberale feministische organisaties die strijden voor een beleid dat ondermaats is in vergelijking met de stemming en het bewustzijn die de mensen op straat drijven. Het komt neer op het definiëren van “houdingen binnen de samenleving” als het probleem, individuele wetten als het probleem, of zelfs mannen als het probleem. Wat volgt is dan de implicatie dat anti-seksistisch onderwijs en beperkte hervormingen om “een gelijk speelveld” te creëren de oplossing zijn. Het impliceert dat vrouwen eenvoudigweg de macht van mannen moeten terugnemen. In het verlengde daarvan accepteert het liberale feministe het idee dat er altijd arme vrouwen zullen zijn, of dat rolmodellen – meer vrouwelijke CEO’s en politici – volstaan om vrouwen mondiger te maken.
De strijd voor hervormingen is echter niet wat het liberale feminisme onderscheidt van het socialistische feminisme. Socialisten vechten voor en steunen alle positieve hervormingen die het leven van vrouwen en alle mensen uit de arbeidersklasse ten goede komen. Het is duidelijk dat de hervormingen die de vrouwenbeweging en andere sociale massabewegingen in de jaren ’60 en ’70 hebben afgedwongen, een cruciale rol hebben gespeeld in de verbetering van het leven van vrouwen. Maar al deze verworvenheden vereisten een serieuze sociale strijd, waar de liberale feministische leiders zich tegen verzetten omdat deze strijd het sociale systeem dat ze verdedigen destabiliseert. En, zoals we duidelijk kunnen zien onder Trump: zolang het kapitalisme bestaat, zijn alle verworvenheden omkeerbaar.
Voor socialisten is het een kwestie van het veranderen van de krachtsverhoudingen in de samenleving – en daarom zijn massabewegingen die gericht zijn op de sociale macht van werkende mensen zo cruciaal. Een massale, op de arbeidersklasse gerichte vrouwenbeweging die overwinningen behaalt, zal het bewustzijn en het vertrouwen van vrouwen en de bredere arbeidersklasse vergroten om te strijden voor fundamentele verandering.
Identiteitsgerichte onderdrukking
Terwijl het liberale feminisme in grote lijnen de discussie blijft domineren, is er een groeiend debat over wie er nu precies voor het feminisme opkomt. In het verleden vertelden liberale feministische figuren en academici vaak het verhaal van de vrouwenstrijd als een heroïsche zaak van blanke, middenklasse en hogere klasse vrouwen, waarbij vrouwen uit de arbeidersklasse en niet-blanke vrouwen uit de geschiedenis van de vrouwenbeweging werden geschreven. Enkele prominente tendensen van het feminisme in het vrij recente verleden verwerpen expliciet de rol van transseksuelen binnen de vrouwenbewegingen, in een poging om niet alleen hun identiteit te ontkennen, maar ook hun rol in de strijd.
Aan de andere kant werd door de “derde golf” en het intersectionele feminisme benadrukt dat de feministische strijd wordt tegengehouden door racisme, homofobie en transfobie. Ondanks deze positieve houding had de derde golf echte beperkingen omdat ze zich niet duidelijk richtte op vrouwen uit de arbeidersklasse in de strijd voor de bevrijding. Alleen een dergelijke aanpak, gebaseerd op massale strijd en een antikapitalistisch programma, is in staat om een begin te maken met het afbreken van deze vooroordelen in de bredere samenleving.
Vrouwen van kleur, migranten, LGBTQ-vrouwen, en niet-gender conforme mensen hebben gevochten voor een vrouwenbeweging die racisme, vreemdelingenhaat, homofobie en transfobie expliciet bestrijdt. Wil de beweging echt vooruit gaan en het hele systeem uitdagen, dan moet ze dit karakter hebben. Ondanks de politieke zwakheden van de mainstream feministische beweging in het verleden, sluiten het opbouwen van strijd rond vrouwenrechten en het vertegenwoordigen van de specifieke en diverse ervaringen binnen de arbeidersklasse elkaar niet uit.
Dit is te zien aan de aanpak van de reproductieve rechten, die voor vrouwen in de VS en internationaal een centraal punt is. Maar al te vaak beperken de gevestigde vrouwenorganisaties en de leiders van de Democratische Partij hun eisen tot het beschermen van het wettelijke recht op abortus, terwijl in werkelijkheid zelfs gelegaliseerde abortus ontoegankelijk blijft voor vrouwen met een laag inkomen, waaronder onevenredig veel vrouwen van kleur. Bovendien hebben zwarte vrouwen voortdurend moeten vechten voor hun recht om überhaupt een gezin te hebben. Ook delen van de bevolking die geen vrouw zijn – of ze nu transseksueel, niet-genderconform, interseksueel, etc. zijn – hebben behoefte aan toegankelijke reproductieve gezondheidszorg. Elke beweging op het gebied van reproductieve rechten zou sterker zijn als zij strijdt voor het recht van alle mensen op veilige en toegankelijke diensten voor geboortebeperking en abortus, naast de echte keuze om een kind op te voeden en te verzorgen zonder in armoede te vervallen.
Vandaag verwerpen veel activisten het liberale feminisme bij naam en worden ze sterk beïnvloed door radicale identiteitspolitiek. Natuurlijk gebruiken politici zoals Hillary Clinton een versie van identiteitspolitiek die beweert vrouwen te bevorderen maar niets zegt over de klassenverdeling onder vrouwen en op geen enkele manier de elite uitdaagt die profiteert van de onderdrukking van vrouwen uit de arbeidersklasse.
Radicale identiteitspolitiek verzet zich tegen corporate identity politics en heeft bijgedragen aan de politisering van grote aantallen jongeren. Maar net als de theorie van de intersectionaliteit en de privilege-theorie waarmee het vaak verbonden is, is radicale identiteitspolitiek gericht op het blootleggen van de vele manieren waarop bepaalde groepen mensen meer onderdrukt worden dan andere. Als strategie voor verandering heeft radicale identiteitspolitiek zich vaak gericht op afzonderlijke, op identiteit gebaseerde strijd.
We leven in een tijd waarin racisme, seksisme, homofobie, transfobie en xenofobie allemaal in intensiteit toenemen, zelfs als de meeste mensen deze ideeën verwerpen. De meerderheid van de arbeidersklasse is onderworpen aan een andere vorm van onderdrukking, bovenop de op klasse gebaseerde onderdrukking. In werkelijkheid ondergaan grote delen van de samenleving dagelijks angst, pesterijen en misbruik op basis van hun identiteit. Voor veel radicaliserende mensen geeft de strijd die ze voeren tegen elke vorm van onderdrukking kracht.
Het bestrijden van alle vormen van onderdrukking die door het kapitalisme worden gecreëerd of bestendigd, is een centraal onderdeel van het marxisme; hier zijn we het niet oneens met radicale identiteitspolitiek. De geschiedenis heeft aangetoond dat de strijd tegen raciale, nationale en genderonderdrukking van cruciaal belang is voor de algemene strijd tegen de sociale orde die ons allen onderdrukt. Maar we zijn het niet eens met het perspectief dat onderdrukking kan of zal worden omvergeworpen door middel van afzonderlijke, op identiteit gebaseerde strijd.
In het bijzonder kan radicale identiteitspolitiek – zoals gebruikt door de leiders van sommige vrouwen-, LGBTQ- en antiracistische groepen – helaas schade toebrengen aan het potentieel om een verenigde strijd op te bouwen die de dreiging van rechts kan verslaan en echte hervormingen kan afdwingen die het vertrouwen van de mensen om voor meer te strijden, vergroten. In plaats van een hevige strijd te voeren om alle werkende mensen te verenigen om het op te nemen tegen de heersende elite, terwijl de specifieke behoeften van alle onderdrukte groepen naar voren worden gebracht en in het middelpunt worden geplaatst, stelt deze trend dat alleen degenen die een bepaalde onderdrukking ervaren er belang bij hebben om deze te beëindigen. Net als het liberale feminisme beperkt dit drastisch wat mogelijk is.
Wie profiteert er van onderdrukking?
Radicale identiteitspolitiek benadrukt dat onderdrukte groepen alleen kunnen rekenen op steun van mensen met een gemeenschappelijke identiteit. Hieraan gekoppeld is een analyse dat het behoud van onderdrukking in de eerste plaats afkomstig is van andere gewone mensen. Dit is een van de meest bepalende aspecten van radicale identiteitspolitiek waar socialisten het niet mee eens zijn.
Op de dag van Brett Kavanaugh’s bevestiging aan het Hooggerechtshof, legde Alexis Grenell’s veelbesproken opiniestuk in de New York Times de schuld voor Kavanaugh bij de blanke vrouwen. Hoe is dat zelfs mogelijk? De verklaring is gebaseerd op het wijdverbreide idee aan de liberale linkerzijde dat de blanke arbeidersklasse, en blanke vrouwen in het bijzonder, verantwoordelijk waren voor de overwinning van Trump in 2016. Om uit te leggen waarom blanke vrouwen zowel Trump als Kavanaugh verdedigden, beweerde Grenell: “Dat komt omdat blanke vrouwen profiteren van het patriarchaat door op hun huidskleur in te zetten om middelen te monopoliseren voor wederzijds voordeel.”
Dit soort argumenten is gekoppeld aan de theorie van de intersectionaliteit die ontstond uit het postmodernisme aan het eind van de jaren ’80. Veel van de postmodernisten begonnen als linksen in de jaren zestig, maar concludeerden, vooral na de ineenstorting van het stalinisme na 1989, dat marxisten ten onrechte geloofden in de beslissende rol van de arbeidersklasse om de samenleving te veranderen. Zij werden diepgaand gedemoraliseerd door de schijnbare triomf van het Westerse kapitalisme in deze periode.
Ze konden niet verklaren hoe de “socialistische”, door de stalinisten gedomineerde samenlevingen ineenstortte, behalve door te concluderen dat het hele project vanaf het begin verkeerd was geweest. Ze verwierpen alle “grote verhalen” die de ontwikkeling van de maatschappij probeerden te verklaren en stelden in plaats daarvan dat alle verhalen dezelfde geldigheid hadden. Dit is een pessimistisch wereldbeeld dat geen mogelijkheid ziet voor een werkelijk egalitaire samenleving, maar slechts een eindeloze strijd om de verhalen binnen het kapitalisme te herdefiniëren. In werkelijkheid verandert het de strijd voor verandering in een strijd tussen gewone mensen, niet in een verenigde strijd tegen alle vormen van onderdrukking.
Deze theoretische visie, samen met de privilege-theorie, verduistert de realiteit dat de kapitalistische klasse de fundamentele begunstigde van de onderdrukking is, en in feite voor haar bestaan afhankelijk is van de handhaving van verdeeldheid in de samenleving. Het stelt dat vrijwel elk individu bevoorrecht is door te profiteren van de onderdrukking van iedereen die meer onderdrukt wordt dan zijzelf. Het is belangrijk dat we ons in deze notie verdiepen en evalueren wie er echt baat heeft bij onderdrukking: de arbeidersklasse of de kapitalistische klasse.
In de VS geboren arbeiders krijgen bijvoorbeeld te horen dat ze lage lonen moeten accepteren om te voorkomen dat hun banen worden “gestolen” door migranten zonder papieren of naar andere landen worden verscheept. Het lijdt geen twijfel dat xenofobie in delen van de samenleving, met name onder Trump, als wapen is gebruikt. Maar de enige begunstigde van deze “verdeel en heers”-aanpak zijn de grote bedrijven. Het is waar dat in VS geboren arbeiders niet dezelfde vormen van onrechtvaardigheid doorstaan als veel migranten, maar ze hebben geen xenofobie gecreëerd en ze krijgen daardoor ook geen betere levenskwaliteit. In werkelijkheid is het ondersteunen van burgerrechten voor geïmmigreerde werknemers en het zich met hen verenigen in een strijd voor hogere lonen, betaalbare huisvesting en Medicare for All in het eigenbelang van autochtone werknemers.
Een ander voorbeeld is dat van de blanke arbeiders in het Zuiden onder de apartheidswetten van Jim Crow. Het is duidelijk dat het leven voor de meeste blanken beduidend beter was dan voor zwarte mensen, gezien de aard van dit zeer repressieve en openlijk blanke supremacistische regime. Het is echter ook zo dat het Jim Crow-systeem is ontworpen om arme zwarten en arme blanken verdeeld te houden, en het is er in grote mate in geslaagd om vakbonden buiten te houden. Het resultaat was dat de lonen van blanke arbeiders in het Zuiden aanzienlijk lager waren dan die van hun tegenhangers in het Noorden. Dus hoewel men onder Jim Crow “voordelen” voor blanken kon definiëren, waren ze zeker niet economisch.
Ook is het de vraag of mannen baat hebben bij seksisme. Een opsomming van alle obstakels die het seksisme voor vrouwen opwerpt en de manier waarop het hun leven bepaalt, zou kunnen leiden tot een duidelijk “ja”-antwoord. Het kapitalisme profiteert van de enorme hoeveelheid gratis arbeid die door vrouwen wordt verricht, net als door heel wat mannen. Het is algemeen bekend dat mannen meer geld verdienen dan vrouwen voor het uitvoeren van dezelfde taken. Bovendien komt een groot deel van het misbruik en geweld dat vrouwen ondergaan van intieme partners van dezelfde klasse. Tegelijkertijd is het ook zo dat het leven van mannen op verschillende manieren negatief wordt beïnvloed door het feit dat ze zich moeten houden aan de bestaande gendernormen. Zo is seksisme bijvoorbeeld een integraal aspect van de nog steeds geldende cultuur van jonge jongens die lijden onder geweld en pesten omdat ze zich niet “mannelijk genoeg” gedragen. Het lijdt geen twijfel dat mannen er als mens enorm veel baat bij zouden hebben om in een egalitaire samenleving te leven waar seksisme ophield te bestaan als een middel om mensen tegen elkaar op te zetten.
In werkelijkheid gaat een groot deel van het argument over de mate waarin gewone mensen profiteren van verschillende machtsverhoudingen niet alleen voorbij aan de rol van de heersende klasse, maar gaat het ook uit van materiële schaarste: er zijn nu eenmaal tekorten. Dus als het ene deel van de arbeidersklasse historisch gezien beter af is dan het andere, is de enige manier om gerechtigheid te bereiken het wegnemen van een deel van wat de eerste groep heeft. Wij zijn er echter vast van overtuigd dat de moderne productiekrachten in een socialistische planeconomie goede jobs en uitkeringen kunnen garanderen, zoals een fatsoenlijk pensioen voor iedereen. Het gaat er niet om dat een deel van de werkende bevolking naar beneden wordt getrokken om anderen naar boven te halen; het gaat erom dat iedereen vooruitgaat, wat de meest onderdrukten onevenredig ten goede zal komen.
Het staat buiten kijf dat verschillende delen van de arbeidersklasse zeer verschillende ervaringen hebben. Het is ook onbetwistbaar dat er een minderheid van de arbeidersklasse is die aspecten van de reactionaire ideologie heeft omarmd. Marxisten zetten zich volledig in om de aantrekkingskracht van rechts te ondermijnen en wij geloven dat het mogelijk is om dit te doen en de meest geharde reactionairen te isoleren. Maar de belangrijkste taak is niet zozeer om rechtse, blanke mannelijke arbeiders ervan te overtuigen dat ze “bevoorrecht” zijn in vergelijking met vrouwen, mensen met kleur, LGBTQ-mensen of migranten, wanneer hun eigen ervaring aantoont dat zij en hun gezinnen door decennia van neoliberalisme erop achteruit gingen.
Het is veeleer noodzakelijk om hen ervan te overtuigen dat zij gemeenschappelijke belangen hebben met alle onderdrukten en dat het in hun eigen belang is om de krachten te bundelen in een gemeenschappelijke strijd. De heersende klasse heeft historisch gezien racisme en seksisme actief bevorderd om dit te verdoezelen. Met andere woorden, de heersende klasse probeert delen van de bevolking ervan te overtuigen dat ze inderdaad “bevoorrecht” zijn, “beter” of “superieur” aan anderen. Het doel hiervan is om eengemaakte strijd tegen de heersende klassenoverheersing te ondermijnen en deze lagen te binden aan de kapitalistische ideologie. Terwijl we direct en onverschrokken de confrontatie aangaan met alle vormen van reactionaire ideologieën, moeten we niet meespelen in dit valse verhaal. De campagne van Bernie Sanders in 2016 wees op wat er mogelijk was op basis van een programma voor de werkende klasse en tegen de belangen van de grote kapitalisten. Hij versloeg Hillary Clinton in vele staten die Trump nadien won in de algemene verkiezingen. Er is genoeg bewijs om aan te geven dat veel arbeiders die op Trump stemden op Bernie zouden hebben gestemd als hij in november 2016 kandidaat was geweest.
Hoe we solidariteit opbouwen
Een belangrijke vraag voor wie opkomt tegen onrechtvaardigheid, is hoe ze het bewustzijn kunnen veranderen. Wij geloven dat het belangrijkste middel gemeenschappelijke strijd is. Dit is door de geschiedenis heen gezien. Wanneer de verdeeldheid onder de arbeiders zelfs maar gedeeltelijk is overwonnen – zoals de vakbondsfederatie CIO in de jaren 1930 en 1940 deed bij het opbouwen van multiraciale vakbonden – bevinden we ons in een veel sterkere positie om de strijd te voeren en hebben we meer kans om te winnen. Dit is de reden waarom het bouwen van strijdbare arbeidersorganisaties op basis van diverse werkplekken zo cruciaal is. Er is ook een instinctieve menselijke solidariteit die zich in veel situaties uitdrukt, vooral wanneer gemeenschappen met een ramp worden geconfronteerd. Dit kan cruciaal zijn voor doorbraken in de manier waarop mensen andere groepen zien.
Dit betekent natuurlijk niet dat bredere morele oproepen of educatieve campagnes onbelangrijk zijn als ze goed worden uitgevoerd. Maar een morele oproep alleen zal nooit voldoende zijn om mensen te mobiliseren voor een langdurige strijd. Dat vereist een diepere betrokkenheid van gewone mensen bij organisatievormen die opkomen voor hun maatschappelijke belangen. We hebben bewegingen als BLM gezien die een grote impact hadden op het bewustzijn door een morele aantrekkingskracht en door basiseisen. Maar BLM worstelde om een manier te vinden om episodische mobilisaties om te zetten in een duurzame beweging die geworteld is in de zwarte arbeidersklasse, ook al zette het stappen in die richting. Dit toont aan hoe uitdagend de aanpak is waar we voor staan. We kunnen niet doen alsof het gemakkelijk of eenvoudig is of zelfs maar dat er een exacte blauwdruk is voor hoe we dit moeten doen. De tradities van de collectieve strijd die in de VS een enorm rijke geschiedenis kent, moeten dringend worden herontdekt en heropgebouwd.
-
Alle partijen “feministisch”? Hun feminisme is niet het onze!
In het regeerakkoord van de Michel-regering staat: “De regering wenst beter rekening te houden met de genderdimensie op de arbeidsmarkt.” Maar zodra de regering aan de macht kwam, overspoelde ze de werkenden met aanvallen: pensioenhervormingen, indexsprongen, uitbreiding van de flexbanen … Dat zijn allemaal maatregelen die veel vrouwen in onzekerheid hebben gestort.
Artikel door Aisha (Antwerpen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
#MeToo en de internationale acties op 8 maart dwingen politici om één of andere vorm van feminisme te verdedigen. Alle partijen doen grootse uitspraken over de noodzaak om geweld, seksisme en discriminatie te bestrijden, maar dit in de praktijk doen is nog iets anders. Het debat over de schrapping van abortus uit het Belgische strafwetboek gaf aanleiding tot verhitte discussies binnen de meerderheid. Het gestemde compromis is ontoereikend, aangezien abortus een misdrijf blijft als niet aan een reeks beperkende voorwaarden wordt voldaan.
Wanneer de N-VA over “feminisme” spreekt, doet ze dat alleen om racistisch anti-moslimdiscours te verspreiden met gemediatiseerde verklaringen over de hoofddoek, de boerkini … zonder ooit te verdedigen dat vrouwen het recht moeten hebben om zich te kleden zoals zij dat willen. Ook wordt er niet gesproken over armoede bij vrouwen, over de moeilijke balans tussen gezin en werk. Het doel van N-VA: frustraties gebruiken om ons te verdelen. Dit versterkt uiteindelijk ook extreemrechts.
Voor liberaal rechts is “feminisme” ook een middel om de besparingsmaatregelen erdoor te krijgen. De MR pleit voor meer vaderschapsverlof, maar stelt ook voor om “het ouderschapsverlof flexibeler te maken, met inachtneming van het overleg tussen de werknemer en de werkgever.” Lees: meer druk op werknemers die individueel over hun verlof moeten onderhandelen. Maggie De Block (OpenVLD) wil de toepassing van de werkverwijdering voor zwangere vrouwen beperken omdat “het geen ziekte is.” Ze is bereid om onze gezondheid op het spel te zetten om wat geld te besparen.
Het regeringsbeleid valt alle werknemers en hun gezinnen aan, maar het beleid is systematisch harder voor vrouwen. Zij zijn het dus in de eerste plaats die de pensioenhervorming betalen, terwijl twee derde van de gepensioneerden die nu al onder de armoedegrens leven, vrouwen zijn. Ook het wijdverbreide gebruik van onzekere contracten heeft bijzonder dramatische gevolgen voor vrouwen, aangezien zij oververtegenwoordigd zijn in de lageloonsectoren. Aanvallen op openbare diensten en de gezondheidszorg verminderen de efficiëntie en toegankelijkheid ervan; het verhoogt het aantal zorgtaken voor gezinnen en in het bijzonder voor vrouwen.
In plaats van een maatschappij te verdedigen die collectief de zorg op zich neemt door de oprichting van openbare crèches, rusthuizen, openbare thuiszorg … willen de traditionele partijen “solidariteit” beperken tot de familie. Zo pleit het cdH voor “het recht op grootouderschapsverlof waarmee ouders af en toe geholpen zouden worden.”
PS en Sp.a doen niet beter. Ja, hun voorstellen bevatten de individualisering van de sociale rechten, gratis buitenschoolse opvang, een minimumloon van €14/uur … maar hun jarenlange bestuur in de federale regering en in de gewesten toonde dat dit weinig meer is dan verkiezingsretoriek.
Voor traditionele partijen betekent “feminisme” een vervrouwelijking van de elite, met het achterliggende idee dat vrouwelijke leiders automatisch de belangen van alle vrouwen verdedigen. De sociaaldemocraten en de groenen focussen zich op het verhogen van de vertegenwoordiging van vrouwen in verkozen organen door middel van quota. De Croo (Open VLD) pleit voor een derde vrouwen in het Directiecomité van de Nationale Bank.
Ons feminisme is niet het feminisme dat de voorrechten van vrouwen in de heersende klassen verdedigt. Ons feminisme is het feminisme dat de belangen van vrouwen in de meerderheid van de bevolking verdedigt, dat strijdt voor betere lonen en pensioenen voor iedereen en voor overheidsinvesteringen in diensten en zorg. Ons feminisme vecht tegen besparingen. Het is het feminisme dat de 99% – vrouwen én mannen die strijden voor een fatsoenlijk leven – verenigt tegen de 1% die er alles aan doet om hun winst te verhogen.
-
Grote betoging tegen geweld op vrouwen
25 november is de internationale dag van protest tegen geweld op vrouwen. Dit jaar werd opnieuw betoogd in verschillende landen, waaronder België. De betoging was groter dan vorig jaar met duizenden aanwezigen. Campagne ROSA riep actief op tot deelname en vormde een strijdbaar blok op de betoging.
Geweld op vrouwen en seksisme zijn maatschappelijke problemen, waar een collectief antwoord op moet gegeven worden. Zo’n antwoord vereist een strijd voor financiële onafhankelijkheid van vrouwen, zodat ze niet gedwongen in een gewelddadige relatie blijven. Eisen zoals een hoger minimumloon (14 euro per uur), minimumpensioen van 1.500 euro netto en degelijke uitkeringen zijn daarvoor essentieel. Om werk, gezin en vrije te tijd te kunnen combineren, is er nood aan een kortere arbeidsweek. Meer openbare diensten, sociale voorzieningen en betaalbare huisvesting moeten sociale spanningen, tekorten en bijhorend geweld afbouwen. Begeleiding van slachtoffers kan enkel als er voldoende publieke middelen voor de sociale sector zijn, waarbij tegelijk ook aan preventie wordt gedaan.
Om dergelijke eisen te realiseren, moeten we ons organiseren en opkomen voor maatschappijverandering. Het kapitalisme leidt tot scherpe tegenstellingen met ellende voor de meerderheid van de bevolking, in een socialistische samenleving zouden de beschikbare middelen democratisch beheerd en verdeeld worden op basis van de noden en behoeften.
Emily Burns, coördinatrice van de campagne ROSA, werd op de betoging geïnterviewd door de Franstalige zender RTL. Ze zei: “Het is belangrijk om collectief, met vrouwen en mannen, in actie te gaan tegen geweld op vrouwen. Om geweld te bestrijden, is er economische onafhankelijkheid nodig. Hoe kan je een gewelddadige partner verlaten als je niet kan rondkomen? Een degelijk loon en individuele sociale uitkeringen zijn nodig in de strijd tegen geweld op vrouwen. Vrouwen verdienen overigens nog steeds 20% minder dan mannen, de kloof blijft groot.”
Het succes van de betoging tegen geweld op vrouwen is onderdeel van de wereldwijd groeiende golf van vrouwenstrijd. Een volgende belangrijke actiedag wordt 8 maart, de internationale vrouwendag. Campagne ROSA neemt het initiatief voor marsen tegen seksisme in verschillende steden. Werk hieraan mee!
Foto’s door Liesbeth:
[embed-google-photos-album https://photos.app.goo.gl/z4qPira6SSGPm92r6]
-
[Archieftekst] Postfeminisme is niet langer een algemene consensus
Eind 2015 publiceerden we als onderdeel van onze congresteksten een dossier geschreven door Anja Deschoemacker waarin onze organisatie werd voorbereid op de ontwikkelende vrouwenbeweging, ook in ons land. De benadering die zou leiden tot het opzetten van de campagne ROSA zit in deze tekst vervat.
[divider]
“Na een lange periode waarin het postfeminisme dominant was, vrouwenstrijd onbestaande en seksisme zogezegd grappig, zagen we de afgelopen jaren stilaan een kentering.” Dit schreven we op Internationale Vrouwendag dit jaar. Niet dat het postfeminisme nu verdwenen is, maar de consensus errond is gebroken. We verwezen naar de massale strijd van vrouwen en mannen tegen geweld op vrouwen in India en Turkije, maar we hadden ook kunnen verwijzen naar de beweging in Spanje ter verdediging van de abortuswetgeving of naar de syndicale strijd in verschillende landen in “vrouwensectoren” als de ziekenhuizen waarin vrouwen de hoofdrol speelden.Zoals we stelden in het begin van de crisis, toen vooral in de industrie banen sneuvelden en mannen hun werk verloren, zou in een tweede fase van besparingspolitiek de aanvallen op de openbare diensten en de zorgsectoren beginnen, waarin ook de jobs en de condities van ganse lagen vrouwelijke arbeiders onder druk komen. We zagen ook dat in Ierland de strijd tegen het grondwettelijk verbod op abortus momentum begon te krijgen, verbonden ook met de strijd voor gelijke rechten voor LGBTQI. En in België – waar we tot dan toe, naast uiteraard het voorstel van Femma voor een 30-urenweek, enkel een aantal spontane acties hadden gezien rond de juridische behandeling van verkrachting – brak in de dagen na 8 maart de massale actie op sociale media “wij overdrijven niet” uit. In al die gevallen brak de beweging uit het carcan van de “individuele actie”, vooral gericht op de media, dat door groepen als Femen naar voor werd gebracht.
Deze verandering in de objectieve situatie leidt tot een herdenken van ons vrouwenwerk en van onze rol in de “vrouwenbeweging”. LSP/PSL begon haar vrouwenwerk immers in de jaren ’90, op het hoogtepunt van de postfeministische consensus. De “vrouwenbeweging” (tussen aanhalingstekens omdat er zeer weinig “beweging” in zat gedurende de laatste decennia), grotendeels samengesteld door de vrouwenorganisaties van de traditionele partijen, hield zich bezig met de strijd voor quota voor hooggeplaatste functies. Haar “actie” bestond uit het organiseren van verkiezingen voor de “vrouwelijke manager van het jaar”.
Van beweging was dus geen sprake, maar op parlementair vlak bleven een aantal vrouwelijke politici actief rond een aantal wetsvoorstellen die hardnekkige “overblijfsels” van ongelijkheid moesten wegwerken. Ook op dat vlak betaalden de vrouwelijke arbeiders een hoge prijs voor de verburgerlijking van SP.a en PS: de wetsvoorstellen waren allemaal 100 % gebaseerd op een burgerlijke en formele visie op gendergelijkheid, niet op de vooruitstrevende kracht van een strijd tegen het kapitalisme, van een strijd waarin de arbeidersklasse alle onderdrukte groepen van de samenleving in beweging brengt. Nochtans is het ook nu weer duidelijk: wanneer de arbeidersklasse massaal op het toneel verschijnt, trekt ze alle onderdrukte groepen met zich mee en geeft ze een boost en een strategie – collectieve actie – aan de vrouwenbeweging, de beweging voor rechten van LGBTQI, vluchtelingen en sans-papiers,…
De wetten die tussen eind jaren ’80 en nu “voor vrouwen” werden gestemd, maar ook de arbeidsreglementering die voortvloeide uit het overleg tussen vakbonden, patroonsorganisaties en regering, plaatsten steeds de belangen van vrouwen tegenover die van mannen, niet tegenover die van de kapitalisten. Het streven naar gelijkheid was voor de politici – in dienst van de patroons – een streven naar de afbouw van “mannenrechten”, niet van een omhoogtrekken van de rechten van vrouwen. IPA na IPA werd een minieme vooruitgang voor de laagste lonen en uitkeringen afgekocht door toegevingen te doen voor de hogere lonen – “solidariteit” betekende niet langer dat de sectoren waarin de werkenden veel hadden verworven meevochten voor degene die nog niet zover stonden, maar integendeel dat in die betere sectoren de arbeiders hun betere positie zagen afbrokkelen omdat ze geacht werden “bij te dragen” voor de vooruitgang van laagbetaalde sectoren. Dat in combinatie met de strijd voor quota en de voorstelling van ieder probleem van vrouwen als een probleem dat door individuele mannen en hun gedrag wordt gecreëerd – de Equal Pay Day campagne van SP.a en ABVV toont in welke mate dat ook in de georganiseerde arbeidersbeweging de hoofdtoon was – maakte dat feminisme in de arbeidersbeweging een nog slechter imago kreeg.
Zo werd op burgerlijke wijze een antwoord geformuleerd op de druk die ontstond uit zogenaamde “vrouwensectoren”, zoals de ziekenhuizen, voor betere lonen en werkvoorwaarden. Want ondanks de ondergang van het feminisme bleef de arbeidsmarkt vervrouwelijken. Dit proces gaat nog steeds door en gaat hand in hand met de toename van laagbetaalde, deeltijdse en tijdelijke contracten, terwijl het aantal “mannenjobs” in de industrie sinds de inzet van de crisis aanhoudend blijft dalen. De arbeiders in die sectoren zijn wel verplicht de strijd op te nemen voor betere condities, ondanks het gebrek aan vakbondsorganisatie, omdat men van die lonen niet kan leven. We zagen dit o.a. bij de Vlaamse onthaalmoeders en vorig jaar zagen we een eerste actie van de arbeiders die werken in het systeem van de dienstencheques.
Tegelijk zien we dat ganse lagen van jonge vrouwen en meisjes, die zijn opgegroeid in de mythe van het postfeminisme, pijnlijk in aanraking komen met de realiteit – op de arbeidsmarkt, op straat en in hun gezinnen,… – en luidkeels gelijkheid en een einde aan seksisme en discriminatie beginnen op te eisen. Hun grote aandeel in het personeel in alle sectoren die van ver of dicht met vrouwen te maken hebben, maakt ook dat hun rol bij de verdediging van wat rest van de “zorgstaat” cruciaal is. De strijd voor o.a. een leefbare financiering van de ziekenhuizen is in verschillende landen op een verschillend ritme op gang gekomen, met als voorlopig sterkste voorbeeld de strijd in het Charité-ziekenhuis in Berlijn.
Van de slogan “de strijd is nog steeds nodig” naar het gevecht voor een socialistisch programma en voor de leiding van de vrouwenbeweging
Toen we in de jaren ’90 onze eerste anti-seksismecampagnes begonnen, voornamelijk aan de universiteiten, waren we de enige kracht die daar nog energie in stak. We verdedigden uiteraard een socialistische visie – niet een feminisme dat tegen mannen was gericht, maar tegen het systeem – maar de nadruk lag op strijd tegen postfeminisme. In tegenstroom tegen zowat alle andere politieke krachten bleven wij op dezelfde nagel kloppen: postfeminisme klopt niet, gelijkheid is verre van bereikt en we moeten de strijd opnieuw lanceren. Als we actie – de grote bewustmaker – wilden rond onderwerpen die gerelateerd waren aan de vrouwenkwestie, moesten we die zelf organiseren.
We bereikten er geen grote lagen mee – op geen enkel moment bereikten we resultaten die vergelijkbaar waren met Blokbuster rond de kwestie van racisme, populisme en fascisme – maar in het aantrekken van jonge vrouwen in de partij en hun kadervorming speelde dit werk een belangrijke rol. Het was werk dat ons voorbereidde op een moment dat vrouwenstrijd weer prominenter aanwezig zou zijn. Waar we voor de jaren ’90 als Vonk het kneusje waren in de linkse feministische beweging in vergelijking met andere revolutionaire krachten, staat onze organisatie binnen radicaal-links vandaag voorop als het komt op actiemethoden, programma en de aanwezigheid van vrouwelijke kaders. Wij konden standhouden tijdens de periode van achteruitgang van het feminisme omdat wij ons tegen de stroom in bleven baseren op de marxistische traditie, die de strijd voor de emancipatie van alle onderdrukte groepen – vrouwen, maar ook o.a. nationale minderheden – volledig kaderde binnen de strijd voor socialisme en vertrouwen had in de arbeidersklasse en hun strijd als motor voor verandering. Als basis voor ons vrouwenwerk namen we op een eerder Nationaal Congres de stellingen en besluiten over vrouwenwerk van de Derde Internationale (3e congres, juli 1921) aan als uitgangspunt.
We opereerden onder kleine groepen vrouwen, maar hadden daar feitelijk geen enkele concurrentie. Vandaag is dit gegeven snel aan het veranderen en we zullen ons zeer snel in een minderheid bevinden. De lagen van vrouwen die seksisme willen aanklagen en bestrijden, zijn flink aangegroeid, maar dat gaat ook gepaard met een herintrede van figuren die een burgerlijk of kleinburgerlijk feminisme aanhangen. Hoewel de “nieuwe feministen” doorgaans niet langer gewoon “mannen” als de grote oorzaak aanhalen, maar eerder wijzen op de samenleving en de rol van grote bedrijven en commercieel misbruik van het vrouwenlichaam, is er zeer veel verwarring aanwezig en hebben ze geen enkele succesvolle strategie aan te bieden. Dit geldt ook voor de PvdA die op hun laatste congres besloot dat meer aandacht voor de vrouwenkwestie nodig was en overging tot de oprichting van een vrouwencommissie en tot quota voor vrouwen in de leiding. Net als op andere vlakken verdedigen ze op het terrein van vrouwen echter niet veel meer dan de oude sociaaldemocratie, die er door hun opportunisme en reformisme ook niet in slaagde een echte band te creëren tussen de vrouwenstrijd en de brede klassenstrijd en een echte strijd te voeren voor de leiding van de vrouwenstrijd.
De “nieuwe feministen” kaderen de strijd niet binnen de strijd van de arbeidersbeweging voor een andere samenleving – een idee dat stevige klappen kreeg door het bestaan en later de ondergang van het stalinisme, maar ook door de rol van de sociaaldemocratie, die andere dominante opportunistische stroming binnen de arbeidersbeweging – maar zien het volledig als een strijd van individuele vrouwen voor individuele oplossingen. Een puur idealisme is aanwezig: “als we ons maar individueel losmaken van de heersende normen die aan vrouwen worden gesteld, en actief onze rol opeisen, dan is alles mogelijk” is zowat de algemene teneur. We moeten de positieve, progressieve aspecten hiervan – de radicale en uitgesproken afwijzing van iedere vorm van achterstelling en seksisme en de bereidheid zich hierrond te engageren – aangrijpen in onze overgangsbenadering, terwijl we tegelijk moeten waarschuwen voor de beperkingen ervan, voor het feit dat een beweging die niet verder gaat dan dat en geen strijd begint tegen de materiële condities die aanleiding geven tot het bestaan van seksisme enkel pijnlijk met zijn neus tegen de muur kan lopen. In het beste geval loopt het met een sisser af, zoals opnieuw bleek met “wij overdrijven niet”, zonder daarmee de invloed te willen onderschatten die deze spontane beweging op de sociale netwerken heeft gehad op de “publieke opinie”. Als de strijd niet verder wordt gezet en ook in de objectieve situatie veranderingen afdwingt, zal die invloed verwateren en wordt op een of ander moment terug overgegaan naar business as usual.
Met de hernieuwde activiteit van vrouwen die zich als feministe outen – vrouwen met wie wij in discussie willen treden, vertrekkende van hun ervaringen, hun afwijzen van hun door de kapitalistische samenleving opgelegde rol, hun eisen,… om een brug te slaan naar de noodzaak van de socialistische omvorming van de maatschappij – komen echter ook andere figuren op het toneel die deze nieuwe beweging willen kanaliseren in een voor het kapitalisme ongevaarlijke richting. In de discussie die ontstond naar aanleiding van de uitspraken van VUB-decaan Willem Elias, sprong niet toevallig de Brusselse VLD-politica Ann Brusseel naar voor met haar eis binnen de Raad van Bestuur van de VUB tot het aftreden van Elias omdat geen enkele vrouwelijke studente met gerust gemoed examens aflegt bij een notoire seksist.
De burgerlijke feministen houden het steeds bij dergelijke “symbolische overwinningen” (Elias is effectief afgetreden), bij “vrouweneisen” die de burgerij niets kosten. De “vrouwvriendelijkheid” van Open VLD, net als die van de andere traditionele partijen (en de kleinburgerlijke partijen Groen, Ecolo en N-VA) weerhoudt geen enkele van deze partijen ervan een besparingsbeleid te voeren dat vooral voor vrouwen hard aankomt en voor brede lagen van vrouwen uit de arbeidersklasse de keuze voor onafhankelijkheid van een mannelijke kostwinner tevens een keuze voor armoede maakt. In alle landen die te maken hebben gehad met de brutaalste vormen van het besparingsbeleid, zoals Griekenland en Spanje, kwamen al snel berichten van de toename van prostitutie omdat het de enige manier werd voor een groeiende laag vrouwen om in hun levensonderhoud en dat van hun kinderen te voorzien. Dit zijn slechts enkele schrijnende voorbeelden van de ontoereikendheid van het burgerlijk feministische programma.
Burgerlijk feministen zijn onze klassenvijand op het terrein van de vrouwenstrijd: dat is de echte betekenis en achtergrond van 8 maart en de proletarische vrouwenbeweging
Het is echter niet enkel de kwestie dat het burgerlijke en kleinburgerlijke feminisme geen oplossing heeft voor de problemen van de meerderheid van vrouwen uit de arbeidersklasse en andere onderdrukte lagen – het is zelfs een obstakel voor een oplossing vanwege haar verdelende functie binnen de arbeidersbeweging. Wij hebben binnen de rangen van het ABVV, daar waar we dat konden, ons ongenoegen geuit over de specifieke vorm die de Equal Pay Day campagne aannam, met een grote focus op de verantwoordelijkheid van individuele mannen voor de werkverdeling in de huishoudelijke taken en met ondersteuning aan een eis voor individuele loononderhandelingen als een stap naar meer loongelijkheid. Op dezelfde manier hebben wij ons altijd verzet tegen het idee van quota om een algemeen programma te verdedigen voor de volledige arbeidersklasse en tegen iedere idee van discriminatie. Zij die dat niet doen, begrijpen niet dat het wijdverspreide seksisme een materiële voedingsbodem heeft.
Het burgerlijke feminisme heeft nog op een ander vlak een zeer verdelende functie, omdat het vaak het speerpunt is van een racistische aanval op de moslimbevolking in België. Het hoofddoekenverbod, eerst op de scholen (nu al in sommige scholen gaande tot het verbod om lange rokken te dragen!), later in loketfuncties bij verschillende overheden, dat in Vlaanderen feitelijk een poging was van de burgerlijke partijen om in de electorale concurrentie met het Vlaams Blok/Belang zich “stevig” op stellen tegenover migranten, werd steevast verkocht met “feministische” argumenten. In Wallonië kwam diezelfde stroming aanwaaien uit Frankrijk, waar het ongenoegen en de woede tegenover de traditionele partijen zich bij gebrek aan een breed en geloofwaardig links alternatief uit in een groeiende en potentieel staatsgevaarlijke populariteit van het FN. Ook officieel links in Frankrijk hangt een militant laïcisme aan dat ingezet wordt als instrument in een racistische campagne. Het speelt een rol in het steeds meer op zichzelf keren van de bevolking met een migrantenachtergrond uit moslimlanden.
Wij moeten hiervoor blijven waarschuwen. Net als in de nationale kwestie moeten we begrijpen dat religie een secundair aspect is en dat enkel de verdediging van de godsdienstvrijheid van religieuze arbeiders een kans kan bieden voor de arbeiderseenheid die nodig is voor de strijd voor een andere samenleving waarin religie wegdeemstert omdat de mens eindelijk terug controle heeft over zijn/haar leven en niet langer onderworpen wordt aan de anarchie en de blinde marktwerking van het kapitalisme. We moeten ook begrijpen dat iedere beperking van het recht op vrije meningsuiting van specifieke onderdrukte groepen uiteindelijk zal leiden tot beperkingen op het recht op vrije meningsuiting van de arbeidersbeweging en al haar aanverwante organisaties. Het is dan wel een recht dat hoort bij de burgerlijke revolutie, maar de klassenstrijd van de arbeidersklasse was overal nodig om dat recht ook te bieden aan de onderdrukte lagen en niet enkel als een recht van de burgerij zelf. Op dezelfde manier is het ook steeds de arbeidersklasse geweest die aanvallen op dat recht heeft afgeslaan.
Dat we de godsdienstvrijheid verdedigen, betekent uiteraard niet dat we samenwerking met religieuze groepen na zouden streven of bereid zouden zijn in te leveren op ons programma, o.a. ons vrouwenprogramma. Wij weigeren enkel aan de burgerlijke kant van de barricade te staan in een racistische campagne. Wij verdedigen het recht van moslimvrouwen om een hoofddoek te dragen als ze dat willen, we verdedigen ook het recht van moslimvrouwen om dat niet te doen als ze dat niet willen. Enkel de hoofddoek verbieden staat vrouwen met een moslimachtergrond nog lang niet toe hun onafhankelijkheid tegenover hun familie en hun gemeenschap te verkrijgen. Voor dat laatste recht is een sociaal programma nodig, een algemeen programma dat vrouwen uit de arbeidersklasse toelaat onafhankelijk keuzes te maken: volledige tewerkstelling, degelijke lonen en arbeidsvoorwaarden die de combinatie werk en gezin toestaan, degelijke uitkeringen en sociale ondersteuning voor vrouwen die dat nodig hebben, een massaal programma van sociale woningbouw, …
Deze verdelende aspecten van het burgerlijk en kleinburgerlijk feminisme maken duidelijk dat wij geen enkele affiniteit met hen voelen. We kunnen – zoals ook in de campagne tegen de “pro-lifers” is gebeurd – soms samen met dergelijke organisaties rond de tafel zitten omdat ze op bepaalde terreinen incontournable zijn en/of omdat we een gezamenlijk platform kunnen afspreken dat voor ons aanvaardbaar is. Maar zelf zoeken we samenwerking met organisaties van arbeidersvrouwen, zoals de vrouwencommissies en de jongerenorganisaties van de vakbonden en andere organen van de arbeidersbeweging die (vooral) vrouwen organiseren. En we begrijpen ten gronde dat wij ons volledig onafhankelijk van deze organisaties opstellen en dat we onze kritieken op die organisaties, hun beperkte programma, hun foute actiemethodes, hun bureaucratisme, etc openlijk blijven uiten. In de strijd voor vrouwenrechten zien wij de georganiseerde arbeidersbeweging als onze eerste en voornaamste bondgenoot. We weigeren absoluut om de vrouwenbeweging in een eng kader te zien, enkel als een beweging van vrouwen voor vrouwen.
In de komende jaren moet de nadruk van onze werking op onze differentiatie met het burgerlijk en kleinburgerlijk feminisme liggen en op het rekruteren van jonge vrouwen en vrouwelijke arbeidsters voor de partij o.b.v. een socialistisch programma. Aansporingen om zich te verzetten tegen seksisme en vrouwenonderdrukking zullen niet meer enkel van ons komen, we zullen kunnen tussenkomen in zowel spontane als door anderen georganiseerde acties, zelfs als die vaak nog zeer beperkt in omvang kunnen zijn. In die tussenkomst moet voor ons de nadruk op ons socialistisch karakter en programma liggen. We moeten de hypocrisie aanklagen van de vrouwelijke politici die zich profileren op vrouwenproblemen, maar tegelijk in partijen blijven die een besparingsbeleid voeren op de rug van de grote meerderheid van vrouwen.
-
[Archieftekst] Pleidooi voor socialistisch feminisme
In het licht van de opkomst van een nieuwe generatie die antwoorden zoekt op de vraag hoe seksisme te bestrijden, voert Laura Fitzgerald een pleidooi voor een socialistische feministische beweging. Deze tekst verscheen in de zomer van 2016 op Rosa.ie en in 2017 in het Nederlands.
“En tenslotte, aan alle meisjes overal, ik ben bij jullie. Wanneer je je ’s nachts alleen voelt, ben ik bij je. Wanneer mensen aan je twijfelen of je verwerpen, ben ik bij je. Ik heb elke dag voor jullie gevochten. Stop dus nooit met vechten. Vuurtorens rennen niet hele eilanden af op zoek naar boten die ze kunnen reden; ze staan er gewoon en schijnen. En hoewel ik niet elke boot kan redden, hoop ik toch dat door hier vandaag te spreken, ik jullie een klein stukje licht heb kunnen doen absorberen, een klein besef dat gerechtigheid geschied is, een kleine bevestiging dat we ergens aan het geraken zijn, en de grote, grote wetenschap dat je, zonder twijfel, belangrijk bent, dat je mooi bent, dat je gewaardeerd en gerespecteerd moet worden, ongetwijfeld, elke minuut van elke dag, je bent machtig en dat kan niemand je afnemen. Aan alle meisjes overal, ik ben bij jullie. Dank jullie.”(1)
Dit is het slot van het krachtige slachtofferstatement van een 23-jarige Amerikaanse vrouw dat viraal ging op sociale media en integraal werd voorgelezen op een nationaal Amerikaans nieuwskanaal. Haar aanvaller, Brock Turner, was een student op Stanford die ze niet kende. Hij bracht haar naar een afgelegen plekje op een studentenfeestje waar hij haar ontmoet had. Ze was onder invloed en buiten bewustzijn toen hij haar aanrandde. Twee jonge mannen die voorbijfietsten, studenten uit Zweden, onderbraken de aanranding, gingen Turner achterna en haalden hem in. Het slachtoffer legt ontroerd uit dat ze met een foto van twee fietsen boven haar bed slaapt om haar eraan te herinneren optimistisch te blijven.
In haar 7.000 woorden tellende verklaring brak ze ook het crimineel rechtssysteem af en de media, die de misdaad waar ze het slachtoffer van was minimaliseerden. Het was een misdaad waarvan ze zegt dat die een rampzalige impact op haar gezondheid en leven had. Brock Turner, een jonge blanke student op Stanford en, zoals de media en zijn advocaten maar blijven herhalen, een topzwemmer, kreeg een straf van zes maanden in de gemeentelijke gevangenis – in een land dat onophoudelijk gevangenisstraffen van decennia uitdeelt aan jonge gekleurde mensen voor niet-gewelddadige drugsaanklachten.
Een nieuwe feministische golf?
De Stanford-verkrachtingszaak die in juni 2016 voor het gerecht verscheen, kende een grote internationale weerklank. Dat komt omdat één op de drie vrouwen wereldwijd het slachtoffer worden van fysiek of seksueel geweld tijdens hun leven.(2) Het komt ook omdat vandaag wereldwijd een nieuwe vrouwenbeweging op de voorgrond treedt. Een nieuwe generatie jonge vrouwen radicaliseert door voortgezette onderdrukking van vrouwen en LGBTQ’s, identificeert zich als feminist, en engageert zich in sommige gevallen in politieke actie. Zij hebben de strijd gevoerd voor abortusrechten in Ierland, Polen, Spanje en elders. Zij hebben de cultuur van victim-blaming (slachtoffers verantwoordelijk stellen voor de misdaden die tegen hen begaan worden), mannelijk geweld en seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen uitgedaagd, ook op Amerikaanse universiteitscampussen. En ze hebben deelgenomen aan mobilisaties in Latijns-Amerika, maar ook de ‘Rage Against Rape’-protesten in India in 2013.
Commentatoren noemen dit een nieuwe feministische golf. Deze golf is erg toegankelijk voor LGBTQI+-mensen en verwerpt rigide gendernormen als sociaal opgelegd in een kapitalistische samenleving. Ze verwerpt elke essentialisering van vrouwelijkheid die typerend is voor de theorieën van de tweede feministische golf in de late jaren ’60 en vroege jaren ’70; op deze manier is ze actief en bewust trans-inclusief. De centrale positie die sociale media innemen in het leven van veel jonge mensen breidt zich uit naar grote delen van de wereld. Hoewel dit fenomeen het meest opvallend aanwezig is in Europa en de VS, vindt het ook elders weerklank.
Onder jonge mensen in grote delen van de wereld bestaat er vandaag een meer open houding omtrent seksualiteit en gender. In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, omschrijft 49% van de 18-tot-24-jarigen zichzelf niet als heteroseksueel, volgens een YouGov-peiling van augustus 2015. (3) Ook interessant: een andere YouGov-peiling toont aan dat slechts 2 procent van de 18-tot-24-jarige mannen zichzelf als volledig mannelijk omschrijf – wat illustreert dat mannelijkheid onder jonge mannen niet als iets positiefs beschouwd wordt. Dat is mogelijk een positief gevolg van een nieuw anti-macho- en pro-LGBTQ-bewustzijn onder de jeugd.(4)
Tegen ‘machismo’ en ‘femicide’ vechten
In Latijns-Amerika heeft de dringende noodzaak van verzet tegen ‘machismo’, en wat door activisten “femicide” genoemd wordt, tot belangrijke betogingen geleid in Brazilië, Mexico, Argentinië, Colombia en Bolivia.(5)
Een Braziliaanse zaak die in juni 2016 aan het licht kwam, was de meest recente die aanleiding gaf tot massale, woedende en emotionele mobilisaties. Een 16-jarig meisje werd het slachtoffer van een groepsverkrachting in Rio de Janeiro met maar liefst 33 daders. Toen ze het incident ging melden, werd ze uitgelachen door politieagenten. In hun ogen verdiende dit meisje, die in een favela (Braziliaanse sloppenwijk) woont, een dergelijke vreselijke misdaad. De verkrachting werd gefilmd en online gezet door enkele verkrachters, die daarvoor veel “shares” en “likes” kregen op sociale media.
De massale reacties van verzet in de straten zijn doodgebloed na de rechtse coup tegen de regering van Dilma Rousseffs Arbeiderspartij (PT). De nieuwe regering die Dilma vervangt, is 100% blank en mannelijk – een symbool dat niet aan vrouwen is voorbijgegaan, noch aan de gehele arbeidersklasse die voornamelijk uit gekleurde mensen bestaat in Brazilië. Dit zorgt voor een reële opportuniteit voor de linkerzijde in de PSOL en de PTSU om een coalitie aan te gaan om de mobilisatie van vrouwen tegen verkrachting en mannelijk geweld op gang te trekken, om de illegitieme en erg reactionaire regering-Temer te bestrijden, maar ook om een groot links verzet op te bouwen tegen het gehele establishment – inclusief de PT – dat de meerderheid van armen, arbeiders en vrouwen in de steek gelaten heeft. Zij leven nog steeds in een obsceen ongelijke samenleving en in een racistische en gewelddadige staat.
De aanzet tot een nieuwe vrouwenbeweging vormt zich vandaag vier decennia na de ‘tweede golf’ van feminisme, toen de vrouwen- en arbeidersbewegingen enorme stappen vooruit realiseerden voor vrouwen, inclusief wettelijke gelijkheid in veel landen. Het is nuttig om terug te kijken en een analyse te maken van de sterke punten van deze periode – niet in het minst de inspirerende en massale strijdbewegingen van onderuit die leidden tot – onder andere – wetgeving voor gelijke lonen, contraceptie en abortusrecht in veel staten, en de eerste crisiscentra voor verkrachtingsslachtoffers en vrouwenhuizen. Toch willen we in de punten hieronder vooral ingaan op wat we vandaag anders moeten doen als we een beweging willen opbouwen die onderdrukking en ongelijkheid permanent kan uitbannen.
Neoliberalisme en winst maken door middel van seksisme
Hester Eisenstein schreef dat: “… de vrouwenbeweging een succesvolle ‘burgerlijke revolutie’ voor vrouwen gecreëerd heeft… Ze ging verder op de vrouwenbewegingen van de 19e en 20e eeuw om volledige burgerrechten voor vrouwen te claimen. Deze onvoltooide revolutie leek nu compleet: vrouwen, vooral vrouwen uit de middenklasse, konden eindelijk ontsnappen uit de categorie van ‘slechts’ echtgenote en moeder, naar de wereld van de competitieve, individualistische markt.” (6)
Verder argumenteert ze dat “de feministische revolutie” van de jaren ’60 en ’70 ondersteund werd door de eisen van de kapitalistische economie voor vrouwenarbeid.(7) De jaren ’70 betekenden een winstcrisis voor het kapitalisme, waardoor een belangrijke shift naar neoliberaal kapitalisme nodig werd, verpersoonlijkt door Margaret Thatcher en Ronald Reagan. Dit neoliberalisme kan kort omschreven worden als het opheffen van alle obstakels die in de weg staan om winst te maken en wordt getypeerd door: het terugdringen van de georganiseerde arbeidersbeweging en een aanval op lonen en arbeidsvoorwaarden; deregulering; privatiseringen; ‘financialisering’ van het kapitalisme; en het overdragen van de productie-industrie naar het Oosten. Eisenstein citeert eveneens indicatieve veranderingen in de arbeidsmarkt in de VS. Van 1940 tot 1960 bestond de grote vooruitgang in vrouwenarbeid voornamelijk uit handarbeid en lagere bediendenjobs. Maar meer dan de helft van die vooruitgang tussen 1960 en 1990 bestond uit kaderfuncties en hogere bediendenjobs.(8)
Gelijkheid voor de wet gaf een elite van vrouwen de mogelijkheid om stappen vooruit te zetten. Vandaag zijn er vrouwelijke CEO’s (hoewel de kapitalistische elite die “meester over het universum” is voornamelijk uit mannen bestaat). Elitevrouwen in machtsposities worden door de kapitalistische klasse gebruikt als symbolen die het systeem moeten rechtvaardigen. Toch wordt de toevoer van vrouwelijke arbeiders op wereldvlak in de afgelopen decennia – een bron van deeltijdse, flexibele, niet-gesyndiceerde en goedkope arbeid – door het kapitalisme gebruikt in zijn neoliberale drijfveer. Terwijl het burgerlijke feminisme zich concentreerde op het vervrouwelijken van de elite, is de uitbuiting van vrouwelijke arbeiders toegenomen. In het Westen zwoegen vrouwen in laagbetaalde jobs in de dienstensector. In het Oosten werken gekleurde meisjes en vrouwen in de moeilijkste en laagstbetaalde jobs in gigantische fabrieken – typerend hiervoor is de textielindustrie in Bangladesh, berucht voor de brand in Dhaka in 2012 waarin 117 arbeidsters die kledij produceren die in het Westen verkocht wordt, omkwamen.
Het kapitalisme is een opportunistisch systeem dat elke mogelijkheid grijpt om winst te maken. Eén van de definiërende kenmerken van de tweede feministische golf was dat die stoutmoedig opkwam voor seksuele vrijheid en lichamelijke autonomie voor vrouwen. Dit element is ook opgeslorpt door het kapitalisme, dat vandaag lichamen en lichaamsdelen in advertenties gebruikt en zo seks linkt met consumentisme, waarbij vrouwen geobjectiveerd worden en het idee gepromoot wordt dat vrouwen iets zijn dat je kan bezitten. Dit is ook gelinkt aan de enorme uitbreiding van de wereldwijde seksindustrie, één van de meest winstgevende industrieën op de planeet, die op huichelachtige wijze het idee van seksuele bevrijding gebruikt om een industrie te rechtvaardigen die hoofdzakelijk een patriarchale visie op seks en seksualiteit propageert; een visie waarin vrouwen gezien worden als het object van mannelijke seksuele verlangens en “noden”, in plaats van seksuele wezens met eigen seksuele handelingen en verlangens die even sterk, divers en waardevol zijn als die van mannen.
Onbetaalde huishoudelijke arbeid
Ondertussen heeft het neoliberale tijdperk een enorme aanval betekend op de welvaartsstaat – daar waar die bestond – en geleid tot het onderfinancieren en privatiseren van openbare diensten in het algemeen. Dit proces is in veel landen nog versterkt na de globale economische crisis van 2008. De ideologie van het kerngezin, met een man als gezinshoofd en een onderdanige vrouw, staat haaks op wat de overgrote meerderheid van gewone mensen van alle geslachten in Ierland en veel andere landen wil. In feite probeert de kapitalistische klasse niet meer om een dergelijke visie openlijk te promoten. Grote delen van de heersende klasse steunen vandaag het idee van huwelijksgelijkheid, hoewel dat enkel is gekomen door enorme druk van onderuit vanuit de LGBTQ-beweging.
Maar de concrete realiteit is dat de massale toetreding van vrouwen tot de arbeidsmarkt – ondanks enkele positieve veranderingen in attitudes en input van mannen thuis -, gelinkt aan de uitholling van openbare diensten ertoe geleid heeft dat vrouwen nog steeds de last dragen van onbetaalde arbeid – huishoudelijk werk en emotioneel werk, inclusief het opvoeden van de kinderen en de zorg voor zieke en oudere familieleden. Het traditionele gezin mag dan ondermijnd zijn, maar de “reproductieve arbeid” van vrouwen bestaat nog steeds, aangezien hun onbetaalde arbeid cruciaal is voor het opvoeden, fysiek en emotioneel, van nieuwe arbeidskrachten voor het kapitalisme. (9)
Burgerlijk feminisme: een doodlopend straatje
Decennia van gelijkheid voor de wet in veel staten hebben niet tot echte gelijkheid geleid voor de vrouwen die er leven, in het bijzonder niet voor arme vrouwen en vrouwen uit de arbeidersklasse. Het kapitalisme profiteert van de laagbetaalde en onbetaalde arbeid van vrouwen. Industrieën als de wereldwijde cosmeticamarkt – die $460 miljard waard was in 2014 (10) – en de wereldwijde plastische chirurgie – die in 2019 $27 miljard waard zal zijn (11) – profiteren van het lage zelfbeeld en de slechte mentale gezondheid van meisjes en vrouwen. Globaal gezien maken vrouwen twee keer zoveel kans als mannen om aan unipolaire depressie te lijden.(12) Het is essentieel dat we antikapitalisme centraal stellen in de vrouwenbeweging.
Actief antiracisme en anti-imperialisme maken inherent deel uit van een antikapitalistische houding. In Keulen, Duitsland, werd een reeks vreselijke seksuele aanrandingen tegen vrouwen in de stad op oudejaarsavond 2015, op verwerpelijke wijze gebruikt door de media en het politieke establishment om gevoelens van islamofobie en antivluchtelingen-sentiment op te wekken. Socialisten organiseerden betogingen om in duidelijke bewoordingen op te komen tegen seksuele aanranding en geweld, maar ook om tegelijkertijd een blok te vormen tegen alle vormen van racisme, islamofobie en pogingen om vluchtelingen tot zondebok te maken. De betogers verwezen terecht naar het wijdverspreide en inheemse probleem van partnergeweld in Duitsland.
Op dezelfde manier stemde Hillary Clinton – het toppunt van pro-kapitalistisch, burgerlijk, big business-feminisme – voor de oorlog in Irak die honderdduizenden Irakese mensen doodde (13) en wordt voor haar verkiezingscampagne gesteund door de National Organisation of Women (NOW) in de VS. NOW is de Amerikaanse sleutelorganisatie van het burgerlijk feminisme die voortkomt uit de vrouwenbeweging die begon in de jaren ’60. Maar wat opvalt, is de realiteit van de bewuste verwerping van het burgerlijke feminisme door de meest gepolitiseerde jonge vrouwen in de VS. En dat ondanks Gloria Steinem, een belangrijke symboolfiguur van de tweede feministische golf, die jonge vrouwen een gebrek aan steun voor Clinton verweet: “Als je jong bent, denk je: ‘Waar zitten de jongens?’ De jongens zitten bij Bernie”.(14) Dit leidde tot woede-uitbarstingen bij veel jonge vrouwen en zelfs pro-Sanders protestmarsen onder de slogan “Ik ben hier niet voor de jongens.” Democracy Now interviewde op zo’n mars Elma Relihan, een activiste van Socialist Alternative in New York City:
“Onze mars vandaag heet ‘niet hier voor de jongens.’ Dat antwoordt op de uitspraken van Gloria Steinem, die erg beledigend waren en beweerden dat vrouwen hier enkel voor de jongens zijn. Maar de campagne en het programma van Bernie beantwoorden aan veel fundamentele noden die werkende vrouwen vandaag hebben. Gezondheidszorg, het minimumloon van $15 per uur, gratis onderwijs, … zijn allemaal zaken die een echte weerklank vinden bij jonge mensen en jonge vrouwen…” (15)
Jonge vrouwen vormden de drijvende kracht achter de massabeweging ter ondersteuning van Bernie Sanders’ oproep voor een politieke revolutie tegen de miljardairsklasse. Ze werden niet verleid door het vooruitzicht van een eerste vrouwelijke Amerikaanse president, met een wolfachtige Hillary Clinton die in feite het tegenovergestelde van hun radicale verzuchtingen vertegenwoordigt. Clinton, een oorlogskandidaat gefinancierd door Wall Street, provoceerde de #BernieOrBust-mentaliteit en het massale activisme dat gekanaliseerd kan worden in de uitbouw van een derde politieke kracht in de VS die vrouwen, arbeiders, gekleurde mensen en jongeren vertegenwoordigt.
De strijd tegen onderdrukking en kapitalisme
De wereldwijde opkomst van een nieuwe vrouwenbeweging vindt plaats op een moment van diepgaande economische en politieke crisis voor het kapitalisme. Het bewustzijn van jonge vrouwen over heel Ierland, die gepolitiseerd worden door het in stand houden van het verbod op abortus en het afschaffen van huwelijksgelijkheid in het Noorden, wordt ook duidelijk gevormd door de besparingen van het afgelopen decennia, die zo openlijk de levensvoorwaarden van de meerderheid in het vizier namen, om de belangen van big business en de bankenwereld te beschermen.
Alle strijdbewegingen voor meer rechten voor vrouwen worden versterkt door een antikapitalistisch en socialistisch perspectief. Onze strijd tegen het 8e amendement – het grondwettelijke verbod op abortus – bijvoorbeeld, is ondeelbaar gelinkt aan de strijd om kerk en staat te scheiden zodat we ons ervan kunnen verzekeren dat openbare ziekenhuizen abortussen zullen uitvoeren door middel van een openbaar gezondheidssysteem, en dat dit niet enkel in dure privéklinieken zal gebeuren. Geen enkele partij van het politieke establishment, en ook niet Sinn Féin, is bereid om werkelijk de rol van de Kerk in gezondheid en onderwijs te betwisten – daarom strijden we voor een linkse regering die dit wel kan doorvoeren.
Een ander voorbeeld is het feit dat de wooncrisis het gevaar van mannelijk geweld tegen vrouwen in onze samenleving nog eens vergroot. Zonder vrije toegang tot woningen worden vrouwen en kinderen blootgesteld aan potentieel dodelijke situaties. Verbaal, fysiek en seksueel geweld zijn machtsuitdrukkingen die rampzalig zijn voor het zelfbeeld en het recht op zelfbeschikking. Daarom is het altijd moeilijk om uit een destructieve relatie te ontsnappen. De wooncrisis maakt het voor delen van de armen en de werkende klasse in het bijzonder zelfs onmogelijk. Een oplossing voor de wooncrisis moet gekoppeld worden aan het in vraag stellen van wie de welvaart in handen heeft, en aan de vernietiging van het winstmotief dat tot een tsunami van dakloosheid heeft geleid, om de aanwezige welvaart en middelen te gebruiken om publieke woningen te bouwen voor ieders noden.
We hebben een beweging nodig die ingaat tegen de ideologie, de attitudes en het gedrag die tot geweld tegen vrouwen leiden. Zoals hierboven uitgelegd, moet een dergelijke beweging ook het winstsysteem in vraag stellen. Dit betekent dat opgekomen moet worden voor democratisch openbaar bezit van de massamedia, aangezien de kapitalistische controle over de media tot het verspreiden van gevaarlijke seksistische en racistische ideeën leidt en de heerschappij van de 1% bestendigt.
Om consequent antikapitalistisch te zijn, moeten we het socialistisch alternatief in het centrum plaatsen van onze visie op verandering. Gelijkheid is niet mogelijk in een wereld waar de rijkste 62 mensen meer rijkdom bezitten dan de armste helft van de hele wereldbevolking (16) en waarin 60 miljoen mensen wereldwijd vluchtelingen zijn, of ontheemd zijn als gevolg van conflicten die voortvloeien uit het kapitalistische imperialisme of milieurampen die het gevolg zijn van het winstsysteem dat de planeet plundert. (17)
Solidariteitsbewegingen vanuit de arbeidersklasse
De kapitalistische klasse beschikt wereldwijd over enorme economische en politieke macht. Om een socialistische wereld op te bouwen waarin de rijkdom en de middelen beheerd en gebruikt worden in het belang van de meerderheid, moet er een duidelijke socialistische invraagstelling zijn van het systeem, gebaseerd op solidariteit bij de gehele arbeidersklasse van alle genders; een beweging die raciale en sectaire verdeeldheid kan overstijgen. Het is in het belang van vrouwen dat ze een dergelijke beweging mee uitbouwen en dat ze hun eisen en verzuchtingen eraan koppelen, aangezien vrouwen oververtegenwoordigd zijn in laagbetaalde sectoren; aangezien jonge vrouwen seksuele rechten en vrijheid willen; aangezien LGBTQ-mensen een einde willen aan de hetero normatieve cultuur en de rigide genderrollen; aangezien gekleurde vrouwen overheidsracisme en Fort Europa willen bestrijden.
Vandaag keren grote en groeiende lagen van de arbeidersklasse en belangrijke delen van de middenklasse in Ierland en heel Europa zich af van het politieke establishment. Dat illustreert het potentieel dat bestaat om een beweging van werkenden uit te bouwen die het idee van een socialistisch Europa – en een socialistische wereld – op de agenda plaatst. Tegelijkertijd illustreert het ook het potentieel voor een groei van bevooroordeeld en gevaarlijk rechtspopulisme. De opkomst van krachten als Donald Trump en extreemrechtse racistische partijen in Oostenrijk, Frankrijk en Groot-Brittannië – krachten die erg achterlijke en traditionele visies hebben over de rol van vrouwen in het gezin – betekent een ernstige bedreiging voor de belangrijke verwezenlijkingen en hervormingen die vrouwen bekomen hebben. Daarom is het zo essentieel dat antikapitalisme en socialisme een centrale plaats innemen in elke strijd voor vrouwenrechten en -vrijheden.
Foto vanop rosa.ie
Voetnoten
1 Katie Baker, 3 June 2016, “Here is the powerful letter the Stanford victim read to her attacker”, Buzzfeed, buzzfeed.com
2 WHO et al, Global and Regional Estimates of Violence Against Women, p.2
3 16 June 2016, “1 in 2 Young People Say they are not 100% heterosexual”, YouGov.co.uk
4 13 May 2016, “Only 2% of young men feel completely masculine”, YouGov.co.uk
5 Uki Goni & Jonathan Watts, 3 June 2016, “Brazil and Argentina unite in protest against culture of sexual violence”, The Guardian, theguardian.com
6 Hester Eisenstien, 2009, Feminism Seduced: How Global Elites Use Women’s Labor & Ideas to Exploit the World, Paradigm, p. 64
7 Ibid, p. 48
8 Ibid, p. 52
9 Lise Vogel,2013, Marxism and the Oppression of Women: Toward a Unitary Theory, Haymarket Books
10 www.businesswire.com
11 March 2015, “Global Cosmetic Surgery and Service Market Report”, Kelly Scientific Publications, bharatbook.com
12 WHO, “Gender and Women’s Mental Health”, who.int
13 www.iraqbodycount.org
14 Alan Rappeport, 7 February 2016, “Gloria Steinem and Madeleine Albright Rebuke Young Women Backing Sanders”, New York Times, nytimes.com
15 29 February 2016, “Sanders Supporters Rally in NYC, Say They’re “Not here for boys””, democracynow.org
16 Larry Elliot, 18 January 2016, “Richest 62 people as wealthy as half of world’s population, says Oxfam”, The Guardian, theguardian.com
17 The UN Refugee Agency, “Figures at a glance, global trends 2015”, unhcr.org
-
Feminisme en socialisme gaan hand in hand – een antwoord op Turtelboom en Capoen

ROSA op de anti-Trump betoging van 24 mei. Foto: Liesbeth Met een interview in DS Weekblad heeft Anja Meulenbelt, samen met Rachida Aziz, de toorn opgewekt van onder meer Annemie Turtelboom (Open VLD) en An Capoen (N-VA). Ze kropen in hun pen om zich te verdedigen tegen de uitspraak “een liberale feministe, dat bestaat niet.” Geen van beide produceerde echter argumenten die de hoofdstelling van Meulenbelt zelfs maar enigszins onderuit halen. In feite doen ze niet eens de moeite: ze antwoorden naast de kwestie.
Reactie door Anja Deschoemacker
Bij ROSA zijn we blij met het nieuwe boek van Meulenbelt: verschillende leden hebben het boek al in handen, anderen wachten tot hun bestelling ter plaatse is. Een recensie zal niet uitblijven. Maar we kunnen nu al, op basis van de interviews met de schrijfster, stellen dat we het in grote lijnen eens zijn met die hoofdstelling dat het “liberale feminisme” geen antwoorden en oplossingen heeft voor de grote meerderheid van vrouwen.
“Misbruik het feminisme niet” (Annemie Turtelboom, Open VLD)
Turtelboom beschouwt de uitspraak als een “persoonlijk verwijt” en verdedigt haar eigen blazoen en dat van haar partij in de strijd voor vrouwenrechten in een opiniestuk gepubliceerd in De Standaard (22/06). Het stuk draagt als titel “Misbruik het feminisme niet.”
Zo stelt ze de eerste te zijn die het thema pensioenkloof op de agenda van het federale parlement heeft gezet, “in 2006 al.” In 2016 heeft ze in de Kamer een resolutie ingediend over gendercide. “Daarmee vroeg ik aandacht voor de vele vrouwen die in sommige delen van de wereld worden gedwongen tot abortus of postnatale moord op pasgeboren meisjes, puur en alleen omdat een meisje opvoeden een te zware last zou zijn.”
En dan verwijst ze naar de liberale Lucienne Herman-Michielsen en haar “baanbrekende werk” rond “huwelijksgoederenrecht, rechten voor ongehuwde moeders en abortus.”
Na dit – toch bijzonder korte – lijstje, stelt ze dat de lijst van initiatieven van liberale feministen “eindeloos” is en niet enkel werden “geboekt door blanke hoogopgeleide vrouwen.” Waarna ze geen initiatieven opnoemt, maar slechts namen van vrouwelijke verkozen politici afkomstig uit migrantengemeenschappen: Assita Kango, Khadija Zamouri en Ayaan Hirsi Ali.
“Dat de een daarbij focust op emancipatie van de vrouw als individu en de ander op de emancipatie van de vrouw als groep, is hoogstens een verschil van aanpak. Het doel is nog steeds gemeenschappelijk. Misbruik het feminisme dus niet om socialistische propaganda te verkondigen. (…) Laten we samen de links-rechtst-antithese overstijgen en ons focussen op wat er echt toe doet: gelijke rechten voor vrouwen en mannen.”
Er valt hier zoveel op te zeggen dat het moeilijk is te zien waar je ermee begint…
Wat de pensioenkloof op de agenda zetten betreft, heeft ze het enkel over de Kamer. In 2006 was het in de reële wereld al lang een vaststaand feit dat vrouwen lage pensioenen hebben. Waar ze niets over zegt, is over de maatregelen die sinds eind jaren 1970 door opeenvolgende regeringen – met en zonder liberalen – zijn genomen die het vrouwenpensioen nog verder hebben ondermijnd.
Zoals de invoering van steeds meer beperkingen op het recht op werkloosheidsuitkeringen voor samenwonenden, waarbij de eerste stappen werden gezet door christendemocratische/liberale regeringen eind jaren ’70 en in de eerste helft van de jaren ’80. De grootste slachtoffer hiervan waren vrouwen, de gevolgen van het verlies van uitkeringen worden doorgerekend in de pensioenen.
Zoals de verhoging van het aantal carrièrejaren voor een volledig pensioen naar 45, of gelijk aan mannen terwijl het ook toen geen geheim was dat vrouwen het door de dubbele dagtaak al moeilijk hadden om een volledige carrière van 40 jaar te presteren. Dit werd doorgevoerd door een christendemocratich-sociaaldemocratische regeringen, maar ik herinner mij niet dat er veel protest kwam van de liberale banken. Dit moest hoe dan ook leiden tot een daling van het aantal vrouwen met recht op een volledig pensioen.
Zoals de ongebreidelde uitbreiding van deeltijds, tijdelijk, flexibel, laagbetaald werk, waarbij opnieuw vrouwen het grootste slachtoffer waren. Lage of deeltijdse lonen, onderbroken door werkloosheid met lage uitkeringen leiden tot lage pensioenen. Opnieuw vinden we Turtelbooms partij echter in de voorste linies in de patronale strijd voor deregulering en afbouw van de rechten van werkenden.
Maar laat ons dan zeggen dat Open VLD tot de komst van Turtelboom er alles aan heeft gedaan om de pensioenkloof verder te verdiepen, maar dat zij dan toch het punt op de parlementaire agenda heeft gezet. Laat ons dan zien wat er tot hiertoe met deze discussie is gebeurd.
Vrouwen hebben nog steeds lage pensioenen en de komende generatie vrouwen zullen ook lage pensioenen hebben omdat ze nog steeds oververtegenwoordigd zijn in het deeltijds werk en in lage loonsectoren en omdat ze nog steeds vaak genoodzaakt zijn stappen achteruit te doen op de arbeidsmarkt vanwege het feit dat heel wat zorgtaken op hun schouders vallen. Bovendien heeft de huidige regering – mét Open VLD – de pensioenleeftijd nog verhoogd – en dus de pensioenen verlaagd van mensen die niet in staat zijn tot op die leeftijd te werken.
Omdat het voor de liberalen – zoals voor alle partijen die het neoliberalisme aanhangen, t.t.z. alle gevestigde partijen en de N-VA – uitgesloten is de wettelijke basispensioenen te verhogen tot een degelijk niveau en dus voor de sociale zekerheidskassen het geld te gaan zoeken waar het zit: bij de ultrarijken en de grote banken en bedrijven – gaat de discussie over de pensioenkloof enkel in één richting: het verlagen van de pensioenen van mannen via “pensioendelen” voor de jaren waarin vrouwen een stap terug zetten voor hun gezin. En dat terwijl de mannenpensioenen niet te hoog zijn, slechts iets meer leefbaar. En dat terwijl er steeds meer éénoudergezinnen zijn, waar gewoon niemand is om mee “te delen”. En dat terwijl een dergelijke maatregel de verdeeldheid tussen mannen en vrouwen enkel kan opdrijven terwijl enkel de eenheid van mannen en vrouwen in het kader van de strijd voor een andere samenleving zonder het patronaal profitariaat kan verzekeren dat alle vrouwen het recht genieten op een comfortabel leven zonder afhankelijkheid.
In alle eisen die van belang zijn voor de vrouwenpensioenen staat de partij van Turtelboom aan de foute kant, niet aan de kant van vrouwen die lijden onder financiële onzekerheid, afhankelijkheid en/of tekorten. Maar goed, ze heeft het punt op de agenda gezet. Mij lijkt het alvast dat zij het is die het feminisme misbruikt om te verbergen dat het haar politiek is geweest waardoor vrouwen lage pensioenen krijgen.
Wat de gendercide betreft, de moord op vrouwelijke foetussen en baby’s, gaat het niet toevallig over iets wat gebeurt “in sommige delen van de wereld”, maar niet bij ons. Het ligt volledig in de lijn van het valse “feministische” discours dat luidt dat enkel het “liberale westen” de gelijkheid van vrouwen en mannen heeft bereikt en nu aan de rest van de wereld lesjes moet geven.
Wat hen er overigens niet van weerhoudt om economische deals te sluiten met landen die allesbehalve die vrouwenrechten respecteren. Wat bijvoorbeeld het kabinet van de Franstalige liberaal Reynders er niet van weerhield Saoedi-Arabië in de vrouwenrechtencommissie van de VN te stemmen. Veel blabla, maar als het erop aankomt, staat het economisch belang van de rijken en de grote bedrijven voor Open VLD – en ook voor Turtelboom persoonlijk – voorop en moet al de rest wijken, ook vrouwenrechten.
Hun discours over de “verlichte, liberale waarden” dient naast het zichzelf een bloem opspelden echter vooral in een racistische aanval op de migrantengemeenschappen in dit land. Ze spreken liever over religieuze of traditionele gebruiken in een aantal moslimlanden dan over wat hun regering doet om moord op en systematische mishandeling van vrouwen in België in het kader van geweld binnen het gezin te bestrijden. De huidige regering heeft deze problematiek van de prioriteitenlijst voor het politiewerk geschrapt!
Niet dat het zeer veel uitmaakte, want ook toen het een “prioriteit” was, kwamen de meeste daders ermee weg en werd aan die vrouwen geen uitweg geboden. Je mag dan wel het recht hebben om weg te gaan, maar als je geen job hebt of een laag loon, geen of een te lage uitkering, geen huisvesting en wel kinderen, blijft het een bijzonder harde noot om te kraken. Liberale feministen willen je wel het juridische recht geven om weg te gaan, maar niet de middelen aanbieden om dat ook effectief te doen.
Dat is overigens meteen duidelijk als je hun meestal tot niets concreet leidende initiatieven of retoriek tegenover vrouwen in de rest van de wereld vergelijkt met hun houding tegenover de vrouwen die uit die delen van de wereld vluchten en hier asiel zoeken. Hoeveel vrouwen uit die landen heeft Turtelboom asiel geweigerd, hen veroordelend tot een terugkeer naar die landen of het verblijf hier als mensen zonder papieren en dus zonder rechten, met alle gevolgen voor hun economische en seksuele uitbuiting hier?
Daarom juist is een socialistische oplossing – en een socialistisch feminisme – nodig, om niet te stoppen bij het juridische recht, maar verder te gaan en het recht in de praktijk op te eisen. Via de strijd voor gegarandeerde degelijke en betaalbare huisvesting voor iedereen door huisvesting van de greep van de markt en haar winstprincipe te bevrijden. Via een einde aan de jacht op werklozen en de strijd tegen werkloosheid en lage lonen via een algemene arbeidsduurvermindering zonder loonverlies. Via de strijd voor een degelijke sociale zekerheid en degelijke uitkeringen voor al wie niet (voltijds en volledig) kan werken. Via een strijd tegen de massale diefstal die de superrijken dagelijks plegen op de rest van de samenleving die nochtans die rijkdom produceert.
Het is juist dat de liberale Lucienne Herman-Michielsen een belangrijke rol heeft gespeeld in het tot stand komen van het recht op abortus. Maar het is ook juist dat het in 1990 geen nieuwe eis was en dat noch de liberalen noch de sociaaldemocraten die voorstander waren van abortus er ooit een breekpunt heeft van gemaakt in hun coalities met de christendemocraten. De CVP en PSC vroegen hun coalitiepartners immers om de garantie geen wisselmeerderheden te vormen rond ethische kwesties. En beide anderen stemden daar tot aan 1990 mee in. Liever in de regering zonder het recht op abortus dan uit de regering met het recht op abortus.
Het “liberale feminisme” van Turtelboom is hypocriete window-dressing. Veel grote woorden over vrouwenemancipatie terwijl hun politiek in het voordeel van de grote bedrijven en de rijken vrouwenemancipatie in de praktijk steeds meer bemoeilijkt. Er zijn dan wel liberale feministen, genre Turtelboom of Clinton, maar ze hebben de grote meerderheid van werkende en arme vrouwen niets te bieden en al zeker geen concrete vooruitgang. Ze instrumentaliseren het feminisme zelfs in het kader van een racistische aanval op minderheidsgroepen in de samenleving om het dagelijkse seksisme en discriminatie in hun eigen dominante gemeenschap te verstoppen. In die zin zijn ze valse feministen en feitelijk dus geen feministen…
Ik wil er tot slot op wijzen dat het niet aan Turtelboom is om het ultieme doel te bepalen. Voor haar is dat “gelijke rechten voor vrouwen en mannen.” Voor mij, voor ROSA en ik veronderstel ook voor Anja Meulenbelt, is dat niet voldoende. En voor de meerderheid van de vrouwen is het niet voldoende: meerdere decennia van quasi volledige gelijke rechten hebben de loonkloof en de pensioenkloof niet aangepakt, de druk van de dubbele dagtaak niet verminderd door een uitbreiding van de diensten, … We zien integendeel dat de afbouw van de sociale zekerheid, gezondheidszorg en openbare diensten de uren dat vrouwen aan onbetaalde zorg voor anderen besteden opnieuw doen toenemen.
Voor ROSA is de strijd voor vrouwenrechten een strijd voor basisrechten voor iedereen, de enige manier om dat duurzaam te maken en de kracht om dit te bekomen op te bouwen. Wij willen geen loongelijkheid als dat bekomen wordt door het doen dalen van mannenlonen. Dat lost voor vrouwen niets op en vergroot gewoon de laag van mensen die het moeilijk heeft. Wij willen degelijke lonen en degelijke contracten voor iedereen. En we willen sociale diensten die de dubbele dagtaak verlichten. We willen een goed leven voor iedereen, brood en rozen voor iedereen. We hebben niet de illusie dat we de liberale feministe Turtelboom aan onze kant van de barricade zullen terugvinden.
“Het socialisme heeft geen alleenrecht op het feminisme” (An Capoen, N-VA)
Ook An Capoen was verontwaardigd door de uitspraak dat er geen liberale feministen zijn. De gedachtegang in haar open brief voor Knack (21/06) is wat verward en zeer subjectief, maar fundamenteel treffen we dezelfde lijn als bij Turtelboom aan, hoewel ze meer in de verdediging gaat rond de tegenstelling blank/niet blank, die ook aan bod komt in Meulenbelts aanval op het “liberale feminisme”.
Ze vraagt zich af of het zo is dat “rechtse feministes enkel bezig zijn met de situatie van witte, hoogopgeleide vrouwen.” En geeft er uiteindelijk zelf verder geen antwoord op.
Wel weet ze te melden dat ze dan wel op economisch en maatschappelijk vlak “een gezonde rechtse reflex” (?) heeft, maar dat er in haar “een progressieve dame verscholen” zit, “niet eens zo diep volgens sommigen.” Bewijs hiervoor: ze is voorstander van abortus en euthanasie. Ze is “opgevoed volgens het principe ‘alles wat je broer kan, moet jij ook kunnen’ en ‘zorg dat je later zelf voor je onderhoud kan instaan’. Beide principes werkten trouwens in beide richtingen.”
Ze gaat uit van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en is “dus per definitie een feministe.” Ze vraagt retorisch: “is mijn feminisme minderwaardig omdat ik blank ben en lang heb kunnen studeren?”
Het antwoord op de laatste vraag is uiteraard neen. Maar uitgaan van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en vervolgens niets anders doen dan stellen dat het voor haar als individu een verworvenheid is, i.p.v. te vechten voor een politiek die maakt dat het een verworvenheid wordt voor alle vrouwen, maakt van haar een zeer luie feministe. Ze kan zich waarschijnlijk niet eens inbeelden welk een hindernissenparcours er ligt voor de meerderheid van vrouwen die niet de zin, de studiedrang of wiens ouders simpelweg niet de middelen hebben om 12 jaar studie te betalen, om het credo “zorg dat je later zelf voor je onderhoud kan instaan” toe te passen. Wat heeft An Capoen en haar partij in aanbod voor die vrouwen die enkel een job in de dienstenchequesector vinden, met pakweg een maximum van 18 à 20 uur/week in aanbod? Nog meer aanvallen op de uitkeringen, zodat ze wel verplicht zijn onleefbare lonen te aanvaarden!
Maar Capoen heeft – net als Turtelboom met haar gendercide – het buitenland op het oog, die mensen die niet leven volgens liberale westerse normen, niet de vrouwen die in België aan lage lonen moeten werken en dagelijks vechten om rond te komen. “Ik heb bewust gekozen om te zetelen in de commissie Buitenlandse Zaken in het parlement, waar ik onder andere het thema mensenrechten opvolg. Ik probeer me (…) ook toe te spitsen op thema’s als vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid.” In het buitenland, dus. We moeten niet wachten op voorstellen van de N-VA en An Capoen rond gratis en toegankelijke contraceptiva in België, noch op de strijd tegen geweld binnen het gezin die in elke “liberale westerse samenleving” aanwezig is.
Ze verdedigt het palmares van haar partij met hun goedkeuring van een resolutie tegen kindhuwelijken. En in de commissie Buitenlandse Zaken werd haar “eigen resolutie voor meer aandacht voor onderwijs – en dan specifiek kwaliteitsvol onderwijs voor meisjes in ontwikkelingslanden – goedgekeurd.” (…) “Als ik alles optel, lijkt het mij dat ik toch tenminste probeer om ‘intersectioneel’ feminisme te beoefenen.”
Net als bij Turtelboom zijn intenties (resoluties) belangrijker dan concrete resultaten. Wat zullen de gevolgen zijn van deze resoluties voor de vrouwen in de “ontwikkelingslanden”, t.t.z. die landen die door de vroegere liberalen werden gekoloniseerd en vandaag nog steeds in de wurggreep blijven van het neoliberale imperialisme? Waarschijnlijk gewoon niets. En ondertussen wordt het “kwaliteitsvol onderwijs” in eigen land steeds verder afgebouwd en moet het personeel het met steeds minder middelen doen.
Ze stelt één pertinente vraag. Na het aanhalen van Meulenbelts stelling dat het (liberale) feminisme gefaald heeft in het doen verdwijnen van de ongelijkheid, vraagt ze “hoe kan het dan dat het goede, linkse feminisme er niet in geslaagd is de ongelijkheid aan te pakken.”
Omdat we tot nu toe de strijd voor socialisme en de machtsovername door de arbeidersklasse en de meerderheid van de bevolking in het grootste deel van de wereld verloren hebben of nog niet hebben gevoerd. We hebben de macht niet gehad om de ongelijkheid aan te pakken. Daar waar dat kortstondig wel het geval is geweest, in de eerste democratische jaren na de Russische Revolutie, heeft het linkse feminisme in twee jaar tijd de Russische vrouwen een gigantische sprong van het verleden naar de toekomst doen nemen.
Onder druk van het bestaan van de Sovjet-Unie en later ook het Oostblok en de progressieve maatregelen die daar werden ingevoerd voor alle werkenden, o.a. voor vrouwen, en dat ondanks de ondemocratische misvormingen die onder het stalinisme bestonden, moesten ook de “liberale westerse landen” toegevingen doen, zoals stemrecht, sociale zekerheid, sociale woningen, algemeen toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg… Dat alles om te voorkomen dat ook in de westerse kapitalistische landen een strijd voor de machtsovername op gang zou komen.
Eens de Muur gevallen was, de sociale structuur in die landen ineenstortte en de dreiging voorbij was, waren de kapitalisten en hun partijen waartoe ook steeds meer de sociaaldemocratie behoorde, er als de kippen bij om steeds meer op die toegevingen terug te komen. Met de hulp van de N-VA – die daarvoor zelfs haar onafhankelijkheidseis on hold zette – werden nieuwe en fundamentele stappen gezet in de afbouw van de naoorlogse welvaartstaat. Of denkt Capoen dat de wet-Peeters vrouwen helpt om “in hun eigen onderhoud te voorzien” of dat het integendeel nog moeilijker wordt om werk te combineren met gezinszorg, die toegenomen is door de nadruk van de Vlaamse regering op wat mensen zelf kunnen doen om hun familieleden die zorg nodig hebben te ondersteunen? Het meest waarschijnlijke is dat Capoen daar helemaal niet over nadenkt…
“Het socialisme heeft geen alleenrecht op het feminisme”, stelt ze. Maar wel op het feminisme dat er is voor alle vrouwen, en niet enkel voor zij die tot de meest bevoorrechte groepen behoren. Op het echte feminisme, met andere woorden.
-
Pleidooi voor socialistisch feminisme
In het licht van de opkomst van een nieuwe generatie die antwoorden zoekt op de vraag hoe seksisme te bestrijden, voert Laura Fitzgerald een pleidooi voor een socialistische feministische beweging. Deze tekst verscheen in de zomer van 2016 op Rosa.ie en nu voor het eerst in het Nederlands.
“En tenslotte, aan alle meisjes overal, ik ben bij jullie. Wanneer je je ’s nachts alleen voelt, ben ik bij je. Wanneer mensen aan je twijfelen of je verwerpen, ben ik bij je. Ik heb elke dag voor jullie gevochten. Stop dus nooit met vechten. Vuurtorens rennen niet hele eilanden af op zoek naar boten die ze kunnen reden; ze staan er gewoon en schijnen. En hoewel ik niet elke boot kan redden, hoop ik toch dat door hier vandaag te spreken, ik jullie een klein stukje licht heb kunnen doen absorberen, een klein besef dat gerechtigheid geschied is, een kleine bevestiging dat we ergens aan het geraken zijn, en de grote, grote wetenschap dat je, zonder twijfel, belangrijk bent, dat je mooi bent, dat je gewaardeerd en gerespecteerd moet worden, ongetwijfeld, elke minuut van elke dag, je bent machtig en dat kan niemand je afnemen. Aan alle meisjes overal, ik ben bij jullie. Dank jullie.”(1)
Dit is het slot van het krachtige slachtofferstatement van een 23-jarige Amerikaanse vrouw dat viraal ging op sociale media en integraal werd voorgelezen op een nationaal Amerikaans nieuwskanaal. Haar aanvaller, Brock Turner, was een student op Stanford die ze niet kende. Hij bracht haar naar een afgelegen plekje op een studentenfeestje waar hij haar ontmoet had. Ze was onder invloed en buiten bewustzijn toen hij haar aanrandde. Twee jonge mannen die voorbijfietsten, studenten uit Zweden, onderbraken de aanranding, gingen Turner achterna en haalden hem in. Het slachtoffer legt ontroerd uit dat ze met een foto van twee fietsen boven haar bed slaapt om haar eraan te herinneren optimistisch te blijven.
In haar 7.000 woorden tellende verklaring brak ze ook het crimineel rechtssysteem af en de media, die de misdaad waar ze het slachtoffer van was minimaliseerden. Het was een misdaad waarvan ze zegt dat die een rampzalige impact op haar gezondheid en leven had. Brock Turner, een jonge blanke student op Stanford en, zoals de media en zijn advocaten maar blijven herhalen, een topzwemmer, kreeg een straf van zes maanden in de gemeentelijke gevangenis – in een land dat onophoudelijk gevangenisstraffen van decennia uitdeelt aan jonge gekleurde mensen voor niet-gewelddadige drugsaanklachten.
Een nieuwe feministische golf?
De Stanford-verkrachtingszaak die in juni 2016 voor het gerecht verscheen, kende een grote internationale weerklank. Dat komt omdat één op de drie vrouwen wereldwijd het slachtoffer worden van fysiek of seksueel geweld tijdens hun leven.(2) Het komt ook omdat vandaag wereldwijd een nieuwe vrouwenbeweging op de voorgrond treedt. Een nieuwe generatie jonge vrouwen radicaliseert door voortgezette onderdrukking van vrouwen en LGBTQ’s, identificeert zich als feminist, en engageert zich in sommige gevallen in politieke actie. Zij hebben de strijd gevoerd voor abortusrechten in Ierland, Polen, Spanje en elders. Zij hebben de cultuur van victim-blaming (slachtoffers verantwoordelijk stellen voor de misdaden die tegen hen begaan worden), mannelijk geweld en seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen uitgedaagd, ook op Amerikaanse universiteitscampussen. En ze hebben deelgenomen aan mobilisaties in Latijns-Amerika, maar ook de ‘Rage Against Rape’-protesten in India in 2013.
Commentatoren noemen dit een nieuwe feministische golf. Deze golf is erg toegankelijk voor LGBTQI+-mensen en verwerpt rigide gendernormen als sociaal opgelegd in een kapitalistische samenleving. Ze verwerpt elke essentialisering van vrouwelijkheid die typerend is voor de theorieën van de tweede feministische golf in de late jaren ’60 en vroege jaren ’70; op deze manier is ze actief en bewust trans-inclusief. De centrale positie die sociale media innemen in het leven van veel jonge mensen breidt zich uit naar grote delen van de wereld. Hoewel dit fenomeen het meest opvallend aanwezig is in Europa en de VS, vindt het ook elders weerklank.
Onder jonge mensen in grote delen van de wereld bestaat er vandaag een meer open houding omtrent seksualiteit en gender. In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, omschrijft 49% van de 18-tot-24-jarigen zichzelf niet als heteroseksueel, volgens een YouGov-peiling van augustus 2015. (3) Ook interessant: een andere YouGov-peiling toont aan dat slechts 2 procent van de 18-tot-24-jarige mannen zichzelf als volledig mannelijk omschrijf – wat illustreert dat mannelijkheid onder jonge mannen niet als iets positiefs beschouwd wordt. Dat is mogelijk een positief gevolg van een nieuw anti-macho- en pro-LGBTQ-bewustzijn onder de jeugd.(4)
Tegen ‘machismo’ en ‘femicide’ vechten
In Latijns-Amerika heeft de dringende noodzaak van verzet tegen ‘machismo’, en wat door activisten “femicide” genoemd wordt, tot belangrijke betogingen geleid in Brazilië, Mexico, Argentinië, Colombia en Bolivia.(5)
Een Braziliaanse zaak die in juni 2016 aan het licht kwam, was de meest recente die aanleiding gaf tot massale, woedende en emotionele mobilisaties. Een 16-jarig meisje werd het slachtoffer van een groepsverkrachting in Rio de Janeiro met maar liefst 33 daders. Toen ze het incident ging melden, werd ze uitgelachen door politieagenten. In hun ogen verdiende dit meisje, die in een favela (Braziliaanse sloppenwijk) woont, een dergelijke vreselijke misdaad. De verkrachting werd gefilmd en online gezet door enkele verkrachters, die daarvoor veel “shares” en “likes” kregen op sociale media.
De massale reacties van verzet in de straten zijn doodgebloed na de rechtse coup tegen de regering van Dilma Rousseffs Arbeiderspartij (PT). De nieuwe regering die Dilma vervangt, is 100% blank en mannelijk – een symbool dat niet aan vrouwen is voorbijgegaan, noch aan de gehele arbeidersklasse die voornamelijk uit gekleurde mensen bestaat in Brazilië. Dit zorgt voor een reële opportuniteit voor de linkerzijde in de PSOL en de PTSU om een coalitie aan te gaan om de mobilisatie van vrouwen tegen verkrachting en mannelijk geweld op gang te trekken, om de illegitieme en erg reactionaire regering-Temer te bestrijden, maar ook om een groot links verzet op te bouwen tegen het gehele establishment – inclusief de PT – dat de meerderheid van armen, arbeiders en vrouwen in de steek gelaten heeft. Zij leven nog steeds in een obsceen ongelijke samenleving en in een racistische en gewelddadige staat.
De aanzet tot een nieuwe vrouwenbeweging vormt zich vandaag vier decennia na de ‘tweede golf’ van feminisme, toen de vrouwen- en arbeidersbewegingen enorme stappen vooruit realiseerden voor vrouwen, inclusief wettelijke gelijkheid in veel landen. Het is nuttig om terug te kijken en een analyse te maken van de sterke punten van deze periode – niet in het minst de inspirerende en massale strijdbewegingen van onderuit die leidden tot – onder andere – wetgeving voor gelijke lonen, contraceptie en abortusrecht in veel staten, en de eerste crisiscentra voor verkrachtingsslachtoffers en vrouwenhuizen. Toch willen we in de punten hieronder vooral ingaan op wat we vandaag anders moeten doen als we een beweging willen opbouwen die onderdrukking en ongelijkheid permanent kan uitbannen.
Neoliberalisme en winst maken door middel van seksisme
Hester Eisenstein schreef dat: “… de vrouwenbeweging een succesvolle ‘burgerlijke revolutie’ voor vrouwen gecreëerd heeft… Ze ging verder op de vrouwenbewegingen van de 19e en 20e eeuw om volledige burgerrechten voor vrouwen te claimen. Deze onvoltooide revolutie leek nu compleet: vrouwen, vooral vrouwen uit de middenklasse, konden eindelijk ontsnappen uit de categorie van ‘slechts’ echtgenote en moeder, naar de wereld van de competitieve, individualistische markt.” (6)
Verder argumenteert ze dat “de feministische revolutie” van de jaren ’60 en ’70 ondersteund werd door de eisen van de kapitalistische economie voor vrouwenarbeid.(7) De jaren ’70 betekenden een winstcrisis voor het kapitalisme, waardoor een belangrijke shift naar neoliberaal kapitalisme nodig werd, verpersoonlijkt door Margaret Thatcher en Ronald Reagan. Dit neoliberalisme kan kort omschreven worden als het opheffen van alle obstakels die in de weg staan om winst te maken en wordt getypeerd door: het terugdringen van de georganiseerde arbeidersbeweging en een aanval op lonen en arbeidsvoorwaarden; deregulering; privatiseringen; ‘financialisering’ van het kapitalisme; en het overdragen van de productie-industrie naar het Oosten. Eisenstein citeert eveneens indicatieve veranderingen in de arbeidsmarkt in de VS. Van 1940 tot 1960 bestond de grote vooruitgang in vrouwenarbeid voornamelijk uit handarbeid en lagere bediendenjobs. Maar meer dan de helft van die vooruitgang tussen 1960 en 1990 bestond uit kaderfuncties en hogere bediendenjobs.(8)
Gelijkheid voor de wet gaf een elite van vrouwen de mogelijkheid om stappen vooruit te zetten. Vandaag zijn er vrouwelijke CEO’s (hoewel de kapitalistische elite die “meester over het universum” is voornamelijk uit mannen bestaat). Elitevrouwen in machtsposities worden door de kapitalistische klasse gebruikt als symbolen die het systeem moeten rechtvaardigen. Toch wordt de toevoer van vrouwelijke arbeiders op wereldvlak in de afgelopen decennia – een bron van deeltijdse, flexibele, niet-gesyndiceerde en goedkope arbeid – door het kapitalisme gebruikt in zijn neoliberale drijfveer. Terwijl het burgerlijke feminisme zich concentreerde op het vervrouwelijken van de elite, is de uitbuiting van vrouwelijke arbeiders toegenomen. In het Westen zwoegen vrouwen in laagbetaalde jobs in de dienstensector. In het Oosten werken gekleurde meisjes en vrouwen in de moeilijkste en laagstbetaalde jobs in gigantische fabrieken – typerend hiervoor is de textielindustrie in Bangladesh, berucht voor de brand in Dhaka in 2012 waarin 117 arbeidsters die kledij produceren die in het Westen verkocht wordt, omkwamen.
Het kapitalisme is een opportunistisch systeem dat elke mogelijkheid grijpt om winst te maken. Eén van de definiërende kenmerken van de tweede feministische golf was dat die stoutmoedig opkwam voor seksuele vrijheid en lichamelijke autonomie voor vrouwen. Dit element is ook opgeslorpt door het kapitalisme, dat vandaag lichamen en lichaamsdelen in advertenties gebruikt en zo seks linkt met consumentisme, waarbij vrouwen geobjectiveerd worden en het idee gepromoot wordt dat vrouwen iets zijn dat je kan bezitten. Dit is ook gelinkt aan de enorme uitbreiding van de wereldwijde seksindustrie, één van de meest winstgevende industrieën op de planeet, die op huichelachtige wijze het idee van seksuele bevrijding gebruikt om een industrie te rechtvaardigen die hoofdzakelijk een patriarchale visie op seks en seksualiteit propageert; een visie waarin vrouwen gezien worden als het object van mannelijke seksuele verlangens en “noden”, in plaats van seksuele wezens met eigen seksuele handelingen en verlangens die even sterk, divers en waardevol zijn als die van mannen.
Onbetaalde huishoudelijke arbeid
Ondertussen heeft het neoliberale tijdperk een enorme aanval betekend op de welvaartsstaat – daar waar die bestond – en geleid tot het onderfinancieren en privatiseren van openbare diensten in het algemeen. Dit proces is in veel landen nog versterkt na de globale economische crisis van 2008. De ideologie van het kerngezin, met een man als gezinshoofd en een onderdanige vrouw, staat haaks op wat de overgrote meerderheid van gewone mensen van alle geslachten in Ierland en veel andere landen wil. In feite probeert de kapitalistische klasse niet meer om een dergelijke visie openlijk te promoten. Grote delen van de heersende klasse steunen vandaag het idee van huwelijksgelijkheid, hoewel dat enkel is gekomen door enorme druk van onderuit vanuit de LGBTQ-beweging.
Maar de concrete realiteit is dat de massale toetreding van vrouwen tot de arbeidsmarkt – ondanks enkele positieve veranderingen in attitudes en input van mannen thuis -, gelinkt aan de uitholling van openbare diensten ertoe geleid heeft dat vrouwen nog steeds de last dragen van onbetaalde arbeid – huishoudelijk werk en emotioneel werk, inclusief het opvoeden van de kinderen en de zorg voor zieke en oudere familieleden. Het traditionele gezin mag dan ondermijnd zijn, maar de “reproductieve arbeid” van vrouwen bestaat nog steeds, aangezien hun onbetaalde arbeid cruciaal is voor het opvoeden, fysiek en emotioneel, van nieuwe arbeidskrachten voor het kapitalisme. (9)
Burgerlijk feminisme: een doodlopend straatje
Decennia van gelijkheid voor de wet in veel staten hebben niet tot echte gelijkheid geleid voor de vrouwen die er leven, in het bijzonder niet voor arme vrouwen en vrouwen uit de arbeidersklasse. Het kapitalisme profiteert van de laagbetaalde en onbetaalde arbeid van vrouwen. Industrieën als de wereldwijde cosmeticamarkt – die $460 miljard waard was in 2014 (10) – en de wereldwijde plastische chirurgie – die in 2019 $27 miljard waard zal zijn (11) – profiteren van het lage zelfbeeld en de slechte mentale gezondheid van meisjes en vrouwen. Globaal gezien maken vrouwen twee keer zoveel kans als mannen om aan unipolaire depressie te lijden.(12) Het is essentieel dat we antikapitalisme centraal stellen in de vrouwenbeweging.
Actief antiracisme en anti-imperialisme maken inherent deel uit van een antikapitalistische houding. In Keulen, Duitsland, werd een reeks vreselijke seksuele aanrandingen tegen vrouwen in de stad op oudejaarsavond 2015, op verwerpelijke wijze gebruikt door de media en het politieke establishment om gevoelens van islamofobie en antivluchtelingen-sentiment op te wekken. Socialisten organiseerden betogingen om in duidelijke bewoordingen op te komen tegen seksuele aanranding en geweld, maar ook om tegelijkertijd een blok te vormen tegen alle vormen van racisme, islamofobie en pogingen om vluchtelingen tot zondebok te maken. De betogers verwezen terecht naar het wijdverspreide en inheemse probleem van partnergeweld in Duitsland.
Op dezelfde manier stemde Hillary Clinton – het toppunt van pro-kapitalistisch, burgerlijk, big business-feminisme – voor de oorlog in Irak die honderdduizenden Irakese mensen doodde (13) en wordt voor haar verkiezingscampagne gesteund door de National Organisation of Women (NOW) in de VS. NOW is de Amerikaanse sleutelorganisatie van het burgerlijk feminisme die voortkomt uit de vrouwenbeweging die begon in de jaren ’60. Maar wat opvalt, is de realiteit van de bewuste verwerping van het burgerlijke feminisme door de meest gepolitiseerde jonge vrouwen in de VS. En dat ondanks Gloria Steinem, een belangrijke symboolfiguur van de tweede feministische golf, die jonge vrouwen een gebrek aan steun voor Clinton verweet: “Als je jong bent, denk je: ‘Waar zitten de jongens?’ De jongens zitten bij Bernie”.(14) Dit leidde tot woede-uitbarstingen bij veel jonge vrouwen en zelfs pro-Sanders protestmarsen onder de slogan “Ik ben hier niet voor de jongens.” Democracy Now interviewde op zo’n mars Elma Relihan, een activiste van Socialist Alternative in New York City:
“Onze mars vandaag heet ‘niet hier voor de jongens.’ Dat antwoordt op de uitspraken van Gloria Steinem, die erg beledigend waren en beweerden dat vrouwen hier enkel voor de jongens zijn. Maar de campagne en het programma van Bernie beantwoorden aan veel fundamentele noden die werkende vrouwen vandaag hebben. Gezondheidszorg, het minimumloon van $15 per uur, gratis onderwijs, … zijn allemaal zaken die een echte weerklank vinden bij jonge mensen en jonge vrouwen…” (15)
Jonge vrouwen vormden de drijvende kracht achter de massabeweging ter ondersteuning van Bernie Sanders’ oproep voor een politieke revolutie tegen de miljardairsklasse. Ze werden niet verleid door het vooruitzicht van een eerste vrouwelijke Amerikaanse president, met een wolfachtige Hillary Clinton die in feite het tegenovergestelde van hun radicale verzuchtingen vertegenwoordigt. Clinton, een oorlogskandidaat gefinancierd door Wall Street, provoceerde de #BernieOrBust-mentaliteit en het massale activisme dat gekanaliseerd kan worden in de uitbouw van een derde politieke kracht in de VS die vrouwen, arbeiders, gekleurde mensen en jongeren vertegenwoordigt.
De strijd tegen onderdrukking en kapitalisme
De wereldwijde opkomst van een nieuwe vrouwenbeweging vindt plaats op een moment van diepgaande economische en politieke crisis voor het kapitalisme. Het bewustzijn van jonge vrouwen over heel Ierland, die gepolitiseerd worden door het in stand houden van het verbod op abortus en het afschaffen van huwelijksgelijkheid in het Noorden, wordt ook duidelijk gevormd door de besparingen van het afgelopen decennia, die zo openlijk de levensvoorwaarden van de meerderheid in het vizier namen, om de belangen van big business en de bankenwereld te beschermen.
Alle strijdbewegingen voor meer rechten voor vrouwen worden versterkt door een antikapitalistisch en socialistisch perspectief. Onze strijd tegen het 8e amendement – het grondwettelijke verbod op abortus – bijvoorbeeld, is ondeelbaar gelinkt aan de strijd om kerk en staat te scheiden zodat we ons ervan kunnen verzekeren dat openbare ziekenhuizen abortussen zullen uitvoeren door middel van een openbaar gezondheidssysteem, en dat dit niet enkel in dure privéklinieken zal gebeuren. Geen enkele partij van het politieke establishment, en ook niet Sinn Féin, is bereid om werkelijk de rol van de Kerk in gezondheid en onderwijs te betwisten – daarom strijden we voor een linkse regering die dit wel kan doorvoeren.
Een ander voorbeeld is het feit dat de wooncrisis het gevaar van mannelijk geweld tegen vrouwen in onze samenleving nog eens vergroot. Zonder vrije toegang tot woningen worden vrouwen en kinderen blootgesteld aan potentieel dodelijke situaties. Verbaal, fysiek en seksueel geweld zijn machtsuitdrukkingen die rampzalig zijn voor het zelfbeeld en het recht op zelfbeschikking. Daarom is het altijd moeilijk om uit een destructieve relatie te ontsnappen. De wooncrisis maakt het voor delen van de armen en de werkende klasse in het bijzonder zelfs onmogelijk. Een oplossing voor de wooncrisis moet gekoppeld worden aan het in vraag stellen van wie de welvaart in handen heeft, en aan de vernietiging van het winstmotief dat tot een tsunami van dakloosheid heeft geleid, om de aanwezige welvaart en middelen te gebruiken om publieke woningen te bouwen voor ieders noden.
We hebben een beweging nodig die ingaat tegen de ideologie, de attitudes en het gedrag die tot geweld tegen vrouwen leiden. Zoals hierboven uitgelegd, moet een dergelijke beweging ook het winstsysteem in vraag stellen. Dit betekent dat opgekomen moet worden voor democratisch openbaar bezit van de massamedia, aangezien de kapitalistische controle over de media tot het verspreiden van gevaarlijke seksistische en racistische ideeën leidt en de heerschappij van de 1% bestendigt.
Om consequent antikapitalistisch te zijn, moeten we het socialistisch alternatief in het centrum plaatsen van onze visie op verandering. Gelijkheid is niet mogelijk in een wereld waar de rijkste 62 mensen meer rijkdom bezitten dan de armste helft van de hele wereldbevolking (16) en waarin 60 miljoen mensen wereldwijd vluchtelingen zijn, of ontheemd zijn als gevolg van conflicten die voortvloeien uit het kapitalistische imperialisme of milieurampen die het gevolg zijn van het winstsysteem dat de planeet plundert. (17)
Solidariteitsbewegingen vanuit de arbeidersklasse
De kapitalistische klasse beschikt wereldwijd over enorme economische en politieke macht. Om een socialistische wereld op te bouwen waarin de rijkdom en de middelen beheerd en gebruikt worden in het belang van de meerderheid, moet er een duidelijke socialistische invraagstelling zijn van het systeem, gebaseerd op solidariteit bij de gehele arbeidersklasse van alle genders; een beweging die raciale en sectaire verdeeldheid kan overstijgen. Het is in het belang van vrouwen dat ze een dergelijke beweging mee uitbouwen en dat ze hun eisen en verzuchtingen eraan koppelen, aangezien vrouwen oververtegenwoordigd zijn in laagbetaalde sectoren; aangezien jonge vrouwen seksuele rechten en vrijheid willen; aangezien LGBTQ-mensen een einde willen aan de hetero normatieve cultuur en de rigide genderrollen; aangezien gekleurde vrouwen overheidsracisme en Fort Europa willen bestrijden.
Vandaag keren grote en groeiende lagen van de arbeidersklasse en belangrijke delen van de middenklasse in Ierland en heel Europa zich af van het politieke establishment. Dat illustreert het potentieel dat bestaat om een beweging van werkenden uit te bouwen die het idee van een socialistisch Europa – en een socialistische wereld – op de agenda plaatst. Tegelijkertijd illustreert het ook het potentieel voor een groei van bevooroordeeld en gevaarlijk rechtspopulisme. De opkomst van krachten als Donald Trump en extreemrechtse racistische partijen in Oostenrijk, Frankrijk en Groot-Brittannië – krachten die erg achterlijke en traditionele visies hebben over de rol van vrouwen in het gezin – betekent een ernstige bedreiging voor de belangrijke verwezenlijkingen en hervormingen die vrouwen bekomen hebben. Daarom is het zo essentieel dat antikapitalisme en socialisme een centrale plaats innemen in elke strijd voor vrouwenrechten en -vrijheden.
Foto vanop rosa.ieVoetnoten
1 Katie Baker, 3 June 2016, “Here is the powerful letter the Stanford victim read to her attacker”, Buzzfeed, buzzfeed.com
2 WHO et al, Global and Regional Estimates of Violence Against Women, p.2
3 16 June 2016, “1 in 2 Young People Say they are not 100% heterosexual”, YouGov.co.uk
4 13 May 2016, “Only 2% of young men feel completely masculine”, YouGov.co.uk
5 Uki Goni & Jonathan Watts, 3 June 2016, “Brazil and Argentina unite in protest against culture of sexual violence”, The Guardian, theguardian.com
6 Hester Eisenstien, 2009, Feminism Seduced: How Global Elites Use Women’s Labor & Ideas to Exploit the World, Paradigm, p. 64
7 Ibid, p. 48
8 Ibid, p. 52
9 Lise Vogel,2013, Marxism and the Oppression of Women: Toward a Unitary Theory, Haymarket Books
10 www.businesswire.com
11 March 2015, “Global Cosmetic Surgery and Service Market Report”, Kelly Scientific Publications, bharatbook.com
12 WHO, “Gender and Women’s Mental Health”, who.int
13 www.iraqbodycount.org
14 Alan Rappeport, 7 February 2016, “Gloria Steinem and Madeleine Albright Rebuke Young Women Backing Sanders”, New York Times, nytimes.com
15 29 February 2016, “Sanders Supporters Rally in NYC, Say They’re “Not here for boys””, democracynow.org
16 Larry Elliot, 18 January 2016, “Richest 62 people as wealthy as half of world’s population, says Oxfam”, The Guardian, theguardian.com
17 The UN Refugee Agency, “Figures at a glance, global trends 2015”, unhcr.org
-
Postfeminisme is niet langer een algemene consensus
Appendix bij de congrestekst die gestemd werd op het LSP-congres van eind november 2015
“Na een lange periode waarin het postfeminisme dominant was, vrouwenstrijd onbestaande en seksisme zogezegd grappig, zagen we de afgelopen jaren stilaan een kentering.” Dit schreven we op Internationale Vrouwendag dit jaar. Niet dat het postfeminisme nu verdwenen is, maar de consensus errond is gebroken. We verwezen naar de massale strijd van vrouwen en mannen tegen geweld op vrouwen in India en Turkije, maar we hadden ook kunnen verwijzen naar de beweging in Spanje ter verdediging van de abortuswetgeving of naar de syndicale strijd in verschillende landen in “vrouwensectoren” als de ziekenhuizen waarin vrouwen de hoofdrol speelden. Zoals we stelden in het begin van de crisis, toen vooral in de industrie banen sneuvelden en mannen hun werk verloren, zou in een tweede fase van besparingspolitiek de aanvallen op de openbare diensten en de zorgsectoren beginnen, waarin ook de jobs en de condities van ganse lagen vrouwelijke arbeiders onder druk komen. We zagen ook dat in Ierland de strijd tegen het grondwettelijk verbod op abortus momentum begon te krijgen, verbonden ook met de strijd voor gelijke rechten voor LGBTQI. En in België – waar we tot dan toe, naast uiteraard het voorstel van Femma voor een 30-urenweek, enkel een aantal spontane acties hadden gezien rond de juridische behandeling van verkrachting – brak in de dagen na 8 maart de massale actie op sociale media “wij overdrijven niet” uit. In al die gevallen brak de beweging uit het carcan van de “individuele actie”, vooral gericht op de media, dat door groepen als Femen naar voor werd gebracht.Deze verandering in de objectieve situatie leidt tot een herdenken van ons vrouwenwerk en van onze rol in de “vrouwenbeweging”. LSP/PSL begon haar vrouwenwerk immers in de jaren ’90, op het hoogtepunt van de postfeministische consensus. De “vrouwenbeweging” (tussen aanhalingstekens omdat er zeer weinig “beweging” in zat gedurende de laatste decennia), grotendeels samengesteld door de vrouwenorganisaties van de traditionele partijen, hield zich bezig met de strijd voor quota voor hooggeplaatste functies. Haar “actie” bestond uit het organiseren van verkiezingen voor de “vrouwelijke manager van het jaar”.
Van beweging was dus geen sprake, maar op parlementair vlak bleven een aantal vrouwelijke politici actief rond een aantal wetsvoorstellen die hardnekkige “overblijfsels” van ongelijkheid moesten wegwerken. Ook op dat vlak betaalden de vrouwelijke arbeiders een hoge prijs voor de verburgerlijking van SP.a en PS: de wetsvoorstellen waren allemaal 100 % gebaseerd op een burgerlijke en formele visie op gendergelijkheid, niet op de vooruitstrevende kracht van een strijd tegen het kapitalisme, van een strijd waarin de arbeidersklasse alle onderdrukte groepen van de samenleving in beweging brengt. Nochtans is het ook nu weer duidelijk: wanneer de arbeidersklasse massaal op het toneel verschijnt, trekt ze alle onderdrukte groepen met zich mee en geeft ze een boost en een strategie – collectieve actie – aan de vrouwenbeweging, de beweging voor rechten van LGBTQI, vluchtelingen en sans-papiers,…
De wetten die tussen eind jaren ’80 en nu “voor vrouwen” werden gestemd, maar ook de arbeidsreglementering die voortvloeide uit het overleg tussen vakbonden, patroonsorganisaties en regering, plaatsten steeds de belangen van vrouwen tegenover die van mannen, niet tegenover die van de kapitalisten. Het streven naar gelijkheid was voor de politici – in dienst van de patroons – een streven naar de afbouw van “mannenrechten”, niet van een omhoogtrekken van de rechten van vrouwen. IPA na IPA werd een minieme vooruitgang voor de laagste lonen en uitkeringen afgekocht door toegevingen te doen voor de hogere lonen – “solidariteit” betekende niet langer dat de sectoren waarin de werkenden veel hadden verworven meevochten voor degene die nog niet zover stonden, maar integendeel dat in die betere sectoren de arbeiders hun betere positie zagen afbrokkelen omdat ze geacht werden “bij te dragen” voor de vooruitgang van laagbetaalde sectoren. Dat in combinatie met de strijd voor quota en de voorstelling van ieder probleem van vrouwen als een probleem dat door individuele mannen en hun gedrag wordt gecreëerd – de Equal Pay Day campagne van SP.a en ABVV toont in welke mate dat ook in de georganiseerde arbeidersbeweging de hoofdtoon was – maakte dat feminisme in de arbeidersbeweging een nog slechter imago kreeg.
Zo werd op burgerlijke wijze een antwoord geformuleerd op de druk die ontstond uit zogenaamde “vrouwensectoren”, zoals de ziekenhuizen, voor betere lonen en werkvoorwaarden. Want ondanks de ondergang van het feminisme bleef de arbeidsmarkt vervrouwelijken. Dit proces gaat nog steeds door en gaat hand in hand met de toename van laagbetaalde, deeltijdse en tijdelijke contracten, terwijl het aantal “mannenjobs” in de industrie sinds de inzet van de crisis aanhoudend blijft dalen. De arbeiders in die sectoren zijn wel verplicht de strijd op te nemen voor betere condities, ondanks het gebrek aan vakbondsorganisatie, omdat men van die lonen niet kan leven. We zagen dit o.a. bij de Vlaamse onthaalmoeders en vorig jaar zagen we een eerste actie van de arbeiders die werken in het systeem van de dienstencheques.
Tegelijk zien we dat ganse lagen van jonge vrouwen en meisjes, die zijn opgegroeid in de mythe van het postfeminisme, pijnlijk in aanraking komen met de realiteit – op de arbeidsmarkt, op straat en in hun gezinnen,… – en luidkeels gelijkheid en een einde aan seksisme en discriminatie beginnen op te eisen. Hun grote aandeel in het personeel in alle sectoren die van ver of dicht met vrouwen te maken hebben, maakt ook dat hun rol bij de verdediging van wat rest van de “zorgstaat” cruciaal is. De strijd voor o.a. een leefbare financiering van de ziekenhuizen is in verschillende landen op een verschillend ritme op gang gekomen, met als voorlopig sterkste voorbeeld de strijd in het Charité-ziekenhuis in Berlijn.
Van de slogan “de strijd is nog steeds nodig” naar het gevecht voor een socialistisch programma en voor de leiding van de vrouwenbeweging
Toen we in de jaren ’90 onze eerste anti-seksismecampagnes begonnen, voornamelijk aan de universiteiten, waren we de enige kracht die daar nog energie in stak. We verdedigden uiteraard een socialistische visie – niet een feminisme dat tegen mannen was gericht, maar tegen het systeem – maar de nadruk lag op strijd tegen postfeminisme. In tegenstroom tegen zowat alle andere politieke krachten bleven wij op dezelfde nagel kloppen: postfeminisme klopt niet, gelijkheid is verre van bereikt en we moeten de strijd opnieuw lanceren. Als we actie – de grote bewustmaker – wilden rond onderwerpen die gerelateerd waren aan de vrouwenkwestie, moesten we die zelf organiseren.
We bereikten er geen grote lagen mee – op geen enkel moment bereikten we resultaten die vergelijkbaar waren met Blokbuster rond de kwestie van racisme, populisme en fascisme – maar in het aantrekken van jonge vrouwen in de partij en hun kadervorming speelde dit werk een belangrijke rol. Het was werk dat ons voorbereidde op een moment dat vrouwenstrijd weer prominenter aanwezig zou zijn. Waar we voor de jaren ’90 als Vonk het kneusje waren in de linkse feministische beweging in vergelijking met andere revolutionaire krachten, staat onze organisatie binnen radicaal-links vandaag voorop als het komt op actiemethoden, programma en de aanwezigheid van vrouwelijke kaders. Wij konden standhouden tijdens de periode van achteruitgang van het feminisme omdat wij ons tegen de stroom in bleven baseren op de marxistische traditie, die de strijd voor de emancipatie van alle onderdrukte groepen – vrouwen, maar ook o.a. nationale minderheden – volledig kaderde binnen de strijd voor socialisme en vertrouwen had in de arbeidersklasse en hun strijd als motor voor verandering. Als basis voor ons vrouwenwerk namen we op een eerder Nationaal Congres de stellingen en besluiten over vrouwenwerk van de Derde Internationale (3e congres, juli 1921) aan als uitgangspunt.
We opereerden onder kleine groepen vrouwen, maar hadden daar feitelijk geen enkele concurrentie. Vandaag is dit gegeven snel aan het veranderen en we zullen ons zeer snel in een minderheid bevinden. De lagen van vrouwen die seksisme willen aanklagen en bestrijden, zijn flink aangegroeid, maar dat gaat ook gepaard met een herintrede van figuren die een burgerlijk of kleinburgerlijk feminisme aanhangen. Hoewel de “nieuwe feministen” doorgaans niet langer gewoon “mannen” als de grote oorzaak aanhalen, maar eerder wijzen op de samenleving en de rol van grote bedrijven en commercieel misbruik van het vrouwenlichaam, is er zeer veel verwarring aanwezig en hebben ze geen enkele succesvolle strategie aan te bieden. Dit geldt ook voor de PvdA die op hun laatste congres besloot dat meer aandacht voor de vrouwenkwestie nodig was en overging tot de oprichting van een vrouwencommissie en tot quota voor vrouwen in de leiding. Net als op andere vlakken verdedigen ze op het terrein van vrouwen echter niet veel meer dan de oude sociaaldemocratie, die er door hun opportunisme en reformisme ook niet in slaagde een echte band te creëren tussen de vrouwenstrijd en de brede klassenstrijd en een echte strijd te voeren voor de leiding van de vrouwenstrijd.
De “nieuwe feministen” kaderen de strijd niet binnen de strijd van de arbeidersbeweging voor een andere samenleving – een idee dat stevige klappen kreeg door het bestaan en later de ondergang van het stalinisme, maar ook door de rol van de sociaaldemocratie, die andere dominante opportunistische stroming binnen de arbeidersbeweging – maar zien het volledig als een strijd van individuele vrouwen voor individuele oplossingen. Een puur idealisme is aanwezig: “als we ons maar individueel losmaken van de heersende normen die aan vrouwen worden gesteld, en actief onze rol opeisen, dan is alles mogelijk” is zowat de algemene teneur. We moeten de positieve, progressieve aspecten hiervan – de radicale en uitgesproken afwijzing van iedere vorm van achterstelling en seksisme en de bereidheid zich hierrond te engageren – aangrijpen in onze overgangsbenadering, terwijl we tegelijk moeten waarschuwen voor de beperkingen ervan, voor het feit dat een beweging die niet verder gaat dan dat en geen strijd begint tegen de materiële condities die aanleiding geven tot het bestaan van seksisme enkel pijnlijk met zijn neus tegen de muur kan lopen. In het beste geval loopt het met een sisser af, zoals opnieuw bleek met “wij overdrijven niet”, zonder daarmee de invloed te willen onderschatten die deze spontane beweging op de sociale netwerken heeft gehad op de “publieke opinie”. Als de strijd niet verder wordt gezet en ook in de objectieve situatie veranderingen afdwingt, zal die invloed verwateren en wordt op een of ander moment terug overgegaan naar business as usual.
Met de hernieuwde activiteit van vrouwen die zich als feministe outen – vrouwen met wie wij in discussie willen treden, vertrekkende van hun ervaringen, hun afwijzen van hun door de kapitalistische samenleving opgelegde rol, hun eisen,… om een brug te slaan naar de noodzaak van de socialistische omvorming van de maatschappij – komen echter ook andere figuren op het toneel die deze nieuwe beweging willen kanaliseren in een voor het kapitalisme ongevaarlijke richting. In de discussie die ontstond naar aanleiding van de uitspraken van VUB-decaan Willem Elias, sprong niet toevallig de Brusselse VLD-politica Ann Brusseel naar voor met haar eis binnen de Raad van Bestuur van de VUB tot het aftreden van Elias omdat geen enkele vrouwelijke studente met gerust gemoed examens aflegt bij een notoire seksist.
De burgerlijke feministen houden het steeds bij dergelijke “symbolische overwinningen” (Elias is effectief afgetreden), bij “vrouweneisen” die de burgerij niets kosten. De “vrouwvriendelijkheid” van Open VLD, net als die van de andere traditionele partijen (en de kleinburgerlijke partijen Groen, Ecolo en N-VA) weerhoudt geen enkele van deze partijen ervan een besparingsbeleid te voeren dat vooral voor vrouwen hard aankomt en voor brede lagen van vrouwen uit de arbeidersklasse de keuze voor onafhankelijkheid van een mannelijke kostwinner tevens een keuze voor armoede maakt. In alle landen die te maken hebben gehad met de brutaalste vormen van het besparingsbeleid, zoals Griekenland en Spanje, kwamen al snel berichten van de toename van prostitutie omdat het de enige manier werd voor een groeiende laag vrouwen om in hun levensonderhoud en dat van hun kinderen te voorzien. Dit zijn slechts enkele schrijnende voorbeelden van de ontoereikendheid van het burgerlijk feministische programma.
Burgerlijk feministen zijn onze klassenvijand op het terrein van de vrouwenstrijd: dat is de echte betekenis en achtergrond van 8 maart en de proletarische vrouwenbeweging
Het is echter niet enkel de kwestie dat het burgerlijke en kleinburgerlijke feminisme geen oplossing heeft voor de problemen van de meerderheid van vrouwen uit de arbeidersklasse en andere onderdrukte lagen – het is zelfs een obstakel voor een oplossing vanwege haar verdelende functie binnen de arbeidersbeweging. Wij hebben binnen de rangen van het ABVV, daar waar we dat konden, ons ongenoegen geuit over de specifieke vorm die de Equal Pay Day campagne aannam, met een grote focus op de verantwoordelijkheid van individuele mannen voor de werkverdeling in de huishoudelijke taken en met ondersteuning aan een eis voor individuele loononderhandelingen als een stap naar meer loongelijkheid. Op dezelfde manier hebben wij ons altijd verzet tegen het idee van quota om een algemeen programma te verdedigen voor de volledige arbeidersklasse en tegen iedere idee van discriminatie. Zij die dat niet doen, begrijpen niet dat het wijdverspreide seksisme een materiële voedingsbodem heeft.
Het burgerlijke feminisme heeft nog op een ander vlak een zeer verdelende functie, omdat het vaak het speerpunt is van een racistische aanval op de moslimbevolking in België. Het hoofddoekenverbod, eerst op de scholen (nu al in sommige scholen gaande tot het verbod om lange rokken te dragen!), later in loketfuncties bij verschillende overheden, dat in Vlaanderen feitelijk een poging was van de burgerlijke partijen om in de electorale concurrentie met het Vlaams Blok/Belang zich “stevig” op stellen tegenover migranten, werd steevast verkocht met “feministische” argumenten. In Wallonië kwam diezelfde stroming aanwaaien uit Frankrijk, waar het ongenoegen en de woede tegenover de traditionele partijen zich bij gebrek aan een breed en geloofwaardig links alternatief uit in een groeiende en potentieel staatsgevaarlijke populariteit van het FN. Ook officieel links in Frankrijk hangt een militant laïcisme aan dat ingezet wordt als instrument in een racistische campagne. Het speelt een rol in het steeds meer op zichzelf keren van de bevolking met een migrantenachtergrond uit moslimlanden.
Wij moeten hiervoor blijven waarschuwen. Net als in de nationale kwestie moeten we begrijpen dat religie een secundair aspect is en dat enkel de verdediging van de godsdienstvrijheid van religieuze arbeiders een kans kan bieden voor de arbeiderseenheid die nodig is voor de strijd voor een andere samenleving waarin religie wegdeemstert omdat de mens eindelijk terug controle heeft over zijn/haar leven en niet langer onderworpen wordt aan de anarchie en de blinde marktwerking van het kapitalisme. We moeten ook begrijpen dat iedere beperking van het recht op vrije meningsuiting van specifieke onderdrukte groepen uiteindelijk zal leiden tot beperkingen op het recht op vrije meningsuiting van de arbeidersbeweging en al haar aanverwante organisaties. Het is dan wel een recht dat hoort bij de burgerlijke revolutie, maar de klassenstrijd van de arbeidersklasse was overal nodig om dat recht ook te bieden aan de onderdrukte lagen en niet enkel als een recht van de burgerij zelf. Op dezelfde manier is het ook steeds de arbeidersklasse geweest die aanvallen op dat recht heeft afgeslaan.
Dat we de godsdienstvrijheid verdedigen, betekent uiteraard niet dat we samenwerking met religieuze groepen na zouden streven of bereid zouden zijn in te leveren op ons programma, o.a. ons vrouwenprogramma. Wij weigeren enkel aan de burgerlijke kant van de barricade te staan in een racistische campagne. Wij verdedigen het recht van moslimvrouwen om een hoofddoek te dragen als ze dat willen, we verdedigen ook het recht van moslimvrouwen om dat niet te doen als ze dat niet willen. Enkel de hoofddoek verbieden staat vrouwen met een moslimachtergrond nog lang niet toe hun onafhankelijkheid tegenover hun familie en hun gemeenschap te verkrijgen. Voor dat laatste recht is een sociaal programma nodig, een algemeen programma dat vrouwen uit de arbeidersklasse toelaat onafhankelijk keuzes te maken: volledige tewerkstelling, degelijke lonen en arbeidsvoorwaarden die de combinatie werk en gezin toestaan, degelijke uitkeringen en sociale ondersteuning voor vrouwen die dat nodig hebben, een massaal programma van sociale woningbouw, …
Deze verdelende aspecten van het burgerlijk en kleinburgerlijk feminisme maken duidelijk dat wij geen enkele affiniteit met hen voelen. We kunnen – zoals ook in de campagne tegen de “pro-lifers” is gebeurd – soms samen met dergelijke organisaties rond de tafel zitten omdat ze op bepaalde terreinen incontournable zijn en/of omdat we een gezamenlijk platform kunnen afspreken dat voor ons aanvaardbaar is. Maar zelf zoeken we samenwerking met organisaties van arbeidersvrouwen, zoals de vrouwencommissies en de jongerenorganisaties van de vakbonden en andere organen van de arbeidersbeweging die (vooral) vrouwen organiseren. En we begrijpen ten gronde dat wij ons volledig onafhankelijk van deze organisaties opstellen en dat we onze kritieken op die organisaties, hun beperkte programma, hun foute actiemethodes, hun bureaucratisme, etc openlijk blijven uiten. In de strijd voor vrouwenrechten zien wij de georganiseerde arbeidersbeweging als onze eerste en voornaamste bondgenoot. We weigeren absoluut om de vrouwenbeweging in een eng kader te zien, enkel als een beweging van vrouwen voor vrouwen.
In de komende jaren moet de nadruk van onze werking op onze differentiatie met het burgerlijk en kleinburgerlijk feminisme liggen en op het rekruteren van jonge vrouwen en vrouwelijke arbeidsters voor de partij o.b.v. een socialistisch programma. Aansporingen om zich te verzetten tegen seksisme en vrouwenonderdrukking zullen niet meer enkel van ons komen, we zullen kunnen tussenkomen in zowel spontane als door anderen georganiseerde acties, zelfs als die vaak nog zeer beperkt in omvang kunnen zijn. In die tussenkomst moet voor ons de nadruk op ons socialistisch karakter en programma liggen. We moeten de hypocrisie aanklagen van de vrouwelijke politici die zich profileren op vrouwenproblemen, maar tegelijk in partijen blijven die een besparingsbeleid voeren op de rug van de grote meerderheid van vrouwen.
-
Strijden tegen besparingen en tegen seksisme

Anja Deschoemacker is op Socialisme 2015 een van de sprekers op de centrale slotmeeting. Na een lange periode waarin het postfeminisme dominant was, vrouwenstrijd onbestaande en seksisme zogezegd grappig was, zagen we de afgelopen jaren stilaan een kentering.
Artikel door Anja Deschoemacker
Dit is zeker het geval in landen als India en nu Turkije waar er massabewegingen waren tegen geweld op vrouwen. Acties in Europa waren vaak beperkt qua deelname, maar de discussie in de samenleving begint te veranderen. De verhalen van seksueel misbruik door gekende publieke figuren – onder meer in Groot-Brittannië maar ook in België met het verschrikkelijke misbruik van kinderen door priesters of binnen de katholieke instellingen – en het feit dat deze verhalen zo lang geheim gehouden worden, leidde tot vragen over hoe het staat met emancipatie.
Dit gebeurt tegen de achtergrond van een socio-economische situatie waarin vrouwen hard geraakt worden door de besparingen van de vorige en de huidige regeringen. En na drie decennia van neoliberaal beleid waarmee de sociale rechten van vrouwen al sterk ondermijnd werden. In de jaren 1980 en 1990 en in deze eeuw waren vrouwen doelwitten van de jacht op de werklozen, zo vormden ze de meerderheid van de slachtoffers van de beperkingen van de werkloosheidsuitkering. Vrouwen die samenwonen met een partner die een inkomen heeft, krijgen door de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen na een tijdje nog slechts een aalmoes van soms amper 125 euro per maand. Van de schoolverlaters die hun uitkering verliezen wegens de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkering, een maatregel die door de vorige regering werd genomen, zijn er 65% vrouwen.
Een cynicus zou kunnen opmerken dat er ‘verbetering’ is, in de jaren 1990 waren vrouwen goed voor meer dan 90% van de schorsingen. Deze cijfers bevestigen enkel wat we al langer zeggen: als een groep van de werkende bevolking steeds onder vuur wordt genomen, dan heeft dit een impact op alle andere lagen die ook onder vuur worden genomen. Maatregelen die voorheen bijna enkel vrouwen raakten, beginnen nu ook andere groepen te raken. Tijdelijke en deeltijdse werkenden en allerhande vormen van precaire contracten worden nu ook steeds meer aan jonge werkenden opgelegd en de jacht op werklozen wordt uitgebreid tot mensen boven 55 jaar. Maatregelen om de uitkeringen te beperkingen beginnen met groepen werklozen die zogezegd zonder uitkering kunnen rondkomen, zelfs indien dit betekent dat ze volledig afhankelijk worden van hun ouders of partners, zoals het geval is met vrouwen en jongeren.
Het besparingsbeleid in de publieke sector leidt tot heel wat menselijke tragedies aangezien zorg in de breedste zin steeds ondergefinancierd werd en nu heel wat acute tekorten kent. Zo zagen we verschillende gevallen van gezinnen die naar de rechtbank trokken omdat ze soms maanden of zelfs jaren moeten wachten op een beschikbare plaats voor hun kind met een beperking waardoor de gezinnen deze zorg zelf moeten opvangen. In de provincie Antwerpen zijn er slechts acht bedden voor acute residentiële zorg voor hulpbehoevende jongeren, terwijl er wekelijks 30 aanvragen voor dergelijke zorg zijn. Er was de afgelopen maanden zelfs een geesteszieke gevangene die euthanasie vroeg omdat er geen zicht op een degelijke begeleiding was. Geesteszieke gevangenen zijn goed voor tot een tiende van de gevangenen, ze zijn met meer dan 1.000. België werd al meermaals veroordeeld voor het gebrek aan aangepaste opvang.
Het gebrek aan middelen voor deze specifieke sectoren van zorg is slechts een weerspiegeling van de volledige zorgsector. Er zijn overal wachtlijsten, ook voor ‘dringende’ gevallen. De Vlaamse regering is het duidelijkst in zijn verklaring dat er “meer solidariteit” in de samenleving moet zijn, waarmee niet bedoeld wordt dat de overheid zorg moet voorzien met publieke middelen maar wel dat gezinnen en buren voor elkaar moeten zorgen. Er wordt schaamteloos gezegd dat ouders met kinderen die een beperking hebben maar moeten investeren in private zorg. In plaats van de verantwoordelijkheid op te nemen om zorg te organiseren waar en wanneer dit nodig is, wordt de zorg van mensen met een beperking of mensen met een chronische ziekte geïndividualiseerd. Ze krijgen een beperkte uitkering waarmee ze vervolgens kunnen ‘shoppen’ op de ‘zorgmarkt.’
Het tekort aan georganiseerde zorg betekent dat heel wat taken op de kap van gezinnen terechtkomen, wat de dubbele taak van vrouwen nog zwaarder maakt. Terwijl de gevestigde politici steeds meer zorgtaken overlaten aan de gezinnen zelf, vertellen ze vrouwen dat ze voltijds moeten werken om recht te hebben op een degelijk inkomen en pensioen. De meeste vrouwen die deeltijds werken doen dit echter niet vrijwillig. In veel ‘vrouwelijke’ sectoren zoals zorg, supermarkten oàf schoonmaakbedrijven zijn er enkel deeltijdse jobs. Wie ‘vrijwillig’ deeltijds werkt, stelt vaak dat dit nodig is om werk en zorgen voor de kinderen te combineren.
Vanuit welke hoek je het ook bekijkt, het is duidelijk dat de emancipatie van vrouwen zwaar onder druk is komen te staan door de “geleidelijke” besparingen sinds de jaren 1980 en de versnelde besparingsmaatregelen sinds het begin van de economische crisis. Het postfeminisme is hierdoor niet meer geloofwaardig. Het zorgde ervoor dat de christelijke vrouwenbeweging Femma en Vie Féminine een oude vakbondseis terug opnamen nadat deze naar de achtergrond was verdwenen omwille van de defensieve positie waar de vakbonden zich de afgelopen 30 jaar bevonden. Het gaat om de eis van de 30-urenweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen. In tegenstelling tot enkele jaren terug zijn de activiteiten niet langer beperkt tot doorwinterde feministes die al jarenlang actief zijn, maar is er een nieuwe groep van jonge vrouwen die kijken naar mogelijkheden om te strijden tegen het besparingsbeleid en tegen seksisme.
Met LSP kijken we actief uit naar deze jonge vrouwen die de strijd willen aangaan. We stellen vast dat er meer vrouwen contact met ons opnemen en dat discussies rond vrouwenstrijd meer aanwezigen aantrekken. Er begint een levendige discussie over de beperkingen van de wettelijke gelijkheid zonder fundamentele maatschappijverandering, over hoe we opnieuw vooruit kunnen gaan met vrouwen en wie onze bondgenoten en wie onze vijanden zijn. Op de meest recente vergadering van de vrouwencommissie van LSP bespraken we elementen van het ‘nieuwe feminisme’ op basis van een kritiek op het nieuwe feminisme in boeken als ‘How to be a woman’ van Caitlin Moran, een van de vele nieuwe oproepen aan vrouwen om strijdbare feministes te worden. We verwelkomen het feit dat deze ‘nieuwe feministen’ de verantwoordelijkheid voor de onderdrukking van vrouwen niet gewoon bij mannen leggen, maar bij de samenleving en het establishment. Tegelijk zijn deze ‘nieuwe feministes’ echter niet zo verschillend van de oude in de strategie die ze naar voor schuiven. Ze zien het verband niet tussen de vrouwenstrijd voor een betere positie in de samenleving en de arbeidersstrijd tegen het besparingsbeleid en voor een verbetering van de levensstandaard. Ze beperken zich meestal tot individuele ‘oplossingen’ voor individuele vrouwen.
Voor 8 maart hebben we geweigerd om in te gaan op een voorstel voor een niet-gemengde vrouwenbetoging – een betoging waarop enkel vrouwen welkom zijn. Dat voorstel kwam van de vrouwen van LCR/SAP. Wij denken dat een dergelijk niet-gemengde betoging contraproductief is voor de strijd voor vrouwenrechten. In alle activiteiten rond vrouwenthema’s – met in de afgelopen vijf jaar onder meer strijd tegen de pogingen van de zogenaamde pro-life beweging die een basis probeert uit te bouwen in België (en andere Europese landen- – waren er mannen aanwezig, zowel syndicalisten als jonge mannen. Een aantal holebigroepen werkte consistent mee aan de organisatie en mobilisatie voor deze acties. Nu zouden we hen moeten zeggen dat hun aanwezigheid niet gewenst is. De slogan “Je hoeft me niet te bevrijden, ik kan dat zelf wel” wordt gebruikt op een ogenblik dat in India en Turkije mannen en vrouwen samen en massaal opkomen tegen geweld op vrouwen, een van de meest gevoelige thema’s.
Wij houden een dag van discussie en debat op 8 maart waarop zowel vrouwen als mannen welkom zijn. De discussies handelen vooral over de twee belangrijkste activiteiten voor ons vrouwenwerk in de komende periode. Er wordt ingegaan op de strijd tegen het besparingsbeleid dat de volledige werkende klasse raakt, maar een des te grotere impact heeft op vrouwen. Daarnaast is er discussie over de strijd tegen seksisme en alle vormen van discriminatie die eigen zijn aan de door crisis gekenmerkte samenleving. Tenslotte willen we de discussie voeren over de eis van een 30-urenweek.


