Your cart is currently empty!
Tag: Elio Di Rupo
-
Nouvelles Conquêtes – nog een gemiste kans voor de PS
De Parti Socialiste stevent de komende jaren ongetwijfeld af op een electorale afstraffing. Haar traditionele arbeidersachterban ruimt steeds meer plaats voor middengroepen. Toch blijft ze een belangrijke politieke factor en een kracht in de arbeidersbeweging, alleen al door haar geschiedenis en de band die ze heeft met het vakbondsapparaat van het FGTB. Net daarom heeft LSP op haar “Socialisme 2017”- weekend een werkgroep gewijd aan Di Rupo’s nieuw boek, Nouvelles Conquêtes (Nieuwe Veroveringen).Artikel door Eric Byl
Op de spreker na had niet één van de ruim 40 aanwezigen, allemaal activisten in de arbeiders- en/of de studentenbeweging, het boek gelezen. Het was nochtans uitvoerig aan bod gekomen in de media en werd er voorgesteld als een draai naar links. Dat alleen al zegt veel over hoe geloofwaardig de PS nog ingeschat wordt. Wie toch nog gehoopt had dat de PS het over een andere boeg zou gooien, in het spoor van de nieuwe Britse Labour-voorzitter Jeremy Corbyn die niet eens vermeld wordt, komt bedrogen uit. Hoewel het geschreven werd in de nasleep van de schandalen rond Publifin en Samusocial, waaruit bleek dat een aanzienlijk aantal PS-bonzen al even inhalig zijn als veel CEO’s, leest men daarover geen woord. Meer nog, op wat cosmetische opmerkingen na, verdedigt Di Rupo er het integrale regeringsbeleid van de PS, ook de privatisering van de RTT (nu Proximus) die hij beweert daardoor gered te hebben. Dat de partij te ver is gegaan in haar zoeken naar compromissen en daardoor mee verantwoordelijk gehouden wordt voor de neoliberale afbraakpolitiek, leest men er niet. Di Rupo volhardt integendeel: “zonder compromis, zal rechts altijd winnen.”
Traditie van ‘ideeënwerven’
Nouvelles Conquêtes ambieerde nochtans het sluitstuk te worden van een grootse interne bevraging en herbronning op zogenaamde “ideeënwerven.” Dit soort oefeningen is een lange traditie in de arbeidersbeweging. De fusie in 1875 van de Algemene Duitse Arbeidersvereniging met de Sociaal Democratische Arbeiderspartij tot wat de Sociaal Democratische Partij van Duitsland zou worden, ging gepaard met het Programma van Gotha. Hoewel Marx en Engels ook toen al zeer kritisch waren over het hervormingsgezinde karakter ervan, was dat programma de uitdrukking van een opgaande fase van klassenstrijd. Al voor WOI telde de SPD meer dan 1 miljoen leden, 15.000 vrijgestelden, 90 dagbladen en 4,25 miljoen kiezers die 110 Bondsdagzetels opleverden. Het Programma van Gotha stond model voor o.a. de Belgische Werkliedenpartij (°1885). België werd in die periode het land van de “politieke stakingen” (voor stemrecht in 1886, 1892 en 1893). Die geradicaliseerde stemming vond haar uitdrukking in de beginselverklaring van de BWP, het Charter van Quaregnon (1894). Hoewel dat een mengelmoes werd van anarchistische, reformistische en marxistische invloeden, wordt erin gesteld dat de bronnen van rijkdom – de natuur en arbeidskracht – tot het patrimonium van de mensheid behoren. Dat patrimonium moet, aldus het Charter, sociaal nuttig besteed worden ten behoeve van het welzijn en de vrijheid van eenieder, hetgeen onverenigbaar is met het kapitalisme dat de maatschappij verdeelt in twee tegengestelde klassen.
Hoe diep die tegenstelling wel is, wordt geïllustreerd door het verbeten verzet van de heersende klasse tegen iedere verbetering van de omstandigheden van de arbeidersbeweging. Een programma wordt pas een kracht als het gedragen wordt door een beweging die bovendien overwinningen nodig heeft om voldoende kracht te genereren. Het vereiste de Russische Revolutie van oktober ’17 en dan de Duitse van november ’18 vooraleer de Belgische burgerij uit schrik om van de macht verdreven te worden, bereid werd bevonden tot aanzienlijke toegevingen: algemeen stemrecht voor mannen (1919), indexkoppeling van de lonen (1920), vrijheid van vereniging (1921), 8-urendag in een 48-urenweek (1921) en stakingen schrappen uit het strafrecht (1921). Geen woord daarover In Nouvelles Conquêtes, waar van klassenstrijd totaal geen sprake is. De enige plaats waar nog over arbeiders gesproken wordt, is de lange autobiografische inleiding waarin Di Rupo zijn afkomst uit een arm arbeidersgezin uitspeelt. Voor het overige lezen we over strijd enkel via citaten uit artikels en doctoraatsstudies van gerenommeerde universiteiten. Het lijkt wel alsof Di Rupo op de ideeënwerven van de PS geen enkele arbeider gezien of gesproken heeft. Dat arbeiders hun leven lieten, gebroodroofd en vervolgd werden, vermeldt hij niet, alle verworvenheden eist hij op als het werk van ‘de socialisten’.
Die ‘socialisten’ moesten nochtans meer dan eens bij de les gehouden worden door de arbeiders. Pas nadat de mijnwerkers in 1932 massaal in opstand kwamen, de Borinage door de rijkswacht was afgezet en jachtvliegtuigen door het luchtruim scheurden, besloot de BWP campagne te voeren voor het plan-De Man (1933) met de nationalisatie van grondstoffen en energie en een publiek kredietsysteem. Het plan was nog veraf van een socialistisch programma, maar het creëerde wel enthousiasme dat ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de algemene staking van 1936. Er gingen toen 15 miljoen arbeidsdagen verloren en het leverde betaald verlof (6 dagen), een loonsverhoging (8%), een minimumloon en de 40-urenweek in een aantal industrietakken op. Na WOII nam het ABVV een beginselverklaring aan die ijvert voor een klasseloze maatschappij, de socialisatie van het bankwezen en de industrietrusts, en de buitenlandse handel onder publieke controle en leiding wil plaatsen. Op haar buitengewone congressen van ’54 en ’56 pleitte het ABVV voor structurele hervormingen, de nationalisatie van de mijnen, gas en elektriciteit, het onder publieke controle stellen van alle kredietinstellingen en een expansiepolitiek. Nog op het ideologisch congres van de BSP in 1974 werd het Charter van Quaregnon herbevestigd en gepleit voor een klasseloze maatschappij, een productie gericht op behoeften, een democratische planeconomie, de verplichte volledige tewerkstelling en voldoende inkomen, de soevereiniteit van het volk over de bezitters van de economische macht en een socialistische federatie van Europa.
De smeekbede van Di Rupo
Daarbij vergeleken stelt Nouvelles Conquêtes niets voor. Het is geen eisenplatform, maar een smeekbede. Het is niet gericht op het afdwingen van krachtsverhoudingen met de arbeidersbeweging, maar op het overtuigen van patroons om samen te bouwen aan een “sterk en dynamisch” Wallonië. De PVDA, toch de grote uitdager van de PS in het zuiden van het land, is het vermelden niet waard, net zomin als de oproep van Thierry Bodson, algemeen secretaris van het Waals ABVV, voor een progressieve meerderheid na de regionale verkiezingen in Wallonië. Di Rupo wil zo wellicht alle opties open houden en een mogelijk bondgenootschap met enkele “progressieve” patroons die een coalitie met de PVDA verafschuwen, niet beschadigen. Maar ook Di Rupo begrijpt dat hij iets in aanbod moet zetten: een veralgemeende sociale bonus waarbij eenieder die onder de armoedegrens zit recht zou hebben op een bijpassing, de individualisering van de uitkeringen, het inkorten van de wachttijd voor schoolverlaters en het herstel van de pensioenleeftijd op 65. Zijn voorstel van vierdagenweek zou niet verplicht worden, maar door overleg met patroons die daartoe bereid zijn, waarbij de kosten verhaald worden op de sociale zekerheid. De enige maatregel die ook de rijken zou doen bijdragen, is het voorstel om de belastingschalen toe te passen op het globale inkomen. Voorts wil Di Rupo de afbetaling van de overheidsschuld meer afhankelijk maken van economische groei. Al het overige moet voor Di Rupo van Europa komen door een protocol op sociale vooruitgang, een Europees minimumloon van 60% van het mediaaninkomen, een fiscale convergentie en een Tobintaks. Waarom de sociaaldemocratie dat niet deed toen ze een ruime meerderheid had in Europa, daarop gaat hij niet in.
Is Di Rupo’s boek dan helemaal irrelevant? We vermoeden dat het binnen het Franstalige ABVV-apparaat op grote schaal circuleert. Een brochure van de CEPAG over de vierdagen 32-urenweek verheugt zich op het herleven van de discussie over arbeidsduurverkorting en citeert, om dat te onderlijnen, de voorstellen van PS, PTB, Ecolo en Défi, maar ook de patroon van Sonaca, de directeur van de luchthaven van Charleroi, de middenstandsorganisatie UCM en de liberale economist Colmant. Zonder het in zoveel woorden te zeggen, worden er illusies over Di Rupo’s methode om individuele patroons te overtuigen gepromoot. Di Rupo stelt nauwelijks directe eisen, al helemaal geen die het systeem in vraag stellen maar nochtans beantwoorden aan de concrete behoeften en biedt geen alternatief maatschappijmodel. Hij drukt enkel de overtuiging uit dat de historische ontwikkeling geleidelijk de patroons zal overtuigen van de noodzaak om via compromissen een sociale politiek te aanvaarden. Dat heel de geschiedenis juist aantoont dat de heersende klassen nooit op vrijwillige basis hun voorrechten hebben opgegeven, maar slechts ten gevolge van klassenstrijd en het opbouwen van krachtsverhoudingen… vindt hij achterhaald. De arbeidersbeweging, links en de echte socialisten moeten de zwakheden van Nouvelles Conquêtes aan de kaak stellen, maar tegelijk ook de weinige echte voorstellen aangrijpen om er heuse strijdpunten van te maken en een reële krachtsverhouding uit te bouwen waarmee we die ook kunnen afdwingen.
-
85 rijken bezitten evenveel als helft wereldbevolking
Een ander systeem is nodig
Het jaar is nog niet ver gevorderd, maar premier Di Rupo (PS) heeft er al heel wat familiefeestjes op zitten. Hij trok naar het Wereldeconomisch Forum in Davos, de Cercle de Wallonie,… Zijn boodschap is duidelijk: “België is op de goede weg.” Een meerderheid van de bevolking merkt daar niet veel van. Er is geen economische groei en de jobs die erbij komen, volstaan niet om de verdwenen jobs bij bedrijfssluitingen en herstructureringen te compenseren. Bovendien gaat het doorgaans om onstabiele en laag betaalde jobs.Het volstaat om te kijken voor welk publiek Di Rupo sprak: de rijksten, de grote bazen en hun machtigste verdedigers. Hij stelde zich voor als hun ‘nederige dienaar’. Dat klopt: Di Rupo doet er alles aan om de privileges van de allerrijksten te verdedigen en de gewone werkenden en hun gezinnen voor de crisis te laten opdraaien. Zijn het immers niet de ondernemers die “aan de basis van de welvaart” liggen? Dat wij alle rijkdom creëren met onze arbeid wordt gemakshalve aan de kant geschoven. Volgens hen doen wij niets anders dan profiteren van het systeem. Vooral de werklozen die een uitkering krijgen, worden momenteel onder vuur genomen.
De kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot geweest. Zelfs de wereldelite vreest dat dit tot onstabiliteit en massaprotest zal leiden. Oplossingen hebben ze niet, steeds grotere ongelijkheid zit immers ingebakken in het kapitalistische systeem. Met het huidige besparingsbeleid worden de tegenstellingen nog verder uitgediept. Nooit eerder in de geschiedenis waren er zoveel technologische mogelijkheden en rijkdom. Met die rijkdom is het mogelijk om iedereen degelijke levensvoorwaarden te bieden. Dat gebeurt echter niet. Terwijl een kleine elite steeds rijker wordt, kent een groeiend deel van de wereldbevolking armoede, miserie of barbarij.
Van onzekerheid naar armoede
De overgrote meerderheid van de bevolking heeft het moeilijk: een algemeen besparingsbeleid, loonstop, hervorming van het vervroegd pensioen, versnelde afname van de werkloosheidsuitkeringen,… Voor heel wat gezinnen is de weg naar de armoede steeds korter, zeker als er een job verloren gaat.
De hervorming van de uitkeringen voor werklozen in 2012 voorzag een daling van het bedrag van de uitkeringen met 25%. Daarbovenop komt er op 1 januari 2015 de stopzetting van de inschakelingsuitkering voor ongeveer 55.000 mensen. In 2010 bedroeg een gemiddelde werkloosheidsuitkering 27% van het gemiddelde jaarloon. Twintig jaar eerder was dat nog 42%. Ongetwijfeld is dit percentage sinds 2010 nog verder afgenomen.
België: een fiscaal paradijs
Voor de werkgevers en andere fiscale vluchtelingen is België ‘the place to be’. Er is immers geen belasting op grote vermogens en amper op de bedrijfswinsten. De vennootschapsbelasting bedraagt in theorie 33,99%. Maar in de praktijk zorgen de vele cadeaus aan het patronaat zoals de notionele intrestaftrek ervoor dat de effectieve belastingvoet in 2009 onder de 10% dook. In 2012 zorgden de notionele intrestaftrek en gelijkaardige maatregelen ervoor dat de gemeenschap ongeveer 20,4 miljard euro misliep.
De daling van de effectieve belastingvoet is algemeen gekend. De grote multinationals in ons land betalen het minste op hun vaak grote winsten. Bedrijven als ArcelorMittal, Electrabel, Janssen Pharmaceutic, ABInbev,… doen gouden zaken.
Wie profiteert?
In het België, “waar alles goed gaat”, leeft ongeveer 15% van de bevolking onder de armoedegrens terwijl de 20% rijksten 61% van het financieel vermogen in handen hebben. Voor ons blijven de rekeningen aangroeien onder druk van besparingsplannen die telkens meerdere miljarden euro opbrengen. Voor hen gaat het erom dat de miljardenwinsten worden veiliggesteld.
Na één tot drie jaar werkloosheid moet een gezinshoofd rondkomen met 1.090,70 euro per maand, een samenwonende met 483,86 euro per maand. Tegelijk wordt moord en brand geschreeuwd door de grote managers van de publieke bedrijven als wordt voorgesteld dat hun jaarloon zou beperkt worden tot 290.000 euro… Als dat “misionarislonen” zijn, zoals Luc Vanden Bossche beweert, wat is een uitkering van 483,86 euro per maand dan?
Wie zijn nu eigenlijk de profiteurs: diegenen die proberen te overleven met een inkomen dat ervoor zorgt dat er op het einde van het loon (of uitkering) nog een stuk maand over is? Of diegenen die zich in luxe wentelen en eigenlijk niet meer weten wat ze met al hun geld moeten doen? Bij de start van het nieuwe jaar verklaarde Anne Demelenne van het ABVV dat de hervorming van het werkloosheidsstelsel een sociale ramp betekent. In het kader van de verkiezingen zouden er acties komen om de eisen “aan de gevestigde partijen over te brengen”. Op die kringen moeten we niet rekenen. We hebben nood aan een actieplan om de strijd tegen de neoliberale plunderpolitiek te stoppen. Dat moeten we koppelen aan de opbouw van een politiek instrument dat onze belangen vertegenwoordigt.
-
Alles staat klaar voor lange verkiezingscampagne
Er valt voor het komende halfjaar niet meer aan te ontsnappen: alle spindoctors van de gevestigde partijen zijn aan het werk gegaan. Met een reeks van partijcongressen die de verkiezingscampagne voorbereiden, waarbij de bekendmaking van de voorstellen die aan het komende N-VA-congres ter goedkeuring worden voorgelegd de meeste krantenpagina’s heeft opgeëist, is de toon gezet.
Hoe hard besparen?
Op zich hadden de congressen weinig nieuws te melden, toch voor wat betreft fundamentele beleidsterreinen als de sociale zekerheid, hoe te vechten tegen de crisis, hoe de economie terug aan de praat krijgen,… Rond de grote thema’s kregen we van de traditionele partijen slechts vage uitspraken. Hun “vernieuwende voorstellen” bestonden meestal uit kleine ideetjes. Enkel de N-VA creëerde duidelijkheid over hoe ver de partij bereid is te gaan in het besparingsbeleid. Hoever dat is, blijkt uit het feit dat zelfs Open Vld waarschuwde voor een sociale woestijn als bijvoorbeeld het voorstel om op snel tempo de staatsschuld volledig af te betalen zou uitgevoerd worden. Ook verschillende figuren uit de Franstalige liberale MR vonden de plannen te ver gaan.
De sp.a heeft van de verlaging van de BTW op energie haar eerste echte campagnewapen gemaakt, de CD&V zou haar verzet in de regering hierover hebben opgegeven. De Vlaamse sociaaldemocraten wilden zich zo van hun linkse kantje tonen – het voorstel voor BTW-verlaging komt uit de koker van de PVDA – in de hoop kiezers opnieuw te kunnen overtuigen van een stem voor ‘het minste kwaad.’ In tegenstelling tot de PVDA legt ze echter uit dat een BTW-verlaging ook voor het patronaat (en de regering) een gunstig gevolg heeft: het pas later overstijgen van de spilindex, wat voor de private en de openbare bazen een pak geld bespaart. Kwestie van tegenover het patronaat niet als ‘onverantwoordelijk links’ te worden voorgesteld…
De PS rekent dan weer op haar banden met de vakbonden, mutualiteiten en andere onderdelen van de arbeidersbeweging om stand te houden in de komende verkiezingen. De index is niet afgeschaft, de werkloosheidsuitkeringen zijn niet in de tijd beperkt, er zijn geen grote rondes van naakte ontslagen geweest in de openbare diensten,… Dat is de boodschap die moet worden overgebracht: zonder de PS was het zoveel slechter geweest! Dat de index verder is uitgehold (zo moeten we ondertussen de solden doen om onze koopkracht gelijk te houden), dat de maatregelen in de werkloosheid tienduizenden vooral vrouwen en jongeren tot mini-uitkeringen en dus afhankelijkheid van partner of ouders veroordelen en nog eens tienduizenden werklozen met schorsing bedreigen, dat er op alle niveaus veel ambtenaren die met pensioen gaan niet vervangen zullen worden met alle gevolgen van dien voor de werkdruk voor de overblijvers, terwijl schoolverlaters daar alvast geen werk meer hoeven te zoeken,… Daarover zal de partijleiding van de PS in alle talen zwijgen.
En ja, het klassieke gekrakeel tussen sociaaldemocraten en liberalen gaat weer zijn gangetje, met de christendemocraten met ‘rustige vastheid’ als het ‘verantwoordelijke midden’. Maar het is eveneens duidelijk dat de drie traditionele partijen en de groene partijen zich aan één kant van de barrière bevinden en de N-VA aan de andere, niet enkel wanneer het over confederalisme gaat. De N-VA kiest voor de open aanval, de rest gaat voor het verderzetten van een beleid die wel de aanval voert, maar dan verpakt in een sociaal kleedje om sociale onrust tegen te gaan.
Niets nieuws onder de zon sinds 2010?
De zaken zijn dus wel anders dan in 2007 en 2010: er is een front gesloten tegen de N-VA. Met bezorgdheid om de belangen van de werkende bevolking heeft dit echter niets te maken, wel met angst voor onbestuurbaarheid op een moment dat de burgerij grote structurele aanvallen wil uitvoeren en dat eindelijk kan door de ‘electorale rust’ die na 2014 zal optreden. Het is juist om de werkende bevolking op een meer efficiënte wijze de rekening te presenteren van de crisis dat het anti-N-VA-front is gesloten.
Voor de arbeidersklasse is dus niets te vinden in beide kampen. Van de partijen die traditioneel verbonden zijn aan de vakbonden valt enkel te verwachten dat ze wat koffielepeltjes suiker bij de liters azijn zullen voegen. Bij de N-VA serveert men enkel sterk geconcentreerde azijn, maar de kans dat deze door de arbeidersbeweging onmiddellijk wordt uitgekotst in massaal verzet, is bij dergelijke toediening vrij waarschijnlijk.
Maar in tegenstelling tot 2007 en 2010 zijn er schuchtere eerste stappen te zien in de ontwikkeling van het klassenbewustzijn. De invloed van de oproep van het ABVV van Charleroi is momenteel nog vrij beperkt en binnen het ABVV is de leiding nog steeds gewonnen voor een ‘minste kwaad oproep’ naar de verkiezingen van 2014 toe. Maar het werk dat door Piron en de zijnen wordt verzet, is onschatbaar, zelfs als de eerste resultaten nog onder de oppervlakte blijven hangen. Ze trekken de discussie onder de meest bewuste en gepolitiseerde syndicalisten open over welk soort partij de klasse nodig heeft, op welke basis een programma zich moet vestigen,… LSP werkt dan ook volop aan de oproep mee. Zelfs als deze oproep niet meer tijdig zou leiden tot echte linkse eenheidslijsten, biedt de electorale vooruitgang van de PVDA aan strijdbare arbeiders en jongeren op zijn minst de kans een linkse proteststem uit te brengen, wat ook alweer de discussie over de noodzaak aan een brede linkse partij en strijd voor linkse eisen zal voeden.
Wie komt in 2014 aan de macht?
Waar de peilingen lang een constante groei voor de N-VA lieten zien, toonden de meest recente peilingen dat die stijging op z’n minst gestopt is. Het front van traditionele partijen en de groenen die in de regering-Di Rupo en tijdens de onderhandelingen over de zesde staatshervorming gevormd is, heeft daar uiteraard veel mee te maken. In plaats van constant op elkaar te mikken, hebben ze nu allemaal voornamelijk de N-VA in het vizier.
Maar er is meer. De houding van de Vlaamse pers is niet meer die van 2010, toen burgerlijke journalisten massaal onder de bekoring van de charismatische Bart De Wever kwamen. In de ‘kwaliteitspers’ kwam in de laatste periode een kentering en de N-VA komt sindsdien veel meer op een negatieve manier in de pers: het negeren van het referendum tegen privatisering in Sint-Niklaas, het uiteenvallen van de coalitie rond N-VA in Turnhout, voorstellen die constitutionele rechten schaden (vreemdelingentaks in Antwerpen, hoofdoekverbod in de gemeenteraad in Boom, en dergelijke), ruzie over de uitspraken van Bracke,… Tegelijk werd een andere, meer positieve houding ingenomen tegenover de federale regering en vooral Di Rupo zelf, die zich volgens peilingen nu ook in Vlaanderen ‘populair’ kan noemen.
En ook andere burgerlijke instellingen hebben zich in het anti-N-VA-kamp geplaatst. Zo maakte de CD&V-gouverneur van de provincie Antwerpen het eerste voorstel van vreemdelingentaks in ’t Stad ongedaan en recent verwees het Grondwettelijk Hof het Vlaamse decreet ‘Wonen in eigen streek’ naar de vuilnisbak wegens discriminerend en in strijd met Europese richtlijnen. Alles staat dus klaar om de door de burgerij gewenste verderzetting van de regering Di Rupo, eventueel aangevuld met de groenen, mogelijk te maken. Voorwaarde voor een snelle regeringsvorming is echter wel dat de N-VA niet té sterk scoort: met een resultaat onder de 30% zal de zaak waarschijnlijk snel beklonken zijn. Met een resultaat tussen 35 en 40% , wat de N-VA in de laatste peilingen niet meer haalt, wordt dat een pak moeilijker.
Indien het N-VA incontournable wordt – m.a.w. samen met het Vlaams Belang de helft van de Vlaamse stemmen haalt – zal de burgerij in haar oude trukendoos moeten graven. In de Belgische geschiedenis zijn best wat voorbeelden te vinden waarbij groot geworden niet-traditionele partijen op snel tempo verbrand worden in de regering, meestal door hen de ministers te leveren op die posten waar harde asociale aanvallen geleverd moeten worden. Dergelijke regeringen zijn weinig stabiel en vallen dan ook snel, waarna opnieuw ‘betrouwbare’ partijen het voor het zeggen krijgen. Als zo’n omweg nodig is , een rechtse regering onder leiding van de N-VA en zonder sp.a en vooral PS, zal die korte regeringsperiode echter wel gebruikt worden om een aantal zware aanvallen door te voeren, aanvallen die door de erop volgende ‘verantwoordelijke’ en ‘sociale’ regering niet volledig zullen worden teruggeschroefd.
Federalisme, confederalisme, regionalisme, communautarisme, separatisme…
Recent voegde Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) ook “conseparatisme” toe aan het lijstje – hij zal wel vinden dat dat gevat klinkt. Arbeiders en jongeren worden nu al jarenlang met dergelijke termen rond de oren geslagen. Het sterk technische en academische karakter van die discussie in de media, waarbij steevast grondwetspecialisten aan het woord komen, maakt dat de meeste mensen dergelijke artikels gewoon overslaan, zelfs als dat betekent dat ze de helft van hun krant niet lezen. Die afstand wordt bewust gecreëerd – over de nationale kwestie is in België altijd al beslist in door oude mannen die zich in achterkamertjes verzamelen en de Belgische elite wil dat liefst ook zo houden.
De verwarring vloeit ook voort uit het feit dat dergelijke termen op verschillende manier geïnterpreteerd kunnen worden. Zo verdedigen CD&V en N-VA beide het “confederalisme”, waarbij dat voor N-VA min of meer openlijk slechts een opstap is voor Vlaamse onafhankelijkheid. In beide visies krijgen de deelstaten meer bevoegdheden en macht, maar de CD&V wil een veel belangrijker pakket bevoegdheden op het nationale vlak behouden. De N-VA laat o.v.v. financiering bijna enkel nog de BTW aan het nationale vlak en die mag volgens de partij enkel worden gebruikt om de staatsschuld af te bouwen. De rest van de federale werking – bijna enkel nog defensie – wordt gefinancierd via dotaties vanuit de deelstaten. De CD&V heeft ondertussen al een aantal van haar Europese collega’s aan het woord gelaten om duidelijk te maken dat een dergelijke structuur door de EU niet aanvaard zou worden.
Beide partijen willen met hun “confederalisme” de Vlaamse en Waalse arbeidersklasse uiteenspelen om zo een harder besparingsprogramma op de kap van de meerderheid van de bevolking door te voeren. Het verschil tussen hen beide is voornamelijk dat CD&V wel rekening houdt met het verzet van de vakbonden – ze willen geen terugkeer naar de onstabiliteit die sinds de tweede helft van de jaren ’70 begon te ontwikkelen als reactie op het harde besparingsbeleid dat werd ingezet. De rust kwam pas terug in ’87-’88 met een rooms-rode regering die van haar banden met de vakbonden gebruik maakte om er dan uiteindelijk toch in te slagen de begrotingstekorten en de staatsschuld af te bouwen met de enorme, ongeziene structurele beparingsoperatie die het Globaal Plan (’93.) was. De N-VA denkt zich te kunnen permitteren daarmee geen rekening te houden, de burgerlijke partijen weten door scha en schande beter.
En dan is er Open VLD die eerst het confederalisme in haar programma had, maar nu opnieuw is overgeschakeld op federalisme. Maar dan blijkt uit interviews wel dat dit niet noodzakelijk tot een gemakkelijker discussie met de Franstalige partijen zal leiden. Ze willen immers de “confederale” elementen die nu al deel uitmaken van de Belgische staat ongedaan maken: de paritaire regering (wat de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Franstalige partijen in de federale regering doet verdwijnen), de dubbele meerderheden die voor tal van beleidsterreinen nodig zijn, de procedures van het belangenconflict en de alarmbel (die de deelstaten kunnen gebruiken als ze van oordeel zijn dat hun bevolking benadeeld wordt door de federale overheid),… Ze zijn vergeten dat een deel van de Belgische staatstructuur er ook is gekomen onder druk van Waalse regionalisten!
De Franstalige partijen verdedigen min of meer het status quo – met name de federale staat zoals hij vandaag bestaat – hoewel o.a. bij de PS ook regionalistische stemmen opgaan die verder gaan dan zich te verheugen over de bijkomende bevoegdheden voor de gewesten die voorzien worden door de laatste staatshervorming. Het gekrakeel tussen de Franstalige instellingen, tussen Brussel en Wallonië, tussen regionalisten (die meer bevoegdheden of ronduit autonomie willen voor het Waalse en het Brusselse Gewest) en communautaristen (die vooral gericht zijn op de Franstalige Gemeenschap, enige tijd terug hernoemd tot Federatie Wallonië-Brussel, waarbij de het bestaan van Vlamingen in Brussel feitelijk worden ontkend), komt niet zo vaak aan bod in de Vlaamse pers, maar in de Franstalige pers is dat schering en inslag.
De complexiteit wordt dan nog eens opgedreven dat de discussie ook niet enkel gaat over confederalisme, federalisme of een unitaire staat (in die volgorde is het “normale” proces dat we terugvinden in de geschiedenis van echte federale staten zoals de VS – in België gaat het in de omgekeerde richting, wat maakt dat de term “federalisme” van de generatie Martens en Dehaene bij ons eigenlijk omschreven zou moeten worden als de ontrafeling van de unitaire staat). De vraag in België is ook gewoon over wie het gaat: de enen hebben het over confederalisme met twee gemeenschappen, de Vlaamse en de Franstalige (dominant in Vlaanderen), de anderen hebben het over federalisme gebaseerd op de drie gewesten, Vlaanderen, Wallonië en Brussel (dominant in Franstalig België) en nog anderen spreken over een staatstructuur die gebaseerd is op vier eenheden, met name de drie gewesten plus de Duitstalige Gemeenschap, die bij monde van haar minister-president heeft laten verstaan dat zij ook de gewestbevoegdheden (die nu bij Wallonië liggen) zelf in handen willen krijgen. Vier verschillende opties (federalisme, confederalisme, unitaire staat of splitsing van België) voor twee, drie of vier eenheden. Je zou van minder je krant laten liggen, ten minste als je niet gepassioneerd bent door – en grondig gevormd in – zaken als constitutioneel recht!
De arbeidersbeweging heeft zich in het verleden al vaak laten meeslepen door de nationale programma’s van de burgerlijke partijen. De zoektocht naar institutionele oplossingen die het kader van de samenleving – het kapitalisme – intact houden, loopt echter steevast uit op nederlagen voor de arbeidersklasse. De leiding van de arbeidersbeweging – de vakbondsleiding – moet de klassenstrijd op de eerste plaats stellen. Daarvoor moet de nationale kwestie niet worden ontkend – de arbeidersklasse moet om eenheid te bereiken juist strijd voeren voor essentieel democratische eisen die soms schuilgaan achter het communautaire geroezemoes – maar moet worden begrepen dat de burgerij de nationale kwestie misbruikt voor haar eigen belangen en dat de arbeidersbeweging nood heeft aan haar eigen eisen, haar eigen programma, haar eigen nationale partij die aansluiting zoekt bij de internationale arbeidersbeweging. Enkel op basis van het vooropstellen van de belangen van de meerderheid van de bevolking en het breken van de kapitalistische systeem zal een vreedzame en voor alle nationale bevolkingsgroepen bevredigende oplossing mogelijk zijn door het creëren van de mogelijkheid tot totaal vrije samenwerking tussen vrijwillige en evenwaardige groepen.
-
Goednieuwsshow Di Rupo contrasteert met groeiende problemen voor werkende bevolking
‘Formidable’ voor hen – ‘fort minable’ voor ons
De boodschap bij de regeringsverklaring loog er niet om. Die moet ons overtuigen dat ‘we’ opnieuw op de goede weg zitten en dat de regering erger heeft voorkomen. Het offensief begon al deze zomer met Di Rupo’s opsomming van alle ‘goede werken’ van zijn regering. Dit wordt nu verder gezet. Zonder twijfel hopen ze dit momentum vast te houden tot aan de verkiezingen van 2014.
Artikel door Els Deschoemacker uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’
De grote verdienste van deze regeringsploeg zou zijn dat ze de crisissfeer achter zich heeft kunnen laten en dat het vertrouwen langzaam maar zeker terugkeert. Dit werd ondersteund door de beste peilingen voor de regeringspartijen sinds de start van de regering. Di Rupo zou nu zelfs op de goedkeuring van 60% van de Vlamingen kunnen rekenen.
En inderdaad, als je de politieke rentree vergelijkt met die in Nederland of Frankrijk, waar nieuwe miljardenbesparingen in pensioenen, gezondheidszorg, uitkeringen,… voor extra onzekerheid en onstabiliteit zorgen, heeft deze regering door een geleidelijker tempo van saneringen te hanteren een te bruuske neergang in de koopkracht kunnen vermijden. Het befaamde Belgische recept waarnaar nu systematisch verwezen wordt, wordt als alternatief voorgesteld.
Dat het eerder een recept uit noodzaak was, omdat Di Rupo I bij haar aantreden niet over de nodige politieke autoriteit beschikte en ze heel goed besefte dat ze maar beter niet met vuur kon spelen door bovenop de politieke crisis een extra, maar veel gevaarlijker vijand, in het leven te roepen in de vorm van een radicaliserende arbeidersbeweging, wordt er zeer wijs niet aan toegevoegd.
Integendeel, alles moet dienen om de aandacht van de reële problemen af te leiden. Zonder daartoe bedoeld te zijn, worden ook de successen van de Rode Duivels of van Stromae gretig gerecupereerd. Alles is plots “formidable”.
Maar de goednieuwsshow komt wel heel wrang over als we de overstap maken naar de dagelijkse sociale problemen die onder deze regering niet af maar toenamen. Hoe voelen de ontslagen arbeiders bij Ford in Genk of bij Arcelor zich hierbij op een ogenblik dat ze geconfronteerd worden met collega’s die door de sociale miserie waarin ze terecht komen, ervoor kiezen om uit het leven te stappen? Of de inwoners van wijken als Meulenberg in Houthalen waar voor 27% van de jongeren geen job voorhanden is? België kent zelfs 110.000 zelfstandigen die met amper 833 euro per maand moeten rondkomen. Is het geen schande dat 1 op 10 kinderen in Vlaanderen in armoede geboren wordt, of 1 op 4 in Wallonië en nog erger 4 op 10 in Brussel? Dat is bijna de helft van alle kinderen! Dat is “fort minable” (erbarmelijk).
De realiteit is dat het Belgische recept van eerder trage maar gestage besparingen en een zogenaamd relancebeleid dat op vlak van loonkost de neerwaartse spiraal op Europees niveau verderzet, ons traag maar zeker steeds meer armoede, onzekerheid en werkloosheid brengt. Ook ‘zachte’ besparingen leveren ons harde tekorten op.
De arbeidersbeweging mag zich niet in slaap laten sussen en laten chanteren met het argument dat het alternatief van een meer rechtse regering met de N-VA erbij alleen maar erger kan zijn. Dat is waar. Deze formule zou slechts dienen om de werkende bevolking verder te verdelen en het tempo van aanvallen op onze verworvenheden verder op te drijven. Maar we mogen de keuze niet laten beperken tot harde en minder harde besparingen. Het enige alternatief in het belang van de werkende bevolking kan alleen van de werkende bevolking zélf komen. Het initiatief van het ABVV in Charleroi en Zuid-Henegouwen om op te roepen tot een links antwoord op dit beleid, kan verschillende linkse stromingen maar ook de arbeidersklasse zelf actief betrekken en mobiliseren. Dat verdient alle mogelijke steun!
-
Alles goed in scène gezet voor langste verkiezingscampagne ooit
Deze zomer, terwijl velen van ons een welverdiende vakantie genoten, hebben de diverse regeringen in dit land niet stilgezeten. We waren getuige van een opmerkelijke mise en scène – door de traditionele partijen en met de hulp van de burgerlijke media – om de langste verkiezingscampagne ooit in de beste omstandigheden te beginnen.
Artikel door Anja Deschoemacker uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’
Rustige vastigheid in aanloop naar verkiezingen
Straks moeten begrotingen op alle niveaus (federaal, gewesten en gemeenschappen, gemeenten) worden voorgelegd die het begrotingstekort van België onder de Europese normen duwen (voor België een tekort van maximaal 2,15%). De enormiteit van deze nieuwe besparingsoperatie (opnieuw meer dan 4 miljard euro) zal dit najaar echter aan velen voorbijgaan. Besparingen laten zich altijd pas later aan de lijve ondervinden, maar het aankondigingeffect leidt in veel gevallen tot ongenoegen en strijd.
Dit najaar hebben de traditionele partijen echter zelfs het aankondigingeffect van de tafel geveegd: voor de federale regering – de regering die het meest in vraag wordt gesteld – zal het nu slechts gaan over een kleine 200 miljoen euro gezien deze zomer reeds over 2,4 miljard euro besparingen werd beslist. Ook het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap hebben dit voorbeeld gevolgd en sneden deze zomer reeds de helft van de inspanningen voor 2014 weg, een goede 300 miljoen euro.
Bovendien werd een nieuwe koning geïnstalleerd en werkten de media reeds hard aan het opdrijven van de populariteit van Filip en Mathilde. Maar bovenal werd – in de zomerse luwte – over het eenheidsstatuut beslist, een beslissing die vrij eenzijdig ten goede kwam aan het patronaat en waarbij honderdduizenden bedienden en arbeiders aan de kant van de verliezers staan. Dat regering en patronaat hierin zijn geslaagd, is ook te wijten aan de houding van de leiding van de vakbonden die dit hebben toegelaten zonder enige vorm van strijd.
Wat met de N-VA?
De motivatie voor dit alles: voorkomen dat de verkiezingen volgend jaar in chaos en stilstand eindigen of, met andere woorden, voorkomen dat we naar een nieuw 2010 gaan. Volgens de gevestigde mediakanalen en alle traditionele partijen gaan de verkiezingen van 2014 dus vooral over het tegenhouden van de N-VA, die opnieuw heeft bevestigd dat ze zonder confederalisme niet in een federale regering stapt.
Gezien het confederalisme à la N-VA (met splitsing van de sociale zekerheid en het doorknippen van alle vormen van solidariteit over de taalgrens heen) voor de Franstalige partijen onaanvaardbaar is en geen enkele Vlaamse partij zich achter het voornemen van de N-VA wil scharen, is dit scenario echter zo goed als uitgesloten.
En zo hebben de media ons deze zomer dan ook getrakteerd op een hele waslijst van negatieve berichten over de lokale N-VA-mandatarissen: een Dilbeeks gemeenteraadslid die zijn broek afsteekt, de Turnhoutse N-VA die uiteenspat en de stad onbestuurbaar achterlaat, de beslissing in Sint-Niklaas om de privatiseringen van de huisvuilophaling toch door te voeren ondanks een referendum waarin een grote meerderheid zich daartegen uitsprak, de ‘antifraudecel’ in Aalst waar een onderzoek naar volgt of ze wel grondwettelijk is, of ook nog de pogingen van N-VA-Antwerpen om een ongrondwettelijke vreemdelingentaks op te leggen. Interne onenigheid kwam naar buiten met gegrom bij enige nationale N-VA-figuren over Geert Bourgeois die zich in de media voorstelde als kandidaat-minister-president en vooral na de uitspraken van Bracke over de mogelijkheid van een federale regering zonder confederalisme omdat het sociaaleconomische vlak (nog hardere besparingen) belangrijker is.
Onze stem komt niet aan bod
De toon is gezet, maar met de juiste instrumenten zou de arbeidersklasse niet naar de pijpen van de burgerlijke media en de burgerlijke traditionele partijen moeten dansen. Met een eigen partij die de belangen van de meerderheid van de bevolking verdedigt tegen het valse ‘algemeen belang’ dat in een kapitalistische samenleving altijd het belang van de kapitalisten blijkt te zijn, en met vakbonden die democratisch functioneren en met een leiding die de banden breekt met de burgerlijke en verburgerlijkte partijen die hen steeds meer hebben betrokken in het beheer van de crisis en in het doorschuiven van de factuur naar de grote meerderheid van de bevolking, zou de georganiseerde arbeidersklasse de vorige en komende aanvallen kunnen afslaan. De numerieke sterkte is er, evenals de organisatiegraad, om hierin te slagen. Maar er is geen arbeiderspartij en de leiding van de vakbonden is nauw verbonden met partijen (vooral PS en ook CD&V) die centraal staan in het uitwerken en uitvoeren van het programma van de burgerij.
Dat een nieuwe partij en een reorganisatie van de vakbonden tot democratische, van onderuit gecontroleerde en bestuurde strijdorganisaties nog voor 2014 uit de lucht zullen vallen, is hoogst onwaarschijnlijk. Er zijn echter geen omwegen, zonder die instrumenten blijven we veroordeeld tot vechten terwijl onze handen op onze rug zijn gebonden. Het is daarom dat strijdbare syndicalisten van zowel ABVV als ACV, jongeren die willen vechten voor verandering van dit systeem dat hun toekomst de nek omdraait, activisten uit de diverse sociale bewegingen,… zich in die langste verkiezingscampagne ooit moeten concentreren op het propageren en uitbouwen van het initiatief van het ABVV van Charleroi, dat samen met het CNE oproept tot het opzetten van een eigen politieke vertegenwoordiging.
Dit is bij verre de belangrijkste verandering in de laatste decennia binnen de vakbonden, een kans om na het verlies van een eigen partij (door de verburgerlijking van SP.a en PS) eindelijk terug stappen in de richting van een arbeiderspartij te zetten. Een arbeiderspartij die zelfs de best verpakte leugens van de burgerlijke partijen kan doorprikken en met succes strijd kan voeren tegen hun pogingen om de levensstandaard van de werkenden terug te brengen naar vooroorlogse omstandigheden. Een partij die maakt dat patroons als Mittal al niet bij voorbaat gewonnen hebben. En die ook maakt dat de werkende bevolking in dit land niet moet kiezen tussen de pest van de N-VA-strategie en de cholera van die van de andere gevestigde partijen.
Zoals je elders op deze website kunt lezen, zullen militanten van LSP zich de komende maanden op die taak concentreren: het propageren en mee verbreden van het initiatief van Charleroi. Ook indien dit initiatief er niet meer in slaagt om voor de verkiezingen van 2014 een eengemaakte linkse lijst in elkaar te boksen, zullen onze militanten er op de plaatsen waar we aanwezig zijn alles doen wat in hun mogelijkheid ligt om in die verkiezingen tot een eengemaakte linkse oproep te komen. Informeer je over het initiatief van Charleroi en doe mee!