Category: Partijnieuws

  • Schotland: voor de opbouw van een nieuwe socialistische partij

    De crisis in de Scottish Socialist Party heeft geleid tot een oproep van het Schotse parlementslid Tommy Sheridan voor de vorming van een nieuwe socialistische formatie. Wij steunen die oproep en willen meebouwen aan een nieuwe partij in Schotland. De oproep voor een nieuwe partij leidt tot een feitelijke splitsing van de SSP. Dat valt te betreuren, maar er was geen andere keuze.

    Standpunt van de International Socialists, onze Schotse zusterorganisatie

    Voor een nieuwe socialistische partij in Schotland. Arbeiders hebben politieke stem nodig

    Het platform van het Committee for a Workers’ International (CWI) in de SSP heeft besloten om de oproep voor de opbouw van een nieuwe socialistische partij in Schotland te ondersteunen.

    We denken dat de SSP effectief heeft afgedaan als een partij die in staat is om de arbeiders in Schotland te organiseren en te vertegenwoordigen. De naam van de SSP is door de modder gehaald door de acties van de meerderheid van de leiding. Het CWI denkt dat de energie en de inspanningen van socialisten nu beter gebruikt worden om een nieuwe formatie van de arbeiders op te zetten om tussen te komen in arbeidersstrijd en op te komen voor socialisme.

    Terwijl we de oproep voor een nieuwe partij steunen, zullen we ook voor volgende punten opkomen:

    1. De nieuwe partij moet een uitdrukkelijk socialistisch karakter hebben, ook in haar naam.
    2. Er moet minstens een basis van een actieprogramma zijn dat ingaat op centrale thema’s als armoede, lage lonen, oorlog, arbeidersrechten, oppositie tegen het neoliberaal beleid en andere thema’s waarmee de arbeidersklasse in Schotland en internationaal wordt geconfronteerd. Daarbij komen wij op voor een socialistisch alternatief.
    3. Democratische structuren voor de partij met een leiding die verantwoording verschuldigd is en met het recht van groepen of tendenzen in de partij om zich te organiseren en haar materiaal te verkopen, ook buiten de partij.
    4. Alle verkozenen van de nieuwe partij moeten leven aan een gemiddeld arbeidersloon
    5. We willen maximaal mobiliseren naar de bijeenkomst van 3 september waartoe is opgeroepen door Tommy Sheridan en Rosemary Byrne om de oprichting van een nieuwe partij te bediscussiëren.

    Het CWI verwelkomt de overwinning van Tommy Sheridan in de rechtszaak tegen het roddelblad News of the World. Dat was een overwinning voor de linkerzijde en voor socialisten in Schotland en internationaal tegen één van de grootste mediamachten in de wereld. Haar eigenaar, Rupert Murdoch, staat dicht bij Blair en Bush. Deze overwinning had dan ook belangrijke politieke gevolgen.

    Het zou ook een enorme impact kunnen hebben gehad op de SSP zelf. Ondanks onze politieke meningsverschillen met Tommy Sheridan, op basis waarvan Tommy en andere leidinggevende SSP-leden het CWI verlieten in 2001, denken we dat het mogelijk was om de overwinning op News of the World te gebruiken om de SSP terug op te bouwen.

    De overwinning van Sheridan had potentieel een overwinning kunnen vormen voor de volledige SSP. Jammer genoeg heeft een meerderheid in de huidige leiding met haar getuigenissen voor de rechtbank en andere acties duidelijk gemaakt dat ze nooit een overwinning van Sheridan zou aanvaarden. Die leiding probeert nu, ondanks alle schade die ze aanrichten, om de tactiek van de verschroeide aarde tegen Sheridan toe te passen.

    Dat is de enige conclusie die kan getrokken worden uit de aanhoudende persoonlijke campagne tegen Tommy Sheridan na zijn overwinning. De meerderheid in de leiding en hun controle over de website en het partijblad werden misbruikt om campagne te voeren tegen Tommy Sheridan. Dat is allemaal gedaan als poging om uit het politieke isolement te raken, zeker onder arbeiders en vakbondsmilitanten binnen en buiten de partij. We verwachten dat de meeste actieve vakbondsmilitanten de SSP zullen verlaten.

    Het is dringend nodig om de socialistische beweging in Schotland opnieuw op te bouwen op een principiële basis. Er zijn honderdduizenden Schotten die zoeken naar een alternatief op de traditionele partijen. Die hebben immers allen een variant van dezelfde destructieve neoliberale agenda.

    Ondanks onze politieke meningsverschillen met Tommy Sheridan, denken we dat hij een belangrijke rol kan spelen samen met honderden gewone SSP-leden en duizenden andere vakbondsmilitanten, jongeren en anti-oorlogsactivisten, om samen te bouwen een strijdbare en principiële socialistische bewegingen. De chaos en de vernielingen in Libanon en de nood om te strijden tegen armoede en ongelijkheid hier in Schotland, vereisen een socialistisch antwoord. Het CWI is vastberaden om mee te bouwen aan dat alternatief voor de arbeiders in Schotland.

    Achtergrondinformatie

    De International Socialists in Schotland werkten als platform binnen de SSP. We stonden daar bekend als het CWI-platform. Heel wat van onze leden waren stichtende leden van de SSP in 1998. Eén van onze leden, Sinead Daly, is verkozen in de dagelijkse leiding van de SSP. Onze leden spelen een actieve rol in de SSP en in de vakbonden in Schotland. Zo zijn we actief binnen de PCS, Unison, CWU, RMT,… Janice Godrich, de nationale voorzitster van de vakbond PCS, is lid van het CWI-platform. Onze leden kwam bij de verkiezingen reeds op als SSP-kandidaten in onder meer Dundee, Glasgow en Edinburgh.

    We blijven de ideeën van Militant in Schotland verder verdedigen. Samen met Tommy Sheridan, Alan McCombes en een hele reeks andere leidinggevende SSP-leden, waren velen van ons lid van Militant en nadien Scottish Militant Labour. In 2001 vertrokken een reeks leidinggevende SSP-figuren het CWI na een discussie over de noodzaak van een marxistische organisatie en de opvattingen waarvoor Militant gedurende al die jaren was opgekomen. De SSP-leiding is sindsdien steeds verder verwijderd van de opvattingen die ze in het verleden zelf heeft verdedigd.

    We produceren een regelmatige krant in Schotland onder de naam International Socialist. We maken deel uit van een internationale socialistische organisatie, het Committee for a Workers’ International. Het CWI is actief in meer dan 40 landen. Zo zijn we verbonden met de Socialist Party in Engeland/Wales en de Ierse Socialist Party.

    Nawoord

    LSP meent dat er heel wat lessen kunnen getrokken worden uit de ervaring van de Scottish Socialist Party. In 1998 was er in onze internationale organisatie een uitgebreide discussie over het opzetten van de SSP en meer specifiek over de werking van marxisten binnen een bredere formatie. Hier vind je de teksten van deze discussie. Een meerderheid van onze Schotse afdeling besloot om zich in de praktijk te ontbinden binnen een bredere formatie, de SSP. Een minderheid bleef georganiseerd in de International Socialists en behield haar eigen afdelingsvergaderingen, blad, pamfletten,… terwijl ook binnen de SSP werd gewerkt als marxistische tendens.

    Acht jaar na dit debat, stellen we vandaag vast dat de SSP-leiding niet enkel de noodzaak van een organisatie van marxisten overboord heeft gegooid, maar meteen ook enkele basisstandpunten. De evolutie van de SSP-leiding geeft aan hoe belangrijk het is om ook binnen nieuwe formaties georganiseerd te blijven en verder marxistische standpunten te blijven ontwikkelen en bediscussiëren.

  • Theorie. Welk soort partij bouwt LSP uit?

    We denken dat het nuttig is om eens dieper in te gaan op welk soort organisatie we met LSP uitbouwen. We willen deze tekst dan ook gebruiken om voor een stuk de historische context duidelijk te maken waarin marxisten tot bepaalde politieke en organisatorische conclusies kwamen, wat de werking van een revolutionaire arbeiderspartij betreft. De rol van organen als afdeling of district (en hun leidinggevende comités), maar natuurlijk ook van onze nationale structuren, is tenslotte afgeleid van onze algemene opvatting over de opbouw van een revolutionaire partij.

    Peter Delsing

    De manier waarop we ons organiseren is afgeleid van onze politieke ideeën. Zoals de Amerikaanse trotskist James Cannon stelde, in “The Struggle for a Proletarian Party”: “Organisatorische kwesties en methodes zijn niet onafhankelijk van het politieke programma, maar eraan ondergeschikt. In het algemeen vloeien de organisatorische methodes voort uit de politieke lijn. De hele betekenis van organisatie is het realiseren van een politiek programma.”

    De arbeidersbeweging wordt geconfronteerd met een sterk gecentraliseerde burgerlijke staat. De organen van de burgerij – van burgerlijke partijen, gerecht, media tot de essentie van de staat als dwangmacht, in de vorm van politie en leger – hebben decennia van ervaring in het misleiden en onderdrukken van de arbeidersbeweging. Recent leerde de beweging tegen het Generatiepact wat de essentiële rol is van het gerecht (o.a. via dwangsommen tegen stakingspiketten) en de burgerlijke media (die zich allemaal tegen de staking keerden en vooral oog hadden voor de “overlast” en “chaos” van de staking).

    De heersende klasse heeft bij haar politici en generaals de lessen uit de strijd voor haar klassebelangen opgeslagen. Daartegenover heeft de arbeidersklasse eveneens een leiding en een partij nodig die de lessen uit de klassenstrijd heeft geleerd. Een gecentraliseerde, maar democratisch werkende, partij.

    Onder het kapitalisme, stelde Marx, zijn de heersende ideeën de ideeën van de heersende klasse. Het is in periodes van fundamentele crisis van de maatschappij, waar het kapitalisme sinds midden jaren ‘70 in terecht is gekomen, dat die heersende ideologie door bredere lagen in vraag wordt gesteld. Maar gezien het gewicht van de heersende burgerlijke ideeën, in periodes die nog niet revolutionair of prerevolutionair te noemen zijn, betekent dit ook dat er gradaties zijn in de strijdbaarheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse.

    Ook op de werkvloer tijdens een staking, of als scholieren een actie in elkaar steken, zie je dat er een harde kern is die het meest actief of betrokken is, met daarrond anderen die bij dit of dat aspect van de actie willen helpen, sommigen zijn dan weer passieve sympathisanten, en anderen zijn helemaal nog niet actief betrokken. Met de LSP richten we ons in eerste instantie op de meest bewuste, actieve en strijdbare arbeiders en jongeren, wat we de “voorhoede” noemen.

    Via die voorhoede willen we op termijn de brede massa’s organiseren rond hun directe belangen, die meer en meer – gezien de crisis van het huidige systeem – rechtstreeks verbonden zijn met de strijd voor een socialistische maatschappij.

    Samengevat kan je op basis van het voorgaande stellen: de LSP bouwt aan een democratisch centralistische voorhoedepartij, die op termijn de basis moet leggen voor een revolutionaire massapartij. Hieronder leggen we concreter uit wat we met deze termen bedoelen.

    Waarom een gecentraliseerde leiding? – het meningsverschil met de anarchisten

    In tegenstelling tot de meeste anarchistische stromingen, denken we als marxisten niet dat de uitbouw van een leiding per definitie slecht of gecorrumpeerd is. Anarchisten, die als sociale basis meestal de sociaal vervallen kleinburgerij hebben, hebben een natuurlijke hekel aan alle vormen van gezag. Het probleem is dat ze dit van kapitalistisch gezag ook uitbreiden naar – en dit is iets compleet anders – “gezag” binnen een revolutionaire partij, of zelfs binnen een arbeidersdemocratie met een gecentraliseerde leiding.

    Los van het feit dat het anarchistische ideaal van kleinschalige samenwerking van bedrijven onder arbeidersbeheer niet haalbaar is binnen een moderne (wereld)economie, is een leiding binnen een marxistische partij – en binnen een gecentraliseerde arbeidersstaat – democratisch verkozen en permanent afzetbaar (d.w.z.: op elk moment afzetbaar door het orgaan dat hen heeft verkozen, door een meerderheid van de stemmen). Ze is regelmatig verantwoording verschuldigd aan de leden en wordt geëvalueerd of verworpen op nationale (of lokale) congressen. Ze verdient bovendien niet meer dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider.

    We denken dus niet dat het hebben van een verkozen en afzetbare leiding, die geen materiële belangen heeft los van die van de klasse of het lidmaatschap, “autoritair” kan worden genoemd. We denken daarentegen wel dat het essentieel is dat er een kader wordt gecreëerd, dat op alle leidinggevende niveaus regelmatig wordt vernieuwd en uitgebreid, precies om de lessen uit de strijd te kunnen trekken, en om vroegere ervaringen te behouden en over te dragen naar een nieuwere generatie.

    Van de afdeling tot het Nationaal Comité streven we naar de vorming van leidinggevende teams, waarin zoveel mogelijk leden naar eigen vermogen worden betrokken en gevormd. Dit doen we om tegenover de sterk gecentraliseerde instrumenten van de burgerij een stevig instrument – in laatste instantie een revolutionaire massapartij – te kunnen plaatsen.

    Het is, bijvoorbeeld, moeilijk denkbaar hoe de arbeidersmacht in Rusland na oktober 1917, en geconfronteerd met meer dan 20 buitenlandse kapitalistische legers, had kunnen standhouden als de sovjets (of arbeiders- en soldatenraden) zich niet ook regionaal en nationaal hadden georganiseerd in een getrapte arbeidersdemocratie, inclusief een centrale, democratisch verkozen Sovjetregering. Tegenover de bureaucratisch gecentraliseerde, meestal onverkozen (gerecht, politie, leger) en zeker niet permanent afzetbare structuren van de burgerij, en haar pogingen tot contrarevolutie, dient een gecentraliseerde, maar democratisch verkozen, arbeidersmacht te staan.

    Trouwens, ook binnen anarchistische groepen heb je meer ervaren “leiders”, maar in veel van die groepen (er zijn verschillen) dan niet democratisch verkozen, waardoor je ze ook moeilijker voor genomen beslissingen ter verantwoording kan roepen. De beste traditie van de arbeidersbeweging is om met verkozen en permanent afzetbare leidingen te werken – van de structuren van een revolutionaire partij tot een stakingscomité of een arbeidersraad (sovjet). In die traditie schrijven wij ons in.

    Een voorhoedepartij: wat is het – en wat is het niet?

    Een concept dat zowel door stalinisten als door burgerlijke scherpslijpers compleet werd misvormd is dat van een voorhoedepartij van de arbeidersklasse. Door burgerlijke ideologen wordt de indruk gewekt dat het hier gaat om een “elitaire” opvatting van de partij. Je hebt zogenaamd een kleine groep van socialisten die de waarheid in pacht hebben en die de spontane bewegingen van de “politiek onwetende” arbeidersklasse gebruiken om de macht te grijpen. Niet verwonderlijk dat vele van die burgerlijke ideologen in deze complete misvorming van Lenins ideeën over de voorhoedepartij een voorbode van het stalinisme zagen.

    Maar ook stalinisten, waar ze nog bestaan, bedienen zich nog altijd van deze karikatuur om meer of minder openlijk hun opvatting over de bureaucratische, totalitaire eenpartijstaat als “socialisme” te laten paraderen. Voor een stuk grijpen ze daarbij terug naar de fout van Lenin in “Wat te doen?” (1902), waar die verkeerdelijk stelde dat “de arbeiders uit zichzelf niet tot socialistische standpunten kunnen komen”, en dat de revolutionairen die “van buitenaf” moeten binnenbrengen in de beweging.

    Lenin stelde hierover achteraf dat hij in de discussie, in de hitte van de polemiek, teveel “de stok in de andere richting had omgebogen”. Hij deed dit tegenover de opportunistische stroming van de “economisten” binnen de Russische sociaal-democratie, die de strijd enkel wilden beperken tot vakbondseisen en het belang van politieke eisen tegen het tsaristische systeem minimaliseerden. Dit ondermijnde natuurlijk Lenins streven naar een sterke, nationaal georganiseerde marxistische partij.

    Het is duidelijk dat arbeiders op basis van hun eigen ervaring wel tot de nood van een socialistische maatschappij kunnen komen. Tegelijkertijd is het ook duidelijk dat het bestaan van een partij met een gevormd lidmaatschap dit proces van het komen tot wetenschappelijke conclusies, gebaseerd op de voorgaande ontwikkeling van de maatschappij en de arbeidersstrijd, enorm kan versnellen en essentieel zal zijn in de effectieve omverwerping van het kapitalisme. De arbeiders kunnen uit zichzelf tot socialistische ideeën komen, maar zonder een partij kunnen ze het kapitalisme nooit verslaan.

    De opvatting van Lenin over een voorhoedepartij was helemaal niet “elitair”. Ze was gebaseerd op de realiteit dat verschillende lagen van de arbeidersklasse een verschillend bewustzijn hebben onder het kapitalisme, dat er verschillen zijn in activiteit en strijdbaarheid, en dat het behoud van een duidelijk socialistisch programma vereist dat je eerst de meest strijdbare minderheid van de arbeiders en jongeren probeert te organiseren. Op momenten van radicalisatie, zoals met de revoluties van 1905 en 1917, gooiden de Russische marxisten de rangen van de partij open, maar zonder hun programma overboord te gooien of te laten verwateren. Integendeel: door het op basis van concrete eisen, slogans en ordewoorden met de beweging van de massa’s te verbinden.

    Het hele concept van een voorhoedepartij is volledig tegengesteld aan alles wat ingebakken “elitair” of “exclusief” is: de bedoeling is juist om op momenten van massa-actie het bewustzijn van bredere lagen, van de massa van de bevolking, op te tillen tot dat van de voorhoede. Tijdens de revolutie van 1917, zo merkte Trotski op, was op basis van de bolsjevistische propaganda en agitatie zelfs onder veel gewone boeren duidelijk dat het welslagen van de revolutie afhing van haar uitbreiding naar het ontwikkelde, industrieel gevanceerde West-Europa.

    De organisatie van revolutionaire socialisten: van Marx naar Lenin

    Vanaf het moment dat Marx en Engels gezamenlijk hun socialistische wereldopvatting uitwerkten, als programma vastgelegd in het Communistisch Manifest van 1848, streefden ze naar de omzetting van theorie in praktijk. Het Manifest zelf hadden ze geschreven op vraag van de kleine Bond der Communisten. Marx en Engels waren geen salontheoretici, maar wilden actief een politiek instrument helpen uitbouwen om de wereld te veranderen.

    Marx zelf stelde in het Communistisch Manifest van 1848: “De communisten zijn, enerzijds, in de praktijk de meest resolute en vooruitstrevende sectie van de partijen van de arbeidersklasse van elk land; anderzijds, hebben ze op theoretisch vlak voor op de brede massa van de arbeiders dat ze de marsrichting, omstandigheden en uiteindelijke doelstellingen van de arbeidersbeweging duidelijk begrijpen.”

    De Bond der Communisten van 1848 had nog vele kenmerken van een ondergrondse organisatie, vanwege de repressie van de burgerij. In 1864 werd de Internationale Arbeidersvereniging opgericht: de Eerste Internationale. Ze bestond onder meer uit Engelse syndicalisten (waarvan velen meer reformistisch waren dan revolutionair), Franse socialisten en zelfs Italiaanse radicale burgerlijke nationalisten (Mazzini). Marx en Engels probeerden via de Eerste Internationale het concept van een internationale organisatie van de arbeidersklasse breder te vestigen en een meerderheid te winnen voor een echt revolutionair programma.

    Uit de formulering in het Communistisch Manifest en de manier waarop ze tussenkwamen in de Eerste Internationale kan je afleiden dat Marx en Engels steeds een zeer principiële overtuigingsstrijd voerden voor hun ideeën. Ze lieten hun argumenten en invloed gelden, maar niet noodzakelijk met een aparte organisatie van revolutionairen, met eigen structuren, waarmee de tussenkomst in de bredere formaties werd voorbereid en politiek onderbouwd.

    Een verslechterende objectieve situatie – de nederlaag van de Parijse Commune in 1871 – en de meningsverschillen met de anarchist Bakoenin zouden de Eerste Internationale doen opbreken. Engels schreef achteraf: “Ik denk dat de volgende Internationale, nadat de geschriften van Marx enkele jaren ouder zijn geworden, direct communistisch zal zijn en onze principes zal overnemen.”

    In 1889 werd de Tweede Internationale opgericht, officieel socialistisch met een sterke marxistische invloed. In de praktijk was de Internationale echter meer een federatie van nationale partijen dan een eengemaakte revolutionaire kracht met een democratisch verkozen, gecentraliseerde leiding. De kloof tussen de revolutionaire woorden en de reformistische praktijk toonde zich in bijna alle sociaal-democratische partijen doorheen hun steun aan de wereldoorlog van 1914-1918, een imperialistische slachting voor de werkende bevolking.

    Enkel de bolsjevistische fractie van de sociaal-democratie in Rusland, rond Lenin, en enkele geïsoleerde marxisten in de rest van Europa bleven het revolutionaire internationalisme verdedigen. Deze politieke consistentie van de bolsjevieken was mede te danken aan Lenins concept van een “voorhoedepartij”, ontwikkeld in zijn boek “Wat te doen?” (1902). De bolsjevieken werden niet weggeblazen door tijdelijke stemmingen binnen de arbeidersklasse, die jammer genoeg versterkt waren geweest door de reformistische, sociaal-democratische leiders van de Tweede Internationale.

    Lenins klemtoon op de uitbouw, in eerste instantie, van hoofdzakelijk een kaderorganisatie, in plaats van een partij die direct de hele klasse probeert te omvatten, was ongetwijfeld beïnvloed door de omstandigheden onder de tsaristische politiedictatuur. Een lossere, brede partij zou onmiddellijk ook gevoelig zijn voor politie-infiltranten.

    Het concept van een voorhoedepartij heeft echter een meer algemene geldigheid. Enkel door zich steeds als aparte fractie of partij te organiseren kunnen marxisten op de meest effectieve manier in bredere formaties, op basis van een gemeenschappelijk minimumprogramma, of bewegingen tussenkomen. Een revolutionaire organisatie mag haar programma niet aanpassen aan het allerlaagste bewustzijn onder de arbeiders en ijvert voor haar standpunten, maar ondersteunt tegelijk elke reële stap vooruit van de bredere arbeidersbeweging. Denk in dit geval ook aan onze houding tegenover een nieuwe arbeiderspartij in België.

    Het meningsverschil met de mensjevistische stroming binnen de Russische sociaal-democratie, op het Londense congres van 1903, geeft een beeld van hoe Lenin een marxistische organisatie zag. Deze kwestie draaide rond het feit of elk lid actief moest zijn in de opbouw van de partij. Lenin vond van wel. De mensjevieken, daarentegen, stonden voor een veel lossere invulling, naar het West-Europese voorbeeld, waarbij “iedere staker” lid zou moeten kunnen worden. In de praktijk bedoelden ze meer iedere student of intellectueel met vage sympathie voor de arbeidersbeweging. Daartegenover stelde Lenin de noodzaak van actieve deelname aan de partijactiviteiten en politieke eenheid over een revolutionair programma.

    Ook bij LSP stellen we fundamenteel twee voorwaarden aan de leden: actief zijn – natuurlijk binnen de eigen mogelijkheden – en de partij financieel ondersteunen via een ledenbijdrage. Een actieve betrokkenheid is volgens ons nodig om gezamenlijk lessen te kunnen trekken, om leden te vormen – die anders bewust of onbewust door de burgerij in haar ideeën zouden worden “gevormd”.

    Actieve deelname is ook nodig om de democratie binnen de organisatie te garanderen. Wij willen niet dat – zoals in sociaal-democratische en stalinistische partijen doorgaans het geval is – enkel een kleine groep de belangrijke beslissingen neemt. We willen dat heel het lidmaatschap, in elk stadium van opbouw van de partij, via democratische discussie ons programma, onze strategie en tactieken leert kennen en kan beargumenteren naar anderen toe. Precies omdat we geen partij van een bewuste minderheid binnen de klasse willen blijven, maar op termijn willen groeien naar een massapartij met een beslissende invloed onder de arbeidersklasse. Hoe meer politiek gevormde en actief betrokken leden we hebben, hoe sneller we – mits de juiste oriëntatie en overgangsbenadering – een bredere laag kunnen bereiken en integreren in onze organisatie.

    Als Lenin sprak in termen van “beroepsrevolutionairen” dan bedoelde hij niet een club van “fanatieke en onnadenkende robotten” – wat de burgerij er graag van maakt – maar leden die zich het programma en de perspectieven van het socialisme hebben eigen gemaakt, er zelfstandig over hebben nagedacht, en als conclusie daarvan de uitbouw van de arbeidersbeweging en de revolutionaire partij als een essentiële activiteit in hun leven beschouwen. Natuurlijk zal het marxisme zo’n term, afhankelijk van de politieke omstandigheden, meer of minder rekbaar invullen. Onder een politiedictatuur, een regime waaronder de bolsjevieken het grootste deel van de tijd werkten, heb je minder ruimte voor het politiek overtuigen en consolideren van leden dan onder een relatief vrije, parlementaire democratie.

    Democratisch centralisme versus bureaucratisch centralisme

    Laat ons tot de definitie van democratisch centralisme komen door eerst te bekijken wat het niet is: het bureaucratisch centralisme. Bureaucratisch centralisme vereenzelvigen we met de sociaal-democratie en het stalinisme (natuurlijk hangen ook de openlijk burgerlijke partijen deze organisatievorm aan). Ook hier vloeien de organisatorische methodes voort uit de politieke doelstellingen. Het beheer en in stand houden van ongelijke, elitaire maatschappijvormen – het kapitalisme en de stalinistisch geplande economie, maatschappelijke systemen die wel een fundamenteel verschillende sociale basis hebben – leidt tot een strijd om de tekorten, om goed betaalde jobs en invloedrijke postjes.

    Het democratisch debat in de sociaal-democratie en de andere burgerlijke partijen wordt misvormd doordat ze, in essentie, een programma verdedigen waar enkel een kleine minderheid beter van wordt. De actieve basis van de burgerlijke partijen wordt op die manier verengd tot hoofdzakelijk carrièristen en postjesjagers – geen arbeiders die door strijd de maatschappij willen veranderen – waarbij de leiding in een positie zit om eigenhandig, aan de beste volgelingen van de partijtop, goedbetaalde jobs en invloedrijke posities uit te delen.

    Deze materiële omstandigheid stimuleert – vanzelfsprekend – het open, democratische debat niet. En precies omdat elke sociaal-democratische of openlijk burgerlijke partij een programma verdedigt waar enkel een minderheid beter van wordt, maar ze ons voorhouden dat ze heel de maatschappij vooruithelpen, smoren ze open en tegensprekelijk debat liever in de kiem.

    De bedoeling is niet om bij sociaal-wetenschappelijke waarheden uit te komen, maar om een goed betalende carrière te handhaven, of kruiperig uit de brand te slepen. En zoals we ook van de vakbondsbureaucratie weten: mensen met verwarde ideeën, maar tevreden met hun materiële en maatschappelijk positie, beginnen ondemocratisch te maneuvreren om die positie te handhaven. Wie besliste om de acties tegen het Generatiepact stop te zetten? De basis? Neen, de bureaucratische vakbondsleidingen van ACV en ABVV namen onder elkaar die beslissing, zonder democratische inspraak en stemmingen van de basismilitanten, die in de loop van de strijd enkel werden “geconsulteerd”. Waarbij de bureaucratische top toch haar zin deed.

    Een programma dat het kapitalisme in crisis verdedigt, heeft nood aan zoveel mogelijk bureaucratische, en zo weinig mogelijk democratische besluitvorming. Het verdedigt zoveel mogelijk het nemen van de essentiële beslissingen achter gesloten deuren. Door een kleine, niet zomaar permanent afzetbare – wie kritiek heeft zet zijn carrière op het spel – club van bureaucraten. Bureaucratisch centralisme is het natuurlijke product van dit soort programma, en de burgerlijke of kleinburgerlijke elementen die het uitdragen.

    Binnen de sociaal-democratie, toen ze nog een burgerlijke arbeiderspartij was (en niet volledig verburgerlijkt), vormde de basis dikwijls een rem op de bureaucratisch-centralistische benadering van de partijtop. Op partijvergaderingen konden marxisten nog inspelen op de strijdbare en democratische gevoelens bij een laag van gewone arbeiders, die de SP.a of PS nog als hun partij beschouwden. Op die manier werden in Groot-Brittannië begin jaren ’70 marxisten in de leiding van de Labour Party Young Socialists verkozen. Midden jaren ’80 voerde onze Militant Tendency met de Labour-gemeenteraad van Liverpool een massale strijd tegen de regering-Thatcher, waarbij tienduizenden arbeiders en jongeren werden gemobiliseerd.

    In België, in 1974, verwierp de basis van de BSP op een “ideologisch congres” de tekst van partijleider Henri Simonet, ten voordele van het radicale en antikapitalistische Roodboek, naar voren gebracht door de Jongsocialisten. Enkele citaten uit de tekst “Socialisme Nu”, die de conclusies van het congres samenvatte: men spreekt over “de verdwijning van het kapitalistisch stelsel, dat de maatschappij in twee noodzakelijk vijandige klassen verdeelt…”. Verder komt de BSP op voor het “bevrijden van de maatschappelijke structuren uit de greep van de winst”, wordt er een “collectivistisch stelsel” bepleit en een “klasseloze maatschappij”. “De Socialistische Partij heeft het beheer van het kapitalistisch stelsel niet als roeping”, wordt er gesteld. Al is dat wel wat de bureaucratische leiding na het congres bleef nastreven.

    Kortom, tussen 1968 en 1974 weerspiegelde de oplevende golf van klassenstrijd in heel Europa zich nog in de sociaal-democratie (in sommige gevallen ook in haar reformistische tweelingbroer: het stalinisme). Tot ongeveer midden jaren ’80 bleef er nog een intern leven bestaan, waarin ook een belangrijke laag van arbeiders actief was. Met de deelname van de SP en de PS aan neoliberale regeringen, sinds 1987, en gezien het proces van de steeds verdere verrechtsing en uitholling van deze partijen na de val van het stalinisme vielen de democratische correcties vanuit de arbeidersbasis meer en meer weg. De bureaucratie vestigde een stevige greep over het partijapparaat. Niet de militanten, maar de politieke marketing – inclusief reclamebureaus en hun perceptieadviseurs – werden essentieel.

    Onze ex-minderheid Vonk, die zich vandaag nog altijd in de leeggelopen SP.a met de hielen heeft vastgezet, geeft enkele recente schoolvoorbeelden van vastgeroest bureaucratisch centralisme. Naar aanleiding van het ideologisch congres van 17 en 18 december 2005 schrijven ze: “Dat de voorbereiding voor het congres exclusief werd toegewezen aan gecentraliseerde werkgroepen wekt onze verontwaardiging. Hoe zit het met de rol van de partijafdelingen hierin? Zijn de leden dan enkel goed om krantjes te bussen tijdens de verkiezingen?”

    De top probeert debat aan de basis tegen te gaan. Congressen probeert men zelfs niet meer in de afdelingen op voorhand te laten bediscussiëren. Met het economisch congres van de SP.a, recent op 18 maart, ging het er niet anders aan toe. Vonk beklaagt zich erover dat “een aantal teksten worden gedeclareerd en vervolgens door een honderdtal vastbenoemde gemandateerden van de nodige waarmerken voorzien”.

    Wij denken niet dat deze trend te keren valt. Als er de laatste 15 jaar bewegingen waren van de arbeidersklasse richtten die zich eerder tégen de sociaal-democratie, dan dat de arbeiders er terug in actief werden en massaal probeerden om hun vroegere organisaties terug te winnen. Kijk naar de algemene staking tegen het Globaal Plan, uit 1993: numeriek de grootste staking uit de Belgische geschiedenis. In scherp contrast, echter, met de arbeidersstrijd begin jaren ’70 veroorzaakte dit geen radicalisatie en de vorming van een brede linkervleugel binnen SP of PS.

    Met de beweging rond het Generatiepact zagen we hetzelfde patroon. De woede van de arbeiders keerde zich eerder tegen de hele sociaal-democratie en haar ministers, dan ernaar toe. De tendens SP.a Rood, gelanceerd vanuit Vonk, is eerder een (klein) excuus voor niet bepaald als links gekende vakbondssecretarissen, dan een stroming die een reële aantrekkingskracht uitoefent op arbeiders die een politiek verlengstuk zoeken.

    Conclusie: de sociaal-democratie is vandaag een rechts, bureaucratisch-centralistisch gedrocht, totaal onaantrekkelijk voor arbeiders en jongeren die het gevecht willen aangaan tegen het neoliberale beleid.

    Net als de sociaal-democratie baseerde het stalinisme zich organisatorisch op bureaucratisch centralisme. Dit weerspiegelde de kleinburgerlijke reactie tegen de oktoberrevolutie. Gezien het isolement van de eerste arbeidersstaat in een industrieel en cultureel achtergebleven land – Rusland – drong midden jaren ’20 een laag van kleinburgerlijke functionarissen de Communistische Partij binnen. Deze conservatieve sociale groep organiseerde zich rond de persoon van Stalin, prediker van het onmarxistische “Socialisme in één land” (1924). Dikwijls ging het om figuren die onder de tsaar al bij het beheer van de maatschappij betrokken waren, zij die wel konden lezen en schrijven.

    Het was geen sociale laag die zelf actief de revolutie had gemaakt. Ze hoopten, echter, op basis van de nieuwe economische realiteit – de genationaliseerde en geplande economie – opnieuw een bevoorrechte positie in te nemen, ten koste van de arbeiders en arme boeren. Dit proces was historisch niet onvermijdelijk: het kon echter realiteit worden door het uitblijven van de socialistische revolutie in West-Europa, het verlies van een groot deel van de strijdbare arbeiders in de burgeroorlog van 1918-1921, de druk op de sovjetdemocratie tijdens deze periode, de vermoeidheid en demoralisatie van de massa’s (gezien de nederlagen in West-Europa),…

    De bureaucratie voerde een eenzijdige oorlog tegen alle elementen van arbeidersdemocratie, gebaseerd op democratisch centralisme, die nog overbleven na 1921. Elk element van democratische controle kon een beperking zijn op haar materiële voordelen en machtswellust. Rusland was nog steeds een arme maatschappij, waarin de stalinistische elite – sinds midden jaren ’20 – de beperkte middelen in haar voordeel probeerde te organiseren.

    Zelfs tijdens de moeilijkste periode van de burgeroorlog (1918-1921), onder Lenin en Trotski, was er binnen de partij vrijheid van discussie en kritiek. De leiding werd verkozen, was permanent afzetbaar en vertegenwoordigers verdienden niet meer dan een gemiddeld arbeidersloon. In de Sovjetmaatschappij gold een maximale loonspanning van 1 op 4. Ook toen bestonden er al elementen van bureaucratie, hoewel nog niet dominant.

    Lenin karakteriseerde de jonge Sovjetstaat als “een arbeidersstaat met bureaucratische misvormingen”. Dit was een gevolg van de culturele achterstand van de Russische maatschappij, waaraan Lenin en Trotski met alle macht probeerden te remediëren.

    Onder Stalin, vanaf 1924, was de bureaucratie wel dominant geworden. Ze probeerde via hooliganmethodes de Linkse Oppositie van Trotski uit te schakelen. Vrije discussie werd verhinderd binnen de partij, opposanten werden vervolgd. De maximale loonspanning werd afgeschaft, de rangen terug ingevoerd in het leger, etc. Daartegenover pleitte Trotski voor het herinstellen van het recht op kritiek binnen de partij en het herinvoeren van het sovjetsysteem met verschillende arbeiderspartijen (gebaseerd op verkiesbaarheid, permanente afzetbaarheid, niet meer verdienen dan het gemiddelde arbeidersloon, etc.). Op internationaal vlak kwam de Linkse Oppositie op voor het afstappen van mensjevistische steun aan burgerlijke nationalisten in de koloniale wereld, aan vakbondsbureaucraten in Engeland, etc. In plaats van dit bureaucratisch opportunisme bracht ze de uitbouw van revolutionaire arbeiderspartijen en een echte Communistische Internationale naar voor.

    Maar ook hier, in het geval van het stalinisme (op een andere sociale basis), was bureaucratisch centralisme de methode van een elitaire minderheid die de tekorten in de maatschappij in haar voordeel probeerde te organiseren.

    Wat is democratisch centralisme?

    Hierboven hebben we reeds uitgelegd waarom marxisten denken dat in een revolutionaire partij, of in de arbeidersstaat, een graad van centralisatie nodig is. Centrale leidinggevende organen van arbeidersorganisaties moeten echter, om efficiënt te zijn, democratisch verkozen zijn, permanent afzetbaar en hebben er – precies omdat socialisten wel de belangen van de meerderheid van de bevolking willen verdedigen – alle belang bij om de democratische betrokkenheid in de partij zo groot mogelijk te maken.

    Meer actieve en gevormde leden betekent niet – zoals in de burgerlijke of stalinistische clubs – méér concurrentie voor een beperkt aantal goed betaalde postjes of invloedrijke posities. Een breed gevormd lidmaatschap is voor een revolutionaire partij de sleutel naar de massa’s, waar de andere partijen schrik van hebben.

    Maar ook de brede massa van de bevolking kan enkel voor het socialisme gewonnen worden, en zal bereid zijn tot veel opofferingen, als ze merken dat de marxisten “iets anders zijn”. Als ze zien dat wij geen materieel eigenbelang nastreven los van de belangen van de massa’s. De arbeidersrevolutie zelf kan enkel slagen als het een bewuste, democratische beslissing is van de meerderheid van de bevolking, georganiseerd in haar eigen organen van arbeidersmacht (in arbeidersraden of “sovjets”) en steunend op de hierboven aangehaalde principes van arbeidersdemocratie.

    Tenslotte is zo breed mogelijke democratie en controle ook cruciaal voor de gezonde werking van een geplande economie. Enkel op basis van massaal debat, op elk niveau, worden de productiedoelstellingen gesanctioneerd en gedragen door brede lagen van de bevolking. Enkel door inspraak van onderuit kunnen de nodige correcties aan de planning worden doorgevoerd. Een centraal planbureau kan op zichzelf nooit een moderne, geplande economie efficiënt laten werken, zoals de ervaring met het stalinisme in de Sovjetunie uitwees. Zowel op het vlak van de efficiënte organisatie als het kennen van de behoeften van de bevolking, moet socialisme van nature democratisch zijn.

    De term “democratisch centralisme” dook bij de bolsjevieken en de mensjevieken op tijdens de congressen die beide strekkingen van de Russische sociaal-democratie hielden in 1905. In zijn geschriften vatte Lenin deze idee samen als “volledige vrijheid van discussie en kritiek, zolang dit de eenheid van een specifieke actie niet verstoort”. Of korter: “vrijheid van discussie, eenheid in actie”.

    Dit principe is afgeleid uit de ervaring van arbeidersstrijd. Een staking is het meest efficiënt als alle arbeiders eerst in volle vrijheid de mogelijke doelstellingen en tactieken van de staking kunnen bediscussiëren, waarop op het einde van het debat de meerderheid beslist over een specifieke actie. In die actie – naar buitenuit, tegenover de bazen en de tegenstanders van de arbeidersklasse – wordt van een minderheid die mogelijk niet akkoord was, verwacht dat ze op het moment van actie de eenheid niet verstoort.

    Achteraf, bij de evaluatie van het al dan niet behaalde succes van de actie, kan deze minderheid opnieuw haar ideeën naar voor brengen en mogelijk wel in staat zijn om de meerderheid van haar fouten te overtuigen.

    In principe werkt een revolutionaire organisatie niet anders. LSP erkent ook het tendensrecht, waarbij een groep die niet akkoord is rond een bepaald aspect van het programma, of een specifieke tactiek, een tendens kan vormen, die op een georganiseerde manier haar zienswijze aan de rest van de partij kan voorleggen. We erkennen ook het fractierecht, in het geval dat een groep van leden een fundamenteel verschillende koers voorstelt dan de bestaande leiding van de organisatie.

    Democratie en centralisme zijn dus niet elkaars tegengestelden, wat hopeloze formalisten zouden kunnen denken, maar een noodzakelijke aanvulling op elkaar. “Democratisch centralisme” is geen “schema” dat uit de lucht komt vallen. Afhankelijk van de politieke omstandigheden (werken onder een dictatuur, parlementaire democratie,…) zal de klemtoon verschillen. Het idee zelf is echter afgeleid van de materiële condities waarin we werken, van de ervaring van arbeidersstrijd, en de voorwaarden die nodig zijn om socialisme te bereiken en te handhaven.

  • CWI Zomerschool. Fotoreportage

    Van 1 tot en met 5 augustus organiseerde het CWI een zomerschool in Gent op uitnodiging van de Actief Linkse Studenten. 300 linkse socialisten uit heel Europa en enkelen van daarbuiten, kwamen samen om te discussiëren over de politieke situatie en om op basis van een uitwisseling van ervaringen de gezamenlijke opbouw van een socialistisch alternatief te bewerkstelligen. We publiceren een reeks foto’s vanop de zomerschool.

    Laurent Grandgaignage

  • CWI Zomerschool: turbulente periode, maar ook opbouw van een dynamische socialistische kracht

    Van 1 tot en met 5 augustus hield het CWI een Europese zomerschool in Gent met zo’n 300 deelnemers uit heel Europa, maar ook met afgevaardigden van onze afdelingen in Nigeria, Brazilië, Venezuela, VS en Israël. Ook de Maleisische partij PSM waarmee het CWI discussieert, was present. Het internationale karakter van deze zomerschool droeg in belangrijke mate bij tot het overweldigende succes ervan.

    Geert Cool. Foto’s door Laurent Grandgaignage

    De politieke discussies werden overheerst door twee elementen. Enerzijds de chaos en onstabiliteit in een periode van kapitalistische crisis. Dat komt uiteraard sterk naar voor in de oorlog die zich ontwikkeld in het Midden-Oosten. Anderzijds werd op de zomerschool ook duidelijk gemaakt dat er in de zoektocht naar een alternatief een groeiende openheid is voor de opbouw van een consequente revolutionaire socialistische formatie zoals het CWI. Dat bleek onder meer uit de tussenkomsten van onze Latijns-Amerikaanse kameraden, maar ook bijvoorbeeld uit de discussies rond het werk van onze Duitse kameraden in de WASG en in het bijzonder de situatie in Berlijn waar de WASG met SAV-lid Lucy Redler naar de regionale verkiezingen trekt.

    De centrale discussies op de zomerschool handelden over de wereldsituatie, Latijns-Amerika, Europa en de opbouw van het CWI. Daarnaast was er ook ruimte voor een reeks kleinere discussies in werkgroepen over een reeks verschillende thema’s, van Hongarije 1956 en de Spaanse revolutie tot de rol van ons jongerenwerk, vrouwen op de werkvloer, ons vakbondswerk of de strijd tegen racisme.

    Midden-Oosten: imperialisme leidt tot barbarij

    De wereldsituatie wordt gedomineerd door het conflict in het Midden-Oosten met een regelrechte vernietiging van Libanon door het Israëlische regime. Dit conflict toont de barbaarse verhoudingen van het wereldkapitalisme op dit ogenblik. Het kapitalisme vandaag is niet in staat om nationale en sociale tegenstellingen of economische problemen op te lossen.

    De overheidsterreur van Israël in het zuiden van Libanon is uiteraard niet het enige voorbeeld van de barbaarsheid van het kapitalisme. Er is ook de dreiging van oorlog in Somalië als gevolg van de tussenkomst van het VS-imperialisme in de regio. Het imperialistische leegplunderen van een land als Congo heeft geleid tot een bloedig conflict waarbij er sinds 1998 wellicht veel meer dan 4 miljoen doden zijn gevallen.

    Terwijl het VS-imperialisme in de jaren 1990 onoverwinbaar leek, is het vandaag duidelijk dat dit niet het geval is. Dit werd aangetoond door de invasie en de bezetting van Irak, waar de VS in een moeras terechtgekomen is die vergelijkbaar is met Vietnam. Dit versterkt de afkeer tegenover het regime van Bush, ook in de VS zelf. De enige reden waarom Bush kan doen wat hij doet, is door de zwakke en laffe positie van de zogenaamde oppositie van de Democraten. Terwijl Bush cadeaus geeft aan de rijken, moeten de arbeiders en hun gezinnen opdraaien voor de enorme kosten van de oorlog. Dat kan echter een groot probleem vormen indien de VS-economie een negatieve spiraal kent.

    Zelfs zogenaamde overwinningen van het VS-imperialisme staan nu onder druk. In Afghanistan werd de Taliban vrij snel van de macht verdreven, maar controleren Bush en co nu niet eens de hele hoofdstad. President Karzai wordt al eens smalend de burgemeester van Kaboel genoemd…En zelfs dat is overdreven. Hij probeert om via allianties met krijgsheren en islamisten een sterkere positie te verwerven, maar er is geen enkel uitzicht op een grotere stabiliteit, laat staan vooruitgang in Afghanistan.

    De problemen met de bezetting van Irak en de situatie in o.a. Afghanistan, zorgt ervoor dat het VS-leger overspannen is qua interventiemogelijkheden. Dat is een belangrijk element in de verhouding met Iran. Terwijl de VS duidelijk steun geeft aan Israël in de strijd tegen de Hezbollah als verlengstuk voor Iran, durft de VS een open oorlog met Iran wellicht niet aan. Een grondinvasie is zo goed als uitgesloten, terwijl ook luchtaanvallen op de kerninstallaties een erg groot risico zouden vormen. Het zou immers leiden tot een nog sterkere politieke en sociale crisis in de regio.

    De bezetting van Irak staat momenteel wat op de achtergrond door de crisis in Palestina en Libanon, maar het blijft belangrijk om te wijzen op de ramp die hier plaatsvindt voor het VS-imperialisme en haar bondgenoten zoals de Britse premier Blair. Er is een toename van het sectair geweld tussen sjiieten en soennieten, wat zowat de vorm aanneemt van etnische zuiveringen zoals destijds in Bosnië. Er zijn elementen van een opstand, maar dit wordt vooral gedragen door nationalistische en extreem reactionaire elementen die geen enkele stap vooruit aan te bieden hebben voor de armste lagen van de bevolking. Wij wijzen op het recht op verzet tegen de bezetting, maar benadrukken daarbij de noodzaak van klasseneenheid over de religieuze grenzen heen.

    De crisis in Libanon werd in feite veroorzaakt door relatief kleine incidenten. Alleszins geen incidenten die zowat de volledige vernietiging van het zuiden van Libanon en Beiroet kunnen rechtvaardigen. Wat we daar zien, zijn barbaarse oorlogsmisdaden. Israël schuift de verantwoordelijkheid af op acties van de Palestijnen, maar erkent niet haar eigen rol in het creëren van de problemen in de regio. Met een brutale nationale, economische, sociale en politieke onderdrukking van de Palestijnen versterkt het de voedingsbodem voor radicalere islamitische krachten zoals Hamas en Hezbollah.

    De oorlog in Libanon wordt gezien als een collectieve straf tegen de volledige bevolking. De brutaliteit ervan zal niet leiden tot een afname van de steun voor Hezbollah, integendeel. De positie van Hezbollah onder de Arabische massa’s zal enorm versterkt worden. Bovendien stellen er zich ook militaire problemen voor Israël, onder meer omdat Hezbollah gezien wordt als de derde sterkste militaire macht in de regio.

    Wij verdedigen het recht om zich te verdedigen, maar benadrukken de noodzaak van verdedigingscomités over de verschillende etnische en religieuze groepen heen en hebben geen enkel vertrouwen in nationalistische leiders.

    Onze kameraden in de regio spelen een belangrijke rol in het verdedigen van een socialistische klassenanalyse van de oorlog. Ze moeten daarbij tegen de stroom ingaan en bovendien werken ze onder enorm moeilijke omstandigheden. Op de zomerschool was er een delegatie van kameraden uit Israël aanwezig en die kameraden leverden een belangrijke bijdrage in de discussie over de situatie daar. Bovendien maakten ze duidelijk dat het met onze standpunten mogelijk is om een kracht op te bouwen die een rol kan spelen indien er het begin van een anti-oorlogsbeweging is in Israël. Dat zou een bijzonder krachtig wapen zijn in het verzet tegen de aanvallen in Libanon.

    Ook elders spelen we een actieve rol in het verzet tegen de oorlog. In Pakistan bijvoorbeeld organiseerden onze kameraden in vier belangrijke steden betogingen tegen de oorlog in het Midden-Oosten. Tijdens de zomerschool vertrok een groep Engelse kameraden een dag vroeger om deel te nemen aan onze tussenkomst op een anti-oorlogsbetoging in Londen waarop we honderden kranten verkochten.

    We zien in het Midden-Oosten waar het kapitalisme toe leidt. Dat was dan nog in een periode die relatief gunstig was voor de wereldeconomie, op basis van een versterkte uitbuiting van de arbeiders en een intensiever gebruik van arbeiders in de neokoloniale wereld. Die relatief gunstige periode zou wel eens ten einde kunnen komen. De verhouding tussen China en de VS wordt immers onhoudbaar, zeker indien er in Azië geen dollars meer worden gekocht of als de dollar daalt.

    Europa: ontwikkeling van strijd

    In de discussie over Europa werd ingegaan op de belangrijke ontwikkeling van arbeidersstrijd op het oude continent. Zo zagen we de beweging tegen de CPE in Frankrijk met miljoenen betogers, een beweging van onderop die de leiding meetrok en met een sterke nadruk op de noodzaak van eenheid tussen jongeren en arbeiders. De gedeeltelijke overwinning van deze strijdbeweging had overigens een effect op de jongerenprotesten in Chili en Griekenland. In zekere zin zien we nu een globalisering van strijdervaringen. Ook in andere Europese landen waren er belangrijke strijdbewegingen, onder meer met het verzet tegen de aanvallen op het brugpensioen die in België leidden tot twee actiedagen met een algemene staking en een betoging van 100.000 arbeiders.

    In de Europese Unie (EU) is er sprake van een verlamming. Politiek is er in zowat alle landen een onstabiele situatie, wat nog maar eens werd aangetoond door de recente regeringscrisis in Nederland. Op economisch vlak is er geen uitzicht op een fundamentele verbetering. De grote plannen van de conferentie van Lissabon in 2000 werden niet waargemaakt. Zelfs met een groei van 2%, is er maar de helft van de Amerikaanse groei bereikt. De Euro zorgt bovendien voor beperkingen om in iedere lidstaat flexibel op te treden.

    Terwijl er beperkte economische groei is, zien we tegelijk een toename van armoede, werkloosheid en miserie. Dat komt door het opdrijven van de flexibiliteit en de uitbuiting van de arbeiders. In Spanje bijvoorbeeld is 1 job op 3 onzeker. Bovendien wordt geprofiteerd van de uitbuiting in de neokoloniale landen en wordt geprobeerd om de slechte arbeidsvoorwaarden uit Oost-Europa en China naar Europa te halen. De Duitse kanselier Merkel verklaarde reeds: “de levensstandaard van het verleden komt niet terug”. Ze voegde er aan toe dat Duitsland 30 jaar zal moeten besparen. Uiteraard bedoelde ze dat de arbeiders en hun gezinnen moeten besparen…

    Er is een polarisatie tussen arm en rijk waarbij de burgerij haar rijkdom arrogant etaleert. Dat kan enkel door een passiviteit van de arbeidersbeweging en de afwezigheid van een nieuwe arbeiderspartij. Die arrogantie zien we ook bij het politieke establishment bij een aantal schandalen en zelfs ook bij de vakbondsleiding in Oostenrijk die geconfronteerd wordt met een grootschalig financieel schandaal dat kan leiden tot haar financiële bankroet.

    Onze werking binnen de vakbonden is belangrijk om zo in te gaan tegen de aanvaarding van de kapitalistische logica en het opbouwen van strijdbare tradities waarmee tijdelijke overwinningen kunnen worden geboekt. In die zin is het belangrijk om te wijzen op onze positie in de Britse vakbonden, waar we 25 leden hebben in de nationale leidingen van de vakbonden en een sterke positie hebben binnen de openbare dienstenbond PCS. Syndicale strijd zal echter slechts tot tijdelijke overwinningen leiden indien het niet gekoppeld wordt aan een politieke strijd waarbij er nood is een arbeiderspartij die in staat is om te komen tot een breuk met het huidige systeem.

    Zeker in Duitsland zien we op dat vlak een belangrijke ontwikkeling. Duitsland is een laboratorium voor neoliberale maatregelen, maar ook voor het verzet ertegen. De WASG is nog geen echte politieke partij, maar onze werking erbinnen zet onze organisatie wel op de politieke agenda. Zo kwam Lucy Redler, de lijsttrekster van de Berlijnse WASG-lijst en een SAV-lid, meermaals op televisie en in zowat alle kranten en tijdschriften. Voor 4 miljoen kijkers kon ze in debat treden. De nationale WASG-leiding wou een aparte Berlijnse lijst vermijden om zo een snellere fusie met de Linkspartei.PDS te bewerkstelligen. Wij stellen daartegenover dat het belangrijk is om consequent in te gaan tegen het neoliberale beleid, ook als dat doorgevoerd wordt door de Linkspartei.PDS zoals het geval is in de regionale regering in Berlijn. Lucy Redler stelde op de zomerschool dat alles eraan wordt gedaan om een succes te maken van de WASG-lijst bij de regionale verkiezingen van september, nu reeds haalt de WASG 5% in de peilingen.

    De rol van onze organisatie werd ook opgemerkt door de media. Zo stelde een kwaliteitskrant dat Lucy Redler alles heeft om het te maken als parlementslid, partijvoorzitster of zelfs als president, maar “jammer genoeg blijft ze consequent en koppig vasthouden aan haar ideeën” aldus de krant…

    We bouwen dus een invloed uit, maar het is ook belangrijk om dat te onderbouwen door onze organisatie in Duitsland te versterken en stappen vooruit te zetten. We zullen immers ook na deze verkiezingen nog heel wat tests moeten ondergaan. De mogelijkheden voor een nieuwe formatie moeten we echter wel benadrukken en ook in andere Europese landen gebruiken. Zeker daar waar we betrokken zijn in discussies over nieuwe formaties.

    Latijns-Amerika: massale strijd tegen neoliberalisme

    Latijns-Amerika staat vooraan in de strijd van arbeiders en arme boeren tegen het neoliberalisme. Er waren massale bewegingen in verschillende landen, waaronder Bolivië, Mexico,… De aanhoudende neoliberale aanvallen van de afgelopen jaren hebben geleid tot een scherpe polarisatie tussen arm en rijk. 53 miljoen mensen op het continent hebben geen toegang tot drinkbaar water. Er zijn barbaarse levensomstandigheden die alle neoliberale illusies doorprikken.

    Er is een beweging naar links op het continent met verschillende linkse verkiezingsoverwinningen. De burgerij ziet dit met lede ogen aan en hoopt dat er na de beweging na links wel weer een beweging naar rechts zal komen. Ze wacht bang af in de hoop dat er betere tijden komen. De dominante factor in de ontwikkelingen in Latijns-Amerika is de strijdbaarheid van de arbeiders en arme boeren.

    Terwijl Nixon enige jaren geleden nog aan Donald Rumsfeld zei dat Latijns-Amerika er niet toe doet, moet Rumsfeld nu harde taal spreken tegenover de Venezolaanse president Chavez. Hij stelde dat Chavez een enorm gevaar vormt en “democratisch verkozen is zoals Hitler”. Dat kan van Bush niet gezegd worden.

    Er zijn een reeks linkse overwinningen geweest, maar dit is niet eenduidig. Een reeks linkse presidenten of regeringsleiders kiest ervoor om te werken binnen de krijtlijnen die opgelegd worden door het imperialisme en het neoliberalisme. Dat is onder meer het geval met Bachelet in Chili of Lula in Brazilië. Terwijl Lula stelt dat het niet aan de overheid toekomt om failliete bedrijven over te nemen, zien we dat er in Venezuela beperkte nationalisaties plaatsvinden.

    Lula zal wellicht de komende presidentsverkiezingen in Brazilië winnen, maar er wordt ook gebouwd aan een alternatief in de vorm van de P-SOL (Partij voor socialisme en vrijheid). Heloisa Helena van de P-SOL staat in de peilingen op 10%, in een grote stad als Rio de Janeiro volgt ze erg dicht op Lula (ze halen respectievelijk 17% en 18% in de peilingen). Zoals een Braziliaanse kameraad op de zomerschool uitlegde toont dit het potentieel voor een consequente socialistische kracht, maar zal het ook belangrijk zijn om op te komen voor een duidelijk programma en het opbouwen van een actieve kracht die tussenkomt in strijdbewegingen.

    Een aantal strijdtradities worden opnieuw gevestigd op het continent. Dat kwam erg scherp tot uiting in Bolivië en het zorgt er ook voor dat Morales weinig ruimte heeft om een neoliberaal beleid te voeren. Hij moest wel overgaan tot maatregelen om een grotere controle te verwerven over de energiesector.

    Dynamische uitbouw van het CWI

    In Latijns-Amerika is het CWI belangrijke stappen vooruit aan het maken in de opbouw van haar krachten. We hadden voor het eerst een bezoeker van onze nieuwe afdeling in Venezuela die verslag uitbracht van de stappen vooruit die we daar zetten. Ook in Brazilië en Chili versterken we onze organisatie en kwamen we tussen in verschillende bewegingen. Onze beperkte krachten in Brazilië spelen een rol in de P-SOL en we bouwen geleidelijk aan een nationale organisatie uit.

    Ook elders in de neokoloniale wereld staan onze kameraden vooraan in de strijd. Daarvan getuigde een Nigeriaanse kameraad die de zomerschool kon bijwonen. Het blijkt ook uit de verslagen die gegeven werden van de groei van onze organisatie in Sri Lanka en Pakistan, de twee snelst groeiende afdelingen van het CWI op dit ogenblik. En dat ondanks de verschrikkelijk moeilijke omstandigheden, onder meer met de heropflakkering van de burgeroorlog in Sri Lanka.

    Op de zomerschool kwamen er verslagen van onze werking in tal van Europese landen. Uiteraard was er heel wat aandacht voor de situatie in Duitsland en de mogelijkheid om daar verder door te breken met de regionale verkiezingen in Berlijn. In Engeland slaagden we erin om nieuwe gemeenteraadsleden verkozen te krijgen. Jackie Grunsell, pas verkozen als gemeenteraadslid in Huddersfield, nam deel aan de zomerschool en bracht een verslag uit van de woede tegenover de aanvallen op de gezondheidszorg onder Blair.

    Er was ook aandacht voor de rol die we spelen in strijdbewegingen. Een hoogtepunt daarbij was het vertonen van een DVD over de strijd van de Gama-arbeiders in Ierland, een groep Turkse arbeiders die onder schandalige omstandigheden moesten werken in Ierland en niet volledig betaald werden. Met de steun van de Socialist Party en ons parlementslid Joe Higgins, slaagden we erin om Gama tot toegevingen te dwingen.

    Er waren bijzonder inspirerende verslagen van de vooruitgang die we maken in landen als Griekenland, België, Cyprus, Oostenrijk, Kazakstan, Rusland, Polen… Er werden ook concrete plannen gemaakt om te komen tot een nauwere samenwerking tussen onze Poolse afdeling en enkele andere Europese afdelingen om migrante arbeiders vanuit Polen beter te kunnen organiseren en om de gezamenlijke strijd te kunnen aangaan tegen de aanvallen op de arbeidsomstandigheden en lonen in West-Europa. De burgerij maakt bij die aanvallen gebruik van migrante arbeiders en probeert verdeeldheid te zaaien. Dat heeft een impact, maar door een sterke nadruk op arbeiderseenheid en concrete stappen daartoe kunnen we stappen vooruit zetten.

    De CWI-zomerschool werd afgesloten met een krachtige versie van De Internationale en een stevig feest voor jong en oud. De dynamiek en het enorme enthousiasme kwam niet enkel tijdens de politieke discussies tot uiting, maar ook bij het feesten. Het zelfvertrouwen van onze organisatie is groot en de kameraden lieten dit tonen door op de financiële oproep meer dan 15.000 euro te schenken aan de werking van het CWI. Onze scherpe politieke analyses en onze vastberaden wil om mee strijd te organiseren op een consequente wijze, zullen een cruciale rol spelen in het opbouwen van een socialistisch alternatief dat komaf kan maken aan de barbarij van het kapitalisme. Aarzel niet om onze rangen te vervoegen!

  • Schaarbeek: autoriteiten intimideren linkse activisten. Wil het gemeentebestuur vermijden dat er een linkse lijst komt?

    Op zaterdagnamiddag 29 juli haalden drie militanten van de Linkse Socialistische Partij/Mouvement pour une Alternative socialiste (LSP/MAS) aan de ingang van Aldi in Schaarbeek handtekeningen op voor de peterslijsten. De partijen die niet vertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad – wat het geval is voor LSP/MAS – moeten 100 handtekeningen van kiezers ophalen om een lijst te kunnen indienen voor de gemeenteraadsverkiezingen op 8 oktober.

    LSP/MAS Schaarbeek

    Terwijl onze militanten klanten van de Aldi aanspraken om hen te vragen hun handtekening te zetten onder dit noodzakelijke document, vroeg de gerant hen zich van de ingang te verwijderen onder het voorwendsel dat ze de klanten lastig vielen en de ingang verhinderden. Nochtans hadden de zwaarbeladen klanten meer moeite om de niet-automatische deuren van de Aldi te openen dan om voorbij onze militanten te raken. Het was eerder zo dat onze militanten vaak de deur openhielden opdat mensen zonder problemen door de deur zouden raken !

    Onze leden hebben de gerant uitgelegd dat ze zich op het voetpad bevonden en dat de winkeldirectie niet bevoegd was om te beslissen wat er op de openbare weg gebeurt. Hierop heeft de gerant de politie gebeld, die enkele minuten later ter plaatse was. Twee politieagenten hebben de identiteit van de gerant en van onze drie leden genoteerd.

    Daarna hebben ze hen het bevel gegeven zich enkele tientallen meters van de ingang van de Aldi op te stellen onder het voorwendsel dat het verboden was handtekeningen op te halen voor een handelszaak. Nochtans zul je dit verbod nergens terugvinden in het Schaarbeekse politiereglement. Gezien onze militanten weigerden zich hiernaar te voegen en hun rechten opeisten, werden twee van hen zonder meer opgepakt en naar het commissariaat gevoerd, waar ze gedurende drie uur werden vastgehouden.

    LSP/MAS protesteert tegen deze willekeurige arrestatie van twee van onze militanten. De wet voorziet reeds een discriminatie tussen de partijen die niet vertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad en de gevestigde partijen. De eersten moeten bij elke verkiezingsgang handtekeningen ophalen terwijl dat voor de laatsten niet nodig is, alsof het feit dat je bij de vorige verkiezingen verkozenen hebt behaald automatisch wil zeggen dat de komende verkiezingen dat resultaat zullen bevestigen.

    Indien hierbovenop de autoriteiten de intimidatie en de druk opdrijven op de militanten die zich engageren om aan deze wettelijke verplichting te voldoen, hoe kunnen we dan nog spreken van vrije en eerlijke verkiezingen? Een verbod om handtekeningen op te halen in de nabijheid van handelszaken komt erop neer dat je op geen enkele plaats waar veel mensen voorbijkomen kunt militeren, wat in de praktijk betekent dat je het ophalen van handtekeningen – en dus eventueel de deelname aan de verkiezingen – verhindert. Moeten onze militanten zich beperken tot parken en andere groene ruimten, zoals de politieagenten suggereerden die onze leden hebben gearresteerd. We laten ons niet intimideren en zullen onze campagne verderzetten op de manier die wij noodzakelijk achten.

  • Overlijdensbericht: Ted Grant (1913-2006). Pionier van Militant gestorven

    Overlijdensbericht: Ted Grant (1913-2006)

    Ted Grant, één van de stichters van Militant, voorloper van de Socialist Party, is op 93 jarige leeftijd gestorven in London. Grant, afkomstig uit Zuid-Afrika, was één van de belangrijkste figuren van de marxistische, trotskistische beweging van de laatste 60 jaar. Hij deed een aantal belangrijke bijdragen in theoretische en politieke discussies zoals zijn analyse van het ‘proletarisch bonapartisme’, de ontwikkeling van gedeformeerde arbeidersstaten in Oost Europa en China in de naoorlogse periode.

    Peter Taaffe

    Oorspronkelijk leunde hij aan bij de analyse dat Rusland en Oost-Europa ‘staatskapitalistisch’ waren, maar hij stapte daar al snel van af. Ironisch genoeg pikte Tony Cliff, de inmiddels overleden en belangrijkste theoretisch leider van wat nu de Socialist Workers’ Party (SWP) is, deze ideeën op. Het antwoord van Ted Grant in zijn brochure ‘The Marxist Theory of the State’, is tot op vandaag een goed antwoord op de theorie van het staatskapitalisme en de evolutie van stalinistische staten na de 2de wereldoorlog. Hetzelfde kan worden gezegd van zijn analyse van de Chinese Revolutie en een aantal andere zaken.

    Zelfs op dit moment was Ted Grant uiteraard niet politiek onfeilbaar, zoals een aantal van zijn latere medestanders suggereren. Hij maakte de correcte beslissing om zich eind de jaren ‘40 niet aan te sluiten bij de Labour Party om uiteindelijk toch te capituleren voor diegenen binnen de trotskistische beweging die zich aansloten bij de Labour Party na de desintegratie van Revolutionary Communist Party in 1949. Hij verantwoordde dit met de stelling dat het er uiteindelijk niet toe deed, gezien het isolement van de marxisten op dat moment, of marxisten nu lid waren van de Labour Party of niet. Op dat moment zou een onafhankelijke koers effectiever geweest zijn met werk geconcentreerd in de vakbonden.

    Desondanks bleef Ted Grant de fundamenten van het trotskisme verdedigen tegen gauchisme en opportunisme. Dit stelde een nieuwe generatie, met o.a. Keith Dickinson, Ted Mooney, and Terry Harrison, in staat om de trotskistische beweging te vervoegen, later gevolgd door Tony Mulhearn en mezelf in Liverpool. Dit was de belangrijkste kern, samen met Londen en geïsoleerde elementen in o.a. South Wales and Nottingham, van wat later Militant is geworden.

    De oprichting van Militant

    In zijn overlijdensbericht van Ted Grant, beweert Alan Woods: “In 1964 beslisten we om een nieuw blad te maken met als naam Militant. We hielden onze eerste bijeenkomst in een café in Brighton". Dit is een historische fout, wat helaas kenmerkend is voor zijn kleine organisatie wanneer het gaat over de geschiedenis van het trotskisme in Groot-Brittannië. Alan Woods was niet actief in de nationale werking van de Labour Party Young Socialists tot na 1964. Militant was opgericht in 1964 maar zeker niet in een "in een café in Brighton", waar Alan Woods op dat moment toevallig studeerde. De stichting van Militant was het product van discussies die hoofdzakelijk in Liverpool en Londen plaatsvonden.

    Deze poging om de geschiedenis te herschrijven doet de nalatenschap van Ted Grant en de bijdragen die hij heeft gedaan geen eer aan. Het is een poging van Alan Woods om zijn historisch belang te vergroten. Ik werd verkozen als eerste redacteur van Militant in 1964, en was de enige voltijdse kracht, met Keith Dickinson als enorme steun als halftijdse onbetaalde kracht voor het blad vanaf 1965. Hiermee begon een lange samenwerking met Ted Grant, die niet altijd eenvoudig was, maar die 25 jaar lang duurde.

    De sterkte van Ted Grant was zijn verdediging van het marxisme toegepast op concrete gebeurtenissen. Zijn zwakte, die duidelijk waren van bij aanvang van onze samenwerking, was zijn dogmatische benadering en zijn onvermogen om de talenten van anderen te erkennen en te ontwikkelen, zeker die van nieuwe generaties die zich aansloten bij Militant. Dit werd getolereerd door de andere leiders van Militant omdat er globaal geen politieke meningsverschillen waren, hoewel er regelmatig botsingen waren over sommige onderwerpen, meer bepaald de benadering en de nuances.

    Ted Grant leverde een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van Militant in de jaren 60 en 70 tot een belangrijke kracht in de Britse arbeidersbeweging. Hij maakte echter fouten in de snelle evoluties die kenmerkend waren voor de jaren 80. Bijvoorbeeld zijn gebrek aan tactisch doorzicht en flair was een bron van conflict met een aantal leiders van de organisatie in Liverpool tijdens de turbulente periode 1983-87. Hoewel Ted Grant in deze periode werd gerespecteerd door sympathisanten en leidinggevende figuren van Militanten, was het al een tijd duidelijk dat zijn beste dagen, zeker als publiek figuur, achter de rug lagen.

    Dit was niet de eerste keer in de geschiedenis van de Marxistische beweging dat iemand een belangrijke en leidinggevende rol kan spelen in één periode maar tekort schoot op een moment dat de situatie veranderde. Het tragisch voorbeeld van Plekhanov, de ‘vader van het Russisch Marxisme’, springt in het oog. Hij was cruciaal in de periode dat het er op aan kwam om de fundamenten van het marxisme te leggen in Rusland en te verdedigen tegen gauchistische en opportunistische stromingen. Plekhanov bleef echter compleet hulpeloos in het licht van grote veranderingen wanneer het ritme van de klassenstrijd en geschiedenis veranderde.

    Nieuwe tijden, nieuwe tests.

    Toen Militant uitgroeide tot één van de grootste en effectiefste trotskistische organisaties in Groot-Brittannië en het grootste deel van Europa, was het noodzakelijk om onze ideeën in een populaire en toegankelijke vorm naar buiten te brengen zonder die te verwateren of te verbergen waarvoor we stonden. Andere jongere sprekers en leiders van Militant waren meer betrokken en vermogend om die taak te doen dan Ted Grant. Op geen enkele manier deed dit afbreuk aan zijn bijdrage in het verleden noch de rol aan die hij op dat moment nog steeds kon spelen in de ontwikkeling van Militant en marxistische ideeën.

    Ted Grant erkende zijn beperkingen echter niet wat zorgde voor steeds meer botsingen in de rangen van Militant eind jaren 80. Dit ging gepaard met foute analyses van belangrijke gebeurtenissen in die periode. Een van die gevallen was de beurscrash van oktober 1987 in Wall Street. Ted Grant was van mening dat dit de voorbode was van een lange recessie zoals in 1929. Deze visie werd bestreden door mezelf, Lynn Walsh, en de meerderheid van wat later de Socialist Party is geworden.

    Vergelijkbare meningsverschillen waren er over andere onderwerpen, zoals de perspectieven voor Zuid-Afrika, en voor het stalinisme, op het moment dat er indicaties waren dat de Sovjetunie niet alleen uit elkaar aan het vallen was, maar dat een kapitalistische restauratie kon plaatsvinden in Rusland en Oost-Europa, wat nog nergens eerder was gebeurd. Ted Grant en Alan Woods, door hun onvermogen om de veranderde situatie in te schatten gaven kritische steun aan de leiders van de coup in de Sovjetunie in 1991. Ze rechtvaardigden hun positie op basis van een hypothetisch idee dat Trotski naar voor had geschoven om eventueel kritische steun te geven aan een deel van de bureaucratie. In 1991 was de bureaucratie zodanig gedegenereerd dat er geen deel was die de geplande economie verdedigde. Ironisch genoeg zoals we eerder hebben gezien was één van Ted Grants grootste historische verdiensten zijn analyse van de na-oorlogse situatie en de ontwikkeling van de stalinistische staten in Oost-Europa onder druk van het Russisch stalinisme. Hij was echter niet in staat om de veranderde realiteit in deze landen in te schatten in het begin van de jaren 90. Samen met Alan Woods duurde het tot eind jaren 90 vooraleer hij tot de conclusie kwam dat het kapitalisme inderdaad was teruggekeerd in Rusland.

    Dit was de achtergrond waarin de splitsing plaatsvond van de Ted Grant/Alan Woods groep van de rangen van Militant in 1992. Hij slaagde er niet in om steun te vinden voor zijn ideeën. Hij haalde slechts 7% van de stemmen op een nationaal congres van Militant. De directe aanleiding voor de splitsing zou de oprichting zijn van een open organisatie in Schotland wat door de Ted Grant/Alan Woods groep werd afgekeurd als een “verlaten van meer dan 40 jaar van werk”.

    De strategie om binnen de Labour Party te werken was helaas zo vastgeroest in de gedachten van Grant en Woods dat het een permanente strategie was geworden, onafhankelijk van de ontwikkeling binnen de Labour Party. Ongelooflijk, stellen ze nog steeds dat socialisten en marxisten binnen de Labour Party en de sociaal-democratie moeten werken omdat het nog steeds arbeiderspartijen zouden zijn aan de basis!

    Na de splitsing in 1992, bevonden hun groepen in Groot-Brittannië en elders zich in de marge van de arbeidersbeweging. Ze zijn geen factor in de meeste van de essentiële vraagstukken waarmee de vakbonden en de arbeidersbeweging worden geconfronteerd. Alan Woods is een ‘welwillend adviseur’ geworden van Hugo Chávez en is afgestapt van het perspectief van een arbeidersdemocratie in Cuba. Hij gelooft dat Fidel Castro ‘kritisch’ het werk doet van het marxisme en trotskisme in Cuba omwille van de laatste aanvallen van Castro op corruptie en zijn intentie om jongeren te betrekken in die strijd. Wij erkennen de enorme verworvenheden van de Cubaanse revolutie, maar stellen dat het van cruciaal belang is om arbeidersdemocratie te vestigen om die verworvenheden te behouden en om stappen vooruit te zetten met revolutionaire bewegingen in heel het Latijns-Amerikaanse continent.

    In het gedenken van de dood van Ted Grant moeten nieuwe generaties van socialisten de belangrijke bijdragen die Grant heeft gemaakt, in één van de moeilijkste periodes in de geschiedenis van de marxistische beweging erkennen. Tegelijkertijd moeten we leren van de fouten die hij heeft gemaakt en ze voorkomen als we een beweging willen bouwen om een democratische socialistische samenleving te stichten in Groot-Brittannië en in de rest van de wereld.

  • Opnieuw politieke repressie in Leuven

    Naar aanleiding van de festiviteiten rond Beleuvenissen, stonden op vrijdag 21 juli 3 LSP-leden Blokbusterstickers te verkopen in de Brusselsestraat. Enkele politie-agenten kwamen langs, stelden dat we een vergunning moesten hebben en namen al ons materiaal in beslag. Een PV zou ons later nog worden toegestuurd en er werd ons meegedeeld dat er mogelijks een boete aan vasthangt.

    Kim Wauters

    Dit is niet de eerste keer dat in Leuven het recht op vrije meningsuiting en politieke activiteiten beknot wordt. Op 1 december werden 2 leden opgepakt omdat ze zonder toelating op de openbare weg pamfletten stonden uit te delen. In die pamfletten riepen we op voor de toenmalige anti-NSV betoging en hadden we onder meer kritiek op het beleid van de traditionele partijen. We legden er in uit dat door het ontbreken van een volwaardig alternatief ter linkerzijde op de traditionele partijen en hun neoliberaal beleid, extreem-rechts electoraal kan groeien.

    Naar aanleiding hiervan werd een procedure ‘gemeentelijke administratieve sancties’ opgestart. Beide leden riskeerden een geldboete te worden opgelegd die kon oplopen tot 250 €. We gingen hiertegen in beroep en in juni gaf de ambtenaar inzake administratieve sancties ons gelijk, omdat het recht op vrije meningsuiting inhoudt dat geen overheid een preventieve controle mag uitoefenen op de vrije meningsuiting. Dat gebeurde na een campagne van LSP en uiteindelijk werden onze juridische argumenten overgenomen in de beslissing van de ambtenaar. Misschien moet deze beslissing van de ambtenaar ook eens verspreid worden onder de politie-agenten in Leuven ?

    Een ander lid uit Leuven heeft een P.V. gekregen omdat hij bezig was met ons maandblad te verkopen aan het station. Hij weigert hiervoor een geldboete te betalen. Het is nog onzeker hoe de situatie hierrond verder gaat evolueren. Op basis van een regel uit de 19e eeuw wordt daar gesteld dat er een inbreuk was op "het uitdelen van voorwerpen zonder verlof", een maatregel die dateert van een periode toen België nog een openlijke dictatuur was. Willen Tobback en zijn politie daarnaar terug?

    En vrijdag was er dan een nieuw incident : er zijn stickers en bladen in beslag genomen omdat we op de openbare weg stickers stonden te verkopen. De mogelijkheid dat we ook hiervoor een boete opgelegd krijgen, is reëel.

    De geldkas van LSP is een heel stuk kleiner dan die van de traditionele partijen, eveneens krijgen onze ideeën heel wat minder ruimte in de traditionele media. Voor ons is op straat campagne voeren een noodzakelijk middel om onze ideeën te verspreiden, evenals om de broodnodige financiële middelen op te halen om onze werking te kunnen garanderen. Daartoe organiseren wij regelmatig activiteiten zoals de verkoop van ons politiek blad, het verspreiden van blokbusterstickers voor een vrijwillige bijdrage en het uitdelen van pamfletten, op basis van dewelke wij de discussie kunnen aangaan met arbeiders en jongeren en financiële steun bij hen ophalen.

    Het is ontoelaatbaar dat de politie van Leuven ons wil beperken in onze mogelijkheden tot campagne voeren en onze grondwettelijke en democratische rechten van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers met de voeten treedt. We leggen ons niet neer bij deze situatie en zullen in de toekomst blijven campagne voeren.

  • Geslaagd jongerenkamp: zon, sport, discussie en jeugdig engagement!

    Van 7 tot 9 juli ging er in Zandvliet een zomerkamp door met een 60-tal jongeren van Internationaal Verzet, Actief Linkse Studenten en Blokbuster en met sympathiserende jongeren.

    G.L.

    Het weer zat goed mee en we namen dan ook de tijd om te zwemmen en om het rustig aan te doen met voldoende ontspanning zo kort na de examens.

    Er was voldoende ruimte voor discussies over actuele internationale thema’s en we blikten terug op een goed gevuld politiek jaar met onder andere een grote mobilisatie voor de anti-NSV betoging in Leuven eind 2005 en succesvolle betogingen tegen de plannen van Vandenbroucke in Brussel, Gent en Antwerpen.

    We trokken tijdens het kamp ook voldoende tijd uit voor het plannen van onze zomercampagnes.

    Tijdens de festivals zullen we proberen jongeren warm te maken om zich te engageren bij ALS/EGA of bij Internationaal Verzet en samen met ons de strijd voor democratisch onderwijs en de strijd tegen oprukkend extreem-rechts te voeren.

    Aan Nederlandstalige kant is er Blokbuster waarin we anti-racistische jongeren organiseren. Maar met het groeiende Front National en andere extreem-rechtse groeperingen langs Franstalige kant wordt het steeds belangrijker dat we ook Résistance Internationale verder uitbouwen. We willen anti-racistische actiecomités in alle regio’s en aan zoveel mogelijk secundaire scholen, hogescholen en universiteitsinstellingen.

    Deze zomer mogen we ook de strijd tegen de hervormingen in het onderwijs niet laten doodbloeden. Zeker met de regionale betoging te Leuven op 25 oktober in het vooruitzicht, willen we nu reeds in discussie gaan met jongeren en personeel van secundaire scholen, hogescholen en universiteiten om het belang aan te tonen van massaal verzet tegen de hervormingen. Het moet voor de hele regering duidelijk zijn dat het protest tegen het herfinancieringsdecreet van de onderwijsminister een veralgemeend protest is en dat studenten en personeel over heel Vlaanderen dit decreet naar de prullenmand verwijzen. Onderwijs is een recht, geen marktproduct!

    We hebben echt engagement nodig van jongeren die zich politiek willen uitspreken over de oorzaken van problemen in de samenleving en die zich actief willen verzetten tegen de maatschappelijke logica waarin we vandaag leven. Ben jij zo iemand? Neem dan contact met ons op en sluit nog deze zomer aan!

  • Internationale zomerschool. Strijdervaringen uit heel de wereld bijeengebracht

    In de eerste week van augustus vindt zoals ieder jaar onze internationale zomerschool plaats. Dat is een belangrijke bijeenkomst van leden en sympathisanten uit Europa en enkele afgevaardigden van buiten het continent. LSP/MAS maakt deel uit van het Comité voor Arbeidersinternationale (CWI) dat een 40-tal organisaties groepeert over de hele wereld.

    Simon Hupkens

    Het CWI is een belangrijk instrument voor ons werk in België. Als onderdeel van een internationale organisatie is het makkelijker om een beter beeld te hebben en scherpere analyses te maken van de politieke en economische situatie op wereldvlak. De discussies op de zomerschool maken het ook mogelijk om op een directe wijze ervaringen van kameraden uit andere landen te delen. Uiteraard niet met de bedoeling om alles zomaar klakkeloos over te nemen, maar om samen tot betere inzichten te komen en beter te kunnen tussenkomen in concrete campagnes. Dat is de bedoeling van onze zomerschool.

    Leden van al onze afdelingen in Europa (en daarbuiten) komen om te discussiëren over de vooruitgang, de successen en de nederlagen van het afgelopen jaar. Dit jaar zal een groot deel van de discussies handelen over de manier waarop onze kameraden meewerken aan de opbouw van nieuwe initiatieven ter linkerzijde in Europa. Er zal onder meer gediscussieerd worden over de rol van onze Duitse en Schotse kameraden in respectievelijk de WASG en de SSP. Welke moeilijkheden hebben ze ondervonden? Welke plannen hebben ze voor de toekomst om de organisatie te versterken? Welke dingen kunnen wij in België daaruit leren?

    De leden van onze Franse afdeling, Gauche Révolutionnaire, zullen uitleggen wat hun rol was in de beweging tegen de CPE en welke lessen ze er uit hebben getrokken. De Griekse sectie zal tussenkomen over de manier waarop ze zijn tussengekomen in de staking van de studenten dat het land al enkele weken in haar greep houdt.

    De zomerschool van het CWI is geen intellectueel onderonsje. Het is niet nodig om een diploma van politieke wetenschappen op zak te hebben om aan de zomerschool deel te nemen. De debatten en discussies zijn aangepast aan het publiek en er is altijd tijd om bepaalde zaken die eventueel niet duidelijk zouden zijn nog eens uit te leggen zodat alle deelnemers van de zomerschool er zoveel mogelijk kunnen uithalen om in de praktijk te kunnen gebruiken.

    Op onze zomerschool wordt ook duidelijk dat wij geen losse federatie van nationale afdelingen zijn, maar een echte internationale socialistische organisatie. Voor meer info over de zomerschool en het programma, kan je ons steeds contacteren op 02/345 61 81 of info@socialisme.be.

  • Liverpool 1983-1987. De stad die Thatcher uitdaagde

    In 1983 verkoos Liverpool een gemeenteraad van Labour op een moment dat Groot-Brittannië werd gerund door de “ijzeren dame” Margaret Thatcher, berucht voor haar ultraliberale politiek. De Labour Party in Liverpool werd geleid door de marxistische leden van de Militant-tendens (zij die later de Socialist Party hebben gecreëerd, onze zusterorganisatie in Engeland en Wales).

    Virginy Prégny

    De leiders van de Labour Party verzetten zich woordelijk wel tegen Thatcher, maar vroegen aan hun verkozenen ook om binnen het kader van de wet te blijven. In plaats van besparingen door te voeren die door Thatcher werd beslist, verhoogden ze de lokale belastingen, wat ernstige gevolgen had voor de brede, minder begoede lagen van de bevolking. Onze kameraden hebben dan ook resoluut geweigerd de politiek door te voeren die door de Labour Party werd gevraagd. Het was des te meer mogelijk omdat het stadsbestuur gesteund werd door 60% van de bevolking die zich voor een verhoging van de nationale budgetten uitsprak en 74% die bereid waren de strijd aan te gaan om Thatcher te doen plooien.

    Eens verkozen hebben onze kameraden hun beloften gehouden. De heraanwerving van 2000 gemeentelijke ambtenaren die door het vorige stadsbestuur afgedankt werden, de lancering van en programma van sociale woningbouw voor het realiseren van 5000 sociale woningen (wat geleid heeft tot de creatie van 12.000 jobs!), een loonsverhoging voor alle stadswerkers (de maatregel raakte zo’n 4000 werkenden), de vermindering van de arbeidstijd van 39 naar 35 uur zonder loonsverlies.

    De strijd was moeilijk gezien de 47 verkozenen geconfronteerd werden met de dreiging vanwege Thatcher om het leger te sturen en de gemeenteraad af te zetten, maar ook vanwege traditioneel links dat weigerde het stadsbestuur duidelijk te steunen en die zelfs stokken in de wielen stak (bijvoorbeeld door de weigering de algemene stakingsoproep tegen de regering te steunen!). Desondanks hebben op 29 mei 1984, de dag dat het budget gestemd moest worden, 50.000 arbeiders deelgenomen aan een betoging om het stadsbestuur van Liverpool te ondersteunen. Parallel hiermee hebben onze kameraden ook een campagne ontwikkeld voor nationale en internationale steun, met in het bijzonder de grote staking van de mijnwerkers, die toeliet enkele toegevingen van Thatcher te bekomen omdat ze zich op het front van de mijnwerkers wou concentreren en zich niet kon permitteren op twee fronten tegelijk onmiddellijk terug te slaan.

    Het beslissende keerpunt in de strijd is de weigering van de stalinisten aan het hoofd van een aantal vakbonden geweest om te mobiliseren voor de algemene staking ter ondersteuning van de gemeenteraad in 1985. In dezelfde periode werden de mijnwerkers verraden door hun syndicale leidingen. Onze kameraden stonden toen helemaal alleen tegenover de regering. De leiding van Labour profiteerde van deze zwakke positie om de genadeslag uit te delen en de 47 gemeenteraadsleden uit te sluiten, evenals de sympathisanten van de Militant-tendens. Deze ervaring toont dat de arbeiders de heersende klasse kunnen uitdagen en doen terugtrekken indien ze over sterke taktieken en een sterk programma beschikt.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop