Het verlies aan koopkracht treft niet alleen uitkeringsgerechtigden, ook steeds meer werkenden komen in de problemen en slagen er niet in om rond te komen. Het ABVV deed een studie waaruit blijkt dat zowat 20% van de werkenden niet rondkomen met hun maandloon. En dat terwijl de grote aandeelhouders steeds meer nieuwe cadeaus kregen, onder meer via de notionele intrestaftrek.
De cijfers van het ABVV maken duidelijk dat het probleem van de dalende koopkracht verregaand is. Terwijl de traditionele politici het graag hebben over de strijd tegen armoede en daar zelfs een staatssecretaris voor aanstelden in de huidige regering (Laloux, PS, die evenwel snel werd vervangen), neemt de armoede onder brede lagen van de Belgen toe. 15% van de bevolking leeft officieel in armoede en het aantal werkenden dat in armoede leeft, neemt eveneens toe. Zowat 4% van de werkenden vallen onder de armoedegrens voor ons land.
Maar armoede is breder dan een loutere berekening op basis van het maandinkomen. Een groeiend aantal werkenden heeft sowieso problemen om rond te komen. Volgens het ABVV heeft 51% van de werkenden het moeilijk om iedere maand rond te komen, 44% stelt dat één loon onvoldoende is om van te leven, 37% slaagt er niet in om te sparen, 18% heeft geen geld voor vakanties,…
Deze cijfers maken duidelijk dat de ondermijning van de koopkracht een brede groep van werkenden treft. Armoede is niet langer een probleem van de allerarmsten, het is steeds meer een dagelijkse realiteit, ook voor wie een job heeft! Het ABVV heeft het terecht over de “working poor”, de zowat één op vijf arbeiders die geen eigen woning kunnen kopen, niet op reis gaan en moeite hebben om vrijetijdsuitgaven te doen.
ABVV-voorzitter De Leeuw wil dat daar iets aan wordt gedaan: “We claimen de belastingvermindering die de bedrijven hebben gekregen in het kader van de notionele intrest terug om de koopkracht te herstellen.” Dat is een terechte eis aangezien de fiscale cadeaus voor de rijksten de gemeenschap heel wat middelen kosten op een ogenblik dat de armste lagen (met inbegrip van veel werkenden) hun koopkracht sterk zien afnemen. De forse uitspraak van De Leeuw is positief, maar het blijft de vraag hoe hij hoopt om dit soort eisen effectief af te dwingen. Een studie zal daarvoor niet volstaan…
Deze studie zal nuttig zijn bij het loonoverleg in het najaar. De ABVV-topman stelde: “De brutolonen, de minimumlonen en de uitkeringen moeten gevoelig omhoog. Prijscontrole is nodig voor energieproducten en in de huursector. Desnoods moeten huurprijzen geblokkeerd worden. Om alles te betalen zullen we weer moeten praten over de notionele intrest, want met de twee miljard euro aan belastingvermindering die de bedrijven hebben gekregen kunnen we sociale maatregelen treffen.” Dit soort maatregelen is echter niet evident indien er geen politiek verlengstuk is dat bereid is om te breken met de logica van dit systeem. Zoniet leidt een prijzencontrole mogelijk vooral tot schaarste (omdat de distributie van producten niet onder gemeenschapscontrole staat). Ook zullen de grote bedrijven niet vrijwillig afstand doen van de vele cadeaus die ze de afgelopen jaren hebben gekregen.
Het probleem van de dalende koopkracht wordt vandaag niet begrepen door politici (die zelf weinig last hebben van een dalende koopkracht) en soms zelfs resoluut ontkend door patroonsorganisaties (al wordt tegenwoordig meer openlijk gepleit voor het “aanhalen van de buikriem”). De vakbondsleidingen moeten de dalende koopkracht op de agenda zetten. Studies kunnen daarbij nuttig zijn, maar deze moeten worden gekoppeld aan acties. Op 15 december vorig jaar was er een eerste betoging voor solidariteit en koopkracht. Sindsdien was er een golf van spontane stakingen voor meer koopkracht. Wanneer wordt de broodnodige conclusie getrokken dat er een degelijk actieplan nodig is om de koopkracht centraal te stellen en effectief zaken af te dwingen?