Your cart is currently empty!
Het grote complot volgens een vooraanstaand neo-nazi: “trotskisten en hun liberale vrienden”
Eddy Hermy is een man met een verleden in de extreem-rechtse Vlaams-nationalistische kringen. Hij was destijds actief bij de VMO (Vlaamse Militanten Orde) tot deze werd verboden als private militie. Daarna nam hij deel aan een aantal afsplitsingen van het VB omdat hij deze partij niet radicaal genoeg vond. Een nieuw VB-lidmaatschap eind jaren 1990 was van korte duur na een vervolging wegens racisme. Nu neemt Hermy het op voor zijn kompanen van Blood&Honour die volgens hem het slachtoffer zijn van een complot van… “de trotskisten en hun liberale vrienden”.
Hermy neemt niet toevallig de verdediging op van zijn kompanen van Blood&Honour. Als voormalige VMO’er weet hij maar al te goed dat er heel wat raakvlakken waren tussen Blood&Honour en de VMO. Op de Franstalige anti-fascistische website Résistances verscheen deze week nog een interessant dossier over skinheads (lees dit artikel hier). Daarin valt te lezen hoe het Nationaal Front (NF), een radicale groep van VMO’ers, en het VMO zelf nauwe contacten onderhielden met Ian Stuart (van Screwdriver) die aan de basis lag van de groep Blood&Honour. Die organisatie werd in 1987 opgezet als openlijk neo-nazistische groepering. Résistances schrijft dat Stuart in 1987 aan De Morgen verklaarde dat hij goed overeen kwam met de VMO, maar ook met het Vlaams Blok… De activisten die Blood&Honour via concerten in ons land zouden introduceren, waren ook actief bij het Vlaams Blok. Ze braken om diverse redenen met die partij, maar er bleef een raakvlak bestaan.
Eddy Hermy is daar uiteraard van op de hoogte. De Oostendse extreem-rechtse racist zat vlak aan de basis van het opzetten van Blood&Honour. Hij kende alle activisten die daarbij betrokken waren en die activisten keken ook naar hem op, de lokale potentaat van de VMO die de traditie eens zou verder zetten. Vandaag is er opnieuw een groepje dat geleid wordt door Hermy, het noemt “Nationaal-solidaristisch alternatief” en omvat onder meer de Vlaamse Jongeren Westland en Groenrechts. Er wordt ook samengewerkt met eerdere extreem-rechtse splintergroepjes zoals Euro-Rus van Kris Roman.
Op zijn website neemt Hermy het nu op voor Blood&Honour, of beter gezegd: tegen de politici die stellen dat er iets moet worden gedaan tegen extreem-rechts. Daar ziet Hermy een grote samenzwering in die niet zou hebben misstaan in de meest absurde stalinistische traditie: volgens Hermy is er immers een complot van “trotskisten” en “hun liberale vrienden”.
In de Kamer werden vragen gesteld bij de Adolf Hitler herdenkingen in ons land. Dat gebeurde door Sofie Staelraeve van Open VLD en Meyrem Almaci van Groen. Hermy haalt uit naar “de twee liberalen – de ene met een blauwe tong en de andere met groene slijmvliezen.” Maar de visie van Hermy op vrouwen leidt er natuurlijk toe dat hij weet dat de twee parlementsleden niet op eigen initiatief handelden, hij vraagt zich af: “Wie zit achter deze georchestreerde hetze tegen bepaalde groepen?” In neo-nazistische kringen is vragen stellen gevaarlijk, tenzij je meteen ook het antwoord biedt. En dat doet Hermy natuurlijk. Hij weet wie er de vrijheid in ons land wil aantasten en daartoe gebruik maakt van welwillende parlementsleden als Almaci en Staelraeve! “Het is duidelijk dat de parasitaire Belgische kaste met plezier de vrijheden van het volk de nek wil omdraaien. Zij is echter wel zo slim om dat vuile karweitje niet zelf op de agenda te plaatsen. Daarvoor heeft ze haar handlangers en nuttige idioten: de antifascistische Trotski-brigades.”
De anti-fascistische Trotski-brigades zullen de meeste lezers van deze site ongetwijfeld niet bekend zijn, ook niet bij die lezers die deelnemen aan tal van anti-fascistische activiteiten. Als anti-fascisten die zich bovendien op de traditie van het trotskisme baseren, voelen we ons natuurlijk wel wat aangesproken. Maar “Trotski-brigades” oprichten, lijkt ons niet meteen een nuttige stap. Welke anti-fascist kent vandaag de dag Trotski nog? Diegenen die zich ideologisch willen scholen of nagaan hoe de strijd tegen het nazisme werd gevoerd, zullen snel bij Trotski terecht komen. Maar anti-fascistische campagnes van trotskisten richten zich niet enkel op die kleine minderheid van reeds overtuigden.
De bewering van Hermy is natuurlijk symbolisch bedoeld. Het is een poging om alle tegenstanders van neo-nazisme over één kam te scheren en te beledigen. Niet dat wij een verwijzing naar Trotski als een belediging zouden zien, maar voor de dames en heren traditionele politici zal dat ongetwijfeld wel het geval zijn. De poging om naar Trotski te verwijzen in een poging om een “grote samenzwering” bloot te leggen, is natuurlijk wel grappig vanuit historisch oogpunt. Het was net Trotski die stelde dat we in onze strijd tegen het fascisme geen vertrouwen mochten stellen in de burgerlijke politici en ook niet in een repressieve aanpak door die burgerlijke politici die nadien tegen de arbeidersbeweging kan worden ingezet. Daarom hadden we overigens ook bedenkingen bij de formulering van het verbod op neo-nazistische activiteiten in Lommel (op dit punt zijn we het mogelijk niet volledig eens met onze vrienden van het AFF). In onze strijd tegen het fascisme moeten we ons baseren op de kracht van de arbeidersbeweging. Jongeren en arbeiders kunnen met anti-fascistische campagnes en acties een belangrijke rol spelen in het naar voor brengen van anti-fascistische eisen, maar het cruciale verschil waarmee fascisme kan worden verslagen wordt gemaakt door de georganiseerde arbeidersbeweging.
Dat is natuurlijk iets dat niet begrepen wordt door een straatvechter als Hermy die zich in zijn sas voelt nu er eindelijk een paar jongeren zijn “leiderschap” erkennen. Hij beweert: “Trotskisten zijn van oudsher graag bereid om de burgerij een handje toe te steken.” Details daarover kan Hermy uiteraard niet aanbrengen. Maar het volstaat om de grote samenzwering te ontmaskeren: “Het is helemaal niet denkbeeldig om te stellen dat de politieke lichtgewichtjes Sofie en Meyrem in het geheim lid zijn van een trotskistische cel en dat zij dus de marsorders uitvoeren van die organisaties.” En meer nog: “Wij hebben kort overwogen om een brief te sturen naar de minister van Binnenlandse Zaken om onze schokkende vermoedens aan hem mede te delen en zo onze bezorgdheid voor de democratie en de vrijheid te benadrukken. Het Antifascistische Front doet dat geregeld én met succes. Maar op het laatste ogenblik hebben we ons bedacht, want is onze minister van Binnenlandse Zaken geen lid van een geheime sekte (de loge) en is zijn nieuwe vriendin geen lid van de trotskistische internationale?” Als deze argumenten niet overtuigend zijn, heeft Hermy nog een uitsmijter: “Wat mevrouw Almaci betreft, zij heeft de dubbele nationaliteit: de Turkse en de Belgische.” Als dat niet kan tellen qua argument, weten we het ook niet meer.
We weten niet of de tirade van Hermy satirisch van inslag was, humor en extreem-rechts gaan moeilijk samen. Maar in ieder geval maakt hij twee zaken duidelijk: ten eerste dat geschiedenis niet zijn sterkste kant is (maar daar hadden we zijn interpretatie van het trotskisme niet voor nodig) en ten tweede dat Hermy en zijn kompanen nog steeds de verdediging opnemen van neo-nazistische groeperingen als Blood&Honour terwijl zijn vroegere partij (het VB) dat vandaag niet meer aandurft.