Your cart is currently empty!
Tag: Paasopstand
-
Zomerschool. Historische voorbeelden tonen potentieel van massastrijd
Maar ook nood aan organisatie en tactieken om tot overwinningen te komen!
Op de jaarlijkse zomerschool van onze internationale organisatie, georganiseerd door de Actief Linkse Studenten, is er telkens een meeting voorzien waarin enkele centrale rode lijnen van de zomerschool kernachtig worden gebracht. Dit jaar was er veel aandacht voor de wereldwijde instabiliteit maar ook voor enkele historische gebeurtenissen: 100 jaar geleden was er de Ierse Paasopstand en 80 jaar geleden waren er de revolutionaire ontwikkelingen in Spanje maar ook in Frankrijk. Op de CWI-meeting werden enkele centrale lessen hieruit getrokken. Een verslag door Geert Cool.

Foto door Kristofer (Zweden) 80 jaar Spaanse revolutie
De eerste spreker was Viki van onze Spaanse afdeling. Zij kwam terug op enkele grote lijnen van de Spaanse revolutie in de jaren 1930 met 1936-37 als hoogtepunt. In 1931 wonnen anti-monarchisten de verkiezingen en deed de koning troonsafstand. Het republikeinse bewind loste de verwachtingen van landhervormingen en een betere levensstandaard niet in. Dit leidde tot radicalere strijd, met onder meer de Asturische commune en stakingsbewegingen die heel Spanje platleggen. In 1936 brengen de verkiezingen het Volksfront aan de macht. De massa’s wachten niet op beslissingen van bovenaf om verandering door te voeren, ze beginnen er zelf aan. Zo bezetten arbeiders de fabrieken. Toen duidelijk werd dat het Volksfront de arbeiders en arme boeren weigerde te bewapenen tegen de fascistische dreiging, bewapenden ze zichzelf.
Het Volksfront was een eenheidsinitiatief dat van bovenaf werd opgezet door de Communistische Partij, de sociaaldemocratie en diverse liberale krachten, in het geval van Spanje niet zozeer ‘progressieve elementen’ van de burgerij maar de schaduw van de burgerij. Een dergelijke eenheid werd mogelijk na de bocht van de stalinistische Communistische Internationale die na een ultralinkse kritiek op alle anderen, inclusief de massabasis van de sociaaldemocratische partijen, naar een tegenovergesteld standpunt overging. Voortaan werd eenheid gezocht met de leiding van niet alleen de sociaaldemocratie, maar ook die van allerhande liberale krachten. Dit paste volgens de Communistische Partijen in de eerste fase van strijd: eerst moest het fascisme verslagen worden, pas nadien zou een tweede fase van strijd voor socialisme op de agenda staan. Het zou ertoe leiden dat het Volksfront zich tegen de revolutionaire strijd van onderuit zou keren.
De opstand van Franco en de fascisten tegen de revolutionaire massa’s kon uiteindelijk overwinnen, maar had daar jaren voor nodig. Zonder de heldhaftige strijd van de arbeiders en hun internationale steun, had Franco wellicht direct kunnen winnen. De arbeiders zetten eigen milities op en organiseerden zelf hun gezondheidszorg. Barcelona werd op 24 uur tijd ingenomen door deze milities die optraden als een leger van sociale bevrijding, wat leidde tot een situatie van dubbelmacht. De arbeidersklasse had het potentieel om deze machtsovername verder door te trekken, maar moest daarbij opbotsen tegen de Volksfront-regeringen die zich binnen het kader van het kapitalisme wilden houden. Daartoe ging de regering over tot het breken van de milities en werden strategische punten heroverd op de arbeiders, zo is de bloedige verovering van de telefooncentrale van Barcelona in mei 1937 een keerpunt. Deze telefooncentrale werd beheerd door de arbeiders met een sterke invloed van de anarchistische CNT.
De situatie vandaag is natuurlijk anders. Maar we moeten toch de les trekken dat allianties en coalities met kapitalistische partijen gebruikt worden om de belangen van de burgerij te verdedigen tegen die van de arbeidersklasse in. Coalities van linkse krachten met besparingspartijen om zelf uiteindelijk mee besparingen door te voeren, zijn rampzalig voor de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking en ze kunnen extreemrechts niet stoppen, integendeel. Anderzijds moeten we uit de Spaanse ervaring van 80 jaar geleden ook wijzen op de fenomenale kracht van de arbeidersklasse. Deze organiseren en op die basis een politiek alternatief uitbouwen, is wat ook nu nog op de agenda staat.
100 jaar Ierse Paasopstand
De tweede spreker was Paul Murphy, Iers parlementslid en een van de centrale voortrekkers van de campagne tegen de waterbelasting. Ierse krantencommentatoren stelden hem wegens zijn verzet tegen het Europa van het kapitaal voor als de Ierse versie van Boris Johnson, uiteraard een compleet verkeerde vergelijking tussen die reactionaire populist uit Londen en een consequente verdediger van de belangen van de arbeidersklasse. Paul sprak op de meeting over de Ierse Paasopstand.
De Ierse Paasopstand van 1916 was een revolte tegen het Britse imperialisme, maar kon volgens de socialistische voorman James Connolly ook het vuur aan de lont van een Europese revolte tegen oorlog vormen om de barbaarse heersende klasse omver te werpen. De correctheid van dat perspectief zou echter pas een jaar later blijken toen de Russische gebeurtenissen leidden tot een revolutionaire golf doorheen Europa. Ook in Ierland was er een enorme steun voor de Russische revolutie met massameetings, fabrieksbezettingen en een revolutionaire periode die tot 1923 zou duren.
Jammer genoeg was de Paasopstand van 1916 prematuur en was de basis ervoor te beperkt om tot een overwinning te komen. Het resultaat was de executie van verschillende leiders ervan, waaronder James Connolly die hierdoor geen richting kon geven aan de revolutionaire periode na 1917. Connolly en zijn medestanders waren bijzonder ongeduldig. Ze namen geen politiek onafhankelijk standpunt vanuit de arbeidersklasse in, maar steunden integendeel een burgerlijke nationalistische verklaring. Connolly was dan wel voorzitter van de grootste vakbond, maar hij deed geen oproep tot een algemene staking omdat hij wist dat hij geïsoleerd zou staan. Als Connolly zo reageerde, was dit deels uit wanhoop maar ook desillusie in de Tweede Internationale die mee in de barbarij van de Wereldoorlog was gestapt.
Het bevestigt op negatieve wijze het belang van een collectieve leiding van een revolutionaire partij en de nood aan een revolutionair internationalisme. Connolly stond binnen de Tweede Internationale aan de kant van Lenin en co, maar had na 1914 geen banden met medestanders in andere landen. Hij behoorde nochtans tot die kleine minderheid van linkse leiders die geen verraad pleegden en zich tegen de oorlog verzette. Andere dergelijke leiders waren onder meer Lenin, Luxemburg, Liebknecht en de Schotse socialist John MacLean. Eerder sprak Connolly zich uit tegen het toetreden van socialisten tot kapitalistische regeringen. Op het congres van de Tweede Internationale in 1900 was er discussie over de regeringsdeelname van de Franse sociaaldemocraten vanaf 1898. Voor Kautsky was dit een tactische en geen principiële kwestie. Hij werd van antwoord gediend door Connolly die opmerkte dat de revolutionaire massa’s “geen regeringsfuncties moeten aanvaarden die ze niet met eigen macht bekwamen.”
Die onafhankelijke positie van de arbeidersklasse is een principiële kwestie die van belang is om strijdbewegingen te kunnen winnen. Dit zagen we recent nog in de strijd tegen de Ierse waterbelasting. Terwijl anderen een eenheid aan de top probeerden te bekomen en delen van het establishment mee in bad wilden trekken, pleitten wij voor de radicale methode om van onderuit het verschil te maken in een niet-betalingscampagne geleid door lokale activisten. Met momenteel 73% die de waterbelasting niet betaalt, wordt duidelijk dat de oproep en organisatie van die boycot van groot belang was. Het opschorten van de waterbelasting is een grote nederlaag voor de regering en versterkt het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse. Het vestigt het idee dat we kunnen winnen. Dit zal van pas komen rond andere thema’s, zoals de groeiende roep naar het legaliseren van abortus in Ierland.
Burgerlijke commentatoren merkten op dat “een kleine kliek trotskisten die openlijk opkomen voor het omverwerpen van het politieke systeem erin slaagt om de politieke agenda te bepalen.” Voor de heersende klasse is ons standpunt inderdaad angstaanjagend. Vandaar de repressie tegen activisten die zich tegen de waterbelasting verzetten. Vanaf april zal het proces tegen de activisten van Jobstown gevoerd worden. Deze activisten, waaronder Paul Murphy zelf en twee lokale gemeenteraadsleden van de Anti-Austerity Alliance, worden beschuldigd van “vrijheidsberoving” van vicepremier Joan Burton wiens auto twee uur vastzat wegens een spontane protestactie. Eén maand na onze overwinning in een tussentijdse parlementsverkiezing gaf het establishment een signaal: “zo ver niet verder.” In het proces dat in april start en waar we maximaal een levenslange gevangenisstraf riskeren, zullen we hun repressie terechtstellen. We zullen een nationale en internationale campagne voeren. Zoals Connolly opmerkte over de vervolging van wie zich tegen de Wereldoorlog verzette: “We moeten de heersende klasse waarschuwen: je kan ons opsluiten of vermoorden. Maar vanuit de gevangenis of het kerkhof zullen we een kracht uitstralen waarmee jullie neergehaald worden.”
80 jaar Franse massabeweging voor verandering
In 1936 was het bijzonder onrustig in Frankrijk met een periode van revolutie en contrarevolutie, zo merkte Leila van Gauche Révolutionnaire op tijdens de meeting op onze zomerschool. Frankrijk was later getroffen door de crisis en kende een groot aantal werklozen. Maar liefst één miljoen Fransen werd werkloos en dit leidde tot acties zoals grote werklozenmarsen.
In 1934 was er een poging van fascistische milities om samen met rechtse groepen de macht over te nemen. Ze marcheerden op het parlement wat gepaard ging met rellen en doden. De contrarevolutionaire schudden de arbeidersbeweging wakker en het kwam tot een beweging tegen het fascisme. De roep naar een sterk antwoord tegen de fascistische dreiging werd gebruikt om een Volksfront te vormen door de sociaaldemocratische en communistische partijleidingen samen met de burgerlijke Radicale Partij.
Het Volksfront had niet als doel om revolutionaire strijd voor een ander systeem te versterken, het doel was het redden van het kapitalistisch systeem en de burgerlijke staat. Toch voelden veel arbeiders zich gesterkt door het Volksfront en de regering van dit Volksfront. Er kwamen meer acties tegen de bazen. In mei 1936 was er een grote stakingsbeweging die in La Havre begon na de afdanking van twee arbeiders. In deze stakingsbeweging werd massaal actie gevoerd, ook door de laagbetaalde arbeiders. Zo gingen bijvoorbeeld ook de kelners in staking.
Premier Blum erkende dat er toegevingen nodig waren, vooral omdat gevreesd werd dat de staking anders zou uitgroeien tot een revolutionaire beweging voor verandering waarop zelfs de vakbondsleiding geen greep meer had. De heersende elite was bang omdat ze de kracht van de arbeidersbeweging zag. De communistische en socialistische partijleidingen probeerden vanuit de regering de verdere ontwikkeling van de beweging te stoppen. Vanuit de Communistische Partij gebeurde dit met het argument dat revolutie niet op de agenda stond omdat eerst het fascisme moest bestreden worden.
De dreiging van revolutie leidde tot belangrijke toegevingen zoals het betaald verlof, de 40-uren werkweek en de erkenning van vakbondsrechten. Het zou ook een bron van inspiratie zijn voor andere bewegingen, onder meer de revolutionaire algemene stakingsbeweging in België in mei-juni 1936. Er zat meer in de beweging van 1936, maar daarvoor was er nood aan een revolutionaire leiding die de inzet van de beweging begreep: de levensstandaard van de werkenden en armen verbeteren door te vechten om de macht uit handen van de burgerij te halen.
Leren uit het verleden om te winnen in de toekomst
De meeting werd afgesloten door Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het Committee for a Workers’ International. Hij merkte op dat we uit bewegingen in het verleden moeten leren om in alle geledingen van onze organisatie sterkere kaders te vormen die in staat zijn om strijd te winnen. In een turbulente periode zoals vandaag met de mislukte staatsgreep in Turkije en andere belangrijke ontwikkelingen, is dat geen overbodige luxe.
Vandaag is het bewustzijn, ook onder de voorhoede van de arbeidersbeweging, teruggeslagen in vergelijking met de jaren 1930. Zo werd het vormen van een coalitie met burgerlijke partijen in de jaren 1930 meteen gelijkgesteld met verraad. Vandaag ligt dat anders en zien velen een coalitie als een stap vooruit, een mogelijkheid om een minstens gedeeltelijk progressief beleid te voeren. We moeten de historische ervaringen in hun context zien maar er ook lessen uit trekken voor vandaag.
In Frankrijk en Spanje zagen we in 1936 dat de zaden van de revolutie aanwezig waren met enorme mogelijkheden. Trotski merkte op dat er in Spanje niet één maar minstens tien kansen op revolutionaire momenten waren in die periode. Het potentieel werd niet benut, onder meer door de tactiek van het Volksfront en andere factoren. Volgens Trotski deed het Volksfront dienst als een stakingsbreker om een verdere radicalisering van de beweging te stoppen. Het onvoltooide karakter van de revoluties van 1936 zorgde ervoor dat de geschiedenis anders zou verlopen met onder meer het bloedbad van Wereldoorlog Twee.
Een belangrijke reden voor dat onvoltooide karakter was het opleggen van een Volksfront van bovenaf. De machtsovername door de nazi’s in Duitsland was een schok voor de arbeidersbeweging en leidde tot een roep naar eenheid. Trotski herhaalde zijn oproep voor een eenheidsfront van onderuit: apart marcheren, maar samen toeslaan. Anders gezegd: eenheid in actie met behoud van eigen programma’s en voorstellen. In plaats daarvan pleitten de Communistische Partijen voor een karikatuur van eenheid, onder meer met de Franse Radicalen waar de massa’s terecht helemaal geen vertrouwen in hadden.
De bewegingen van 1936 werden mee gestimuleerd door de schok van het naziregime in Duitsland, maar ook door de economische achtergrond. Zo daalde het loon van de Franse arbeiders tussen 1931 en 1936 met 30%. In 1936 haalden de partijen van het Volksfront 5,5 miljoen stemmen tegenover 4,5 miljoen voor rechts. De Radicalen verloren een half miljoen stemmen terwijl de Communistische Partij zijn resultaat verdubbelde.
De massabeweging in Frankrijk was enorm. Zo waren er 500.000 aanwezigen op een betoging om de Franse commune te herdenken. In de stakingsbeweging van mei en juni waren er 3 miljoen werkenden betrokken, dat is meer dan er vakbondsleden waren. Media merkten op dat zelfs de redders op de Seine staakten. Premier Blum kwam in een moeilijke positie te staan. Zelf merkte hij op dat hij vergeleken werd met Kerenski in Rusland en dat de situatie zou leiden tot het opstaan van een Franse Lenin.
De beweging had een internationale impact, zelfs in Duitsland. Daar werd aanvankelijk bericht over de “chaos” van de Franse stakingen. Maar toen de arbeiders daar vertrouwen uit putten en er acties dreigden in Duitsland, werd alle nieuws tegengehouden. Een maand later zou de beweging in Spanje de kwestie van de macht stellen. Een overwinning in beide landen had de basis kunnen leggen voor een socialistische federatie die doorheen Europa een impact zou hebben.
Er was de mogelijkheid om op een relatief vreedzame wijze de macht te grijpen met de arbeidersbeweging. Indien dit niet gebeurde, kwam dit door de opstelling van de leiding van de arbeidersbeweging. De Communistische Partij merkte toen al op dat je moet weten hoe je een staking moet beëindigen, in 1968 zou dit herhaald worden. Toch werden belangrijke toegevingen afgedwongen, ook al werden die door inflatie snel ondermijnd. Tegen 1938 verdween de sociaaldemocratie uit de regering.
De leiders van de arbeidersbeweging trokken na de Tweede Wereldoorlog amper lessen uit de Spaanse en Franse gebeurtenissen. In Chili 1973 werden dezelfde fouten herhaald met bloedige gevolgen. Wij proberen een consequent standpunt in te nemen op vlak van coalities en tegen besparingen. Coalities met burgerlijke partijen leiden tot een verhouding als die tussen een paard en de rijder ervan: de burgerij zit in het zadel en bepaalt de koers. Maar we moeten uiteraard steeds op een tactische wijze onze houding tegenover regeringen met linkse elementen naar voor brengen, denk maar aan de wijze waarop Lenin slogans naar voor bracht tegen de Voorlopige regering in Rusland 1917.
In de huidige nieuwe periode van wereldwijde instabiliteit en zoektocht naar alternatieven staat de arbeidersbeweging voor enorme uitdagingen. Gesterkt door ervaringen uit het recente en iets verdere verleden kunnen we deze uitdagingen aangaan en als onderdeel van de strijd tactieken en een programma ontwikkelen waarmee we kunnen winnen.
-
100 jaar geleden: de Ierse Paasopstand
Hieronder een vertaling van een artikel over de Paasopstand van 1916 uit het maandblad ‘The Socialist’ van onze Ierse zusterpartij. Een dossier door Cillian Gillespie.
Dit weekend wordt de 100ste verjaardag van de Paasopstand tegen de Britse heerschappij over Ierland gevierd. Voor veel gewone werkenden is deze belangrijke gebeurtenis een keerpunt in de Ierse geschiedenis. De deelnemers en leiders van de opstand genieten tot vandaag een grote autoriteit.
Hun acties worden vandaag gezien als een zware slag tegen de koloniale heersers. Gedurende een week bood een kleine groep het hoofd tegen de militaire macht van het Britse rijk, destijds de grootste imperialistische macht ter wereld. Een groot deel van deze kleine groep activisten van zowel het Irish Citizens Army als de Irish Volunteers bestond uit gewone arbeiders of mensen van de lagere middenklasse.
Het kapitalistische establishment in Ierland viert vandaag de opstand van honderd jaar geleden, maar de voorlopers van dit establishment namen een andere houding in tegenover zowel de opstand als wie eraan deelnam. Dit blijkt nergens sterker dan in een editoriaal uit de krant Irish Independent van 10 mei 1916 met een foto van James Connolly ernaast. Het edito stelde dat “de ergste bendeleiders er moeten uitgepikt worden en de behandeling moeten krijgen die ze verdienen.”
Een dodelijk gewonde Connolly werd twee dagen later geëxecuteerd. De krant was eigendom van William Martin Murphy, de voortrekker van de 404 werkgevers die de arbeidersklasse van Dublin in 1913 aan een lock-out hadden onderworpen. De krant voerde campagne voor de executie van Connolly. Het was pas nadat Connolly dood was dat de krant tot verzoening opriep.
In Noord-Ierland is de Paasopstand een meer verdelende kwestie. De verdeeldheid weerspiegelt de verschillende aspiraties van de protestantse en katholieke werkenden op vlak vna de nationale kwestie. Er is de afgelopen 25 jaar veel gesproken over verzoening en vrede, maar het kapitalisme is niet in staat om het Noord-Ierse conflict op te lossen. De geschiedenis is net zoals veel aspecten van de Noord-Ierse samenleving een sectair slagveld geworden.
De oudste Britse kolonie
De Paasopstand vond zijn oorsprong in de eeuwenlange onderdrukking door het Britse imperialisme. De koloniale onderdrukking van Ierland leidde niet alleen tot het ontzeggen van het recht op politieke vrijheid en onafhankelijkheid, maar ook tot een economische verstikking van het eiland.
Dit werd eerst gedaan door Ierland als concurrent voor het Britse kapitalisme uit te schakelen in de nasleep van de Act of Union in 1801. Er volgende een massale emigratie uit Ierland, zeker in de jaren van de hongersnood midden 19de eeuw. Deze emigratie zorgde voor goedkope arbeidskrachten in de Britse steden. Ierland werd ook de “broodmand” van de Britten, het leverde onafgewerkte landbouwproducten, vooral vlees voor de stedelijke bevolking.
Dit is waarom James Connolly kort na zijn aankomst in Ierland opmerkte: “De strijd voor Ierse vrijheid heeft twee aspecten: het is nationaal maar het is tevens sociaal.”
De Britse heersende klasse probeerde de controle en economische uitbuiting van Ierland te behouden door sectaire tegenstellingen in d ehand te werken. Het is op dit eiland dat de tactiek van “verdelen om te heersen” werd geperfectioneerd. Later zou het Britse imperialisme dit op andere kolonies door de hele wereld toepassen.
Connolly stelde dat enkel een revolutionaire beweging van de arbeidersklasse waarbij zowel protestantse als katholieke arbeiders verenigd waren en hun strijd koppelden aan een socialistische samenleving, een einde kon maken aan de koloniale overheersing.
Connolly en de Paasopstand
Samen met Jim Larkin speelde Connolly een belangrijke rol in de strijd van de Ierse arbeidersbeweging na het opzetten van de Irish Transport and General Workers Union (TGWU) in 1909. Deze strijd kende een hoogtepunt in de lock-out van Dublin in september 1913. (over 1913 publiceerden we dit artikel: http://www.socialisme.be/nl/12774/dublin)
Het resultaat in 1913 was geen volledige nederlaag, maar het stopte wel het momentum dat de IGTWU en de Ierse arbeidersbeweging in het algemeen kenden in de voorafgaande jaren. Twee andere gebeurtenissen hadden een negatieve impact op de arbeidersbeweging.
Het eerste was het gevaar van een opdeling van Ierland. Dit werd openlijk besproken door delen van de Britse heersende klasse. Connolly voorzag dit als een onvermijdelijke uiting van de reactie. Een dergelijk scenario zou, zoals de geschiedenis nadien overigens aantoonde, leiden tot een toename van sectaire verdeeldheid tussen de werkende bevolking wat het imperialisme en kapitalisme ten goede komt.
De tweede gebeurtenis met een negatieve impact was het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Dit was rampzalig voor de arbeidersbeweging en de socialistische beweging in Ierland en de rest van Europa. Het was een oorlog tussen kapitalistische staten in Europa gericht op het maximaliseren van de winsten van de verschillende kapitalistische klassen door een grotere controle op de wereldmarkt. Deze oorlog was op zich geen verrassing voor socialisten zoals Connolly, maar de steun van de officiële leiders van de socialistische bewegingen in Europa was dat wel.
Deze steun ging regelrecht in tegen de basisprincipes van arbeiderssolidariteit. De socialistische leiders stelden zich schaamteloos achter hun eigen heersende klasse in een oorlog waarin miljoenen soldaten uit de arbeidersklasse het leven lieten of gewond raken. De oorlog bereikte een nieuw hoogtepunt van barbarij.
John Redmond, de leider van de beperkte vorm van zelfbeschikking die aan Ierland toegekend werd, haastte zich om de oorlog te steunen en vroeg de leden van de Irish Volunteers om zich bij het Britse leger aan te sluiten. Opmerkelijk genoeg vindt de huidige Ierse regering het nuttig om John Redmond te herdenken met een groot spandoek aan Dublin’s College Green.
Connolly schreef daarentegen: “Ierland kan wel eens het vuur aan de lont steken waarbij heel Europa aangestoken wordt en waarbij het vuur blijft branden tot de laatste troon en de laatste kapitalistische obligaties en aandelen verschrompelen op de brandstapel van de laatste krijgsheer.”
Naar een opstand
Naarmate het bloedbad van de oorlog bleef duren, werd de wil van Connolly om de kapitalistische en imperialistische orde van Europa een slag toe te brengen enkel maar groter. Connolly stond echter geïsoleerd, hij zat in Ierland zonder directe banden met andere revolutionaire socialistische leiders die zich tegen de imperialistische oorlog uitspraken, leiders zoals Lenin en Trotski in Rusland, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland of John Maclean in Schotland. Connolly was ook beïnvloed door de gevolgen van de nederlagen van 1914.
Ierland was tijdens de oorlog niet immuun voor de nationalistische retoriek doorheen Europa. Veel gewone werkenden in Ierland, ook diegenen die na de lock-out van 1913 op een zwarte lijst beland waren, stonden economisch in dienst van het Britse leger. Er was ook de dreiging van een effectieve militaire dienstplicht in Ierland, net zoals deze eerder ook in Groot-Brittannië was doorgevoerd.
Het was in deze context dat Connolly steeds wanhopiger werd om een vorm van opstand in Ierland te zien. Op dat ogenblik was er niet echt een sfeer voor een opstand onder bredere lagen van de arbeidersklasse. Connolly keek daarom meer uit naar de krachten van het militante nationalisme. Het ging om de krachten van de Irish Republican Brotherhood (IRB) en delen van de Irish Volunteers die niet ingingen op de oproep van Redmond om het Britse leger te ondersteunen.
De slogan van de IRB was: “Problemen voor Engeland zijn kansen voor Ierland.” Het bereidde sinds het beging van de oorlog in het grootste geheim een opstand voor. In januari 1916 werd Connolly opgenomen in de militaire raad van de IRB om een opstand op Pasen voor te bereiden.
Paasopstand
Op Paasmaandag 1916 namen naar schatting 1300 leden van de Irish Volunteers en 220 leden van het Irish Citizen Army met enkele tientallen geweren de controle over het stadscentrum van Dublin over. Ze riepen de Ierse republiek uit en wierpen barrikades op waar ze wachtten op de onvermijdelijke aanval van de Britse troepen.
De opstandelingen hielden het een week vol, ook al waren de Britse troepen met veel meer. Er was een verhouding van 20 Britse soldaten per Ierse opstandeling. Uiteindelijk werden de opstandelingen omsingeld en genadeloos in de pan gehakt. Een groot deel van de binnenstad werd verwoest en er vielen tal van burgerdoden. Tegen het einde van de week werden de opstandelingen tot een onvoorwaardelijke overgave gedwongen. Onder de doden waren er 60 opstandelingen, 120 Britse soldaten en 450 gewone burgers. Er vielen meer dan 2500 gewonden.
Factoren zoals het bevel van Eoin McNeill om de geplande acties van de Irish Volunteers op paaszondag af te zeggen en het feit dat een Duitse onderzeeëer met 20.000 geweren bedoeld voor de opstandelingen voor de kust werd gestopt, zorgden ervoor dat de schaal en de intensiteit van de gevechten beperkter waren. Uiteindelijk was de opstand echter van bij het begin gedoemd om te mislukken. De reden hiervoor was de sfeer onder brede lagen van de bevolking. Die waren op dat ogenblik niet bereid om een dergelijke actie te ondersteunen.
Connolly had in de aanloop naar de opstand zelf politieke toegevingen gedaan aan de nationalistische krachten met wie hij vocht. Dit blijkt het beste uit de Verklaring waar hij zijn naam onder zette. Dit is ondanks positieve elementen in essentie een nationalistisch document. Na de beslissing om aan de opstand deel te nemen, had Connolly beter een afzonderlijk socialistisch document opgemaakt met zijn visie van een ‘arbeidersrepubliek’ waar de rijkdom en de productiemiddelen onder democratische bezit en controle van de arbeidersklasse komen.
De verloren revolutie
De moed en zelfopoffering van Connolly (en al wie in de opstand vocht) zijn onbetwist. Maar het vroegtijdig karakter van de opstand wordt helemaal duidelijk als we kijken naar wat er gebeurde na de opstand. In het eerste hoofdstuk van zijn bekende ‘Labour in Irish History’ schreef Connolly: “Revoluties zijn nooit het resultaat van wat we willen maar van gerijpte materiële voorwaarden.”
De ‘materiële voorwaarden’ voor een socialistische revolutie tegen het Britse en Ierse kapitalisme waren nog niet gerijpt in 1916. Maar de impact van de nationale en internationale gebeurtenissen na 1917 hadden zo’n revolutie wel mogelijk gemaakt. Het uitbreken van de Russische revolutie en de daaropvolgende revolutionaire golf in Europa hadden ook een diepgaand radicaliserend effect op de Ierse arbeidersklasse.
Deze radicalisering had niet alleen een effect in het zuiden, waar de oppositie tegen het Britse imperialisme harder werd na de opstand, maar ook onder de protestantse en katholieke arbeiders in het noorden van Ierland. Het leidde tot een reeks lokale en nationale algemene stakingen, tot ‘sovjets’ (democratische arbeidersraden) die tijdelijk de controle overnamen over steden als Belfast en Limerick en het leidde tot de ontwikkeling van een grote steun voor socialisme onder de bevolking.
De afwezigheid van een revolutionaire socialistische leiding die de arbeidersklasse kon verenigen en deze bewegingen kon richten op een strijd voor socialistische verandering, maakte dat de revolutie zich niet doorzette en de ruimte voor de contrarevolutie van de opdeling van het land groter werd. De tragedie van Connolly was dat hij deze gebeurtenissen niet meer zou meemaken en niet de nodige rol kon spelen in de opbouw van een revolutionaire leiding.
In tegenstelling tot de mythe die vandaag door het politieke establishment en de gevestigde historici naar voor wordt gebracht, leidde de ‘revolutionaire periode’ van 1916 tot 1922 niet tot grote verbeteringen voor de arbeidersklasse. Het leidde tot het ontstaan van twee onderdrukkende, sectaire staten die de noden van de arbeidersklasse niet konden inlossen en dat nog steeds niet kunnen.
Dat is waarom we uit het verleden moeten leren en bouwen aan een socialistische beweging die wel in staat is om echte verandering voor de arbeidersklasse te bekomen.
