Tag: nieuwe linkse formaties

  • De wereld na Covid-19. Keynesiaanse model van nieuwe linkse formaties volstaat niet

    Piketty

    Covid-19 heeft razendsnel de sluimerende economische crisis doen ontvlammen in de ergste crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. De wereldwijde stimulusmaatregelen overtreffen reeds die van 2008-09. Fiscale orthodoxie en financiële keurslijven werden snel overboord gegooid. Het neoliberalisme, met zijn groeiende ongelijkheid, onzekerheid en dalende levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking, wordt ondermijnd.

    Artikel door Boris (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Binnen het economische en politieke establishment groeit de steun voor bepaalde Keynesiaanse maatregelen: overheidstussenkomsten om hun systeem veilig te stellen. Dit is geen terugkeer naar het Keynesiaanse model van na de Tweede Wereldoorlog, maar is eerder vergelijkbaar met de staatsinterventies van de jaren dertig van de vorige eeuw. Het betekent niet dat dit niet zal worden gecombineerd met nieuwe besparingsmaatregelen en aanvallen op de openbare diensten. Vooruitgang voor werkenden en hun gezinnen is alleen mogelijk door massale mobilisaties die een krachtsverhouding in hun voordeel tot stand brengen.

    Is een terugkeer naar het naoorlogse Keynesiaanse model mogelijk?

    De verzwakking van het neoliberalisme en de neiging van kapitalistische regeringen om Keynesiaanse maatregelen te nemen, zullen de hervormingsgezinde figuren en formaties van de nieuwe linkerzijde wellicht nog meer in de richting duwen van een programma dat doet denken aan de naoorlogse welvaartstaat met een ‘gemengde’ economie waarin publieke en private ondernemingen samengaan. Dat is alvast het model dat verdedigd wordt door Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortes in de VS, Podemos in Spanje en ook de PVDA in België.

    Zo stelt de PVDA een ‘coronataks’ voor: een eenmalige bijdrage van 5% op de grote vermogens van meer dan 3 miljoen euro om op die manier de superrijken te laten betalen voor de gezondheidscrisis. De PVDA legt uit dat dit idee nu in veel landen wordt besproken en verwijst naar drie economen die dicht bij Piketty staan en die pleiten voor een in de tijd beperkte Europese vermogensbelasting op de 1% rijksten. Dit debat wordt ook gevoerd door de regering van PSOE-Podemos in Spanje met het oog op een belastinghervorming om de overheidsinvesteringen te verhogen. De regering-Sanchez probeert snel een soort ‘sociaal schild’ in te voeren, met als vlaggenschip de invoering van een leefbaar minimum inkomen voor 800.000 gezinnen in armoede.

    De meest prominente econoom rond dit soort voorstellen is Thomas Piketty. Hij pleit voor een Keynesiaans investeringsbeleid in onder meer hernieuwbare energie, gezondheid en sociale zekerheid. Zijn voorstellen zijn gebaseerd op het idee dat de ongelijkheden moeten worden verminderd door een betere herverdeling van de rijkdom. Piketty merkt op dat de armste helft van de Fransen 5% van alle rijkdom bezit en pleit ervoor om dit aandeel op te trekken tot 20%. Om dit te bereiken, pleit hij voor een verhoging van de belasting op alle inkomens die meer dan vier keer het minimumloon bedragen, een vermogensbelasting en een belasting op erfenissen die meer dan 1 miljoen euro bedragen, om een erfenis van 120.000 euro te garanderen aan de helft van de 25-jarige Fransen die niets bezitten.

    Om de economie nieuw leven in te blazen, pleit Piketty voor een uitzonderlijke tijdelijke bijdrage op de grootste vermogens, verwijzend naar de maatregel die de naoorlogse Duitse regering tussen 1948 en 1952 invoerde. Zijn model is het naoorlogse Zweden, waar volgens hem de strijd van de arbeidersbeweging in combinatie met het overwicht van linkse ideeën onder intellectuelen de sociaaldemocratie in staat stelde een sociaal model op te bouwen door middel van hervormingen in het parlement.

    Met heel veel nuances en gradaties volgt het overgrote deel van de nieuwe linkse reformistische formaties dit denkpatroon. Het komt terug van Bernie Sanders tot Raoul Hedebouw en Pablo Iglesias.

    Een probleem met dit model is dat de langdurige periode van economische groei van het naoorlogse kapitalisme een uitzondering was. De crisis van het kapitalisme brengt ons vandaag in een periode die meer gelijkenissen vertoont met de jaren 1930, toen de overheidsinterventies tot doel hadden om het systeem te redden. Het naoorlogse herstel van de winstvoeten was onder meer gebaseerd op een oorlogseconomie, brutale uitbuiting van de werkenden in de kolonies en de wederopbouw van Europa na de massale vernietiging van infrastructuur, steden en industrie. Het Amerikaans imperialisme kwam als dominante supermacht uit de oorlog en bevorderde Keynesiaanse overheidsinterventies. Een gigantische bron van externe financiering zoals het Marshallplan is vandaag niet denkbaar. De dreiging van een concurrerend model voor het kapitalisme, met de Sovjet-Unie en vooral een sterk georganiseerde arbeidersbeweging, maakte het mogelijk om belangrijke verworvenheden af te dwingen op vlak van inkomen en sociale zekerheid.

    Kapitalisme is niet hervormbaar

    Piketty gaat uit van het idee dat het systeem moet worden beschermd. Hij denkt dat beide grote klassen, de kapitalisten en de werkenden, tot een economisch beleid kunnen komen dat gunstig is voor iedereen en dat zo de crises die inherent zijn aan het systeem vermijdbaar worden. Het idee dat de staat bij de werkenden een vraag naar goederen en diensten zou creëren, die vervolgens leidt tot investeringen door de kapitalisten die de gemeenschap ten goede komen, is verkeerd. De kapitalistische uitbuiting laat de arbeiders niet toe om alle geproduceerde goederen te kopen en de kapitalistische klasse is numeriek te klein om dit te compenseren. Het kapitalisme zit vast in een race om kortetermijnwinst. Loonsverhogingen of belastingen op de winsten worden vastberaden bestreden om de concurrentiepositie niet te verzwakken. In die strijd aarzelen kapitalisten niet om hun toevlucht te nemen tot kapitaalvlucht en sabotage van de economie. Elke maatregel die de werkenden ten goede komt, botst op de belangen van de kapitalisten.

    Als marxisten strijden we voor elke hervorming, voor meer publieke investeringen in gezondheid, onderwijs, hernieuwbare energie en sociale noden, voor elke verbetering van lonen en uitkeringen, voor elke belasting die de superrijken meer doet bijdragen … We koppelen onze betrokkenheid in deze dagelijkse strijd stelselmatig aan de noodzaak om het privé-eigendom van het kapitaal te betwisten door de sleutelsectoren van de economie onder controle en bezit van de werkenden en de gemeenschap te plaatsen om de productie te plannen volgens de noden van de werkenden en hun gezinnen. Dat is onderdeel van de socialistische maatschappijverandering die noodzakelijk is als alternatief op het falende kapitalisme.

  • Establishment in paniek door nieuwe linkse formaties

    Mélenchon op de betoging van France Insoumise van 23 september met maar liefst 150.000 aanwezigen. Foot: Gauche Révolutionnai

    Op 23 september betoogden tienduizenden mensen in Parijs na een oproep van La France Insoumise (LFI). Het protest was gericht tegen de ‘sociale staatsgreep’ van Macron. De populariteit van de Franse president is in vrije val. LFI wordt steeds meer gezien als de belangrijkste oppositiekracht tegen de regering. “Ik geloof in democratie, maar de democratie is niet hetzelfde als de straat,” verklaarde Macron duidelijk geïrriteerd. Tegelijk gaat de neergang van de sociaaldemocratische PS verder. Nu moet de partij ook zijn historische hoofdkwartier in Parijs verkopen.

    door Nicolas Croes

    Revolte in het stemlokaal

    In Frankrijk en elders wordt het politieke landschap dooreen geschud. Sinds het uitbreken van de crisis reageerden alle gevestigde partijen met een beleid dat in essentie neerkwam op besparingen. De steun voor deze partijen stort in elkaar, vooral de vroegere sociaaldemocratie krijgt forse klappen. Het argument van het ‘minste kwaad’ is immers niet langer geloofwaardig. De crisis van het kapitalisme leidt tot een crisis van de politieke vertegenwoordiging van het establishment. Het wordt steeds moeilijker voor dat establishment om stabiele politieke instrumenten te vinden. De PS van Elio Di Rupo leek een tijdlang een uitzondering op de regel, maar ook dat is nu verleden tijd.

    Het ergste voor het establishment moet nog komen: de ontwikkeling van nieuwe linkse formaties schakelt een versnelling hoger. Dit fenomeen is niet nieuw. Maar het langdurig karakter van de crisis heeft nieuwe linkse formaties zoals Syriza of Podemos een bijzonder brede steun opgeleverd, waardoor de kwestie van een links beleid zich stelt. Syriza kwam begin 2015 aan de macht in Griekenland. Tegelijk was er de opmars van Podemos en de linkse eenheidslijsten in de Spaanse staat. Jeremy Corbyn werd in Groot-Brittannië de nieuwe voorzitter van Labour. Er was ook nog de opmerkelijke steun voor Bernie Sanders in de Democratische voorverkiezingen tegen Hillary Clinton in de VS.

    Hoe tot verandering komen?

    We zien een brede steun voor formaties die stoutmoedig de hoop op radicale verandering uitdragen. Na decennia van neoliberale eenheidsworst lijkt een programma van beperkte hervormingen voor velen revolutionair, zelfs indien het programma van die nieuwe formaties doorgaans niet verder komt dan aanpassingen binnen het kapitalistisch systeem. De dominante stroming vertrekt van het idee van stapsgewijze veranderingen om uiteindelijk tot een meer gelijke samenleving te komen. Er wordt niet gepleit voor een beslissende breuk met het kapitalisme en de invulling van die meer gelijke samenleving blijft vaag.

    De kapitalistische klasse is vandaag de heersende klasse. Deze sociale klasse bezit en controleert de cruciale economische middelen van de samenleving (financiewezen, grote bedrijven, …). Ze is op duizenden manieren verbonden met het staatsapparaat (gerecht, leger, hoogste kringen van de ambtenarij, …). De geschiedenis heeft meermaals aangetoond dat de heersende klasse niet zomaar haar macht, en haar rijkdom, afstaat. Als deze bedreigd zijn, wordt niet geaarzeld om tot economische sabotage over te gaan of zelfs militaire staatsgrepen. Dat zagen we in Chili in september 1973.

    In de huidige periode van langdurige crisis is de ruimte voor toegevingen aan de werkende bevolking beperkter. De ervaring van Syriza toont aan dat het heel snel tot keuze tot confrontatie met het systeem of capitulatie komt. Voor de schuldeisers en de kapitalistische klasse gaat het daarbij vooral om het indijken van het politieke besmettingsgevaar bij een breuk met het besparingsbeleid. Het belangrijkste was om Syriza te vernederen en zo nieuwe linkse initiatieven te ontmoedigen. Waar er ruimte was voor hervormingen, zoals in Venezuela, leidde het einde van de hoge olieprijzen meteen tot een terugrollen van de verworvenheden en bijhorende sociale en politieke crisis. In Venezuela faalt niet het socialisme, maar het gebrek aan socialistische breuk met de macht van het kapitaal.

    De beweging uitbouwen

    De opkomst van nieuwe linkse formaties is een belangrijke stap vooruit. Het biedt mogelijkheden om te discussiëren over het programma, de strategie en tactieken om met de werkenden en de jongeren de macht te nemen.

    De ervaring van Syriza toont het fundamentele belang van een revolutionaire aanpak, van een breuk met de regels van de eurozone, de EU en het kapitalisme. Er is nood aan een confrontatie met dit systeem waarbij de publieke schulden niet afbetaald worden, controle wordt gevestigd op kapitaal, de banken en andere sleutelsectoren van de economie in publieke handen komen met democratische controle van de werkenden en er op democratische wijze een planning wordt opgemaakt van de economie zodat deze gericht is op de sociale en ecologische noden die vandaag niet aan bod komen onder het kapitalisme.

    Om de economische hefbomen effectief in handen te nemen, moet de gemeenschap deze bezitten. Wat je niet bezit, kan je niet controleren. Hetzelfde geldt voor de sociale beweging zelf. Om ons programma effectief te realiseren, is het belangrijk dat het van onderuit gedragen wordt. Er is daartoe nood aan een politiek instrument: een massale arbeiderspartij. Die kan de energie van de arbeidersbeweging bundelen zodat het een kracht wordt die verandering kan bekomen. Uiteraard moet er ook richting gegeven worden aan die verandering: dat is de rol van een programma. Voor LSP moet verandering gericht zijn op socialistische maatschappijverandering. Elke stap naar verandering is op zich belangrijk, maar moet steeds in functie van die doelstelling staan.

    #JoinTheWave: bouwen aan een brede en inclusieve linkse campagne in België?

    In 2014 kwam radicaal links voor het eerst sinds de jaren 1980 in het Belgisch parlement. De verkozenen van de PVDA hebben sindsdien de progressieve antwoorden op het rechtse beleid op grotere schaal naar buiten kunnen brengen. De publieke opinie kon kennis maken met debatten en standpunten die voorheen grotendeels beperkt waren tot de werkplaatsen en de kringen van activisten. Peilingen geven aan dat de PVDA opnieuw voor een belangrijke doorbraak staat.

    Met de oproep #JoinTheWave wil de PVDA een brede campagne rond zich bouwen. Er wordt opgeroepen om niet enkel PVDA te stemmen, maar zich ook te organiseren. Meer dan alleen praktische taken te verdelen onder vrijwilligers voor verkiezingscampagnes, kan de oproep “#Join The Wave” kiezen voor een brede, inclusieve en op actie gebaseerde benadering. De linkse campagnes die de grootste electorale successen hebben geboekt, zijn die welke enthousiasme en massale participatie hebben opgewekt, door te steunen op brede en inclusieve actiecampagnes. Podemos heeft kunnen bouwen op de Indignados in de Spaanse staat. Voor Sanders was er Occupy in de VS en er waren ook de meetings en massabetogingen rond Corbyn in Engeland en met Mélenchon in Frankrijk.

    Dat zou een actief engagement van tienduizenden mensen rond de PVDA mogelijk maken. Zowel uit de vakbonden, de jongerenbeweging, de vrouwenrechtenbeweging, de klimaatbeweging, de antiracisten, pacifisten, … Een dergelijke campagne zou kunnen beginnen met een brede mobilisatie voor publieke debatten in alle steden met iedereen die de Wave wil vervoegen, als individu of met zijn/haar partij, syndicale delegatie, vereniging, … Het opzetten van steungroepen naar het voorbeeld van La France Insoumise, kan er voorgesteld worden. Die speelden een belangrijke rol voor de succesvolle massameetings in Parijs, Marseille, Toulouse, Rijsel.

    Als de PVDA de resultaten van de peilingen bevestigt in oktober 2018, kan de kwestie van progressieve meerderheden op lokaal niveau zich snel stellen. Dat vereist dat die lokale meerderheden verduidelijken dat ze de ambitie hebben om een fundamenteel ander beleid te voeren. De onmiddellijke invoering van de 30-urenweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen voor alle gemeentepersoneel, de vervanging van precaire contracten door ambtenarenstatuten of, op z’n minst, contracten van onbepaalde duur, een programma van massale publieke investeringen om meer kwalitatieve en energieneutrale sociale woningen te bouwen en tegelijk de opvang voor alle daklozen of mensen in armoede mogelijk te garanderen.

    De PVDA en de progressieve meerderheden zullen in conflict komen met de financiële dwangbuis waarin de gemeenten worden gedwongen door de regionale en federale regeringen. In de jaren ‘80, vond het stadsbestuur van Liverpool in Engeland een manier om haar reusachtig plan voor openbare investeringen te lanceren. Het bouwde een verzetsfront op van een twintigtal linkse gemeenten en, via stakingen en massabetogingen, dwong het de Thatcher-regering tot een herfinanciering van de stad.

    Een inclusief initiatief, gebaseerd op actie, is nodig om iedereen politiek voor te bereiden via open en democratische discussies, maar ook om het programma te verdedigen en populariseren dat een overwinning mogelijk maakt. Concrete voorstellen en maatregelen zijn onmisbaar, maar ook een project van wat we gaan doen als het establishment ons tracht te wurgen; een project dat enkel het echte democratisch socialisme kan inhouden, omdat de ruimte voor een andere politiek binnen het kapitalisme niet bestaat.

  • Nieuwe bewegingen, oud dilemma. Hervorming of revolutie

    oxiDe verkiezing van een regering onder leiding van Syriza in Griekenland leidde begin dit jaar tot enthousiasme onder werkenden in zowel Griekenland als de rest van Europa. Maar het draaide uit op een bittere ontgoocheling toen Syriza in juli capituleerde voor de trojka. Ongelijkheid en besparingen blijven miljoenen mensen radicaliseren. Dit leidt tot nieuwe linkse bewegingen. Iers parlementslid Paul Murphy stelt dat we lessen moeten trekken uit Griekenland om de heerschappij van de 1% te stoppen.

    “De sfeer doet mij wat denken aan de periode na 1968 in Europa. Ik voel misschien niet meteen een revolutionaire sfeer, maar toch iets als breed gedeeld ongeduld. Als dit ongeduld geen individueel maar een collectief gevoel wordt, is het een aanzet tot revolutie.” (1)

    Deze woorden van Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, zijn opmerkelijk. Ze wijzen op de groeiende vrees van de kapitalistische klassen doorheen Europa. De schijnbaar ongenaakbare neoliberale dominantie sinds de val van het stalinisme wordt nu steeds meer betwist in een aantal ontwikkelde kapitalistische landen. De diepe crisis van het kapitalisme vanaf eind 2007 heeft politieke gevolgen met een bocht naar links in het bewustzijn en de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten.

    Revolte in het stemhokje

    De crisis heeft geleid tot politieke problemen voor de kapitalistische klasse, in het bijzonder in de periferie van Europa waar ook de crisis het scherpste tot uiting kwam. De politieke crisis is zo diepgaand en langdurig dat in de meeste landen alle mogelijke gevestigde partijen aan de macht geweest zijn. Ze voerden in essentie allemaal hetzelfde beleid van harde besparingen. Dit leidde tot een ineenstorting van de steun voor de voormalige sociaaldemocratische partijen die voorheen nog veel stemmen haalden onder de werkenden.

    Een illustratie hiervan is het feit dat de gevestigde partijen in drie van deze landen uit de Europese periferie niet langer 50% van de stemmen halen. Dit is het geval in Griekenland waar de Nieuwe Democratie en PASOK met de laatste verkiezingen samen nog goed waren voor 34%. In Spanje haalden de PP en PSOE in de Europese verkiezingen van 2014 nog 49%. In Ierland haalden Fianna Fail, Fine Gael en Labour in dezelfde Europese verkiezingen minder dan 50%. In Portugal haalden de conservatieve Sociaaldemocratische Partij en de Socialistische Partij samen nog 70,9%, maar ook dit was een afname met 7,6%. De radicale linkerzijde ging met 5,4% vooruit tot 18,5%. De kapitalistische klassen in Europa worden steeds meer geconfronteerd met een crisis van hun politieke vertegenwoordiging, ze hebben het moeilijk om stabiele instrumenten voor hun heerschappij te vinden.

    De crisis en de bewegingen tegen het besparingsbeleid in de periferie van Europa hebben het proces van de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten met een significante basis versneld. Dit is natuurlijk geen nieuw fenomeen. Het is een proces dat al bezig is sinds de scherpe bocht naar rechts van de zogenaamde sociaaldemocratie rond en na de val van het stalinisme. Het is een proces dat niet rechtlijnig verloopt en reeds leidde tot de opkomst (en vaak ook de val) van de Rifundazione Comunista in Italië, Die Linke in Duitsland, Bloco Ezquerda in Portugal, de Roodgroene Alliantie in Denemarken en Syriza in Griekenland.

    Het uitgerokken karakter van de crisis heeft de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten verder aangemoedigd. Dit was erg duidelijk in de snelle groei van Syriza. Deze partij kwam begin 2015 aan de macht. Tegelijk was er een opmars van Podemos in Spanje. Ook de verkiezing van Jeremy Corbyn als voorzitter van Labour en de breed gedragen campagne van Bernie Sanders in de VS zijn uitdrukkingen van dit proces.

    Een opvallend kenmerk van deze golf van nieuwe politieke bewegingen is de erg diverse wijze waarin hetzelfde fenomeen tot uiting komt in verschillende landen. Op dit ogenblik richt de zoektocht naar politieke vertegenwoordiging van de werkende bevolking zich vooral tot instrumenten die al deels bestaan in erg verschillende politieke landschappen en met diverse tradities van de arbeidersbeweging.

    Zo kon Syriza, een alliantie rond een eurocommunistische kern, in Griekenland momentum krijgen. Van 4,7% in de Europese verkiezingen van 2009 groeide Syriza tot 36,3% in januari 2015 en kon het een regering vormen. In Spanje werd Izquierda Unida (Verenigd Links, een alliantie rond de Communistische Partij) in veel regio’s gezien als onderdeel van het politieke establishment. IU kende geen ontwikkeling zoals Syriza. De beweging van misnoegden, de indignado’s, kwam van onderuit in actie en vond een politieke uitdrukking in een nieuwe kracht, Podemos. Deze formatie is grotendeels opgebouwd rond de persoonlijkheid van Pablo Iglesias.

    Corbyn en Sanders spelen in op groeiende radicalisering

    Het Corbyn-effect in Engeland en Wales is het meest opmerkelijke van de nieuwe linkse fenomen. Hier stond Labour bekend als een wel erg rechtse sociaaldemocratische partij die sinds de dagen van Blair amper nog een actieve betrokkenheid van de arbeidersbeweging kende. Het was een partij die de rubicon had overgestoken en een volledig kapitalistische partij werd. Dat ondanks het behoud van vroegere elementen zoals de formele banden met de vakbonden en de aanwezigheid van een klein aantal socialistische verkozenen zoals Jeremy Corbyn.

    Door het electorale stelsel in Groot-Brittannië waarbij in elk kiesdistrict de grootste partij de zetel binnenhaalt, ontstond er geen grote formatie links van Labour die een centraal aantrekkingspunt werd voor diegenen die een alternatief op de besparingen zochten. Toen Jeremy Corbyn zijn kandidatuur binnen Labour indiende, werd algemeen aangenomen dat hij geen kans maakte. Zijn retoriek over een consequente linkerzijde die ingaat tegen de besparingen zorgde ervoor dat zijn campagne een enorme steun kon opbouwen onder jongeren en werkenden. Zijn campagne werd een lichtpunt en er onstond een ongelofelijk momentum met meer dan 100.000 mensen die zich registreerden om voor Corbyn te kunnen stemmen, sinds de start van zijn campagne kwamen er 60.000 nieuwe leden van Labour bij.

    In de VS is er ondertussen een nooit gezien momentum rond Bernie Sanders. Hij is kandidaat in de voorverkiezingen van een organisatie die nooit een arbeiderspartij was. De Democratische Partij probeert bewust bewegingen en syndicalisten rond zich te recupereren om de druk van bewegingen van onderuit tegen te gaan en om de ontwikkeling van een partij van de werkenden te vermijden. Als zelfverklaarde democratische socialist (die weliswaar Scandinavië als model aanhaalt) krijgt Sanders net als Corbyn een brede steun. De boodschap van Sanders slaat aan bij miljoenen mensen buiten de traditionele Democratische kringen. Zijn meetings trekken grote aantallen, vaak zijn er tot 10.000 aanwezigen en in Los Angeles waren het er zelfs bijna 30.000. In de peilingen haalt hij zijn achterstand op Hillary Clinton in. Online peilingen gaven aan dat Sanders als winnaar uit het Democratische debat voor de voorverkiezingen kwam.

    Het is erg moeilijk voor Sanders om uiteindelijk effectief de kandidaat van de Democraten voor de presidentsverkiezingen te worden. Als hij verliest zal hij wellicht Clinton steunen en dus eens te meer proberen om de progressieve rangen achter de Democraten te sluiten. Maar zijn aanwezigheid in het debat, de discussies rond zijn ideeën en de aantallen die de campagne steunen kunnen een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een klassenbewustzijn in de VS en de opbouw van een massale linkse partij.

    Reformisme vandaag

    Deze ontwikkelingen zijn bijzonder positief. Ze vormen een kwalitatieve stap vooruit in de richting van massale arbeiderspartijen die een belangrijk instrument kunnen zijn voor het verzet van de werkenden tegen de besparingen. Het kan een versterking zijn van massastrijd van onderuit. Deze ontwikkelingen kunnen doorheen de ervaringen van strijd en discussie ook een vruchtbaar terrein vormen voor de ontwikkeling van massale revolutionaire krachten.

    Maar het is ook nuttig om de ideeën van de voortrekkers van deze bewegingen onder de loep te nemen en waar nodig kritieken te formuleren.

    In essentie staan al deze figuren voor verschillende variaties van het reformisme. Reformisme houdt in dat het kapitalisme geleidelijk aan kan ontmanteld worden en dat er een socialistische samenleving tot stand kan komen zonder een beslissend breukmoment, of revolutie, met het bestaande kapitalistische samenlevingsmodel.

    Het reformisme gaat eraan voorbij dat de kapitalistische klasse de heersende klasse is in deze samenleving. De kapitalistische klasse kan deze rol spelen door het bezit en de controle op de sleutelsectoren van de economie en door het volledige netwerk van het staatsapparaat waarmee het verbonden is. Het gaat onder meer om het gerecht, de “groep gewapende mannen” in de vorm van het leger en de politie, en de permanente onverkozen regering in de hoogste kringen van de ambtenarij.

    De geschiedenis van de arbeidersbeweging heeft aangetoond dat de heersende klasse niet aarzelt om over te gaan tot economische sabotage of zelfs militaire staatsgrepen indien ze meent dat haar rijkdom, macht en privileges bedreigd zijn. Zo zagen we de staatsgreep van 11 september 1973 in Chili toen de verkozen linkse regering van Salvador Allende werd omvergeworpen. Linkse regeringen in Europa zullen vandaag niet alleen met deze dreiging van de binnenlandse kapitalistische klasse geconfronteerd worden, maar ook die van de prokapitalistische instellingen van de Europese Unie.

    In de periode na de Tweede Wereldoorlog bestonden er stabiele massale reformistische partijen doorheen Europa. Dit was mogelijk in een periode van significante economische groei, wat vandaag niet meer het geval is. Gezien de aard van de crisis en ook door het karakter van de EU en de eurozone botst het reformisme sneller op zijn eigen beperkingen. Het kapitalisme beschikt niet langer over wat sociale marge waar sociaaldemocratische regeringen in Europa in de naoorlogse periode gebruik van maakten om hervormingen in het belang van de werkende bevolking door te voeren. Er is ook geen snelle groei van grondstoffenprijzen en inkomsten zoals die waar Hugo Chavez in Venezuela op kon rekenen om de levensstandaard van de bevolking te verbeteren zonder de controle van de oligarchen op de economie te breken.

    Als nieuwe linkse bewegingen nu aan de macht komen, stelt de vraag van confrontatie of capitulatie zich heel snel. Dit is geen puur theoretisch punt, de recente Griekse ervaringen tonen het praktische belang van deze discussie. De ervaring van Syriza aan de macht moet bekeken worden, het was immers een laboratorium voor de doorvoering van een specifieke reformistische strategie in Europa. Het zal voor werkenden en linkse activisten in Europa een referentiepunt blijven bij de pogingen om een strategie tegen het besparingsbeleid en de heerschappij van de 1% te ontwikkelen.

    Syriza aan de macht

    Op 25 januari werd de eerste linkse regering in Europa sinds de val van het stalinisme verkozen. Het zorgde voor een schokgolf in het Europese politieke establishment en onder de kapitalisten. 239 dagen later werd dezelfde regering herkozen in verkiezingen met de laagste opkomst ooit. Nu werd de overwinning van Syriza verwelkomd door leidinggevende Europese politici en media. Tussen beide verkiezingen in was er een snelle politieke ontwikkeling, met als hoogtepunt ongetwijfeld het opmerkelijke resultaat van 61% neen-stemmen (Oxi) in het referendum over de chantage om het besparingsbeleid op te leggen. Dit werd echter gevolgd door de capitulatie van de leiding van Syriza voor de trojka.

    De ervaring van Syriza bevat veel lessen voor alle bewegingen die opkomen voor socialistische verandering. Vooral de Griekse werkenden en armen betalen echter een hoge tol voor deze lessen. Doorheen de Europese en internationale linkerzijde zijn er pogingen om de duur betaalde lessen van Syriza weg te moffelen, onder meer door de fouten van de leiding van Syriza goed te praten. Dat gebeurt vooral door diegenen die het in grote lijnen eens zijn met de strategische benadering van de leiding van Syriza.

    Leo Panitch, een van de redacteurs van het linkse magazine ‘Socialist Register’, is een van de activisten die de verdediging van Syriza opneemt. Kort nadat Syriza instemde met een besparingspakket van 13 miljard euro, schreef hij: “Hopelijk kan Syriza verenigd blijven als de meest effectieve nieuwe socialistische politieke formatie van de Europese linkerzijde de afgelopen decennia. Het is de taak van een verantwoordelijke internationale linkerzijde om dit te steunen, terwijl tegelijk kritiek mogelijk is op de zwaktes van de partij bij het bouwen op de solidariteitsnetwerken (…) Gezien onze eigen zwaktes op dat vlak, moet de internationale linkerzijde zich geduldig en bescheiden opstellen terwijl het drama zich verder ontplooit in Griekenland.”(2)

    In essentie komt dit erop neer dat je andere linkse krachten in de wereld niet mag bekritiseren indien je zelf geen gelijkaardige invloed in de samenleving hebt. Dit is een bijzonder niet-internationalistische benadering die doet denken aan de benadering van de stalinistische Communistische Partijen vanaf de jaren 1920.

    Als we deze benadering zouden aanvaarden, dan is de internationale linkerzijde gedoemd om telkens weer de fouten van anderen te herhalen. Het is helemaal niet misplaatst om de strategische benadering van andere linkse krachten te analyseren en een kritiek erop te formuleren, ook al is er uiteraard steeds een bescheidenheid en gevoel voor proportie nodig.

    Falen van ‘links Europeanisme’

    Wat we in Griekenland zagen met een door linkse krachten geleide regering die het mandaat van de kiezers en het eigen programma verraadt, is een nederlaag voor alle werkenden en de volledige linkerzijde in Europa. Rechtse politici en media doorheen Europa grepen hun kans meteen aan om het argument van TINA (There Is No Alternative) kracht bij te zetten. Dit argument was ondermijnd door de verkiezing van Syriza.

    De capitulatie van Syriza is een nederlaag voor de volledige linkerzijde, maar het is het niet het resultaat van een falen van linkse ideeën in het algemeen. Het is het dramatische falen van het reformisme, en in het bijzonder de dominante vorm van reformisme vandaag in Europa, het zogenaamde ‘linkse Europeanisme.’

    De strategie van het linkse Europeanisme komt neer op een geleidelijke reformistische benadering met betrekking tot de Europese Unie. Er wordt van uitgegaan dat de EU doorheen overwinningen van de linkerzijde in verschillende landen kan omgevormd worden tot een meer sociaal project. Het is een stroming die de klassenhaat en brutaliteit van de trojka en Merkel zwaar onderschat.

    Meer fundamenteel wordt het karakter van de EU verkeerd begrepen. Dit karakter werd in de verf gezet  door de crisis en de reactie van de leidinggevende instellingen op die crisis. De EU is structureel neoliberaal. Het neoliberalisme vormt het DNA van de EU en wordt opgelegd door onder meer het Verdrag van Maastricht, het Fiscaal Verdrag, het Six Pack en Two Pack. Het is de essentie van hoe de euro en de Europese Centrale Bank functioneren.

    De EU is fundamenteel ondemocratisch. De macht is in handen van onverkozen instellingen die geen verantwoording moeten afleggen. Denk maar aan de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank. De regels worden zo opgesteld dat gelijk welke linkse regering die tegen het besparingsbeleid wil ingaan, een boete kan oplopen en het recht verliest om mee te stemmen rond belangrijke kwesties. Dit is niet gewoon een formele legale situatie, de werkelijkheid is nog ondemocratischer. De ECB stond voorheen aan het hoofd van twee stille staatsgrepen in Griekenland en Spanje. Nu volgde in de praktijk een nieuwe staatsgreep tegen de Griekse bevolking, maar deze keer was Tsipras medeplichtig. De ECB gebruikte de mogelijkheid van een bankrun om Tsipras tot capitulatie te dwingen.

    Er zijn binnen de EU steeds meer imperialistische verhoudingen tussen de dominante kapitalistische klassen in de kern van de EU, in het bijzonder het Duitse kapitalisme, en de landen in de periferie. Zo zit Griekenland in de praktijk in een schuldendwangbuis.

    Omwille van de strategische concepten van het linkse Europeanisme van de leiding van Syriza en de politieke adviseurs van die leiding, was er een zware onderschatting van de vijand. De leiding van Syiza dacht dat de angst voor economische besmetting zou leiden tot toegevingen van de zogenaamde schuldeisers. Ze verbonden Syriza ertoe om ten alle prijze binnen de eurozone te blijven. Toen bij wijze van spreken een geweer tegen het hoofd van Syriza werd geplaatst met het dreigement dat Griekenland effectief uit de eurozone zou gezet worden, dacht de leiding van Syriza dat capitulatie de enige optie was.

    Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, had gewaarschuwd dat de Europese kapitalistische klasse vooral bang was voor politieke besmetting en niet zozeer voor economische besmetting. Dit bleek correct te zijn. De Europese 1% wilden het risico van economische besmetting nemen om Syriza omver te werpen of te vernederen en om zo een voorbeeld te stellen voor andere linkse krachten.

    De ervaring van Syriza bevestigt op een negatieve wijze alle centrale elementen van een revolutionaire benadering. Het bevestigt de noodzaak van een linkse regering die breekt met de regels van de eurozone, de EU en het kapitalisme; de noodzaak van een strategie van confrontatie in plaats van compromissen met de EU; de noodzaak van voorbereiding van een breuk met de eurozone in plaats van er alles aan te doen om binnen die eurozone te blijven; en dit alles moet deel uitmaken van een socialistisch programma gebaseerd op mobilisatie van onderuit om de macht van de lokale heersende klasse te breken, te strijden voor de verwerping van de overheidsschulden, de invoering van kapitaalcontroles en het vestigen van publiek bezit van de banken en andere sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole. Er is een internationalistische benadering nodig die een breuk binnen Europa beoogt en de ontwikkeling van een confederatie van democratisch socialistische staten als stap naar een socialistisch Europa.

    Reacties op de nederlaag van Syriza

    De capitulatie en nederlaag van Syriza heeft tot heel wat discussie onder de Europese linkerzijde geleid. Het antwoord van het Spaanse Podemos bestond jammer genoeg uit een bocht naar rechts met Iglesias die de capitulatie van Syriza bleef verdedigen als ‘realistisch’.

    Deze bocht werd mogelijk door het bewust vage programma van Podemos sinds het begin van die beweging. De benadering vertrekt van het werk van de post-marxist Ernest Laclau en de notie dat er geen klassenbeweging moet opgebouwd worden maar een sociale meerderheid kan verworven worden door “lege betekenaars” – zoals het begrip ‘de onderste lagen’ tegen de ‘politieke kaste’. Sommigen binnen Podemos gebruiken dit om te zeggen dat wat ze opbouwen niet links of rechts is. Er is een grote politieke onduidelijkheid. Het antwoord van de leiding van Podemos op de capitulatie van Syriza was een belangrijke reden voor de dalende steun voor Podemos in de peilingen. Van het hoogtepunt van ongeveer 30% viel de partij terug tot 15%.

    Anderzijds is er ook een bocht naar links, naar standpunten die kritischer zijn tegenover de EU en de eurozone zonder fundamenteel te breken met de logica van het reformisme. De bocht naar links en een meer eurokritische houding door de leiding van het Portugese Linkse Blok is een voorbeeld van deze tendens en speelde een rol in het verdubbelen van het stemmenaantal van deze formatie bij de laatste parlementsverkiezingen. Een ander voorbeeld is de van Syriza afgesplitste ‘Volkseenheid’ onder leiding van Panagiotis Lafazanis die met 2,9% van de stemmen nipt buiten het parlement terechtkwam.

    Deze ontwikkelingen op nationaal vlak worden ook weerspiegeld in de discussies binnen de Europese linkerzijde. Een open brief onder de titel “Een plan B voor Europa” werd naar voor gebracht door Jean-Luc Mélenchon van de Franse Parti de Gauche, Oskar Lafontaine van Die Linke, de voormalige Griekse financieminister Yanis Varoufakis en de voormalige Griekse parlementsvoorzitster Zoe Konstantopoulou. De drie parlementsleden van de Anti-Austerity Alliance hebben deze oproep nadien ondertekend. De  brief trekt de conclusie dat ten alle prijze vasthouden aan de euro elke mogelijkheid van verzet tegen de dominantie van het neoliberalisme ondergraaft.

    De brief stelt: “Geconfronteerd met dit soort chantage, hebben we ook een plan B nodig om het plan B van Europa’s meest reactionaire en anti-democratische krachten te bevechten. We hebben een plan B nodig tegenover een beleid dat het lot van de meerderheid wil opofferen ten gunste van dat van een kleine minderheid. We hebben bovendien ook een plan B nodig om te herbevestigen dat Europa er moet zijn voor de Europeanen. We moeten benadrukken dat een munt dient om gemeenschappelijke voorspoed te bewerkstelligen, en geen middel is om de democratie te verstikken. Als de euro niet gedemocratiseerd kan worden, als zij de euro blijven gebruiken om ons te wurgen, dan zullen we opstaan, Europa in de ogen kijken en zeggen: haal de ergste middelen boven. De bedreigingen schrikken ons niet meer af. We zullen een manier vinden om te verzekeren dat de Europeanen een monetair systeem hebben dat ten gunste van hen werkt en niet ten koste van hen.” (3)

    Dit zijn belangrijke ontwikkelingen. Ze gaan in tegen de dominantie van het linkse Europeanisme binnen de Europese linkerzijde. Het biedt meer ruimte voor kritiek op die benadering en het wijs op een bocht naar links. Maar er blijven ernstige beperkingen. In essentie vormt het standpunt van Varoufakis en co immers geen breuk met het reformisme.

    Fouten van de linkerzijde binnen Syriza

    Het is ook nuttig om terug te kijken naar de ervaring van Syriza en de linkerzijde binnen die partij om een linkser en meer eurokritisch reformisme in actie te zien. Formeel gezien had het Links Platform, dat ‘Volkseenheid’ werd, een programma dat veel gelijkenissen vertoonde met het programma van Xekinima in Griekenland. Het riep op om een uitstap uit de euro voor te bereiden, voor de weigering om de schulden af te betalen, voor het publieke bezit van de banken en voor een programma van heropbouw van de economie met nadruk op publieke investeringen. De afwezigheid van een oproep tot socialistische verandering is een belangrijk gebrek.

    Het perspectief van een leidinggevende figuur binnen deze groep, Costas Lapavitsas, in een boek dat hij samen met Heiner Flassbeck schreef en net voor het aan de macht komen van Syriza uitkwam, werd volledig gerealiseerd: “Er is een vorm van ‘onmogelijke driehoek’ waar elke linkse regering in de periferie mee geconfronteerd wordt. Het is onmogelijk om alle drie de volgende zaken te hebben: ten eerste het effectief herschikken van de schulden, ten tweede het stoppen van besparingen en ten derde het blijven werken binnen het institutionele kader van de EU en in het bijzonder de EMU (…) Een linkse regering die denkt dat de EU bluft rond kwesties als de schuld en het besparingsbeleid zou naïef zijn. (…) Indien een linkse regering blufpoker zou spelen, dan zal ze snel mislukken.” (4)

    Ondanks dit perspectief was de linkerzijde binnen Syriza niet voorbereid voor de snelheid en de omvang van de uitverkoop door de leiding van Syriza. De verwijten van het Links Platform aan Syriza deden wat denken aan de verwijten van Syriza aan de EU. Tsipras had Syriza niet voorbereid op een harde confrontatie met de Europese instellingen en de nood van een breuk met de euro. Lafazanis had het Links Platform niet voorbereid op de voorspelde capitulatie van Tsipras, een strijd met Tsipras en een breuk met Syriza.

    Een resultaat hiervan was dat de meeste verkozenen van het Links Platform bij de eerste stemming over besparingsmaatregelen niet verder kwamen dan een onthouding. Dit heeft geleid tot verwarring. De retoriek bleef nadruk leggen op de eenheid van de partij, ook toen het al duidelijk was dat Tsipras de linkerzijde uit de partij zou zetten om Syriza om te vormen tot een betrouwbare besparingspartij.

    Waar kwamen deze fouten vandaan? Zoals met Tsipras is het geen kwestie van individuele beperkingen of zwaktes. Het is een politieke kwestie. Deels heeft het te maken met de methoden van het Links Platform dat niet functioneert zoals een revolutionaire organisatie moet functioneren, namelijk met een gevormd kader dat democratisch over perspectieven, programma en strategie discussieert. In de plaats daarvan hanteerde het Links Platform een cultuur van een leidinggevende kring zoals deze ook in Syriza bestond. Het Links Platform was innig verbonden met Syriza en met het parlement, er was onvoldoende aandacht voor wat buiten het parlement en buiten Syriza gebeurde.

    Deze organisatorische structuur is verbonden met de politieke koers van het Links Platform. De politieke standpunten van deze stroming en centrale strategen ervan komen voort uit de linkse eurocommunistische traditie. Het eurocommunisme was een stroming die in de West-Europese Communistische Partijen een dominante positie innam in de jaren 1970 en 1980. Het was deels een reactie op de horror van het stalinisme, maar tegelijk was het ook een aanpassing aan de kapitalistische druk in eigen land. Het leidde ertoe dat de communistische partijen in Italië en Frankrijk openlijk reformistische partijen werden.

    Nood aan een socialistisch beleid

    Binnen het Links Platform en de Europese linkerzijde in het algemeen is er een algemeen gedragen standpunt dat er nood is aan “antibesparingsregeringen”. Dit wordt naar voor geschoven in plaats van een oproep tot socialistische maatschappijverandering. Zelfs een antibesparingsregering die bereid is om met de euro te breken, zou nog steeds met hetzelfde dilemma geconfronteerd worden en moeten kiezen tussen confrontatie of capitulatie. Zoals Rosa Luxemburg in 1900 in ‘Hervorming of revolutie’ al uitlegde, is dit geen keuze tussen twee verschillende wegen die tot hetzelfde resultaat leiden. Ze leiden tot compleet andere resultaten.

    De gevestigde krachten in de EU zouden de aanvallen niet stoppen omdat een land buiten de eurozone valt. De binnenlandse heersende klasse zou de aanvallen opvoeren. In Griekenland zagen we dit met de geruchten die de ronde deden over de mogelijkheid van een militaire staatsgreep indien het land de eurozone zou verlaten. Een regering die consequent tegen de besparingen ingaat, zou onvermijdelijk moeten overgaan tot socialistische maatregelen om in staat te zijn de economie en de belangen van de 99% te verdedigen tegen de aanvallen van de binnenlandse en internationale 1%.

    Niet erkennen dat de strijd om te breken met het besparingsbeleid een beweging voor socialistische verandering vereist, was niet gewoon een theoretische fout. Het zorgde ervoor dat Volkseenheid in de verkiezingen kon weggezet worden als anti-euro. Na de verkiezingen moest ‘Volkseenheid’ erkennen dat het moeilijk was om een breuk met de EU naar voor te brengen in een verkiezingscampagne waarin alle gevestigde krachten zich daartegen verzetten. ‘Volkseenheid’ erkent dat dit een belangrijke reden was waarom de partij de kiesdrempel van 3% niet haalde en dus uit het parlement verdween.

    De Griekse bevolking was bereid om Neen te stemmen ondanks scherpe waarschuwingenover de gevolgen van een breuk met de euro. De optie van een terugkeer van de drachme was niet meteen een enthousiasmerend idee voor de meerderheid van de bevolking. Een breuk met de euro verbinden met een fundamentele socialistische verandering is nodig om uit te leggen hoe zo’n verandering zou werken. Het zou ook in een context van een Europese strijd voor revolutionaire verandering geplaatst moeten worden.

    Het establishment doorheen Europa hoopte dat de nederlaag van Syriza de linkerzijde voor een langere tijd in het defensief zou duwen. Maar de kapitalistische crisis is zo diepgaand dat dit beoogde effect er niet kwam. In de plaats daarvan gaan de ontwikkelingen in de richting van nieuwe linkse formaties gewoon door en is er zelfs een versnelling van het proces. Na een periode van nederlagen en stappen achteruit, is het uittesten van de dominante ideeën binnen deze linkse krachten op basis van gebeurtenissen een onvermijdelijk onderdeel van het proces van politieke opheldering en de opbouw van massale revolutionaire krachten.

     

    Noten

    1. Financial Times, 16 juli 2015
    2. http://www.socialistproject.ca/bullet/1140.php
    3. In het Nederlands verschenen op: http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2015/09/16/melenchon-konstantopoulou-fassina-varoufakis-en-lafontaine-presenteren-hun-plan-b-voor-europa
    4. Heiner Flassbeck en Costas Lapavistas: “Against the Troika: Crisis and Austerity in the Eurozone”, Verso, Londen, 2015
  • Nieuw boek: “PVDA en LSP. Verschillen en mogelijke raakvlakken in de opbouw van een politiek alternatief”

    boekpvdaWe publiceren een boek door Eric Byl over de verschillen en mogelijke raakvlakken tussen LSP en PVDA. Eind 2013 schreef Eric deze tekst om de discussie binnen LSP over de electorale groei van PVDA te voeren. De tekst bleef even liggen, maar is nu met een actueel voorwoord afgewerkt en gepubliceerd.

    Vanwaar dit boek? Overal in Europa en in de VS zien we mogelijkheden en vooruitgang voor nieuwe linkse krachten. In Griekenland kwam Syriza zelfs aan de macht met de verkiezingsbelofte om te breken met het besparingsbeleid. De beloften werden niet ingelost wat tot ontgoocheling leidt. Maar tegelijk werden ook de mogelijkheden aangetoond. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er in België geen ontwikkeling van een sterke linkse kracht mogelijk is. De PVDA is als grootste linkse partij het best geplaatst om daar een rol in te spelen. De eerste electorale stappen vooruit zijn gezet met 2 verkozenen in de Kamer, 6 regionale parlementsleden en 52 lokale verkozenen in de gemeenten en districten. Dit is een belangrijke ontwikkeling voor elke linkse militant, voor al wie een politiek alternatief op de besparingspartijen wil. Vandaar dat we het noodzakelijk vinden om dieper in te gaan op de ontwikkeling van PVDA.

    Om te begrijpen waar de PVDA vandaan komt en hoe LSP zich ertoe verhoudt, is het nodig om een analyse te maken van onze verschillende achtergronden en ontwikkelingen die belangrijke meningsverschillen verklaren. Nagaan wat die meningsverschillen zijn en wat daarvan aan de basis ligt, is een vereiste om ernstige discussies erover te kunnen aangaan.

    Het boek keert terug tot de scholierenstakingen van 1966, de beweging Leuven Vlaams en de bedrijfsbezettingen in het begin van de jaren 1970. Het ontleedt een heel aantal posities, niet alleen van de PVDA maar ook van de KPB, RAL en Vonk over diverse onderwerpen zoals de Golfoorlog, de NAVO-interventie in Joegoslavië, de strijd tegen racisme, de gebeurtenissen in de Jongsocialisten, …

    We verwelkomen de vooruitgang van PVDA: ze zet linkse ideeën opnieuw op de agenda en bevordert discussie over alternatieven op het kapitalisme. Er zijn echter ook beperkingen in de politieke opstelling van PVDA die erg welwillend staat tegenover samenwerking en coalitievorming met de officiële linkerzijde van sociaaldemocratie en groenen – de linkerflank van de besparingspartijen – terwijl tegelijk een erg gesloten houding wordt ingenomen tegenover andere krachten links van die partijen.

    LSP doet waar mogelijk constructieve voorstellen tot samenwerking met PVDA, voorlopig zonder veel resultaat. Met de verkiezingen van 2014 werd elke samenwerking afgewezen en ondertussen werd ook het bredere ‘Gauche d’Ouverture’ langs Franstalige kant opgedoekt. We begrijpen dat PVDA de eigen vooruitgang wil consolideren en geen eindeloze discussies onder links wil voeren. Maar binnen de arbeidersbeweging zijn er verschillende ideeën en stromingen die niet zomaar onder de mat kunnen geveegd worden. Doorheen de eerste ervaringen met nieuwe linkse krachten zoals Syriza blijkt ook het belang van een politiek programma gericht op een breuk met het kapitalisme. Het volstaat niet om voorstellen te doen voor verbeteringen en veranderingen die de meerderheid van de bevolking ten goede komen, we moeten ook nagaan hoe we die voorstellen kunnen realiseren. Dat vereist een breuk met het volledige systeem. Door een socialistisch alternatief los te koppelen van de dagelijkse strijd, wordt die strijd verzwakt en wordt het socialistisch alternatief ook abstracter. Dat is een belangrijke kritiek die wij hebben op de benadering van PVDA.

    Onze kritieken op de PVDA zijn er niet om punten te scoren, maar net om te vermijden dat de PVDA dezelfde weg opgaat van andere linkse formaties en de aangeboden kansen verkwanselt in machtsdeelname. Zoals het boek concludeert: “We nodigen de PVDA uit om haar bondgenoten niet te zoeken op haar rechterflank. Daar is niet meer te halen dan een judaskus om de PVDA aan het beleid te verbranden. De bondgenoten bevinden zich op de linkerflank: bij diegenen die in strijdbewegingen aan dezelfde kant van de barricade staan. Ze zijn kleiner en ze zijn vranker, maar ze staan in tegenstelling tot de rechterflank aan de kant van de arbeiders en de onderdrukten en ijveren elk op hun manier voor echte, in ons geval socialistische, maatschappijverandering.”

     

    Het boek “PVDA en LSP. Verschillen en mogelijke raakvlakken in de opbouw van een politiek alternatief” telt 146 pagina’s en kost 12 euro (verzendingskosten inbegrepen). Bestellen kan door over te schrijven op BE 48 0013 9075 9627 van Socialist Press met vermelding ‘boek PVDA’.

  • Nieuwe linkse krachten: de besparingen omarmen of ermee breken?

    podemos_syrizaIn tegenstelling tot enkele maanden terug stokt de opmars van de nieuwe linkse Spaanse formatie Podemos. Bij de laatste regionale verkiezingen in mei werd Podemos de waardige, maar toch wat teleurstellende derde partij. Sindsdien heeft de partij de mogelijkheid van akkoorden met traditionele partijen naar voor geschoven. De onduidelijkheid van Podemos over de kwestie van klasse wordt stilaan beslissend. Podemos staat immers voor een keuze tussen een breuk met dit systeem of een ‘lightversie’ van hetzelfde besparingsbeleid. Een van de discussies met het oog op de parlementsverkiezingen in Spanje later dit jaar, is die van coalities bij de regeringsvorming. Een coalitie van het sociaaldemocratische PSOE met Podemos is daarbij een mogelijkheid.

    Artikel door Marisa (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De PSOE is al jarenlang betrokken bij het neoliberale besparingsbeleid waarbij ook de lonen onder vuur werden genomen. De Europese sociaaldemocratie heeft ook tijdens de ‘onderhandelingen’ met Griekenland het rechtse discours gevolgd. De vroegere sociaaldemocraten zijn niet meer in staat om nog maar de minste progressieve hervorming af te dwingen en ze lijken er ook steeds minder voor te pleiten. Deze partijen zijn openlijk overgestapt naar het kamp van de kapitalisten en de tegenhervormingen. Syriza is jammer genoeg, net zoals de Griekse sociaaldemocratische Pasok eerder, zelf tot een besparingsbeleid overgegaan.

    Dit heeft ongetwijfeld gevolgen voor de strijd tegen het besparingsbeleid in andere landen, zoals Portugal, Ierland, Italië of Spanje. De leiding van Podemos maakte een bocht naar rechts en verklaarde het akkoord in Griekenland te steunen. Er werd aan toegevoegd dat Spanje in een betere positie zit om te “onderhandelen” met de Europese instellingen. Alsof de trojka er niet alles aan zou doen om doorheen zulke ‘onderhandelingen’ een regering die het dictaat van de trojka in vraag stelt volledig te breken en te discrediteren.

    Als er na de crisis in Griekenland iets duidelijk is geworden, dan is het dat linkse formaties een programma nodig hebben dat de strijd blijft voeren tot het besparingsbeleid volledig wordt gestopt. De verkiezing van Corbyn als voorzitter van Labour (zie pagina 10) is even belangrijk als de opkomst van Podemos in Spanje. Het is overigens opmerkelijk dat Corbyn opkwam met een programma dat radicaler is dan dat van Podemos en bovendien een duidelijke oriëntatie op de arbeidersbeweging naar voor schuift. Het succes van Corbyn bevestigt opnieuw dat er een zoektocht bezig is naar alternatieven op het huidige beleid.

    Geen hervormingen zonder revolutionaire strijd

    Het is vandaag onmogelijk om zelfs maar beperkte hervormingen voor de meerderheid van de bevolking te bekomen, zonder in te gaan tegen de economische basis van het kapitalisme. Een herschikking van de schulden volstaat niet, en kan gebruikt worden om een onhoudbare schuld te verlichten teneinde een volledig falen van terugbetaling te voorkomen. Het vertrekpunt van een linkse regering moet bestaan uit een programma dat de afkeer tegen de besparingen koppelt aan socialistische maatregelen zoals een weigering om de schulden terug te betalen, de nationalisatie van de sleutelsectoren onder democratische controle en beheer van de werkende bevolking en een massaal programma van publieke investeringen.

    Enkel door het volledige bankwezen te nationaliseren en onder controle van de gemeenschap te plaatsen, is het mogelijk om de speculanten die de werkende klasse vandaag gijzelen aan de kant te schuiven. In een publieke banksector kunnen onhoudbare hypotheekafbetalingen omgezet worden in betaalbare huurprijzen, kleine bedrijven kunnen goedkope leningen krijgen, een massaal programma van publieke werken zoals de bouw van sociale woningen zou mogelijk worden. Het zou meteen ook jobs opleveren. Geen enkele besparingspartij zou met dergelijke maatregelen instemmen omdat ze breken met hun systeem. Een coalitie met besparingspartijen is dan ook niet “realistisch” of een uiting van “stabiliteit”. Het is gewoon onmogelijk.

    Om dit te verduidelijken, volstaat het om te kijken naar wat er in Andalusië gebeurde. Izquierda Unida (Verenigd Links) haalde het slechtste resultaat uit zijn geschiedenis en niemand trok in twijfel dat dit kwam door de deelname aan een deelstaatregering die met de PSOE overging tot een besparingsbeleid, zelfs indien het om een trager ritme van besparingen ging. De bevolking zag dit als een fout. Een herhaling hiervan met coalities van Podemos of andere linkse krachten met besparingspartijen, zal opnieuw als een fout gezien worden. Er is een brede linkse eenheid nodig, maar dan wel op basis van een duidelijk programma dat breekt met de besparingen in plaats van ze zelf mee uit te voeren. De Spaanse parlementsverkiezingen van 20 december vormen daartoe een kans voor Podemos, IU en andere sociale bewegingen.

    [divider]

    Griekenland: bijzonder weinig enthousiasme voor verkiezingen

    Tsipras en de leiding van Syriza hebben het ‘neen’ van het referendum over het besparingsbeleid omgevormd tot een ‘ja’. In plaats van het mandaat van 61,5% van de bevolking te gebruiken, besloot Syriza om zelf een nieuw memorandum met bijhorend besparingsbeleid uit te voeren.

    Dat kan op weinig enthousiasme rekenen. Bij de verkiezingen van 20 september waren de thuisblijvers de grootste groep, maar liefst 41,4% van de stemgerechtigden namen niet deel aan de verkiezingen. Daarnaast waren er nog 2,42% ongeldige of blanco stemmen. Bijna de helft van de Grieken liet deze verkiezingen aan zich voorbijgaan. De frustratie is groot. Het leidt tot een parlement met zes besparingspartijen, een neonazipartij en de communistische KKE als enige overblijvende linkse kracht.

    De twee grootste partijen, Syriza en Nieuwe Democratie, haalden samen 3,45 miljoen stemmen. Syriza verloor sinds januari 320.074 kiezers en ND 192.489. In 2004 waren de twee gevestigde partijen Pasok (sociaaldemocratie) en ND samen goed voor 6,36 miljoen stemmen. Waar in januari enthousiast voor het antibesparingsprogramma van Syriza werd gestemd, zagen veel kiezers het nu als het ‘minste kwaad’. Na de verkiezingen werd opnieuw een coalitie gesloten tussen Syriza en het rechtse nationalistische ANEL (Onafhankelijke Grieken). Deze coalitie zal snel uitgetest worden, het besparingsbeleid zal immers snel concreter worden voor de meerderheid van de bevolking.

    Gouden Dageraad is voor de derde opeenvolgende keer de derde grootste partij. In absolute cijfers verloor het 10.000 kiezers, maar onder meer op de eilanden in de buurt van Turkije won het door in te spelen op de vluchtelingencrisis. De KKE verloor 38.000 stemmen. Volkseenheid, de linkerzijde van Syriza die een nieuwe partij vormde, haalde de kiesdrempel niet. Het slaagde er niet in om een coherent alternatief aan te bieden en het werd gezien als een gesloten partij van voormalige Syriza-kopstukken. Het slechte resultaat voor de antibesparingskrachten is geen eindpunt. Na het falen van Syriza zal er een nieuwe start nodig zijn.

    [divider]

    Catalonië: sociale rechtvaardigheid en recht op zelfbeschikking onlosmakelijk met elkaar verbonden

    De overwinning van linkse eenheidslijsten in lokale verkiezingen in grote steden als Madrid en Barcelona was een belangrijke stap vooruit. Er kwamen al maatregelen tegen uithuiszettingen, een audit van de stadsschulden en er is een netwerk van steden die vluchtelingen opvangen als antwoord op de migratiecrisis. Maar ook de beperkingen waarop de linkse besturen botsen, worden stilaan duidelijk.

    Er volgt een nieuwe electorale kans om het de strijd en de mobilisaties van de afgelopen jaren te vertalen. Op 27 september waren er deelstaatverkiezingen in Catalonië. Daarin speelt de nationale kwestie een belangrijke rol. De vraag beperken tot een gepolariseerd antwoord voor of tegen onafhankelijkheid, versterkt vooral de reactionaire rechterzijde. Los van de vraag over onafhankelijkheid, zal de volgende deelstaatregering sowieso voor een keuze staan tussen het doorvoeren van besparingen of verzet ertegen.

    De sociale en nationale kwesties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er kan geen echte sociale rechtvaardigheid zijn indien er geen recht op zelfbeschikking is. Er kan geen echte onafhankelijkheid zijn, indien er geen sociale rechtvaardigheid is. Samenwerking met burgerlijke partijen en organisaties gaat dan ook in tegen de democratische en sociale belangen van de bevolking.

    Jammer genoeg was er geen eenheid, maar waren er twee linkse lijsten die pleiten voor een breuk met de besparingen. Er is de CUP (antikapitalistische linkse pro-onafhankelijkheidspartij) en Catalunya Sí que es Pot (een samenwerking van antibesparingskrachten). Stemmen zal niet volstaan. Nieuwe lagen van werkenden en jongeren moeten actief worden. De strijd tegen de besparingen en voor de verdediging van democratische rechten vereist ook samenwerking tussen de linkerzijde in Catalonië en die in Spanje, Europa en de rest van de wereld.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop