Your cart is currently empty!
Tag: Mexico
-
Mexicaans Hooggerechtshof decriminaliseert abortus: belangrijke overwinning, strijd gaat door

Terwijl extreemrechts in Mexico betogingen hield tegen vrouwenrechten, besliste het Hooggerechtshof op dinsdag 7 september in een historische uitspraak dat de strafbaarstelling van abortus ongrondwettelijk is. Het deed de uitspraak naar aanleiding van een bepaling in het strafwetboek van de deelstaat Coahuila. Wat zijn het belang en de gevolgen van deze uitspraak voor de strijd opdat vrouwen over hun eigen lichaam kunnen beslissen?
Door ROSA Mexico
De feministische mobilisaties van de voorbije jaren zorgden ervoor dat de decriminalisering van abortus bovenaan de agenda kwam te staan. De druk en de organisatie van vrouwen hebben ervoor gezorgd dat de wetgevende machten van Oaxaca, Hidalgo en Veracruz sinds 2019 de vrijwillige zwangerschapsafbreking uit het strafrecht hebben gehaald. Ze volgden daarmee Mexico-Stad, waar dit sinds 2007 het geval is. Er kwamen wetsveranderingen om dit recht voor vrouwen te waarborgen, zeker tegen de achtergrond van strenge beperkingen in andere deelstaten.
Het Hooggerechtshof heeft onder voorzitterschap van minister Arturo Zaldivar twee dagen beraadslaagd over verschillende beroepen over de artikels 196, 198 en 199 van het Strafwetboek van de deelstaat Coahuila. Deze artikels straften personen die vrijwillig abortussen uitvoeren en al wie hen daarbij assisteert, ongeacht of het om zorgpersoneel gaat of niet. De kracht van de feministische beweging bleek uit de unanieme beslissing om een absolute strafbaarstelling van abortus ongrondwettelijk te verklaren. Een dergelijke strafbaarstelling komt voor in de strafwetboeken van de meeste deelstaten.
De opstelling, argumenten en beslissing van het Hooggerechtshof zijn een resultaat van de vrouwenstrijd voor reproductieve rechten. Zonder de druk van de vrouwenbeweging op straat, zouden de veranderingen inzake criteria, gevoeligheid en verantwoordelijkheid die het Hof in deze aannam, niet mogelijk geweest zijn. De uitspraak van 7 september toont het belang van strijd voor vrije, veilige en legale abortus. Het is een historische uitspraak omdat het ingaat tegen rechts, wat enkel kon door de organisatie en mobilisatie van vooral de werkende klasse om rechten af te dwingen.
Ondanks de betekenis van deze uitspraak en het belang ervan voor de feministische strijd, is het duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is. De uitspraak verplicht de wetgevende instanties van de overige staten niet om abortus uit het strafrecht te halen, er is dus geen sprake van een nationale decriminalisering. Met de verklaring van ongrondwettigheid is een precedent geschapen dat rechters in het hele land kunnen volgen: nu staat het vast dat de mensenrechten geschonden worden door die de strafbaarstelling van abortus. Dit is een nuttig rechtsmiddel voor vrouwen, maar het maakt de toegang tot dit recht nog steeds niet gemakkelijker, vooral voor degenen in een economische, sociale en juridische kwetsbare positie.
In onze strijd voor de bevrijding van de werkende klasse is het duidelijk dat enkel het socialisme de volledige toekenning van reproductieve rechten, zoals toegang tot abortus, zal garanderen. We eisen de volledige en onmiddellijke decriminalisering van de vrijwillige onderbreking van de zwangerschap in heel Mexico. Aangezien het lang heeft geduurd om stappen vooruit te zetten, moeten we onze inspanningen nu opvoeren om een platform op te bouwen voor de strijd om individuele autonomie in het kader van collectieve emancipatie. Vanuit een socialistisch feministisch perspectief zijn we opgezet met de vooruitgang in de strijd voor veilige, legale en vrije abortus. We zien dat in het kader van strijd voor een samenleving met vrijheden en rechten voor iedereen.
-
Mexico: bittere overwinning voor Morena

Morena, de partij van president Andrés Manuel López Obrador, won de parlementsverkiezingen van 6 juni met ongeveer 34% van de stemmen. De exacte zetelverdeling is nog niet bekend, maar het ziet ernaar uit dat Morena 50 tot 63 zetels zal verliezen tegenover de vorige verkiezingen. Toen haalde de partij 253 van de 500 zetels in de Kamers binnen.
Reactie door Alternativa Socialista (ISA in Mexico)
De conservatieve partij PAN ging vooruit naar ongeveer 18% en zal 106 à 117 zetels halen. PRI is de derde partij met 17,8%, goed voor 63 à 75 zetels. Het schijnbare succes van rechts is echter relatief. In 2018 bedroeg de opkomst 63,1% terwijl dit nu maar 52,5% was. Dat is relevant omdat het toont dat de opmars van rechts niet zozeer te danken is aan een grotere steun, maar aan het feit dat een deel van de mensen die in 2018 voor Morena kozen nu niet de moeite deden om te stemmen.
Het is een bittere overwinning voor Morena, dat alle kansen had om te winnen. Het opportunisme en de onwil om verregaande maatregelen te nemen, zoals een progressieve belastinghervorming, hebben hun tol geëist. Dat zijn de fundamentele redenen voor de tegenstrijdige overwinning van Morena op nationaal niveau. De tegenstrijdigheden hebben specifieke kenmerken in elke deelstaat, maar in wezen komt het telkens op hetzelfde neer: groeiende ontevredenheid over het beleid van Morena, teleurstelling door de vertraging in het doorvoeren van de beloofde hervormingen en een steeds duidelijkere integratie in de partij van schaamteloze opportunisten van dubieus allooi en nog dubieuzere principes.
Morena: winnen door te verliezen
Als Morena de grootste partij blijft, is dit te danken aan de militanten en sympathisanten die niet aarzelden om tegen de verwachtingen in een nieuwe campagne op te zetten. Dit gebeurde ondanks, en niet zelden tegen, de leiding van de rechterzijde in de partij rond Mario Delgado. De afgelopen maanden hebben honderden militanten, ondanks een niet aflatende strijd geleverd tegen de rechterzijde, zich in de campagne gegooid naar 6 juni. De nederlaag kan in geen geval worden toegeschreven aan de militanten die een enorme trouw aan hun partij toonden.
Zoals we aangaven in een eerder artikel: “De echte vijand bij de volgende verkiezingen zal niet in Va Por México zitten, noch bij degenen die zich verzetten tegen de verandering van het land. De echte vijand bij de volgende verkiezingen, en in de volgende periode, zal binnen Morena zijn, dat niet alleen verlamd is als gevolg van het beleid van Yeidkol Polevnsky, maar ook een versnelde ontbinding heeft doorgemaakt sinds Mario Delgado voorzitter van de partij werd. Delgado heeft een beleid bevorderd waarbij een groot aantal PRI- en PAN-kandidaten aanvaardde die nog niet zo lang geleden tegen Morena waren. Tegelijkertijd heeft hij de achterban buiten spel gezet in interne processen.”
Delgado ging ervan uit dat een absolute meerderheid enkel kon bereikt worden door op de achtergrond te onderhandelen met verschillende lokale groepen. Daarbij werden de meest radicale elementen van Morena opzij geschoven. Het gaat om degenen die de partij jarenlang hebben opgebouwd aan de basis, in de wijken en de barrios. Met hen werd geen rekening gehouden bij het bepalen van de kandidaturen. Tegelijk werd voorrang gegeven aan allianties met groepen buiten Morena. Citlalli Hernández, de algemeen secretaris van Morena, maakte duidelijk dat heel wat van de door Delgado aangekondigde kandidaturen niet het resultaat waren van afspraken in het Nationaal Uitvoerend Comité van Morena. De alliantie met de Groene Partij was evenmin het resultaat van een akkoord in de partijleiding.
De achteruitgang is het resultaat van de rechtse politiek van Delgado. Het opendeurbeleid voor kandidaten maakte dat de strijdbaarheid verwaterde en dat het verschil tussen Morena en de partijen van het oude regime (PRI en PAN) vervaagde. Dit alles heeft een tol geëist. Het kan misschien nog beperkt lijken, maar als dit niet wordt gecorrigeerd kan het uitgroeien tot een groot probleem voor Morena. De politiek van de leiding is geen toeval: de oriëntatie van de leiding is niet gericht op strijd voor de eisen van de arbeiders, vrouwen en de meest onderdrukten. Integendeel: hun politiek vertrekt van onderliggende belangen, zoals het demobiliseren van de basis van Morena en te vermijden dat de basis voor een andere politieke koers zou voorstellen binnen de partij.
Helaas zijn de democratische organen binnen de partij al lang verdwenen. Het is daarom moeilijk om de controle over Morena terug te krijgen om die partij opnieuw op te bouwen en te ontwikkelen als een instrument voor de strijd van de onderdrukten. Ook al moeten we het niet opgeven (en vooral niet opgeven om het oor van de beste kameraden van Morena te winnen), toch moeten we ons ervan bewust zijn dat de greep van de rechterzijde het heel moeilijk maakt om van Morena een instrument te maken voor de strijd van de onderdrukten in het land.
Voor een antikapitalistische linkerzijde
De economische en gezondheidscrisis in Mexico heeft, net als elders in de wereld, de kloof tussen arm en rijk vergroot. En dat zal zo blijven naarmate de crisis zich verder ontwikkelt en de burgerij via haar vertegenwoordigers in het parlement probeert elke druppel zweet uit de arbeiders te persen. Tegelijkertijd zal de crisis die Morena doormaakt als gevolg van de politieke koers van de leiding deze crisis nog verergeren. De koers van Delgado en de nederlaag in Mexico Stad, historisch bastion van de linkerzijde, zullen de onvrede tegen de rechterzijde versterken. Dit kan de crisis waarin Morena zich bevindt nog erger maken.
Het is onontbeerlijk voor de meest bewuste jongeren en arbeiders om een alternatief buiten Morena op te bouwen. Dit betekent niet dat het werk in Morena moet worden opgegeven, laat staan de dialoog met zijn militanten en sympathisanten. Integendeel, het betekent dat men zich bewust moet zijn van de concrete beperkingen die er bestaan om Morena terug te winnen voor de arbeiders, de boeren, de jeugd en de onderdrukten in het algemeen. Daarom is het dringend nodig dit alternatief buiten Morena uit te bouwen om een veel breder debat aan te moedigen, binnen en buiten de partij.
Het versterken van politieke discussie, organisatie en strijd in de scholen, werkplaatsen, buurten en buitenwijken is een cruciale taak. Ook het openlijk aan de orde stellen van de noodzaak om te strijden, niet alleen tegen de rechtse partijen PAN en PRI, maar ook tegen het kapitalisme zelf, is van essentieel belang voor hen die zich zorgen maken over de opmars van rechts, die nu misschien nog onbeduidend lijkt, maar zal toenemen met de verscherping van de tegenstellingen van het kapitalisme.
Het is onze taak uit te leggen dat de ellende en de honger waarvan de overgrote meerderheid het slachtoffer is, hun oorsprong vinden in het kapitalisme. Daartoe moeten wij ons scholen in de ideeën van het marxisme en de recente ervaringen van de klassenstrijd in de wereld en de geschiedenis van de arbeiders- en socialistische beweging bestuderen om daaruit lessen te trekken voor vandaag. Het is vooral nodig een organisatie op te bouwen met een duidelijk socialistisch programma, die in staat is de concrete eisen van de strijd van de arbeiders en de onderdrukten te verbinden met de strijd voor het socialisme.
-
De Mexicaanse revolutie van 1910
De Mexicaanse revolutie van 1910 is heel weinig bekend bij ons. In 2010 publiceerde het maandblad ‘De Linkse Socialist’ onderstaand artikel om de lezers kennis te laten maken met deze opmerkelijke revolutie.

Oudere lezers of filmliefhebbers kennen misschien de film “Viva Zapata” met Marlon Brando in een hoofdrol. De gebeurtenissen van 100 jaar geleden hebben hun stempel op de verdere geschiedenis van Mexico en het volledige continent gezet. De Mexicaanse revolutie van 1910 blijft tot de verbeelding spreken. In dit dossier brengen we een aantal centrale lessen. We baseren ons op de brochure door Kim W. die hier online te vinden is.
Mexico voor 1910
Honderd jaar geleden was Mexico in grote mate een landbouwland. De economie op het platteland werd gedomineerd door haciënda’s, grote boerderijen die door de kolonisatoren werden ingevoerd toen de grond gewapenderhand op de inheemse bevolking werd veroverd. De vrije boerendorpen kwamen steeds meer onder druk van het groeiende grootgrondbezit te staan.
De arme boeren werden onder de knoet gehouden door de grootgrondbezitters op wiens grond ze moesten werken. Het verzet van de inheemse bevolking was gebroken, de gemeenschappelijke gronden van de indianen overgenomen door grootgrondbezitters. Een vijfde van het land was in handen van slechts 17 individuen, 3.000 families bezaten bijna de helft van Mexico.
Vanaf het einde van de 19de eeuw kende Mexico een industrialisatie met een opkomende metaal- en textielnijverheid, vanaf 1901 aangevuld met een snel groeiende oliesector. De industrialisatie gebeurde hoofdzakelijk met buitenlands kapitaal vanuit de VS en Groot-Brittannië. In 1910 woonde zowat 80% van de bevolking op het platteland.
Mexico-stad, vandaag een bruisende miljoenenstad, telde amper een half miljoen inwoners. De arbeidersklasse stond numeriek zwak, maar begon zich al gauw te organiseren. Zo gingen in 1906 30.000 textielarbeiders in staking.
De dictatuur van Porfirio Diaz, aan de macht gekomen in 1876, was relatief stabiel omdat het zich zowel op de grootgrondbezitters als de opkomende buitenlandse kapitalisten baseerde. De economische crisis vanaf 1907, aangevuld met enkele mislukte oogsten, zorgden voor een einde van de stabiliteit. De bestaande tegenstellingen kwamen op gewelddadige wijze tot uiting in de boerenopstanden van 1910.
Boerenopstand brengt regime ten val, maar wat is het alternatief?
De economische en sociale problemen leidden tot de ondermijning van de positie van Diaz. Er waren tal van geïsoleerde lokale bewegingen tegen de grootgrondbezitters alsook stakingsacties. Maar die kregen geen eengemaakt karakter en er was evenmin een politiek verlengstuk. Dat maakte de opkomst van de liberale burgerlijke democraat Francisco Madero mogelijk. Madero pleitte voor een “menselijker” vorm van grootgrondbezit. De afkeer tegenover Diaz vormde de grootste sterkte van Madero.
Diaz besloot om Madero op te pakken, maar die slaagde erin te ontsnappen. Madero riep vervolgens op tot een nationale opstand op 20 november 1910, maar dat werd niet bepaald een succes. Als Madero op 20 november vanuit de VS Mexico binnen trok, werd hij opgewacht door zijn oom en een tiental gewapende medestanders. Het deed Madero terug afdruipen.
Op hetzelfde ogenblik waren er wel offensieve bewegingen van verschillende geïsoleerde boerenlegers. In de noordelijke deelstaat Chihuahua was er een opstand door arme boeren en gewapende bandieten onder leiding van Pancho Villa. De autoriteiten verloren de controle over een groot aantal dorpen. Pancho Villa en zijn guerrillatroepen eisten hulp en middelen van de grootgrondbezitters, maar ze maakten geen einde aan het grootgrondbezit. Het gebrek aan politieke leiding zorgde ervoor dat Madero op deze beweging kon inspelen om er een positie op te bouwen.
De druk van de boerenopstand in het noorden werd versterkt door bewegingen in andere delen van het land. In het zuiden sprong de beweging van Zapata er uit. Diaz probeerde nog tot een vergelijk te komen, maar moest de aftocht blazen en vertrok in ballingschap naar Europa. De boerenopstanden hadden Diaz van de macht verdreven, maar de leiders ervan waren er niet in geïnteresseerd hem op te volgen. Bij gebrek aan andere kandidaten kon Madero de presidentsverkiezingen in de herfst van 1911 moeiteloos winnen, hij haalde 98% van de stemmen.
Als president probeerde Madero te schipperen tussen de elite en de arme boeren die in opstand waren gekomen. Daarbij deed hij vooral toegevingen aan de elite. In een revolutionaire periode met een sterke polarisering in de klassenstrijd, moeten machthebbers duidelijk kant kiezen tussen de heersende of de onderdrukte klassen. Als ze zelf geen keuze maken, dan wordt de keuze in hun plaats gemaakt. Dat kan enige tijd duren, zolang geen van de klassen in staat is om de andere te domineren.
Een deel van de boerenbeweging legde zich nooit neer bij het bewind van Madero. Zo bleef Zapata vasthouden aan de eis van landhervormingen. Pancho Villa raakte in conflict met de legerleiding en belandde in de gevangenis. Madero verloor de actieve steun van alle lokale boerenleiders die een einde hadden gemaakt aan het regime van Diaz. De boerenleiders waren echter niet bereid om zelf de centrale macht te betwisten. De weg was vrij voor een militaire staatsgreep gesteund vanuit de VS. In februari 1913 kwam generaal Huerta op deze wijze aan de macht.
De zweep van de contrarevolutie
Het regime van Huerta was brutaal. Als het parlement niet mee wilde, dan werden de parlementsleden opgepakt of geëxecuteerd. Het leger werd sterk uitgebreid, officieel tot 250.000 manschappen in 1914 (het reële aantal lag een pak lager omdat officieren het aantal soldaten onder hun bevel overdreven om zich een deel van de soldij toe te eigenen …).
De activiteiten van de boerenbewegingen werden omvangrijker. In het noorden verwierf Pancho Villa met zijn guerrillaleger de facto de macht over Chihuahua. In het zuiden werd de steun voor Zapata groter en radicaliseerde de boerenbeweging. De aanhangers van Zapata vroegen niet langer materiële steun van de boerengemeenschappen, ze eisten deze op bij de grootgrondbezitters. De boerenlegers veroverden een steeds groter deel van het land. Huerta besefte dat zijn positie hopeloos werd en vluchtte naar Europa.
Het gebrek aan een alternatief bleef evenwel overeind. Liberale burgerlijke krachten maakten opnieuw gebruik van de zwakte van de boerenbewegingen en hun gebrek aan banden met de arbeidersbeweging om op basis van een reeks linkse beloften de macht naar zich toe te trekken. Carranza en Obregón deden daarbij beroep op de stedelijke arbeiders. Maar zodra ze de kans ertoe zagen, staken ze een mes in de rug van die arbeidersbeweging.
In 1916 kwam het tot een algemene staking die Mexico-stad volledig lam legde. Carranza onderdrukte de staking met bloedige repressie en dwong de ontbinding van de vakbondsfederatie Casa del Obrero Mundial af. Hij aarzelde ook niet om Zapata fysiek uit te schakelen.
Tegelijk moest Carranza rekening houden met de radicaliserende arbeidersbeweging en deed hij toegevingen (onder meer met de invoering van de 8-urendag, het verbod op kinderarbeid en elementen van sociale zekerheid).
De machthebbers die hem zouden opvolgen, moesten evenzeer rekening houden met het potentieel van de arbeidersbeweging en de tradities van de boerenopstanden.
Beperkingen van de Mexicaanse revolutie
De boerenopstanden van 1910-1920 kenden enerzijds een potentieel aan strijdbaarheid. Maar anderzijds waren er ook enorme beperkingen, zowel in het noorden als het zuiden. De boerenopstanden beperkten zich steeds tot het lokale niveau, er was amper enige coördinatie of samenwerking. Zelfs centrale boerenleiders als Emiliano Zapata en Pancho Villa hebben elkaar maar zelden ontmoet. Het ontbrak bovendien aan een traditie van politieke organisatie.
Het bleef bij boerenopstanden omdat er geen actieve leidinggevende rol werd gespeeld door de arbeidersbeweging. De boerenleiders zochten zelfs geen toenadering tot die arbeidersbeweging. Zapata pleitte voor een federatie van vrije, democratisch functionerende dorpen. Steden en arbeiders kwamen in de ideale samenleving van Zapata niet voor.
Waar de boerenleiders zelf aan de macht kwamen, voerden ze een politiek van beperkte hervormingen. Er waren landhervormingen, loonsverhogingen, infrastructuurwerken en investeringen in onderwijs. In het zuiden werd daarbij onder invloed van Zapata verder gegaan en waren er meer elementen van democratische betrokkenheid. Maar er werd nergens fundamenteel gebroken met het kapitalisme.
De Mexicaanse bewegingen van 1910-1920 vormden een inspiratiebron voor strijd. Het regime was bang van een herhaling van deze bewegingen, maar dan onder leiding van de arbeidersbeweging. Dat leidde in de jaren 1930 tot verdere toegevingen, onder meer met de nationalisatie van de oliesector of het toelaten van allerhande linkse ballingen (waaronder Leon Trotski). De Mexicaanse revolutie van 1910 werd een symbool van strijdbaarheid, maar dat volstaat op zich niet. Er moet ook de les worden getrokken dat succes enkel mogelijk wordt als er een revolutionaire arbeiderspartij is met een socialistisch programma dat volledig breekt met het kapitalisme om te bouwen aan een socialistisch alternatief.
-
9 maart: tot 36 miljoen stakers verwacht in Mexico

Het afgelopen jaar zijn miljoenen vrouwen de straat op gegaan om het onrecht en het geweld dat het systeem tegen hen uitoefent aan de kaak te stellen. Van #MeToo tot de inspirerende groene golf die door Latijns-Amerika trekt, geïnitieerd in Argentinië door de decriminalisering van abortus. Mexico is geen uitzonder: duizenden vrouwen kwamen in actie tegen het geweld van het systeem.
Artikel door Alternative Socialista, onze zusterorganisatie in Mexico
Dit protest komt er onder meer omdat dagelijks negen vrouwen in Mexico vermoord worden, aldus cijfers van de VN. Alleen al van januari tot september vorig jaar zijn er in het land 2.034 femicides geregistreerd. Dat is op zich al verontrustend, maar het probleem is nog breder verspreid: meer dan 60% van de Mexicaanse vrouwen kreeg ooit te maken met een vorm van seksistisch geweld en 40% werd ooit slachtoffer van seksuele aanranding.
Om zicht te hebben op de omvang van het probleem, volstaat het om erop te wijzen dat er in de openbare ministeries 22.749 onderzoekdossiers zijn rond seksueel geweld op vrouwen. Vorig jaar zijn er 10.522 gevallen gemeld, een toename met 30% tegenover het jaar ervoor. Daar komt nog het geweld bij dat niet wordt gemeld uit angst voor represailles. Verder is er nog vrouwenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, dit is de derde meest winstgevende misdaad ter wereld en het zorgt voor een groot deel van het inkomen in gemeenten als Tenancingo, Tlaxcala in het centrum van het land. Vrouwen worden dus geconfronteerd met een offensief op hun fysieke en psychologische integriteit en op het leven zelf.
Al deze cijfers verklaren grotendeels het radicalisme van de vrouwenbeweging in Mexico. Zo waren er midden augustus vorig jaar mobilisaties na een geval van een 17-jarig meisje dat aangifte deed van verkrachting door vier politie-agenten. Recenter waren er marsen na de femicide op Fatima, een meisje dat zeven jaar vermist was en verkracht en gemarteld werd. De mobilisaties zijn een gevolg van de woede van duizenden vrouwen die aan de levende lijve het fysieke geweld ondervinden en steevast botsen op onverschilligheid van de overheidsinstanties. Claudia Sheinbaum, het hoofd van de regering van Mexico-stad, stelde aanvankelijk dat deze mobilisaties een provocatie van rechts waren. Dat maakte de woede enkel groter tegenover de onverschilligheid van het gerechtssysteem en het onbegrip van politieke verantwoordelijken. De betogers riepen de slogan: “Ze zorgen niet voor mij, ze randen me aan.”
Machismo is, net als racisme, slechts een radertje in een gewelddadig en onrechtvaardig systeem dat probeert te verdelen, te verpletteren en de situatie erger maakt voor wie elke dag worstelt om de levensomstandigheden te verbeteren. Strijd tegen seksisme is voor marxisten onderdeel van onze dagelijkse strijd tegen het kapitalisme. Dit betekent niet dat we de ene strijd voor de andere moeten plaatsen, maar dat we moeten erkennen dat deze deel uitmaken van dezelfde strijd tegen het systeem dat ons uithongert, ons rechten ontzegt, ons aanrandt en vermoordt. Tegelijkertijd stelt het ons in staat om een bredere horizon te trekken, door erop te wijzen dat er geen einde komt aan het geweld als we niet opkomen voor een rechtvaardigere samenleving op alle gebieden, een socialistische samenleving.
Daarom stellen wij vanuit Alternativa Socialista Mexico socialistisch feminisme voor tegen seksistisch geweld voor. Dit is niets anders dan het erkennen dat de strijd van vrouwen tegen geweld best gebeurt via een collectieve organisatie tegen seksisme op scholen, op het werk, op straat en in de maatschappij in het algemeen. Onze eisen afdwingen, is onderdeel van de strijd van jongeren en werkenden. Tegelijk erkennen we op deze manier onze partners, onze bondgenoten om eisen af te dwingen.
In tegenstelling tot het burgerlijk feminisme ziet het socialistisch feminisme de man niet als een vijand, ook al reproduceren sommige mannen het machogeweld waar we tegen vechten. Het is het systeem dat onze grootste vijand is. Het is niet verwonderlijk dat figuren als Trump of Bolsonaro, die de belangen van het kapitalisme behartigen, degenen zijn die de openlijke oorlog tegen vrouwen hebben verklaard. De strijd tegen seksistisch geweld is een strijd voor een rechtvaardiger samenleving waarin vrouwen niet worden onderworpen aan enige vorm van geweld alleen omdat ze vrouw zijn. Het maakt dus deel uit van de strijd van de arbeiders, in Mexico en de wereld, tegen het kapitalisme.
Voor een socialistisch alternatief voor de feministische beweging tegen seksistisch geweld en kapitalisme!
-
Mexico: historische overwinning voor linkse presidentskandidaat

Enthousiasme na de verkiezingsoverwinning van AMLO en zijn Morena-partij in Mexico Andrés Manuel López Obrador, of in het kort ‘AMLO’, werd op 1 juli met 53% van de stemmen verkozen als de nieuwe president van Mexico. De kiescampagne was erg bloedig: 133 mensen kwamen om het leven. De overwinning van AMLO is een belangrijke overwinning van links op de PRI (Revolutionair Institutionele Partij) die sinds 1929 aan de macht was, met een tussenperiode van 2000 tot 2012. José Antonio Meade, de kandidaat van de PRI, bleef op 16,4% steken. De overwinning van AMLO komt er na decennia van geweld door politie, leger en drugkartels, privatisering van strategische sectoren van de economie en afbraak van de bescherming inzake arbeidsvoorwaarden, onderwijs en landbouw.
Artikel door Célia (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
De partij van AMLO, MORENA (Beweging voor Nationale Heropbouw), haalde een overwinning na jaren van strijd door de werkenden en armen. Voor het eerst sinds de jaren 1930 werd in Mexico een linkse meerderheid verkozen. In het verleden werd dit verhinderd door massale verkiezingsfraude, intimidatie en zelfs moorden. Dat was hoe AMLO de verkiezingen van 2006 (toen nog als kandidaat van de PRD) en 2012 verloor. Maar nu voelde het establishment aan dat deze methoden het risico van een grote uitbarsting van sociale woede inhielden. Er waren al zelfverdedigingscomités opgezet vanuit de bevolking voor toezicht op de stembusgang.
Het programma van MORENA vertrekt van twee grote strijdpunten: tegen corruptie en tegen armoede. AMLO wil het minimumloon optrekken, studiebeurzen voor studenten voorzien, internet voor iedereen toegankelijk maken, de pensioenen van Mexico-stad en de rest van het land gelijktrekken en een groot programma van infrastructuurwerken opstarten. Om dat alles te betalen, wordt gekeken naar het geld uit de strijd tegen corruptie.
Mexico is dan wel de tweede economische macht van Latijns-Amerika, maar toch leeft één op de twee Mexicanen onder de armoedegrens. Dat zijn meer dan 50 miljoen armen. De werkenden zijn bereid om in actie te komen voor betere levensvoorwaarden. De strijd van de leerkrachten tegen de onderwijshervorming onder de regering-Nieto toonde dit aan. Tijdens deze belangrijke beweging kwamen tientallen leerkrachten om het leven.
De Mexicaanse heersende klasse is niet opgezet met het verkiezingsresultaat. Ze zal zich niet laten doen en staat bekend voor bloedige repressie bij elke dreiging. Denk maar aan de 43 studenten van Ayotzinapa die verdwenen en nooit teruggevonden zijn nadat ze in 2014 tegen de regering betoogden.
Als AMLO de grote bedrijven geruststelt en oproept om mee te werken aan zijn project, doet hij wat denken aan Syriza in Griekenland. Er zal ongetwijfeld grote druk zijn van zowel de Mexicaanse burgerij als het internationale kapitaal, het Amerikaanse op de eerste plaats. Maar er is ook een andere druk: die van de sociale strijd van onderuit. Het resultaat ligt niet op voorhand vast. Door de strijd van werkenden, jongeren, vrouwen, kleine landbouwers en de inheemse bevolking kan AMLO verplicht worden om verder te gaan dan hij zelf voor ogen heeft. Dit gebeurde eerder al met de regering-Cardenas in de jaren 1930.
De verkiezingsoverwinning van AMLO is een opsteker voor de bevolking van heel Latijns-Amerika, zeker na het falen van de (centrum-)linkse regimes in onder meer Venezuela en Brazilië. Er moeten lessen getrokken worden uit dat falen: het kapitalisme laat zich niet aan banden leggen, maar moet omvergeworpen worden.
-
Mexico: historische overwinning voor linkse presidentskandidaat
De verpletterende overwinning van Andres Manuel López Obrador, ofte AMLO, in de Mexicaanse presidentsverkiezingen van 1 juli vormt een keerpunt. Na decennia van tirannie door de heersende partij PRI, militair en politiegeweld, privatisering van strategische sectoren van de economie en reactionaire hervormingen van de arbeidswetgeving en het onderwijs, hebben miljoenen werkenden, jongeren, inheemse volkeren en vrouwen een overwinning behaald die enkel mogelijk was door decennia van strijd. AMLO en de beweging Morena (Beweging voor nationale heropbouw) haalden deze overwinning op basis van de vastberaden strijd van de onderdrukten om tot een andere samenleving te komen en een einde te maken aan de nachtmerrie van het Mexicaanse kapitalisme.Eerste reactie door Carla Torres, Izquierda Revolucionaria (Mexico)
De eerste resultaten bevestigden het verpletterende karakter van de overwinning van AMLO die meer dan 50% van de stemmen haalde, het hoogste aantal ooit in Mexicaanse presidentsverkiezingen. Ricardo Anaya van de neoliberale PAN haalde 22% en Jose Antonio Meade van de heersende PRI 16%. Voor de gevestigde partijen was dit een rampzalig resultaat.
AMLO moet woord houden!
Het is moeilijk om te beschrijven hoe euforisch de massa’s zijn. Dit maakt het des te belangrijker voor linkse krachten, de arbeidersbeweging en sociale bewegingen om te begrijpen welke druk het kapitalisme, imperialisme en het staatsapparaat nu op de nieuwe president zullen uitoefenen.

Massameeting van AMLO. Izquierda Revolucionaria was er bij om een revolutionair socialistisch standpunt naar voor te schuiven. Tijdens de campagne probeerde AMLO de Mexicaanse en internationale heersende klasse gerust te stellen. Hij verklaarde dat ze niets te vrezen hadden en dat hij niet zal overgaan tot nationalisaties of inbeslagnames. Het idee dat een meer ‘menselijk’ kapitalisme mogelijk is omdat de bazen en speculanten ermee instemmen om een deel van hun winsten te delen en de uitbuiting te verminderen, is echter een illusie en kan enkel tot rampen leiden. Hetzelfde geldt voor de strijd tegen corruptie die niet mogelijk is zonder in te gaan tegen de fundamenten van het kapitalisme. De ervaringen in andere Latijns-Amerikaanse landen – Bolivia, Brazilië, Venezuela, Argentinië, …- maar ook in Europa met Syriza in Griekenland, leren ons belangrijke lessen.
De bazen waarin AMLO vertrouwen stelt en die hij uitnodigt om zijn project te ondersteunen, zullen op dezelfde wijze reageren als hun tegenhangers elders: ze zullen zeggen dat een economisch beleid in hun belang moet gevoerd worden. De enige keuze die ze laten is of dit vrijwillig gebeurt of niet.
De overwinning van AMLO is een historische ontwikkeling, maar op zich geen garantie om een einde te maken aan uitbuiting en het gebrek aan democratie. De Mexicaanse heersende klasse is niet enkel corrupt en brutaal, maar heeft ook een geschiedenis van bloedige repressie bij ernstige bedreigingen. Deze overwinning zal enkel tot echte verandering leiden als het gevolgd wordt door een massastrijd voor een socialistisch programma.
We moeten AMLO aan zijn woord houden en aantonen dat actie nodig is om een einde te maken aan de privileges van enkele superrijken. Er is nood aan een socialistisch programma.
- Intrekking van de neoliberale hervormingen
- Hernationalisatie van geprivatiseerde openbare diensten
- Invoering collectieve loonakkoorden. Voor een minimumloon van 12.000 pesos per maand
- Intrekking van alle ontslagen in het onderwijs als gevolg van de ‘hervorming’. Voor stabiele jobs in het onderwijs
- Voor het recht op gratis en degelijke sociale diensten.
- Stop de feminicides! Voor volledige democratische rechten voor de LGBTQI+gemeenschap
- Voor een programma van publieke investeringen in kinderopvang en kantines voor arme gezinnen
- Nationalisatie onder arbeiderscontrole van de banken en strategische sectoren van de economie om iedereen welvaart te garanderen.
-
Mexicaanse verkiezingen: historische kans om oligarchen te verslaan
Stemmen is niet genoeg, bouw van onderuit aan echte verandering
2018 zal een jaar van verandering voor Mexico worden. De verkiezingen van 1 juli vinden plaats in een context van economische stagnatie, toenemende armoede, ongelijkheid en geweld. Er is een groeiend ongenoegen en een afkeer tegen de gevestigde partijen van het establishment (PRI en PAN). Zeker onder jongeren is dit het geval. Voor het eerst is er een kans op een linkse regering.
Artikel op basis van materiaal van Izquierda Revolucionaria, het CWI in Mexico
Dit alles gebeurt tegen de achtergrond van een instabiele wereldeconomie, de terugkeer van economisch nationalisme en autoritaire stromingen, sociale en politieke polarisatie en een ondermijning van de legitimiteit van alle instanties van de burgerlijke democratie.
Economische stagnatie
De Mexicaanse economie groeide het afgelopen decennium met 2,0 tot 2,5% per jaar. Voor 2018 wordt door het IMF slechts een groei van 1,9% voorspeld. De ‘structurele hervormingen’ leiden niet tot meer investeringen, groei en jobs, maar tot stagnatie. De werkende klasse en de meest verarmde lagen van de samenleving zagen de prijzen van brandstof en andere basisgoederen toenemen terwijl de lonen stagneerden of zelfs afnamen.
De politieke situatie is er een van polarisatie, instabiliteit en volatiliteit. De werkende klasse wordt geconfronteerd met aanhoudende aanvallen door de regering van Peña Nieto van de PRI. Er waren privatiseringen van belangrijke sectoren zoals olie en elektriciteit. Er werd ook bespaard op zorg en onderwijs. Dit heeft geleid tot mobilisaties, protestacties en revoltes tegen de stijgende gasprijzen (de “gasolinazo”), tegen drugshandel met de organisatie van zelfverdedigingsgroepen in verschillende steden, voor de rechten van de inheemse bevolking, rond waterrechten, …
Er zijn ook de stakingen in het noorden van het land en de heldhaftige strijd van de leraars in het basisonderwijs (CNTE). Er is belangrijke syndicale strijd met werkenden die opkomen voor hogere lonen en er worden nieuwe vakbonden opgezet die onafhankelijk zijn van de door de staat gecontroleerde federatie CTM.
Het systematisch geweld tegen vrouwen is een ware epidemie die wijst op de vreselijke aftakeling van het Mexicaanse kapitalisme. Elke dag worden gemiddeld zeven vrouwen vermoord en dit aantal blijft toenemen. De groeiende mobilisatie van de vrouwenbeweging is een uitdrukking van de radicalisering, zeker onder jongeren.
Een van de meest opmerkelijke strijdbewegingen de afgelopen periode was die in Mexicali, waar de bewoners gemobiliseerd waren in wat bekend werd als de “wateroorlog.” Het ging om een strijd tegen de Amerikaanse brouwer Constellation Brands. De strijd heeft de komst van een nieuwe brouwerij kunnen stoppen.
De meeste mobilisaties kwamen spontaan tot stand met een grote graad van zelforganisatie waarbij de traditionele organisaties van de werkende klasse en de linkerzijde voorbijgestoken werden. Grote onafhankelijke vakbonden zoals de Nationale Bond van Werkenden (UNT) en politieke bewegingen zoals MORENA (Beweging van nationale heropbouw), brachten geen ernstige oproepen tot strijd naar voor. Het maakte dat de protestbewegingen van onderuit een erg explosief karakter hadden.
Ondanks de repressie en nederlagen van bewegingen tegenover de regering van Peña Nieto, slaagde de PRI-regering er niet in om het Mexicaanse kapitalisme te stabiliseren. De werkenden en landbouwers zijn niet verlamd en nu stevent de heersende klasse af op een ernstige electorale nederlaag.
MORENA en de verkiezingen
Andres Manuel Lopez Obrador (bekend als AMLO in Mexico) en de partij MORENA doen het heel goed in de peilingen. De massa’s zien AMLO en MORENA als politieke krachten van de linkerzijde die de huidige vreselijke situatie kunnen keren. Miljoenen werkenden, arme landbouwers en jongeren zien de mogelijkheid van een nederlaag voor de PRI-regering. Izquierda Revolucionaria steunt de strijd om de rechterzijde en het establishment in deze verkiezingen een nederlaag toe te brengen.
Maar MORENA wordt gekenmerkt door interne conflicten en tegenstellingen. Enerzijds is er een reformistische en bureaucratische leiding die meer en meer uitkijkt naar de heersende klasse en niet bereid is om te breken met de logica van het kapitalisme. Anderzijds is er een geradicaliseerde sociale en electorale basis van MORENA die de verkiezingsfraude van 2006 en 2012 niet vergeten zijn en de partij willen omvormen tot een instrument van hun strijd tegen de heersende elite. Ondanks de strijdbewegingen die overal in het land plaatsvonden, riep AMLO niet op tot massale acties in solidariteit met deze bewegingen of tot de eenmaking van het protest. Bovendien deed AMLO toegevingen en sprak hij verzoenende taal waarmee hij de heersende klasse wilde geruststellen.
De leiding van MORENA heeft de sociale strijd steeds meer verlaten om alles op de verkiezingen te zetten. Het logische gevolg hiervan is dat MORENA carrièristen aantrekt die de zinkende schepen van PRI, PRD en PAN verlaten. Daar komt nog een alliantie bovenop met de PES, een openlijk rechtse partij die zich verzet tegen het recht op abortus en tegen gelijke toegang tot het huwelijk.
Dit alles leidt tot scepticisme, verwarring en kritiek onder de meer politiek actieve jongeren, werkenden en inheemse mensen die zich verzetten tegen de koers van de leiding van MORENA.
Bouwen aan een massabeweging
Izquierda Revolucionaria steunt de beweging om het kapitalistische establishment te verslaan. Maar het is ook nodig om te waarschuwen tegen de toenadering van AMLO tot het establishment. Op die basis zullen de verwachtingen van de bevolking immers niet ingelost worden. De historische ervaringen in Latijns-Amerika (Bolivia, Venezuela, Ecuador, Argentinië, …) maar ook in Europa (Griekenland) tonen dat een kapitalisme “met een menselijk gezicht” geen antwoorden biedt op de problemen van de werkende klasse en geen einde maakt aan de logica van uitbuiting en armoede. AMLO kondigde al aan dat hij geen radicale stappen zal zetten zoals de nationalisatie van de grote bedrijven of het stoppen van privatiseringen en besparingen. Als hij verkozen is, zal AMLO onvermijdelijk in conflict komen met de verwachtingen van zijn sociale basis en zijn kiezers.
Izquierda Revolucionaria stelt dat het niet volstaat om gewoon te stemmen in de hoop dat de verkozenen wetten zullen goedkeuren die het leven van de meerderheid van de bevolking verbeteren. Om de crisis van het Mexicaanse kapitalisme aan te pakken, is er nood aan een socialistisch programma waarbij we ons baseren op de macht van de werkenden en de jongeren als enige kracht die sociale verandering kan doorvoeren.
De verkiezingscampagne toont dat de burgerij niet alleen geen toegevingen wil doen, maar tegelijk ook een lastercampagne is gestart tegen AMLO. Er worden ook voorbereidingen getroffen voor grootschalige fraude en zelfs repressie. Het establishment speelt met vuur. Pogingen om de verkiezingsfraude waarmee de overwinning van AMLO in 2006 werd gestolen, kunnen leiden tot een oncontroleerbare explosieve situatie.
Werkenden, jongeren, inheemse mensen, arme landbouwers en al wie echte verandering wil, moeten zich organiseren en eisen dat AMLO een socialistisch programma doorvoert als enige manier om de oligarchen te verslaan en de samenleving te veranderen. Dit programma moet de nationalisatie van de banken, grote bedrijven en strategische sectoren van de economie omvatten, naast de onteigening van grootgrondbezitters en de grote agro-business, de verdediging van de rechten van de inheemse bevolking, intrekking van alle tegenhervormingen en het stoppen van het staatsgeweld.
-
Mexico. Tanken op één slag tot 20% duurder. Massaal protest tegen rechtse regering!
Voor een algemene staking tegen de regering-Nieto!
De afgelopen weken ontstond er massaal protest in Mexico na een forse stijging van de brandstofprijzen. Deze prijsstijging wordt ‘gasolinazo’ genoemd. Het is het resultaat van maatregelen van de rechtse regering van Pena Nieto. We publiceren een artikel door David Lopez van Izquierda Revolucionaria uit Mexico, een onderdeel van de internationale groepering met dezelfde naam waarmee het CWI samenwerkt met het oog op eenmaking.
De “gasolinazo”-aanval van Nieto ging in voege op 1 januari. De prijsstijgingen variëren van 14,2% voor gewone brandstof tot 20,5% voor “premium” brandstof. De stijgingen verschillen op regionaal vlak in Mexico. Deze stijgingen zijn het gevolg van de zogenaamde “liberalisering” van de brandstofprijzen die onder meer inhouden dat de regering sinds 2012 beetje bij beetje alle overheidssubsidies afbouwt.
De afgelopen vier jaar was er al een stijging van de brandstofprijzen met 60%. De prijzen worden voortaan bepaald op basis van vraag en aanbod, waarbij de internationale prijzen worden gevolgd. In februari komt er al een nieuwe prijsstijging en daarna zijn er wekelijkse of zelfs dagelijkse prijsstijgingen mogelijk.
Dit gebeurt tegen de achtergrond van de sluipende privatisering van PEMEX, het oliebedrijf dat in handen van de overheid is. De privatisering zou uitgebreid worden tot de distributie en bevoorrading van de tankstations. Dit is een belangrijk onderdeel van de sector. Bijna twee derden van de Mexicaanse brandstof wordt geïmporteerd en het transport hiervan zal voortaan door private bedrijven gebeuren. De prijsstijgingen zijn rechtstreeks verbonden met de winsthonger van de private bedrijven. Het zijn de werkenden die de gevolgen van deze privatisering zullen betalen.
Massaal protest
Het antwoord van de Mexicaanse werkenden op de “gasolinazo”-aanval was duidelijk en krachtig. Er waren vier dagen van massale mobilisaties en protestacties. Er waren grote betogingen in verschillende steden, wegen werden geblokkeerd, tankstations werden bezet en distributiecentra van PEMEX werden afgesloten. Daarnaast waren er nog tal van acties.
De regering is zich bewust van het breed gedragen ongenoegen. Sinds de avond van 3 januari werden provocateurs in de beweging gestuurd om plunderingen en vandalisme in tankstations en winkels te organiseren. Ondanks de provocaties en als antwoord hierop moet de beweging doorgaan, uitbreiden naar meer steden en de krachten verenigen in protest.
De golf van plunderingen verspreidde zich vorige week woensdag van het noorden in Mexico naar steden als Ecatepec, Naucalpan, Atizapán, Tecámac, Huehuetoca, Tultitlán en elders. Sommige media berichtten hoe de regeringspartij PRI van Nieto mensen betaalde om de plunderingen te organiseren. Het is geen toeval dat de plunderingen vooral plaatsvonden in een deel van Mexico stad waar de acties tegen de gasolinazo het sterkste stonden en waar grote tankstations en centrale wegen geblokkeerd werden door betogers.
Het plunderen trok helaas een laag van de allerarmsten in de samenleving aan. Die mensen zagen er een kans in om hun ellende een momentje te verzachten. Eens de provocateurs genoeg mensen in hun acties betrokken hebben, komt de politie ter plaatse om massale arrestaties uit te voeren. Dat moet de repressieve tactieken legitimiteit geven. Tegelijk hoopt de regering om op deze manier te verbergen dat ze zelf achter het vandalisme zit. Deze methoden zijn geen deel van de massastrijd tegen de gasolinazo.
De media zijn medeplichtig aan dit vuile werk van de regering. Ze creëren een klimaat van paniek en hysterie, waarbij het massaprotest op gelijke hoogte wordt geplaatst met het zinloos geweld. Ze proberen de werkenden van de straten weg te houden door de angst voor vandalisme uit te spelen. Anderzijds wordt ook de deur opengezet voor meer repressie, er wordt een sfeer gecreëerd waarin de politie en het leger niet alleen tegen de plunderaars optreden maar tegen de volledige beweging.
De regering is verantwoordelijk voor de plunderingen en het vandalisme. De regering heeft de afgelopen jaren verschillende groepen straatvechters aan de universiteiten gesteund, de zogenaamde ‘porriles’. Die zijn verantwoordelijk voor tal van gewelddadige acties die het imago van de linkse studentenbeweging schade toebrengen. Nu wordt hetzelfde herhaald, maar dan in stedelijke gemeenschappen.
Het protest tegen de gasolinazo moet doorgaan en uitgebreid worden tot het hele land. Dit moet gebeuren op basis van een zo breed mogelijke massamobilisatie. Het is belangrijk dat de ‘informatiebrigades’ blijven bestaan, dat zijn groepen die bij blokkades de omstaanders informeren over de maatregelen en de strijd ertegen om zo een bredere steun op te bouwen. We moeten ook de elementen die aansturen op plunderingen en vandalisme identificeren en isoleren. Plunderingen zijn geen nuttige methode, ze leiden enkel tot meer repressie en ze discrediteren de bewegingen. Verder is het belangrijk om bij acties aan sites van PEMEX geen vijandige houding in te nemen tegenover het personeel. Die werkenden zijn deel van onze klasse, we kunnen hen aan onze kant krijgen.
Tenslotte moeten we bouwen aan een nationaal gecoördineerde beweging tegen de gasolinazo. Deze strijd moet opgebouwd worden als voorbeeld voor andere sectoren en voor de linkerzijde in de strijd tegen de regering. Deze strijd toont de mogelijkheden van zelforganisatie, maar we moeten dit versterken met stabiele comités in alle buurten zodat een strijd van langere duur mogelijk is. Een nationale coördinatie kan de eisen van de werkenden verenigen, ook rond gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, lonen, …
Comités van werkenden, huisvrouwen, jongeren, boeren, … die samenwerken met strijdbare linkse organisaties kunnen de basis vormen om de eis van publiek bezit van de olie- en energiesector te verdedigen. Het eenmaken en coördineren van het protest moet een aanzet zijn naar een algemene staking tegen de besparingen, privatiseringen en het volledige asociale beleid van de regering-Nieto.
- Voor massaal protest tegen de gasolinazo!
- Voor het opzetten van lokale strijdcomités!
- De vakbonden en de linkse organisaties moeten de strijd vervoegen!
- Voor een algemene staking tegen de privatisering van de brandstofsector en de energiebedrijven!
- Weg met de regering-Nieto!
-
Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid
[Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

Protest tegen Temer in Brazilië [divider]
Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.
Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.
De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.
Crisis van centrum-links en bocht naar rechts
Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.
Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.
Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.
De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.
Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador
In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.
Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.
De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.
Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.
Pseudo-links in Nicaragua en Peru
Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.
In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.
In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.
Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?
Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.
Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …
Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.
In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.
Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen
De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.
In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.
Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.
Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”
Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.
Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië
Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.
De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.
Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord. Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.
Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.
De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.
Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.
De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.
Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.
Venezuela op een keerpunt
Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.
Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.
Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.
Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.
Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.
De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.
In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.
Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.
Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’
Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.
Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.
In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.
Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.
Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.
Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.
De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid. Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.
Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.
Verzet tegen rechtse aanvallen
Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.
Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.
Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.
De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.
In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.
Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.
In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.
Het vredesakkoord in Colombia
De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.
Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.
Mexico: strijd en repressie
In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom. De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.
De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen. Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.
De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.
In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.
Cuba herstelt banden met de VS
Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.
Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.
De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.
Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.
Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde
De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat
Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.
De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.
In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.

