Your cart is currently empty!
Tag: democratie
-
Democratische rechten niet in quarantaine plaatsen!

Minister Pieter De Crem was er snel bij om een algemeen verbod op protestacties te eisen nadat duizenden mensen in Brussel protesteerden tegen racisme en politiegeweld in zowel de VS als bij ons. Vlaams minister-president Jan Jambon had een plotse opwelling van bezorgdheid om onze gezondheid. De Aalsterse burgemeester D’Haese (N-VA) verbood meteen elke betoging in zijn stad tot het einde van de zomer.
Artikel uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Laat het duidelijk zijn: als deze politici die niet voorbereid waren op de gezondheidscrisis na het protest tegen racisme plots roepen dat collectieve actie onverantwoord is, dan gaat het om dat protest en niet om onze gezondheid. Bij sommige politici speelt ongetwijfeld mee dat het om antiracistisch protest ging. Het is even hypocriet als de politici die op cultuur besparen maar tegelijk beweren dat er niet aan standbeelden van kolonialen mag geraakt worden omdat het cultureel erfgoed is.
De Covid-19 crisis is gebruikt om een aantal democratische rechten aan te vallen. Zo waren er de volmachten waarbij de minderheidsregering niet langer langs het parlement moest passeren. Over het protest van het zorgpersoneel dat de rug naar premier Wilmès toekeerde in mei kon de regering niet veel zeggen: het zorgpersoneel op dat ogenblik daarop aanvallen, zou niet aanvaard worden door brede lagen van de bevolking. Een antiracistisch protest daarentegen werd wel meteen aangegrepen om te pleiten voor een verbod op protest. Daarbij wordt misbruik gemaakt van de bekommernissen van de bevolking rond gezondheid, die op zich versterkt zijn door het falende geknoei van de verschillende regeringen in de aanpak van de pandemie.
Op 1 juni organiseerden campagne ROSA, ALS en Blokbuster in Gent een eerste protestactie tegen racisme en politiegeweld. Alles verliep perfect volgens de gezondheidsmaatregelen: iedereen stond op minstens anderhalve meter van elkaar, iedereen droeg een mondmasker en er was handgel. Toch deelde de stad Gent GAS-boetes van 350 euro uit aan twee organisatoren. Het doel was om de drempel voor protest hoger te maken. Terwijl iedereen terug aan het werk ging en het opnieuw toegelaten was om op een overvolle bus of tram plaats te nemen, was het dus verboden om op veilige afstand van elkaar te protesteren!
Dat is gevaarlijk: in heel wat gevallen waren er collectieve acties op de werkvloer nodig om veiligheidsmaatregelen af te dwingen bij het begin van de pandemie. Werkenden legden het werk neer of gingen zelf over tot het invoeren van maatregelen. Een verbod op acties ondermijnt op deze manier de mogelijkheid om gezondheidsmaatregelen te nemen. De meest efficiënte wijze om gezondheidsmaatregelen algemeen door te voeren, is niet repressie maar het overtuigen van de overgrote meerderheid van de bevolking van maatregelen zoals sociale afstand.
De noodwetgeving wordt ook gebruikt om collectief protest tegen afdankingen te stoppen. Een vakbondsactie tegen de ontslagen bij Swissport op de luchthaven van Zaventem werd verboden. Op die manier kan de brede solidariteit met de getroffen werkenden niet gemobiliseerd worden en is het moeilijker om een krachtsverhouding op te bouwen om afdankingen tegen te houden.
Afbreuk democratische rechten is niet op gezondheid gericht
Vanaf 1 juli is collectief protest opnieuw toegelaten, maar beperkt tot 400 aanwezigen (en vanaf 1 augustus mogelijk 800 aanwezigen) voor acties die verplicht statisch moeten zijn. Betogingen blijven verboden.
We begrijpen en delen de bezorgdheid van velen over de volksgezondheid. Maar een afbreuk van democratische rechten, zoals het recht op collectief protest, is niet ingegeven uit bekommernis voor gezondheid. Het gaat om de macht van het establishment en het beschermen van de belangen van de superrijken. Onze rechten verdedigen doen we zoals we ze afgedwongen hebben: door mobilisatie en door onze afgedwongen rechten effectief te gebruiken.
-
Als De Morgen voor een niet-verkozen besparingsregering kiest…

De Morgen op maandag 13 april Een regering van technocraten zoals afgelopen maandag voorgesteld door De Morgen is niets anders dan een niet-verkozen regering – waar is de tijd dat dit gewoon een dictatuur werd genoemd? – die een zelfde neoliberale beleid als vandaag zou voeren, maar dan overgoten met een sausje van ‘wetenschappelijke objectiviteit’ en met een forse nieuwe aanval op onze democratische rechten. Neen, deze zalm zal bij ons niet pakken.
Het idee is niet nieuw en het vertrekpunt is begrijpelijk. Waarom zouden we politiek overlaten aan kibbelende politici die meer bezig lijken te zijn met hun eigen loopbaan dan met de belangen van de bevolking? In plaats van als alternatief te wijzen op de mogelijkheid dat de bevolking zelf actief aan politiek gaat doen, beperken burgerlijke media en figuren zich evenwel liever tot het idee van een bewind door specialisten, zogenaamde technocraten. Vorige week was er zelfs een zelfverklaarde expert, Michel Maus, die met het idee van een technocratenpartij kwam.
De zoektocht naar capabele technocraten leidt al snel tot specialisten inzake privatiseringen, het opvoeren van de flexibiliteit of het opleggen van nieuwe besparingen op de kap van de werkende bevolking. Hoogstens worden wat progressieve schaamlapjes toegevoegd om een schijn van evenwichtigheid te wekken. Kapitalistische experten inzetten om hetzelfde beleid te voeren als we vandaag kennen, is helemaal geen progressief idee.
Bovendien zet het de deur open om verder te gaan in de richting van een ondemocratisch regime waarin de uitvoerende macht alle beslissingen neemt, het is een stap weg van het parlementarisme. Het klopt dat we vandaag niet veel te zeggen hebben en dat democratische rechten beperkt zijn tot om de paar jaar een bolletje te kleuren achter verschillende partijen die eenzelfde neoliberale visie brengen, hoogstens met wat nuances inzake ritme van de aanvallen op onze levensstandaard. Maar moeten we daarom zelfs onze beperkte democratische rechten maar overboord gooien?
In het parlementaire stelsel in een kapitalistische omgeving haalt de kandidaat met de meeste financiële middelen het doorgaans, denk maar aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Maar tegelijk bieden verkiezingen mogelijkheden voor echte opposanten om een campagne te voeren voor een fundamentele breuk met het huidige systeem. Nu lijkt De Morgen ervoor te pleiten om ons zelfs die mogelijkheid te ontnemen?
De afgelopen jaren waren er enkele ervaringen met technocratische regeringen in Griekenland en Italië. Daar werden allerhande professoren en experts aangesteld om een asociaal besparingsbeleid te voeren. In welke zin was dit volgens de aanhangers van een technocratisch model een stap vooruit? Als we verder in de geschiedenis teruggaan, zien we dat technocratische regeringen vooral gebruikt werden op ogenblikken dat de politieke instrumenten van de burgerij verbrand waren en er vanuit het establishment een roep groeide naar een ‘sterk bewind’. De stap van een technocratie naar een openlijke dictatuur is niet zo heel groot. In Portugal wordt bij het idee van een technocratische regering vaak verwezen naar de dictatuur van Salazar als ‘voorbeeld’. Is dat het voorbeeld dat De Morgen ons voorschotelt? Een fascistische dictatuur?
Socialisten staan voor een ander type van regering. We zijn het eens dat we politiek niet aan politiekers moeten overlaten, maar stellen in de plaats daarvan voor dat de meerderheid van de bevolking zelf actief aan politiek gaat doen. Een arbeidersregering met vertegenwoordigers vanuit de arbeidersbeweging en sociale bewegingen die permanent afzetbaar zijn en geen privileges genieten. Vertegenwoordigers die leven aan een gemiddeld arbeidersloon zodat beslissingen ook concreet zijn voor diegenen die ze nemen. En een regering die maatregelen neemt die gesteund worden door de meerderheid van de bevolking, met name een stopzetting van de aanvallen op onze levensstandaard door het geld te zoeken waar het zit. De roep naar een dergelijk antibesparingsbeleid weerklinkt steeds luider, in Groot-Brittannië blijkt het zelfs uit wat kiezers van Labour graag in het programma van die partij hadden gezien (zie dit opmerkelijke artikel in The Guardian), maar uiteraard niet van Labour moeten verwachten.
Een antibesparingspartij met respect voor alle stromingen die betrokken zijn in de strijd tegen het huidige asociale beleid en gericht op de vorming van een regering die niet alleen breekt met de aanvallen op onze levensstandaard maar ook met de vriendjespolitiek die vandaag schering en inslag is in de kringen van het establishment, dat zou pas een radicaal alternatief op het Thatcheriaanse kibbelkabinet vormen!
-
Tegen Van Reybrouck
Met de titel ‘Tegen verkiezingen’ zoekt David Van Reybrouck bewust de controverse op. Het boek zelf is geen pleidooi tegen verkiezingen, maar voor institutionele aanpassingen als antwoord op de ondermijning van het vertrouwen in de huidige gang van zaken. Het ‘democratische vermoeidheidssyndroom’ wil de auteur oplossen met het invoeren van loting. Van Reybrouck brengt interessante vaststellingen maar dringt niet door tot de kern van het probleem waardoor hij al evenmin oplossingen aanbiedt.
Geert Cool
Neen, wij zijn niet tegen David Van Reybrouck. Maar net zoals zijn boek ‘Tegen verkiezingen’ vooral wijst op de zwakheden in ons huidige democratische bestel, willen we hier vooral wijzen op enkele fundamentele zwakheden in het voor het overige interessante betoog van Van Reybrouck. De kritiek die hij op Occupy brengt, gaat ook voor dit boek zelf op: “Occupy toonde meer de malaise dan een remedie. De diagnose van de representatieve democratie klopte, maar het alternatief was te zwak.”
Met het uitgangspunt zijn we het eens: er is een afkalving van het draagvlak van het huidige systeem. Er is steeds minder enthousiasme voor alle gevestigde instellingen. Het aantal leden van politieke partijen neemt af, in ons land van 9% van de bevolking in 1980 tot 5,5% vandaag. Het aantal mensen dat niet gaat stemmen neemt ook bij ons toe en dat ondanks de kiesplicht. De resultaten zijn minder voorspelbaar, de volatiliteit neemt sterk toe. Bovendien heerst de ‘waan van de dag’. “Het onvermogen om structurele problemen aan te pakken gaat gepaard met een overbelichting van het triviale, aangewakkerd door een dolgedraaid mediabestel dat, de marktlogica getrouw, het opkloppen van futiele conflicten belangrijker is gaan achten dat het inzicht bieden in reële problemen.”
De vraag is van waar de ondermijning van het vertrouwen in het systeem komt. Van Reybrouck brengt enkele terechte kritieken op mogelijke antwoorden, maar hij slaagt er niet in om de vinger op de wonde te leggen. De vraag of het gebrek aan vertrouwen niet bij het gevoerde beleid moet gezocht worden, komt niet aan bod. Neen, aan de neoliberale uitgangsprincipes van het beleid dat politici van diverse pluimage voeren, wordt niet geraakt. De kritiek van Van Reybrouck op pakweg de technocratische regimes van onverkozen bestuurders in onder meer Italië onder Monti of in China, beperkt zich tot de vraag van de legitimiteit. Met de kritiek op diegenen die directe democratie als alternatief zien, komt Van Reybrouck nog het dichtst in de buurt van een omvattende kritiek. Hij stelt dat een beweging als Occupy te veel is blijven steken in “de cultus van de participatie” met de horizontale cultuur als hoogste stadium van de strijd. Hoe deze beperkingen konden overkomen worden, wordt niet uitgeklaard.
Voor Van Reybrouck ligt de kern van het probleem bij het electoraal fundamentalisme dat vandaag dominant is. Aangewakkerd door de commerciële media en de diverse partijbelangen tegen de achtergrond van een volatiel kiespubliek, krijgen we een permanente verkiezingskoorts die het stelsel ondermijnt. “De efficiëntie lijdt onder de electorale calculus, de legitimiteit onder de permanente profileringsdrang. Door het electorale stelsel moeten de lange termijn en het algemeen belang keer op keer het onderspit delven tegenover de korte termijn en het partijbelang.” Daar tegenover plaatst hij dan maar de cultus van de loting met deze methode als hoogste stadium van de strijd. Ons kan het alvast niet overtuigen.
In het hoofdstuk over de diagnoses van het ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’ verwijst Van Reybrouck naar Lenin die in Staat en Revolutie kritiek gaf op het parlementaire stelsel. Lenin schreef in dat boek: “Een keer in de zoveel jaren beslissen welk lid van de heersende klasse het volk in het parlement onder de duim zal houden en onderdrukken — daarin bestaat het wezen van het burgerlijke parlementarisme, niet alleen in de parlementair-constitutionele monarchieën, maar ook in de meest democratische republieken.”
We moeten effectief nadenken over alternatieven op het parlementarisme, marxisten wijzen daarbij op de ervaring van de Commune van Parijs met het “het veranderen van de vertegenwoordigende lichamen van kletscolleges in ‘werkende’ lichamen. ‘De Commune moest geen parlementair, maar een werkend lichaam zijn, uitvoerend en wetgevend tegelijkertijd’.” (Staat en Revolutie). Bij de Commune van Parijs werd persoonlijk gewin aan de kant geschoven door politici te laten leven aan een gemiddeld loon van geschoolde arbeiders. Vertegenwoordigers waren permanent afzetbaar door diegenen die hen verkozen hadden. De wetgevende macht moest haar verantwoordelijkheid nemen en de besluiten zelf uitvoeren.
Marxisten zien de staat en de instellingen van de staat niet los van het systeem waar ze deel van uitmaken. In onze strijd voor het behoud en uitbreiding van democratische rechten (denk maar aan het recht op protest dat vandaag steeds meer onder GAS-druk staat), botsen we op een tendens van toenemende repressie die in verschillende door crisis getroffen landen aanwezig is. Dat zit ingebakken in het systeem. Onze strijd voor meer democratische rechten kan niet los gezien worden van de strijd voor een socialistisch alternatief op het kapitalisme met zijn private eigendom van de productiemiddelen.
Het alternatief van de ‘deliberatieve democratie’ weegt bijzonder licht. Het is een uitdrukking van een bestaande malaise en het invraagstellen van de gevestigde orde. Maar zal die malaise echt verdwijnen indien we enkele mensen uitloten om zich te verdiepen in alle actuele dossiers om van daaruit beleidsvoorstellen te doen? Neem dat deze deliberatieve democratie voorstelt om de banken aan banden te leggen teneinde de alles verschroeiende speculatie te kortwieken. Over welke maatschappelijke kracht beschikken onze lotelingen dan om effectief tegen de macht van de bankiers in te gaan?
De idee die aan de basis van loting ligt – het betrekken van een grotere groep van de bevolking en van ‘gewone’ mensen – zijn wij uiteraard genegen. Maar de uitbouw van een alternatief vereist de opbouw van een kracht die in staat is om dat alternatief op te leggen en zelf te organiseren. Het vereist een massale betrokkenheid in strijdbewegingen waarbij doorheen deze bewegingen instrumenten van democratische betrokkenheid, controle en coördinatie van essentieel belang zijn. Het betekent dat we onze toekomst en alle hefbomen ertoe in eigen handen nemen. Wat kan er democratischer zijn dan dat?
-
Autoriteit en vertrouwen van gevestigde instellingen steeds meer betwist
Autoriteit en vertrouwen van gevestigde instellingen steeds meer betwist
Stel de vraag eens in je eigen omgeving: wie gelooft nog dat we in een echte democratie leven? Steeds meer mensen antwoorden negatief op die vraag. Sommigen zullen al dan niet met een vleugje cynisme antwoorden in de zin van “een dictatuur betekent dat je moet zwijgen, democratie betekent eindeloos gepalaver”. De gewone man in de straat heeft nergens iets over te zeggen, zijn ‘democratische controle’ is beperkt tot regelmatige uitstapjes naar het kieshokje met een keuze tussen politici die hun beloften niet nakomen terwijl de kiezer niets kan doen om de beloften af te dwingen.
Dossier door Nicolas Croes uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’
Allemaal gelijke burgers?
Met de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van het stalinisme in het Oostblok kwam er een gigantisch offensief om het “einde van de geschiedenis” uit te roepen. Die term kwam van de filosoof Francis Fukuyama die nadien zelf in de vergeetput van de geschiedenis leek te belanden. Er werd ook gesproken over de overwinning van de “democratie” op het totalitarisme. Het establishment gaf graag toe dat er hier en daar nog wat democratische aanpassingen mogelijk waren, maar dat zou geleidelijk aan gebeuren door burgerinitiatieven en het sensibiliseren (in plaats van het mobiliseren) van de “burgersamenleving”.
Er kwam een stortvloed aan termen die de verschillen tussen sociale klassen aan de kant schoven. De ‘burger-arbeiders’, ‘burger-werkgever’, ‘burger-aandeelhouder’ en ‘burger-premier’ stonden plots op gelijke hoogte. Het was in het verlengde van die idee dat Guy Verhofstadt, auteur van diverse burgermanifesten, in 2002 plots ook een brief aan de burgers-andersglobalisten schreef met daarin de vraag: “hoe kunnen we een gewelddadige klassenstrijd tussen de armsten en de rijksten in de wereld vermijden?” Via een vreemde omweg die mogelijk werd door de politieke verwarring als gevolg van het neoliberale ideologische offensief van de jaren 1990 werd ‘klassenstrijd’ plots voorgesteld als een strijd tussen “twee miljard mensen die proberen te overleven en een half miljard mensen die vooral bezig zijn met het ontrafelen van de plot van het dagelijkse televisiefeuilleton.” De ‘burgers’ van de ontwikkelde kapitalistische landen worden meteen allemaal op gelijke hoogte mee verantwoordelijk gesteld. Anderen herhalen deze logica op een andere manier als ze stellen dat het systeem vooral bepaald wordt door de consumptiekeuzes die gemaakt worden.
De euforie en hypocrisie van de jaren 1990 werden al gauw ingezet om oorlogen te rechtvaardigen. ‘Democratie’ was het excuus voor de imperialistische interventies in Afghanistan, Irak en elders. Dat had telkens dramatische gevolgen. De ‘democratische’ Europese constructie botste regelmatig op problemen, zoals de referenda rond het Verdrag over de Europese Grondwet waarbij in Frankrijk en Nederland in 2005 een meerderheid tegen stemde. Dat werd handig omzeild door dezelfde tekst onder een nieuwe naam in het ‘Verdrag van Lissabon’ te gieten, waarna geen nieuw referendum in Frankrijk of Nederland volgde. De parlementsleden keurden het goed. In Ierland werd het Verdrag wel weg gestemd in een referendum, waarop gewoon een nieuw referendum werd gehouden. Het establishment zorgde ervoor dat de kiezers voldoende onder druk stonden om het uiteindelijk nipt wel goed te keuren. Kortom, we kunnen stemmen waarvoor we willen zolang het maar in overeenstemming is met wat het kapitalistische establishment wil.
Met de economische crisis heeft het Europese kapitalistische establishment zich regelmatig van het tijdverlies van nieuwe volksraadplegingen ontdaan. In Griekenland en Italië werd nog verdergegaan, daar werden niet-verkozen technocratische regeringen aangesteld die toevallig werden geleid door voormalige bankiers. De ‘aanbevelingen’ van de Europese Commissie worden terecht steeds meer gezien als regelrechte dictaten. En het zal er niet op verbeteren: het Europees Besparingsverdrag (officieel: Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur) wil de macht van de niet-verkozen Commissie nog vergroten. De bank JP Morgan Chase, een van de grootste banken ter wereld, aarzelde niet om die logica tot in het extreme door te trekken in een document “De aanpassing van de eurozone – tussentijds bilan” te opperen dat de terugkeer van autoritaire regimes in Europa misschien een optie is.
De crisis en de groeiende impact van privatiseringen en liberaliseringen heeft de idee van allemaal gelijke ‘burgers’ doorprikt. Massale afdankingen, onderwijs op twee snelheden, gerecht op twee snelheden, gezondheidszorg op twee snelheden,… de droom van de Westerse ‘democratie’ blijkt voor een groeiend deel van de bevolking meer van een nachtmerrie weg te hebben.
Het is dan ook geen toeval dat de parlementaire democratie wereldwijd te kampen heeft met een groeiende laag die niet gaat stemmen en een scherpe afname van het vertrouwen van de ‘burgers’ in de instellingen en gevestigde politici. Diegenen die er nog van overtuigd zijn dat ze zelf iets te zeggen hebben, vormen een steeds kleinere minderheid en zijn vooral terug te vinden in de kringen van grote aandeelhouders, banken,… Op basis van een groeiend gevoel dat verkiezingen louter symbolische rituelen zijn, wordt de weg geopend voor een zoektocht naar alternatieven.
Geen echte democratie zonder economische controle
Iedere maatregel gericht op meer democratie botst onvermijdelijk op de dictatuur van de kapitalistische markten. Dit systeem is genetisch niet in staat om echte democratie tot stand te brengen aangezien de belangen van de meerderheid van de bevolking steeds in conflict komen met de macht die wordt uitgeoefend door die kleine minderheid die de productiemiddelen in handen heeft. Het feit dat dit element niet werd opgenomen, verklaart ook mee waarom de beweging van verontwaardigden net zoals Occupy in de VS niet kon doorzetten.
De massabewegingen die we sindsdien zagen, geven allemaal aan dat massale revolte leidt tot een zoektocht naar een andere vorm van regering en bewind. Voor ons moet dat proces leiden tot de vestiging van een arbeidersregering die de belangen van de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt en niet die van de elite. Als we hier verwijzen naar ‘arbeiders’ is dat niet uit nostalgie of omdat het een fetisj van marxisten is. We doen dit omdat de georganiseerde arbeidersbeweging de enige is die de potentiële kracht heeft om de economie – en dus de machtsbasis van de kapitalistische elite – plat te leggen. Doorheen algemene stakingen en massamobilisaties kan de kwestie van een nieuwe samenleving gesteld worden waarbij de sleutelsectoren van de economie in handen van de arbeidersbeweging zijn en onderdeel vormen van een democratische planning. Dat element van democratie in het productieproces is een fundamenteel punt. Zoals de Russische revolutionair Leon Trotski al opmerkte: “Een planeconomie heeft nood aan democratie zoals het menselijk lichaam nood aan zuurstof heeft.” Het was overigens de afwezigheid van democratie die leidde tot de ineenstorting van het Oostblok dat verstikt raakte door een dictatoriale bureaucratische kanker.
In het kader van de organisatie van de strijd zijn algemene vergaderingen op de werkplaatsen, in de wijken, op de scholen noodzakelijk om sterker te staan en een krachtige beweging uit te bouwen waarin zoveel mogelijk mensen betrokken zijn en waarmee de arbeiders, jongeren en armen democratisch verenigd worden. Het vormt de basis voor strijdcomités die zich lokaal, regionaal en nationaal kunnen coördineren, onder controle van de algemene vergaderingen en met vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn. Deze strijdorganen kunnen stilaan omgevormd worden tot organen van een nieuwe macht. Zo zou er een grote veelheid aan ‘parlementen’ bestaan. Als we zien hoe recente massabewegingen steeds een inspiratie vormden voor gelijkaardige bewegingen in andere landen, is het duidelijk dat zo’n dynamiek in een land onvermijdelijk een internationale weerklank zou vinden. Dat is nodig om het kapitalistische systeem aan de kant te kunnen schuiven.
Dat is wat we bedoelen met een democratisch socialistische samenleving. Deze democratie zou de belangen van de bevolking centraal stellen door de rijkdom van de samenleving te gebruiken om een einde te maken aan armoede, werkloosheid en de vernietiging van het milieu.
Democratie zonder verkiezingen?
De schrijver David Van Reybrouck kwam recent terug op de proppen met het oude idee van vertegenwoordigers die door loting worden aangesteld. Van Reybrouck werd bekend met zijn boek over Congo (waarvan een recensie op marxisme.be terug te vinden is) en was een van de voortrekkers van de G1000, een groot publiek debatforum dat in 2012 werd opgezet om een reeks aanbevelingen op te maken die vervolgens in een rapport aan de voorzitters van de zeven Belgische parlementen werd bezorgd.
Die ervaring droeg bij tot het standpunt dat Van Reybrouck naar voor brengt in zijn boek ‘Tegen verkiezingen’. Hij wil daarmee een antwoord bieden op het “democratische vermoeidheidssyndroom”. Er wordt terug gegrepen naar verschillende historische ervaringen (Athene in de Oudheid of nog de republieken van Firenze en Venetië in de Renaissance) om een antwoord te bieden op onze “onmachtig geworden democratie.”
Het is opvallend dat deze idee regelmatig terugkomt in discussies, onder meer in intellectuele kringen maar ook onder gewone mensen waar het vaak een uitdrukking is van een grondige (en terechte) afkeer als gevolg van de postjespakkerij en vriendjespolitiek die de regel vormt onder de gevestigde politici. Maar we zijn het niet eens met David Van Reybrouck als hij stelt dat “een democratie die zich tot verkiezingen beperkt niet volstaat” om vervolgens een loting eraan toe te voegen. Dat is geen antwoord op het onderliggende probleem.
Het probleem zit volgens ons niet bij het principe van verkiezingen op zich, maar wel bij de organisatie van die verkiezingen en het kader waarin die plaatsvinden. Niet alle verkiezingen worden gekenmerkt door de postjespakkerij en persoonlijke privileges die de gevestigde instellingen kenmerken. Een voorbeeld? De sociale verkiezingen die de syndicale afgevaardigden in de bedrijven aanstellen. In België waren er bij de laatste sociale verkiezingen in 2012 maar liefst 125.116 kandidaten (dubbel zoveel als bij de gemeenteraadsverkiezingen) waarvan er 44.608 werden verkozen. Bij de sociale verkiezingen is er een invloed van de nietszeggende campagnes waarmee we bij politieke verkiezingen om de oren worden geslagen, maar doorgaans worden bij deze verkiezingen geen reclamebureaus ingezet om dure mediacampagnes op te zetten. De delegees worden verkozen door hun collega’s op basis van hun dagelijkse inzet.
De verwerping van de gevestigde instellingen was ook een element in de fantastische beweging van pleinbezettingen in Spanje tijdens de beweging van verontwaardigden in de zomer van 2011. Deze indignado’s gebruikten de slogan “Voor echte democratie”. Ze baseerden zich daarvoor op het enthousiasme voor het proces van revolutie en contrarevolutie dat enkele maanden eerder was losgebarsten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Deze beweging voor “echte democratie” gaf uitdrukking aan een uitgesproken verlangen naar een samenleving waarin de mensen wel de controle over hun leven kunnen nemen en niet langer overgeleverd zijn aan de willekeur van een handvol superrijken, stelende topbankiers en corrupte politici. De volksvergaderingen op honderden pleinen doorheen Spanje gaven een levendig beeld van een groot aantal mensen dat bijeenkwam, discussieerde en beslissingen nam over de toekomst. Op hetzelfde moment waren er in ook in Griekenland op het Syntagmaplein in Athene dergelijke discussies. Op die gigantische volksvergaderingen waren er iedere dag duizenden aanwezigen die een beeld kregen van het proces van collectieve discussie, een cruciaal element dat afwezig is bij het principe van loting. Een democratie laat zich niet opleggen, het wordt opgebouwd.
De politieke vorming doorheen collectieve discussie is daar een essentieel onderdeel van. Enkel een brede politieke vorming maakt het mogelijk dat niemand nog onmisbaar is en dat iedere verkozen vertegenwoordiger bijgevolg steeds afzetbaar is door de basis die hem of haar heeft verkozen. Bij de volksvergaderingen van de beweging van verontwaardigden in het zuiden van Europa was er een wantrouwen tegen iedere verkiezing van vertegenwoordigers. Dat is begrijpelijk gezien de vele voorbeelden van verraad door syndicale leiders of de vertegenwoordigers van de sociaaldemocratische of vroegere stalinistische partijen. Dat verraad werd net mee mogelijk door een gebrek aan democratische controle in de structuren van die organisaties. Het gebrek aan verkozen vertegenwoordigers van de volksvergaderingen maakte het echter moeilijk om de beweging van verontwaardigden nationaal te coördineren. Wat zou de situatie vandaag, twee jaar later, geweest zijn indien deze volksvergaderingen op democratische wijze vertegenwoordigers hadden aangesteld voor nationale bijeenkomsten om met de beweging een gemeenschappelijk perspectief voor de strijd uit te werken, met een oriëntatie op mobilisatie van de basis van de vakbonden die toen, en nu nog overigens, op zoek was naar manieren om voorbij de remmende rol van de leiding te geraken.
Marxisten en verkiezingen
We hebben geen vertrouwen in de door de elite gecontroleerde instellingen zoals burgerlijke parlementen. Maar toch kunnen verkiezingen een uitstekend platform zijn om ons politiek programma onder een brede laag van de bevolking te verspreiden. Waar er linkse verkozenen zijn, kunnen zij die rol vanuit hun verkozen positie verderzetten en optreden als stem van strijdbewegingen. In de Verenigde Staten komt Socialist Alternative, onze zusterorganisatie die ook deel uitmaakt van het Committee for a Workers’ International, op voor de lokale verkiezingen. Dat is het geval in Seattle (met de kandidatuur van Kshama Sawant) en in Minneapolis (met de kandidatuur van Ty Moore). Zij worden ondersteund door tal van militanten, vakbonden, lokale organisaties en zelfs door de vroegere gitarist van de groep Rage Against the Machine. Tom Morello schreef: “Het gaat strikt genomen niet enkel om verkiezingscampagnes, deze kandidaten willen de arbeidersbeweging versterken. Ty en Kshama houden het niet bij woorden. Ze zijn actief, ze worden samen met stakers en activisten opgepakt als ze protesteren tegen uithuiszettingen op bevel van de grote banken en bedrijven. Als ze verkozen worden, zullen Ty en Kshama leven aan het equivalent van een gemiddeld arbeidersloon, de rest van hun vergoeding zal naar bewegingen voor sociale rechtvaardigheid gaan.”
Die principes worden al toegepast door andere verkozenen van onze organisatie, onder meer door Joe Higgins in het Ierse parlement en Paul Murphy in het Europees Parlement. Paul beperkt zich niet tot het zetelen in het parlement om daar de asociale politiek van de Europese Unie aan te klagen, hij is ook actief betrokken bij mobilisaties van werkenden en jongeren doorheen Europa en daarbuiten. Paul gebruikt zijn positie om een stem te geven aan de mobilisaties. Zo werd hij als enige Europees parlementslid een week gevangen gezet door de Israëlische autoriteiten omdat hij deelnam aan een ‘vrijheidsvloot’ om hulpgoederen aan de Palestijnse bevolking te bezorgen.
Verschillende linkse krachten zien verkozenen als een essentiële motor om tot verandering te komen. We zien verkozenen eerder als een hulpmiddel om een krachtsverhouding op het terrein uit te bouwen.
Financiële onafhankelijkheid
Als we de boekhouding van de gevestigde partijen – de partijen met parlementaire vertegenwoordigers – in ons land bekijken, is het meteen duidelijk waarom ze ten alle prijze verkozenen willen halen. Het aandeel van publieke middelen in de inkomsten van de grote partijen loopt op tot 86,5%!
Het lijkt misschien een detail, maar het is wel veelzeggend dat de bijdragen van de leden slechts goed zijn voor 3,2% van de inkomsten van de gevestigde partijen. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.