David Van Reybrouck: links-populistische partij nodig in Vlaanderen

Gisteren publiceerde De Morgen een opvallend opiniestuk van de auteur David Van Reybrouck. In het stuk pleit hij voor een “grote links-populistische partij”. De auteur merkt terecht op dat populistische stromingen de afgelopen periode een opgang kenden, voornamelijk rechtse populisten zoals Wilders of Verdonck scoorden in Nederland. Dichter bij huis zitten we met een brulboei uit Oostende opgescheept.

Van Reybrouck stelt “populisme niet noodzakelijk een gevaar voor de democratie” vormt en stelt dat het een uitdrukking is van een “verlangen naar politieke betrokkenheid van het laagopgeleide volk”. Hij hoopt daarbij dat er ook ter linkerzijde een formatie zou opstaan die “het laagopgeleide volk” aan zich kan binden.

Terwijl het pleidooi van Van Reybrouck inspeelt op de terechte vaststelling dat er ter linkerzijde in ons land een enorm vacuüm is en dat er effectief ruimte is voor een linkse kracht, vervalt Van Reybrouck in een elitaristische visie waarin het belangrijkste onderscheid in de samenleving er niet één is van arbeid versus kapitaal maar van “hoogopgeleid” versus “laagopgeleid”. Dat is volgens de auteur zelfs een “nieuwe maatschappelijke breuklijn” die “niet klassiek sociaaleconomisch” is, maar “cultuur-ethisch” waarbij laaggeschoolden “meer argwaan” hebben tegenover de buitenwereld. De auteur roept de progressieve politici op om zich om het lot van de laaggeschoolden te bekommeren. Dat klinkt paternalistisch uit de mond van een zelf hooggeschoolde intellectueel.

Van Reymbrouck heeft gelijk als hij stelt dat er een kloof is gegroeid tussen de socialisten en de gewone arbeiders. Alleen lijkt hij daar – ten onrechte – de schuld voor te zoeken bij de arbeiders die omwille van het afdwingen van een aantal verworvenheden een “soort monster van Frankenstein” zijn geworden voor de progressieve elite. Bovendien lijkt hij te suggereren dat ook een anti-racistisch standpunt een factor vormde in het groeien van een kloof tussen de arbeiders en de progressieve intellectuelen. Dat er jarenlang een neoliberaal besparingsbeleid werd gevoerd door de “socialisten”, lijkt een factor te zijn die geen rol zou hebben gespeeld. Nochtans is het op basis van het afbraakbeleid vanaf midden jaren 1970 dat de verdeeldheid tussen verschillende groepen arbeiders groter werd. Het is de jarenlange verantwoordelijkheid van de sociaal-democratie in het neoliberaal beleid dat mee heeft geleid tot de afkalving van haar aanhang, het verdwijnen van een actieve basis onder de arbeiders en daarmee gepaard gaand de grotere rol van de “progressieve intellectuelen”.

Het klopt dus dat de arbeiders niet langer over een eigen politieke formatie beschikken, of althans een formatie die ze op die manier zien. Dat heeft echter niets te maken met het afstompen van de arbeiders op cultureel-ethisch vlak. Bovendien vinden we het fout om “laaggeschoolden” voor te stellen als quasi hulpeloze wezens die dringend nood hebben aan wat culturele scholing door intellectuelen die menen progressief te zijn. Wij denken niet dat er een breuklijn is tussen laag- en hoogopgeleiden, beiden kampen vandaag met gelijkaardige problemen zoals de ondermijning van de koopkracht.

In de syndicale acties zoals voor de zomer werd er zowel geprotesteerd door “laagopgeleiden” als door “hoogopgeleiden”, zowel door “Belgen” als door “migranten”. Die eenheid in strijd was een uitdrukking van de ware breuklijnen waar links op moet inspelen. Bij deze acties bleek de afwezigheid van een eigen politieke formatie overigens sterk. Er waren uiteraard wel klein-linkse partijen aanwezig, maar geen brede partij die zich heeft opgebouwd met en rond de syndicale basis die in actie kwam voor koopkracht. Een syndicale partij die dit wel zou doen, zou door sommigen wellicht worden afgedaan als “populistisch”. Maar dat is een verkeerde voorstelling. Het populisme wordt gekenmerkt door wisselende one-liners en frasen die niet gebaseerd zijn op een actieve beweging. Dedecker, Verdonck of Wilders slagen er amper in om een partij die naam waardig op poten te zetten. Een partij die zich baseert op de tienduizenden syndicalisten en hun aanhangers op de werkvloer, zou geen luchtkastelen opblazen maar beschikken over een actieve basis in de samenleving.

Het klopt dat er nood is aan een partij die opkomt voor de eisen en bekommernissen van de arbeiders en hun gezinnen. Van Reybrouck heeft gelijk als hij stelt dat er “tussen sp.a en extreem links een gat gaapt” (ook al zouden wij de term “extreem-links” niet gebruiken, er is niets extreem aan een socialistisch alternatief waarin de belangen van de meerderheid centraal staan) en het is positief dat de discussie hierover wordt aangegaan. Maar dat gat zal niet ingevuld worden door een pleidooi voor populisme, er zal nood zijn aan een geduldigde opbouw van een echt alternatief op de problemen die door het kapitalisme worden gecreëerd. Zo’n antwoord bieden, gebeurt niet met goedklinkende frasen in diverse televisieprogramma’s, maar door met en rond de syndicale basis te bouwen aan onze eigen politieke vertegenwoordiging.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop