Your cart is currently empty!
Europese bijeenkomst CWI. Opgang van arbeidersstrijd
Van 7 tot en met 10 april kwamen een 40-tal vertegenwoordigers van de Europese afdelingen van het CWI (de internationale organisatie waartoe LSP behoort) samen in Londen voor discussies over de wereldsituatie en de ontwikkelende economische crisis. Eén vijfde van de VS is officieel in recessie. 2 miljoen mensen zullen er hun huizen verliezen. In een relatief korte periode is het aantal mensen dat afhankelijk is van voedselhulp gestegen van 26 tot 28 miljoen Amerikanen. En dit heeft een politieke impact.
Volgens peilingen stelt 86% van de Amerikaanse bevolking dat er nu reeds een recessie is. Een gelijkaardig percentage stelt dat “de VS de verkeerde richting uitgaat”. Dat gaat samen met een politiek ongenoegen tegenover het financiekapitaal, de multinationals en de Amerikaanse regering.
Recent was er nog een betoging van mensen die hun huizen reeds hadden verloren en die naar Wall Street trokken met de klacht dat de regering Wall Street wel helpt, maar Main Street vergeet. De economische crisis zal zich niet beperken tot de VS, maar komt ook elders aan bod. Dat zal ook het geval zijn in China. De Amerikaanse minister van financiën verklaarde recent dat de crisis ertoe leidt dat de pogingen om toegang te krijgen tot de Chinese financiële en banksector tijdelijk moeten worden uitgesteld.
Een deel van de bijeenkomst werd besteed aan de politieke situatie in Latijns-Amerika en de ontwikkeling van het CWI op dat continent. De centrale discussies gingen echter over de ontwikkelingen in Europa met uitgebreidere aandacht voor Griekenland, Duitsland en Frankrijk. Er werd ook gediscussieerd over een tekst over de wereldeconomie en arbeidersstrijd. Na de discussie werden een aantal aanvullingen op de tekst gedaan. (hier vind je deze tekst in het Engels, een Nederlandstalige vertaling wordt voorbereid).
Dit jaar vieren we de veertigste verjaardag van de Europese opstanden van 1968 en de arbeidersklasse en de arbeiders beginnen opnieuw hun kracht te tonen. Er is nog geen strijd op het niveau van de bewegingen eind jaren 1960 of begin jaren 1970, met als toenmalig hoogtepunt de gebeurtenissen van mei 1968 in Frankrijk toen tien miljoen arbeiders staakten en de fabrieken bezet hielden.
Het is echter duidelijk dat de zelfverklaarde doelstelling van Sarkozy (om “komaf te maken aan de erfenis van mei 68”) gedoemd is om te mislukken. De ervaring van de brutaliteit van het hedendaagse kapitalisme zal een nieuwe generatie er net toe brengen om de ervaring van mei 68 opnieuw te bekijken.
In de tien maanden sinds Sarkozy aan de macht is, nam zijn steun in de peilingen sterk af. Bij de lokale verkiezingen van vorige maand haalde “centrum-rechts” slechts 47,5% in de tweede ronde, tegenover 49,5% voor de PS. Dat wijst niet zo zeer op een groeiende steun voor de PS, maar wel op een groeiend verzet tegen de regering.
De slechter wordende economische situatie speelde een cruciale rol in het verkiezingsresultaat. Er was een grote woede tegenover het feit dat Sarkozy voor de miljoenen arbeiders aankondigde dat ze de buikriem zouden moeten aansnoeren, terwijl de topmanagers van de grote Franse bedrijven zichzelf gemiddeld een loonsverhoging toekenden van 40%.
De stijgende prijzen voor voedsel en energie, aanvallen op de lonen, openbare diensten, pensioenen en arbeidsomstandigheden. Dat wordt steeds meer de norm voor de situatie waarmee de arbeiders in alle Europese landen worden geconfronteerd. En dat nog voor de gevolgen van de Amerikaanse economische crisis echt voelbaar zijn in Europa. Ongetwijfeld is er nochtans een economische “tsunami” op komst.
De nieuwe Britse kanselier, Alistair Darling, viel even uit zijn rol toen hij niet herhaalde hoe “gezond” de economische basis van Groot-Brittannië wel niet was, maar toegaf dat de wereld de “grootste economische schok” sinds de Grote Depressie van de jaren 1930 zal kennen.
De crisis zal zeker niet zacht zijn en alle landen zullen worden geraakt, ook al zal dat niet op een gelijke manier gebeuren of aan een zelfde snelheid. De Financial Times stelde recent over Italië: “Als het een bedrijf was, dan zou het al failliet verklaard zijn”. Dit jaar zal Italië een nulgroei kennen. Vijf tot zes miljoen Italianen moeten twee jobs aannemen om toch maar rond te komen.
In Spanje was er een economische boom op basis van een grote speculatieve zeepbel in de huisvestingssector. Nu is er een bijzonder scherpe economische crisis. De omvang van de groei in de bouwsector wordt duidelijk door de vaststelling dat Spanje de voorbije jaren goed was voor de helft van de cement die in Europese bouwwerken werd gebruikt. De Spaanse huisvestingscrisis heeft veel gelijkenissen met de Amerikaanse crisis met een grote val van huizenprijzen door een “overaanbod”. Ierland kent een gelijkaardige positie als Spanje. De economische groei in Ierland zou dit jaar terugvallen tot 1,6%.
De komende economische storm zal een effect hebben op het bewustzijn en de strijdbaarheid van arbeiders in heel Europa. Dat zal niet uniform gebeuren, maar mee afhangen van de omvang van de economische crisis in verschillende landen alsook van de ervaringen die de arbeidersklasse de afgelopen periode al heeft opgedaan.
Zo kan een plotse diepgaande recessie tijdelijk de arbeidersbeweging lam leggen, toch op het vlak van syndicale strijd. De angst voor werkloosheid en de wanhopige strijd om te overleven kan de mogelijkheden voor strijd tijdelijk beperken. De rol van rechtse vakbondsleiders in heel Europa is er één om strijd tegen te houden. Dat kan in het geval van een recessie ook een effect hebben. Door de banden met het neoliberale kapitalisme zijn ze niet bereid om in te gaan tegen de slachtpartijen van het patronaat.
Het is echter ook mogelijk dat een recessie leidt tot een golf van militant verzet. Dat zagen we bijvoorbeeld in Groot-Brittannië met de recessie van 1974/75. Dat is vooral waarschijnlijk in de vele Europese landen waar er reeds voor de economische crisis belangrijke strijdbewegingen waren. Het epicentrum van het verzet wordt momenteel gevormd door de arbeiders in het zuiden van Europa, vooral in Griekenland en Portugal zijn er belangrijke bewegingen. In Portugal ontwikkelt zich een belangrijke en massale stakingsgolf tegen de veranderingen aan de ‘arbeidswetgeving’ waardoor het makkelijk zou worden om arbeiders af te danken.
In Griekenland was er de grootste stakingsgolf in vijftien jaar in een poging om de aanvallen op de pensioenen tegen te houden. Volgens opiniepeilingen verzet 85% van de bevolking zich tegen de regeringsplannen voor de pensioenen. Sinds december 2007 waren er drie algemene stakingen. De laatste staking, op 19 maart, was één van de grootste stakingen in de Griekse geschiedenis.
Die staking werd voorafgegaan door drie weken van syndicale actie in heel wat sectoren, zo waren er acties van de dokwerkers, vuilnisophalers, transportarbeiders en in de elektriciteitssector. In die laatste sector werd drie weken lang gestaakt. Toen de directie juridische stappen ondernam, stelde de rechtbank dat de staking moest stoppen en dat de vakbonden niet het recht zouden hebben om te staken tegen de aalvallen op de pensioenen. De staking ging echter gewoon door en de lokale vakbondsafdelingen namen de verantwoordelijkheid op voor de staking. Hierop trokken de patroons ook bij andere stakingen naar de rechtbanken. Maar dat leverde geen resultaat op, ook de advocaten waren immers in staking gegaan!
Griekenland en Portugal staan momenteel vooraan in de strijdbewegingen, maar ze staan niet alleen. In Frankrijk zijn er acties van tienduizenden scholieren die protesteren tegen de besparingen in het onderwijs. In België waren er verschillende grotendeels spontane stakingen voor meer koopkracht.
In Duitsland was er een reeks van waarschuwingsstakingen die volgens een bepaalde peiling de steun genoten van 74% van de bevolking. Dat is een deel van de “ruk naar links” die zelfs heel wat burgerlijke commentatoren is opgevallen. Deze stakingsacties zijn het gevolg van een intense klassenhaat van de arbeiders voor de superwinsten die opeengestapeld worden door het patronaat. Deze acties vinden plaats vooraleer er de effecten van een economische crisis voelbaar worden in Duitsland. De economische groei lijkt nog verder te gaan, maar tegen de achtergrond van besparingen op de lonen of massale ontslagen, willen steeds meer arbeiders “hun deel van de koek”.
Hier zijn we nog niet zo ver als Duitsland, laat staan Griekenland. Maar ook hier is er druk op de vakbondsleiding om acties te ondernemen rond het punt van de koopkracht. Dat brengt meteen ook de noodzaak van een massale politieke stem voor de arbeiders met zich mee. Dit proces kan versneld worden door de economische crisis. Tegelijk zal het in nieuwe linkse formaties nodig zijn om op te komen voor socialistische opvattingen, zeker ook om het verschil te maken met tussenkomsten van de burgerlijke staat op quasi-Keynesiaanse wijze. Dat kan immers de basis zijn voor de ontwikkeling van reformistische tendensen.
Zelfs in die landen waar de arbeidersklasse op syndicaal vlak nog niet ver staat, wordt al gezocht naar politieke antwoorden op de problemen. In een aantal landen zijn er belangrijke ontwikkelingen in die richting.
In Duitsland zit Die Linke sinds kort ook in drie regionale parlementen in het Westen van het land waardoor het nu in tien regionale parlementen vertegenwoordigd is. In de peilingen staat de partij op 14%. In Frankrijk haalden de lijsten van en rond de LCR in de eerste ronde van de gemeenteraadsverkiezingen goede resultaten. LCR heeft een enorme kans als het er in slaagt om een aantal fouten uit het verleden te vermijden en de basis te leggen voor een nieuwe partij van de arbeidersklasse. Haar belangrijkste publieke figuur, Olivier Besancenot, is de vijfde populairste politicus van Frankrijk. Het blijft echter onduidelijk welk soort nieuwe partij de LCR wil en welke oproep er uiteindelijk zal worden gedaan.
In Griekenland werd de strijd op de werkvloer ook politiek vertaald. Syriza is een vrij recente politieke formatie op basis van een coalitie van verschillende linkse groepen en partijen, met als grootste onderdeel Synaspismos dat voorheen zo’n 3% haalde bij verkiezingen. Bij de algemene verkiezingen van september 2007 haalde Syriza 5%, maar in de peilingen staat de partij nu al op meer dan 15%.
De belangrijkste redenen hiervoor zijn het gebrek aan een alternatief op de regeringspolitiek door de zogenaamde oppositie van Pasok enerzijds en anderzijds ook het feit dat Syriza stappen naar links aan het zetten is en daardoor dicht bij de eisen en strijdbewegingen van de arbeiders en jongeren staat.
De heersende klasse is bezorgd dat het tweepartijenstelsel dat voorheen haar belangen verdedigde in gevaar zou zijn. Op basis van de peilingen de afgelopen maanden, zou het onmogelijk zijn om met één grote partij een meerderheid te vormen. Pasok maakt daar gebruik van om Syriza op te roepen om “samen te werken” voor een “gemeenschappelijke” regering, maar Syriza weigerde terecht om daarop in te gaan.
De Griekse afdeling van het CWI, Xekinima, werkt nauw samen met Syriza en riep bij de vorige verkiezingen op om voor deze formatie te stemmen. Sinds de herfst discussieert Xekinima over een nauwere samenwerking met Syriza.
In heel Europa zal de neergang van het kapitalisme samen met massale strijdbewegingen het bewustzijn van de arbeiders raken. Dat bewustzijn was de afgelopen jaren nog sterk beïnvloed door de val van het stalinisme, de ideologische campagne van de burgerij en de economische groei. Radicalisering zal echter niet de enige trend van de komende periode zijn. Er is een groot gevaar van verdeeldheid in de arbeidersklasse, in het bijzonder van racisme en nationalisme. In verschillende landen is er een gevaar van een groei van racistische, nationalistische en anti-migranten formaties.
Het bestaan van linkse partijen die door de arbeidersklasse gezien worden als een alternatief kan dat verhinderen. Zo zagen we in Duitsland dat de groei van extreem-rechts, minstens tijdelijk, werd tegen gehouden door de opkomst van Die Linke. Als die partijen er echter niet in slagen om een echt alternatief aan te bieden, zoals we het zien met Rifondazione Comunista in Italië, kan het leiden tot een versterking van het idee dat “alle partijen hetzelfde zijn”.
De rol in de vorige regering en de aanhoudende bocht naar rechts in de Rifondazione hebben geleid tot een enorme desillusie. Hierdoor hebben de Italiaanse arbeiders (voorlopig) geen politieke instrumenten meer om hun enorme woede te uiten. Die afwezigheid van een politiek instrument zal echter niet volstaan om een massaal verzet te vermijden eens de regering-Berlusconi werk wil maken van haar “schoktherapie”.
Het CWI is betrokken in de dagelijkse strijd van de arbeidersklasse op het Europese continent. Tegelijk verwelkomen we iedere potentiële stap in de richting van een massale politieke vertegenwoordiging voor de arbeidersklasse. In dergelijke formaties komen we op voor een socialistisch programma zodat deze partijen in staat zijn om een antwoord te bieden op de bekommernissen van de arbeiders. We hebben het volste vertrouwen in het feit dat er in de stormachtige periode en de strijdbewegingen die voor ons liggen een grote groei zal zijn van de steun voor een socialistisch alternatief in Europa. Die steun zal toenemen naarmate de Europese arbeidersklasse opnieuw van zich laat horen.