VS. Linkse ongenoegen tegenover Obama neemt toe

Ter linkerzijde neemt het ongenoegen tegenover de regering van Obama toe. Het feit dat de president overging tot een belastingsverlaging voor de rijken terwijl er een loonstop is voor federale ambtenaren, de aanhoudende oorlog in Afghanistan, de poging om een vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea te sluiten, het ontbreken van een publieke optie in de gezondheidszorg, de “hervormingen” in het onderwijs die voort bouwen op waar Bush voor stond. Dat en veel meer zorgt voor ongenoegen onder progressieven in de VS.

Artikel door Dan DiMaggio

Het compromis van Obama met de republikeinen om de belastingen te verlagen, kwam hard aan bij progressieven. Het tijdperk van Bush werd gekenmerkt door cadeaus voor de rijken, maar dit werd nadien door Obama gewoon voort gezet. Nu wordt dit opnieuw verlengd in ruil voor belastingsverlagingen voor de “middenklasse” en een dertiende maand voor werkloosheidsuitkeringen. Er wordt geschat dat minstens een vierde van de belastingsverminderingen naar de rijkste 1% zal gaan.

Een andere toegeving was de verlaging van de belastingen op vastgoed. Die belasting wordt van 55% terug gebracht tot 35% en de eerste 5 miljoen dollar worden sowieso niet belast. Voor de laagste inkomens zullen de belastingen stijgen. Dat is het geval voor de 51 miljoen mensen die minder dan 20.000 dollar per jaar verdienen als alleenstaande of 40.000 dollar voor een gezin.

Wat wellicht nog het ergste van al is, is het feit dat deze maatregelen in de kaart spelen van de asociale Republikeinse agenda om de sociale zekerheid te ondermijnen. De belastingsverlagingen voor de rijksten zullen de tekorten in de begroting verder opdrijven en dat geld zal in de sociale zekerheid en andere delen van de sociale bescherming worden gezocht. De middelen voor de sociale zekerheid worden sterk ondermijnd door de komende twee jaar de algemene belastingsvoet van 6,2% voor de sociale zekerheid te verlagen naar 4,2%. Obama stelt dat dit een belastingsverlaging voor werkenden is, terwijl het in werkelijkheid in de kaart speelt van diegenen die de sociale zekerheid willen “hervormen” en privatiseren.

Obama probeerde dit compromis te rechtvaardigen met de stelling dat hij pragmatisch is. “Stel het perfecte niet als vijand tegenover het goede”, is het nieuwe mantra van Obama. Maar zoals de auteur Kevin Baker schreef is het pragmatisme van Obama “geen echt pragmatisme, maar een onderwerping aan de gebruikelijke zakenbelangen.” (“Barack Hoover Obama”, Harper’s, juli 2009).

Dat wordt voor steeds meer aanhangers van Obama duidelijk. De liberale columnist Paul Krugman schreef recent nog: “Steeds meer wordt het duidelijk dat de progressieven die op Obama rekenden deel uitmaakten van een grootschalig geval van zelfbedrog. Eens je door de scherpe retoriek kijkt en effectief eens luistert naar wat hij zegt, dan valt op dat hij de conservatieve lijn grotendeels aanvaardt in zijn wereldbeeld, met inbegrip van een mythische geschiedenis die weinig gemeen heeft met de realiteit.” (NY Times, 21 december 2010).

Obama redden?

In progressieve kringen wordt nu opgeroepen om bij de Democratische voorverkiezingen een linkse kandidaat tegenover Obama te stellen. Dit standpunt werd onder meer verdedigd door Michael Lerner in de Washington Post: “Deze campagne zou veel meer druk zetten op Obama om meer progressieve posities in te nemen waardoor hij in 2012 een meer aanvaardbare kandidaat zou zijn.” Voor Lerner moet er dus een progressieve uitdager komen in de voorverkiezingen om zo Obama beter te positioneren bij de volgende presidentsverkiezingen om de Republikeinse kandidaat een nederlaag te kunnen toebrengen.

De meeste voorstanders van een dergelijke optie geven meteen toe dat ze er niet van uitgaan dat een progressieve uitdager het van Obama zou halen in de voorverkiezingen, maar dat het er enkel op aankomt om Obama naar links te duwen. Ze denken dat dit de beste manier is om miljoenen Amerikanen te bereiken met progressieve standpunten. Robert Kuttner van het magazine The American Prospect is daar erg duidelijk in: “Een voorverkiezing is een fantastisch instrument. Het kan de media verplichten om rekening te houden met een progressieve boodschap over de economie” alsook over andere thema’s zoals de oorlogen, democratische vrijheden, het milieu,… (Huffington Post, 5 december 2010).

Wat is de ervaring met progressieve kandidaten bij de democratische voorverkiezingen? Het voorbeeld van Dennis Kucinich is daarbij interessant. Zowel in 2004 als in 2008 stelde hij zich kandidaat op basis van een programma dat zich tegen de oorlog verzette en de kant van de arbeidersbeweging koos. Maar uiteindelijk riep hij zijn aanhangers in beide gevallen op om te stemmen voor een Democratische kandidaat die wel voor de oorlog en de vrijhandel was. Kucinich stelde nu al dat hij in 2012 geen kandidaat zal zijn en hij verklaarde vreemd genoeg: “We moeten ons nu focussen op eenheid om uit Irak en Afghanistan weg te trekken” (USA Today, 8 december 2010). Dat verklaart hij op een ogenblik dat Obama de oorlog in Afghanistan net opdrijft!

Een dergelijke tactiek vormt geen bedreiging voor Obama en de leiding van de Democratische partij. Het betekent immers dat de aanhangers van de progressieve kandidaat in de voorverkiezingen uiteindelijk toch Obama zullen steunen bij de verkiezingen. De politieke analist Lawrence O’Donnell stelde: “Als je hen niet aantoont dat je in staat bent om niet voor hen te stemmen, dan zullen ze niet naar je luisteren. Ik heb binnen de Democratische partij gewerkt. Ik luisterde niet naar wat de linkerzijde te vertellen had en werd daar ook niet toe aangezet, de linkerzijde kon immers nergens anders heen.”

Het is mogelijk dat Obama tijdens de voorverkiezingen een linksere toon aanslaat, maar dat zal steeds binnen het politiek kader van de belangen van de grote bedrijven zijn. Diegenen die een onmiddellijk einde van de oorlog in Afghanistan willen, drastische besparingen op defensie of een dringend programma van werkgelegenheid zouden hierdoor geen stem hebben in de verkiezingen van 2012. Het zou de arbeiders en jongeren eens te meer aanzetten om hun verwachtingen naar beneden te herzien en zich te beperken tot wat aanvaardbaar is voor de Democraten en de Republikeinen, met andere woorden: wat aanvaardbaar is voor de bedrijfswereld.

Aanhangers van deze strategie stellen dat het de basis kan vormen om een progressieve vleugel binnen de Democratische partij op te bouwen om de partij naar links te trekken, net zoals de Tea Party een grote invloed heeft op de Republikeinen. Het resultaat van deze strategie is evenwel dat illusies in de Democraten worden gecreëerd op basis van het idee dat er binnen de Democraten ruimte is voor progressieven, zelfs indien de partij in essentie een beleid voor de grote bedrijven voert.

De ervaringen van de eerste twee jaar van de regering-Obama maken duidelijk waar de Democratische partij voor staat. Er zitten in de partij ongetwijfeld een aantal goedmenende politici met progressieve opvattingen, maar het beleid waar de Democraten voor staan is gericht op de belangen van de grote bedrijven en daartoe worden kopstukken gecreëerd die deze belangen het beste kunnen verdedigen. Dat was het geval met Bill Clinton en vandaag ook met Obama. De Democratische partij is een doodlopende straat voor progressieven. De partij kan niet worden hervormd en hoe sneller progressieven dat beseffen, hoe beter.

Onafhankelijke uitdager

In de plaats van een Democratische kandidaat in de voorverkiezingen te steunen, een kandidaat die uiteindelijk toch Obama zal steunen, is het beter om een zo sterk mogelijke linkse campagne te voeren bij de presidentsverkiezingen van 2012. Er moeten geen excuses voor Obama en de Democraten worden gezocht, er moet een campagne worden gevoerd die aansluiting vindt bij diegenen die zich verzetten tegen het huidige beleid dat de grote bedrijven heeft gered, de rijken belastingsverlagingen aanbood en de gewone bevolking intussen werkloosheid en oorlog opdrong. In de plaats van honderden miljoenen dollars in de Democratische campagne te steken, kunnen vakbonden en andere sociale bewegingen hun geld beter besteden aan campagnes van eigen linkse kandidaten.

Sommigen zullen misschien zeggen dat zo’n campagne “prematuur” is en dat activisten alle middelen moeten besteden aan de opbouw van strijdbewegingen die opkomen voor hervormingen. Het probleem met dit standpunt is dat het voorbijgaat aan het verband tussen verkiezingen en bewegingen. Verkiezingen zijn een ogenblik van meer intense politieke activiteit en aandacht, miljoenen mensen volgen de politieke situatie van iets dichterbij. Een prominente linkse kandidaat die ingaat tegen de oorlog en voor de arbeidersbeweging opkomt, zou een verschil kunnen maken en verschillende progressieve activisten en arbeiders verenigen. Dat zou de basis kunnen zijn voor een sterke linkse formatie in de toekomst.

Anderen zullen wijzen op het gevaar van een Republikeinse president en stellen dat we daarom Obama moeten steunen omdat hij het “minste kwaad” vertegenwoordigt. Obama heeft nochtans heel wat maatregelen van Bush gewoon voort gezet. Met deze logica is het overigens altijd onmogelijk om tegen de Democraten in te gaan. Ook in 2016, 2020 of nog verder in de toekomst zal er ongetwijfeld een Republikeinse dreiging zijn.

De eerste twee jaar van het beleid hebben aangetoond dat de meerderheid van de bevolking enkel fundamentele verandering kan bekomen indien er wordt gebouwd aan eigen onafhankelijke bewegingen. Dat kan versterkt worden met een onafhankelijke campagne bij de verkiezingen van 2012. Deze campagne kan een stap zijn in de opbouw van een nieuwe partij die de arbeiders en jongeren vertegenwoordigt en ingaat tegen het monopolie van de twee grote partijen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop