De grote betoging in Luik is een succes met meer dan 50.000 aanwezigen. Ook in Gent is er een grote betoging met 12.000 stakers. Renard vraagt om “discipline en waardigheid”. Het Waalse Coördinatiecomité stelt: “alles in het werk te stellen [om] de actie verder te zetten tot de eindoverwinning.” Mooie woorden zonder dat er een praktisch vervolg aan wordt gegeven. De Luikse betoging eindigt met een bloedbad.
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Dag aan dag verslag:
- 19 december
- 20 december
- 21 december
- 22 december
- 23 december
- 24 december
- 25 december
- 26 december
- 27 december
- 28 december
- 29 december
- 30 december
- 31 december
- 1 januari
- 2 januari
- 3 januari
- 4 januari
- 5 januari
[/box]
De Luikse betoging is immens. Er is enkele dagen gemobiliseerd voor deze betoging. Net zoals op maandag 2 januari 1960, zijn er vandaag opnieuw 50.000 betogers in Luik. Maar in tegenstelling tot het begin van de week, is er op het einde van de week één betoging in het Luikse stadscentrum. De woede overheerst. Verschillende rechtse kranten beschrijven hoe zich op de Place Saint-Paul een grote mensenzee vormt. De menigte is overweldigend en indrukwekkend, ook de aanpalende straten zijn overspoeld met mensen. Dit is het antwoord van de stakers op de uitspraak van André Renard, die om zijn weigering van een Mars op Brussel te verantwoorden, stelde dat het een mislukking zou zijn indien de arbeiders niet met minstens 50.000 zouden betogen.
De ABVV-leiding biedt geen antwoorden. Zo schrijft Le Peuple een dag later: “Het Coördinatiecomité van de Waalse gewesten van het ABVV, in vergadering op 6 januari 1961, onder voorzitterschap van André Renard, heeft kennis genomen van de nieuwe ontwikkelingen in de situatie, en heeft, met unanimiteit van stemmen, de beslissing genomen alles in het werk te stellen de actie verder te zetten tot de eindoverwinning.” Op de betoging vraagt Renard “discipline en waardigheid.” Hij roept op om de betoging rustig te ontbinden en stelt dat de roep naar een Mars op Brussel niet aan de orde is.
‘Le Peuple’ brengt volgend verslag: “De spreker heeft allereerst enkele heethoofden pogen te kalmeren, heethoofden die met man en macht oproepen voor een Mars op Brussel. Hij herinnert hen er aan dat de syndicale leiding, zodra de tijd rijp is, haar verantwoordelijkheid zal nemen.” Wat moeten de arbeiders dan wel doen? Renard wordt in La Wallonie aangehaald: “langzaamaanacties, omdat de kapitalisten dit vrezen, daar het de productiviteit in de fabrieken met 50% doet afnemen”, of “het verwaarlozen van de arbeidsmiddelen die we gebruiken, en dit in de komende dagen, of zelfs in de komende uren”. Hij besluit: “slechts één ordewoord: volhouden. Met stakingspiketten die steeds sterker staan, want de strijd is bijna gewonnen. De Waalse arbeidersklasse vormt één blok zonder ook maar één barstje. We moeten volhouden. Zolang volhouden als nodig is”. Spreken van een “langzaamaanactie” op een moment waarop de hele economie al effectief verlamd is door de algemene staking, komt er op neer dat wordt ingegaan tegen een efficiënte ontwikkeling van de staking.
De atmosfeer op de betoging wordt met de minuut meer gespannen, de spanning en woede van de stakers wordt zwaar op de proef gesteld door de woorden van Renard, die niet langer beantwoord aan de vragen voor ordewoorden die zij met recht vragen van het nationale en regionale ABVV, en van Renard in het bijzonder. Ze zijn teleurgesteld, en ze laten het hem ook weten. De woorden van de laatste sprekers galmen nog na wanneer verschillende duizenden militanten naar het stadscentrum trekken om dat te bezetten.
Onderweg worden de kantoren van de krant ‘La Meuse’, die door de stakers wordt beschuldigd zich tegen de staking te keren, volledig vernield. Een politiewagen wordt omgekeerd en in brand gestoken. Bij banken, de lokale hoofdzetel van de christelijke mutualiteit en het kantoor van de lokale middenstand op het parcours worden de ruiten ingegooid. Op sommige plekken werpen de stakers barricades op met de straatstenen, maar ze maken ook gebruik van auto’s of weginfrastructuur. Het centrum van Luik wordt herschapen in een waar slagveld waar de stakers zich organiseren. De stakers worden aangevallen door de repressieve krachten van de regering-Eyskens.
Aan het treinstation Luik-Guillemins is de strijd gewelddadiger en grimmiger dan elders. Wanneer de stakers er aankomen, merken ze dat het leger het station heeft overgenomen en verdedigt. Op het moment dat de stakers beslissen om het gebouw toch over te nemen, besluit de commandant van de legereenheid het bevel te geven een waarschuwingssaldo in de lucht te schieten. Toesnellende rijkswachters beginnen traangasgranaten af te schieten op manhoogte om de menigte te doen terugtrekken, maar dat heeft allemaal weinig succes. Het treinstation wordt volledig vernield door woedende stakers.
Het nieuwe treinstation was een nieuw openbaar gebouw, gerealiseerd op orders van de regering. De stakers hebben het idee dat ze door het vernielen van dit prestigieuze gebouw toch de burgerlijke staat kunnen aanpakken. Bij gebrek aan beter, kunnen ze zo toch een beetje tegen de burgerlijke staat ingaan.
De hele namiddag en avond van deze 6de januari wordt het hele centrum van Luik herschapen in een slagveld. Gedurende 7 uur is Luik het toneel van een ware arbeidersopstand. De arbeiders, die woedend zijn omdat ze aan hun lot werden overgelaten door hun leiding, vechten met de blote vuist, en met een energie die de hele Belgische arbeidersklasse met respect naar hen doet opkijken. Ze vechten immers tegen gewapende rijkswachters die niet aarzelen om in de menigte te schieten. Die avond worden er onder de stakers twee doden en meer dan 75 gewonden geteld. Het rapport over de gewonden leert ons dat er onder de 75 gewonden 25 betogers zijn, 33 politieagenten, 16 rijkswachters en 1 brandweerman. Daarnaast ook 9 zwaargewonden, waaronder twee betogers, waarvan er een er zeer slecht aan toe is, en verder drie agenten en vier rijkswachters.
Deze zesde januari zal in de geschiedenisboeken ingaan door de verschillende dodelijke slachtoffers die onder de kogels zijn gevallen. Bovendien is een arbeider die lid is van de BSP, Laurent Rodder, zwaargewond: zijn lever en milt zijn doorboord door een kogel in de rug. Albert Boutet, 25 jaar, raakt in een coma, en sterft enige tijd later. Jos Woussem, 32 jaar, oud en voormalig bokskampioen, sterft aan zijn verwondingen door een kogel in het hoofd.
De arbeiders hebben zich moedig verweerd. Ze hebben hun standvastigheid, hun moed en hun klasseninstinct nogmaals getoond. Ze hebben allen moedig gestreden, maar ze zijn er niet in geslaagd zich van de verstikkende druk van hun gebureaucratiseerde leiding te bevrijden. ‘Le Peuple’ titelt: “Luik heeft een opstandige namiddag achter de rug.” In het artikel staat: “Zes uren hoge koorts in de Vurige Stede (…) brutale aanvallen door de rijkswacht (…) talloze aanhoudingen. 28 manifestanten gewond.” ‘La Libre Belgique’ schrijft: “Wanneer we in een stadscentrum 10.000 mannen loslaten die tot het einde willen gaan, zonder gids en zonder leiding, dan weten we dat er vreselijke zaken zullen volgen. Dat is jammer genoeg wat er gebeurd is, en de zaken zijn zeer ver gegaan.”