Artikel door Jon Sneyers, onderzoeker en initiatiefnemer van de petitie
Aan het begin van dit academiejaar riep de Leuvense rector Marc Waer op om te betogen tegen besparingen in de onderzoeksfinanciering [1]. Ook de andere rectoren klagen de besparingen aan, en terecht. In 2009 bespaarde de Vlaamse regering 16 miljoen euro (ongeveer 2%) op het budget voor Wetenschap en Innovatie, en is van plan om dit jaar hetzelfde te doen [2]. De federale regering is nog niet gevormd, maar het voornemen circuleert om 37 miljoen euro te besparen in de federale onderzoeksfinanciering [3]. Een gevolg daarvan is dat het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) steeds minder aangevraagde onderzoeksprojecten kan financieren (zie tabel 1): dit jaar moesten meer dan 85% van de onderzoeksvoorstellen geweigerd worden wegens gebrek aan middelen.
In haar regeerakkoord 2009-2014 stelde de Vlaamse regering het redelijk ambitieuze doel om tegen het einde van de legislatuur 1% van het bruto regionaal product (BRP) te spenderen aan publiek gefinancierde wetenschap en innovatie. Mooie intentie, maar de daad wordt niet bepaald bij het woord gevoegd. In 2008 werd 0,7% van het BRP aan W&I besteed, dus om de doelstelling te halen zou het budget elk jaar minstens 6% moeten stijgen in reële termen (bovenop de inflatie). In plaats daarvan wordt het budget verminderd, met de economische crisis als uitvlucht. Onze buurlanden Duitsland, Nederland en Frankrijk (maar ook bijvoorbeeld de VS en China) lijden nochtans ook onder de crisis, maar investeren nu juist extra in onderzoek.
Ingrid Lieten (SP.a) – Vlaams minister bevoegd voor Innovatie – belooft met andere woorden een serieuze verhoging van de middelen maar begint met “nu even te besparen”. Dat klinkt weinig geloofwaardig. Ook Pascal Smet (SP.a) – Vlaams minister voor Onderwijs – beloofde een verhoging van de middelen voor hoger onderwijs met 10% maar die belofte is ondertussen op de lange baan geschoven en tot nu toe is er enkel nog maar bespaard.
De laatste 15 jaar werd er al zwaar bespaard in het hoger onderwijs door de invoering van de zogenaamde enveloppe-financiering, waarbij de instellingen zelf kunnen bepalen hoe ze besparen om rond te komen met een krimpend budget. De enveloppes werden systematisch te weinig geïndexeerd, terwijl de lonen van het personeel (gelukkig) wél de index volgen. Vooral voor de hogescholen betekende dit dat er steeds minder personeel kon worden aangenomen; de universiteiten konden hun krimpende enveloppe (tot voor kort) compenseren met onderzoeksfinanciering – en met nieuwe, goedkopere personeelsstatuten zoals doctoraatsbursalen. In heel het hoger onderwijs steeg het aantal studenten ondertussen drastisch, van een kleine 140.000 begin jaren ’90 tot meer dan 200.000 vandaag. Hoewel het aantal studenten in het hoger onderwijs tussen 1995 en 2009 met meer dan 34% toenam, is de overheidsfinanciering in reële termen achteruitgegaan waardoor het aantal docenten in dezelfde periode met bijna 2% daalde (zie tabel 2).
In 2009 werd in Vlaanderen slechts 4,3% van het BRP aan onderwijs gespendeerd, terwijl dit in de jaren ’80 nog 7% was en bijvoorbeeld de UNESCO aanbeveelt om minstens 6% van het BRP aan onderwijs te besteden. Naar hoger onderwijs gaat slechts 0,8% van het BRP, terwijl de OESO minstens 2% aanbeveelt. De onderwijsministers zijn in woorden voorstander van die streefcijfers (en dan vooral vóór de verkiezingen), maar in uit hun daden blijkt eerder het tegendeel.
Omwille van de onzekere financiering wordt er ook steeds meer gewerkt met tijdelijke contracten in de plaats van vaste benoemingen en contracten van onbepaalde duur. In het onderwijs in het algemeen (kleuter tot en met hogescholen, maar zonder universiteiten) waren er in 1993, in voltijdsequivalenten, 108.047 vastbenoemden en 24.701 tijdelijken. Tegen 2008 was het aantal vastbenoemden gestegen met 0,4% tot 108.530, en het aantal tijdelijken gestegen met 73,3% tot 42.810. Bij de universiteiten steeg het aantal vaste betrekkingen (ZAP + ATP op werkingsmiddelen) van 6.339 in 1992 tot 6.445 in 2008 (+1,7%) terwijl het aantal tijdelijken (AAP, BAP, ATP buiten werkingsmiddelen) in dezelfde periode steeg van 5.549 tot 12.827, een stijging met maar liefst 131%.
Het is duidelijk dat de strijd voor meer middelen en voor betere personeelsstatuten dringend moet gevoerd worden, en dat we niet moeten rekenen op de politiekers van de traditionele partijen. Zowel met onderwijsministers van de CVP, VLD als SP.a werd er bespaard. We zullen niet alleen op straat moeten komen voor meer middelen, zoals de rectoren terecht vragen, maar we zullen ook een syndicale krachtsverhouding en een politiek alternatief moeten uitbouwen. De bestaande politieke partijen (met uitzondering van consequent-links) stellen allemaal dat besparingen onvermijdelijk zijn. We zouden echter het geld moeten zoeken waar het zit, om het te kunnen uitgeven waar het nodig is, in plaats van te besparen in broodnodige publieke diensten om zo nog meer cadeau’s te kunnen doen aan het patronaat.
Voetnoten
- http://www.veto.be/veto/veto3702/VOOR.html
- Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, Advies 134, 22 december 2009
- “Rectoren luiden alarmklok”, De Standaard, 14 juli 2010