Er waren op vrijdag 25 juni tot 5.000 woedende betogers in Alexandria in Egypte. Daar werd eerder een 28-jarige man, Khaled Saeed, vermoord door de politie terwijl hij in een internetcafé zat. Zijn familie verklaarde dat de man een video online plaatste over politiecorruptie. Hierop kwamen twee agenten in burger naar het internetcafé en werd de man meegenomen en in elkaar geslagen in een steegje. Daar werd hij dood achtergelaten.
De autoriteiten probeerden om de zaak in de doofpot te steken. Er werd beweerd dat Khaled een zakje cannabis verborgen had gehouden en er werd geprobeerd om hem af te schilderen als een drugdealer. Dit verklaart uiteraard niet waarom hij overal tekenen van slagen vertoonde. Het protest werd sterker en er kwam een tweede autopsie waarbij werd verklaard dat Khaled was overleden als gevolg van verzet tegen een arrestatie. Ook dat volstond niet om het protest tegen te houden.
Na 29 jaar van noodwetten waarbij de politiediensten willekeurig kunnen optreden in het land, begint de woede over te koken. Een vrouw op de protestactie stelde dat zelfs indien Khaled een moordenaar was geweest, de politie nog altijd een proces had moeten afwachten om hem te straffen.
De moord op Khaled doet denken aan het protest na de moord op een 15-jarige jongen in Athene in december 2008. Ook toen kwam het tot massaal protest. Journalisten stelden dat er onder de betogers in Alexandrië heel wat mensen waren die niet betrokken zijn bij politieke activiteiten. Er waren ook kleinere betogingen in heel wat andere steden. In Cairo werden de betogers hardhandig aangepakt door de veiligheidsdiensten.
Zitstakingen
Sinds 2004 hebben twee miljoen arbeiders deelgenomen aan meer dan 3.300 stakingen, bezettingen, betogingen en andere vormen van protest. In de lente was er een golf van stakingen, zitstakingen en betogingen. Er ging amper een dag voorbij zonder verslagen van acties van groepen arbeiders. Er waren wekenlang verschillende afzonderlijke protestacties aan de regeringsgebouwen of het parlement (Shura Raad) in Cairo. Er waren onder meer acties van textielarbeiders, ambtenaren, mensen met een beperking,…
Er waren eerder ook al heel wat stakingen omdat het patronaat de overeenkomsten met de arbeiders niet nakwamen. Een betogende arbeider verklaarde aan een journalist: “Beeld je maar eens in wat het is om 20 maanden geen loon te krijgen. En we hebben ook geen gezondheidsverzekering. Onze situatie is zoals de belegering van Gaza.”
De grootste groep arbeiders was deze van de Amonsito textielfabrieken in Ramadan City waar 1700 arbeiders twee jaar lang niet werden betaald door de Syrische eigenaar van het bedrijf die het land was ontvlucht. Nadat de regering en de door de overheid gecontroleerde vakbondsfederatie de arbeiders niet compenseerden, besloten ze om voor het parlement te kamperen gedurende meer dan twee maanden. Er waren levendige meetings en de families van de arbeiders vervoegden het protest. Ze eisten de nationalisatie van het bedrijf of toch minstens de uitbetaling van een compensatie.
Ook arbeiders van Tanta Oil en Flax eisten de betaling van een compensatie van zowat 8000 dollar als vervroegde pensioenpremie of de nationalisatie van hun bedrijf. Na enkele weken beloofde de regering aan de arbeiders van Amonsito dat 30 miljoen dollar zou worden uitgetrokken voor compensaties aan de arbeiders, dat stemde overeen met ongeveer drie maanden loon voor ieder jaar anciënniteit. Maar het beloofde geld kwam er uiteindelijk niet en het protest werd hervat.
Eind april moest de regering toegeven aan de eisen van de arbeiders van de Informatiecentra en werd 20 miljoen dollar uitgetrokken voor achterstallige lonen, bonussen, sociale zekerheid,… Eind mei probeerden gefrustreerde arbeiders van Amonsito om het parlement binnen te stappen. Ze slaagden er evenwel niet in om de politiebarricade te doorbreken, waarop ze zich hergroepeerden en naar een overheidsbank trokken om daar te eisen dat het beloofde geld onmiddellijk aan de arbeiders zou worden gegeven. De politie viel de betogende arbeiders aan en vielen zeven arrestaties. De veiligheidsdiensten vreesden dat het protest uit de hand zou lopen en alle actievoerders werden van voor het parlementsgebouw verwijderd, de straten werden afgesloten.
De solidariteit van bredere lagen van de bevolking zorgde ervoor dat de arbeiders niet opgaven en verder strijd leverden. Ze kregen steun van andere arbeiders die hen financieel steunden, voedsel voorzagen, dekens en thee. Taxichauffeurs, verpleegsters, textielarbeiders,… voerden tegelijk ook acties omdat ook zij geconfronteerd werden met akkoorden die niet werden nageleefd.
Vrouwen spelen een belangrijke rol in de acties, zowel als stakende arbeiders (onder meer bij het verplegend personeel, textielarbeiders) als vrouwen, dochters en zussen van stakers. Zowat 40% van alle werknemers zijn vrouwen en ze tonen een groeiende strijdbaarheid en zelfvertrouwen.
De regering probeerde de bezorgdheid van de patroons in te dijken. “Deze acties vormen geen trend. Arbeiders hebben hun eigen eisen en als er een vorm van oplossing wordt bekomen voor werkgevers en werknemers, ontwikkelen de protestacties niet verder”, verklaarde de minister van investeringen.
Maar het aantal stakingen en protestacties neemt intussen wel toe waardoor een veralgemeende strijd steeds meer mogelijk wordt. Dit wordt nog tegengehouden door de rol van de officiële vakbondsleiding die deel uitmaakt van het staatsapparaat. De officiële vakbondsleiders kiezen doorgaans de kant van het patronaat.
De regering heeft er geen probleem mee dat de bazen de akkoorden niet naleven en slechts armzalige lonen betalen waarbij de arbeiders geen medische verzekering hebben of geen vakantiegeld. De afgelopen jaren werden heel wat staatsbedrijven geprivatiseerd. De nieuwe eigenaars proberen de arbeiders zoveel mogelijk uit te persen en te laten werken voor de laagst mogelijke lonen. “Ik was tevreden toen dit bedrijf in handen van de regering was. Maar sinds we werden overgenomen, hebben ze het bedrijf naar de vaantjes geholpen en van ons leven een hel gemaakt”, stelde een arbeider van Tanta Oil.
Prijsstijgingen
De regering voorziet dit jaar een economische groei van 5,2% tegenover 4,7% vorig jaar. De groei in de bouw zou volgend jaar met 13,2% toenemen tegenover 12,5% groei dit jaar. De landbouw zou er zowel dit als volgend jaar met 3,4% op vooruitgaan. Deze cijfers kunnen wel nog veranderen als de wereldeconomie opnieuw in een recessie terecht komt.
De groei leidt echter niet tot een betere levensstandaard voor de werkenden en de armen. Een gemiddelde werknemer in de openbare sector verdient minder dan 70 dollar per maand. Zowat 40% van alle arbeiders verdienen minder dan 2 dollar per dag. Er is door onafhankelijke vakbonden en linkse politieke activisten een campagne opgestart voor een minimumloon van 220 dollar per maand.
De prijzen voor voedsel en drinken zijn de afgelopen maanden naar recordhoogtes doorgeschoten. Van maart 2009 tot maart 2010 namen deze prijzen in de steden met maar liefst 21,2% toe! In maart van dit jaar alleen al gingen de prijzen voor vlees en kip met 3,1% de hoogte in, water, elektriciteit en brandstof werden gemiddeld 1,3% duurder en onderwijs zelfs 9,4%.
Egypte kent een groeiend probleem op het vlak van gezondheidszorg. De regering heeft de maandelijkse verzekeringsbijdrage voor gezondheidszorg opgetrokken tot 1,45 dollar per persoon. Honderdduizenden armen hebben geen toegang tot de ziekenhuizen of de gezondheidszorg omdat het ministerie weigert om de behandeling van niet verzekerde patiënten te betalen.
Uitdaging voor Moebarak?
Tegen deze achtergrond is het steeds moeilijker voor het regime van de 82-jarige president Hosni Moebarak om steun te vinden en een antwoord te formuleren op de groeiende woede en frustratie onder de arbeiders en armen. De protestacties naar aanleiding van de moord op Khaled Saeed maken duidelijk dat de angst voor repressie begint te verdwijnen. Arbeiders die met repressie te maken krijgen, identificeren zich snel met andere slachtoffers van politiegeweld.
Normaal gezien zijn er in 2011 presidentsverkiezingen en het ziet er naar uit dat de zoon van Moebarak, Gamal, daarbij kandidaat zal zijn. Zelfs indien Gamal Moebarak de vervalste verkiezingen wint – het regime heeft enige ervaring op dat vlak – is dit nog steeds geen garantie op een sterke regering om de belangen van de bedrijfswereld te dienen. Zijn verkiezing kan integendeel leiden tot een golf van protestacties. Een massabeweging kan snel uitbarsten, kijk maar naar de acties na de verkiezingen van 2009 in Iran.
Net zoals in Iran werd vanuit het establishment een mogelijke tegenkandidaat naar voor geschoven. Mohammed El-Baradei is het voormalige hoofd van het Internationaal Atoomagentschap. In die hoedanigheid kwam hij op tegen de regering-Bush naar aanleiding van het niet-bestaan van de massavernietigingswapens in Irak. El-Baradei heeft ook als voordeel dat hij de afgelopen dertig jaar niet in het land was en hierdoor niet aangetast is door de sfeer van corruptie die Moebarak en zijn kliek omgeeft.
Toen El-Baradei in februari naar Egypte terugkeerde werd hij op de luchthaven opgewacht door een duizendtal enthousiaste aanhangers. Er werd een alliantie van oppositiebewegingen opgezet in de vorm van de “National Association for Change” (NAC) dat groepen van langs het volledige politieke spectrum omvat.
El-Baradei heeft sindsdien ontmoetingen gehad met de leiders van de legale politieke partijen, een aantal arbeidersleiders en verkozenen van de Moslimbroederschap (die hem een zekere steun hebben gegeven). Hij reisde het land rond, maar zat ook vaak in het buitenland wat enige frustratie creëert onder zijn eigen aanhangers. Een leider van een jongerenbeweging stelde: “We moeten onze oppositie niet beperken tot de transitzones.”
Begin juni waren er meningsverschillen tussen een aantal leiders van de NAC en El-Baradei. Deze gingen vooral over zijn strategie om prominente leiders van bestaande organisaties op te zoeken in de plaats van steun op te bouwen op straat. Twee weken later nam hij deel aan de protestactie in Alexandrië naar aanleiding van de moord op Khaled Saeed, maar El-Baradei bleef slechts 20 minuten op de actie.
Democratie en socialisme
De oproep van El-Baradei voor verandering doet wat denken aan de toespraken van Obama voor hij werd verkozen, maar El-Baradei beschikt wel niet over de welsprekendheid van de Amerikaanse president. El-Baradei steunt de campagne voor een minimumloon, maar hij heeft het toch vooral over democratische veranderingen. Dat is belangrijk voor arbeiders die opkomen voor een degelijk loon, gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting. Maar het kapitalisme zal niet zomaar echte democratische verkiezingen toelaten, vrije onafhankelijke vakbonden en arbeiderspartijen laten ontwikkelen of het recht op stakingen en betogingen erkennen zonder dat dit op basis van massale strijd gebeurt. De heersende klasse zal steeds proberen om de rechten terug af te nemen eens de massabeweging wat beperkter is geworden.
Arbeiders moeten natuurlijk gebruik maken van alle democratische rechten die hen worden toegekend om de strijd voor een degelijke levensstandaard op te voeren. Maar de bazen waren niet bereid om hervormingen toe te kennen toen de wereldeconomie en ook de Egyptische economie een periode van groei kende, in een periode van crisis zal dit nog veel minder het geval zijn.
De strijd voor democratische rechten en voor socialistische verandering is met elkaar verbonden. Enkel indien de sleutelsectoren van de economie worden genationaliseerd en onder democratische controle en beheer van de arbeiders en armen worden geplaatst, zal er echte democratie mogelijk worden in Egypte en de rest van het Midden-Oosten.