Your cart is currently empty!
Pensioenen: afbraak zware beroepen openbare sector is breekijzer voor afbraak in privé

De socialistische overheidsvakbond ACOD heeft een intersectorale stakingsaanzegging ingediend voor 27 februari. Aanleiding daartoe is het wetsontwerp over de zware beroepen voor statutaire personeelsleden in de openbare sector. “Na de verhoging van de pensioenleeftijd voor alle werknemers van het land, na het dossier van het gemengd pensioen, na de afschaffing van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid en na het pensioen met punten, valt de regering opnieuw haar personeelsleden aan,” aldus de ACOD.
Artikel door Eric Byl uit de maarteditie van ‘De Linkse Socialist’ die zopas naar de drukker is vertrokken
Federaal minister voor Pensioenen, Daniel Bacquelaine, is hier – zoals we konden verwachten – niet mee gediend. Hij argumenteert dat de stakingsaanzegging voorbarig is omdat zijn nieuw voorontwerp – op het moment dat dit artikel geschreven werd – nog niet op de dagorde van de ministerraad staat. Bovendien, aldus Bacquelaine, is na een goedkeuring in eerste lezing, overleg voorzien met de sociale partners. Het ACV en de VSOA lijken daar voorlopig genoegen mee te nemen, maar bij de ACOD neemt dat terecht de bezorgdheid niet weg. De regering wil immers begin maart al een definitieve regeling. Het is niet zeker dat ze deze timing zal kunnen respecteren, maar uit ervaring weten we dat ‘overleg’ onder deze regering niet meer betekent dan rommelen in de marge.
De hoofdlijnen van het ontwerp liggen trouwens al vast. Volgens de huidige regeling bouwt de ambtenaar ieder jaar een 60ste (tantième) van zijn pensioen op. Na 45 jaar geeft dat recht op een volledig pensioen dat overeenstemt met 75% (45/60) van het mediaan inkomen tijdens de laatste 10 jaar van zijn carrière. Vroeger was dat de laatste 5 jaar, maar dat werd onder Di Rupo al weggesaneerd. Het stelsel houdt ook rekening met specifieke beroepen door om veiligheidsredenen of omwille van zware fysieke of psychische tol onder meer een “preferentiële tantième” te hanteren. Daarbij wordt het pensioen niet berekend in 60sten, maar zoals bij het rijdend personeel van de NMBS in 48sten, bij postbodes, brandweermannen en het operationele kader van politie en leger in 50sten of bij leraars in 55sten. Zij bereiken hun volledig pensioen zodra ze het aantal jaren dat overeenstemt met 75% van hun (preferentiële) tantième bereikt hebben. Voor een treinbestuurder is dat na 36 jaar (36/48), voor een postbode na 38 (38/50), voor een leraar na 42 jaar (42/55).
In de toekomst verdwijnen die preferentiële tantièmes en maken ze plaats voor vier “zwaartecriteria” op basis van fysieke last, specifieke arbeidsorganisatie, veiligheidsrisico’s en mentale of emotionele factoren. Naarmate één, twee of drie van die criteria van toepassing zijn, zal het aantal loopbaanjaren vermenigvuldigd worden met 1,05, 1,10 of 1,15, maar vertrekken voor je 60ste wordt hoe dan ook onmogelijk. Le Soir berekende het verschil tussen een volledige carrière in het oude en in het nieuwe systeem. Een gepensioneerde onderwijzer verliest in dat geval 8,31%, een militair 10,99% en een postbode 11,14%. Dat bevestigt de stelling van de vakbonden dat wie vandaag onder de preferentiële tantièmes valt bij identieke loopbaan zijn pensioenrechten ziet afnemen. Bovendien tellen periodes van ziekte, zwangerschap, arbeidsongevallen of zorgverlof niet mee in de berekening van een vroeger pensioen voor zware beroepen. Vooral veel vrouwen, maar zij niet alleen, worden hierdoor getroffen.
Om het pensioenverlies te compenseren zullen werknemers voortaan een “zwareberoepenbonus” krijgen die tot 200 euro bruto per maand zou kunnen opleveren als ze doorwerken tot de theoretische pensioenleeftijd. Voor veel werknemers zal deze ‘vrijwillige optie’ weldra een ondraaglijke economische noodzaak worden. Bovendien zullen heel wat beroepen die nu als “zwaar” worden gekwalificeerd dat in de toekomst niet meer zijn. In het nationaal pensioencomité is de strijd over de invulling van de zwaartecriteria al vastgelopen. De vakbonden baseren zich op de Wet welzijn, maar de werkgevers vinden dit te uitgebreid en willen een individueel lichamelijk onderzoek. Het enige collectief criterium dat zij willen erkennen zou nachtwerk zijn. Kortom, ook hier zien we, zoals we vorige maand in de Linkse Socialist al schreven, dat de werkgevers een collectief recht willen ombuigen naar een individuele benadering. Ze willen onze collectieve kracht breken omdat individuen gemakkelijker onder druk bezwijken. Wat de ACOD eveneens verontrust, is dat de grote groep van contractuelen bij de overheid volledig uit de boot dreigt te vallen.
[divider]
Het verzet beter organiseren
Niemand twijfelt erover dat deze pensioenmaatregelen een verdere afbraak zijn van sociale verworvenheden, en dat ze moeten gestopt worden. Alleen is de vraag hoe?
Net zoals bij de ACOD-staking van 10 oktober vorig jaar, moesten veel werknemers, ook ACOD-leden en militanten, de staking van 27 februari vernemen via diezelfde media die onze acties voortdurend in een slecht daglicht stellen. Net zoals 10 oktober kwam de oproep voor 27 februari als een donderslag bij heldere hemel. Niemand werd vooraf geraadpleegd of gevraagd om collega’s te polsen. Er was geen voorafgaande militantenconcentratie, geen intersectorale bijeenkomst, laat staan voorafgaande personeelsvergaderingen om de basis op scherp te stellen. Het lijkt wel alsof het ACOD-secretariaat ervan uitgaat dat wij perfect volgen welke voorstellen op tafel liggen en als volleerde specialisten onze collega’s in een handomdraai kunnen behoeden voor alle valse argumenten die de regering en de media ons voorkauwen.
Er is opnieuw geen gemeenschappelijk vakbondsfront. We begrijpen dat we niet kunnen blijven wachten op het ACV en de liberale VSOA en hebben geen illusies over de actiebereidheid van veel van hun leiders. Maar bij het ACOD-secretariaat weet men toch ook dat een gemeenschappelijk vakbondsfront best van onderuit wordt opgebouwd. Een informatiecampagne gekoppeld aan raadplegingen op de werkvloer, eventueel in combinatie met werkonderbrekingen, had ons in staat gesteld om via onze collega’s druk te zetten op de andere vakbonden of toch minstens een debat los te weken. Nu is het al te gemakkelijk om de staking van de ACOD voor te stellen als een vlucht vooruit. Op de militantenbijeenkomsten volgend op de aankondiging werd dan ook zeer kritisch gesproken over deze onvoorbereide manier van actievoeren.
Het grootste risico is dat de staking mislukt en de moeizaam opgebouwde slagkracht, zowel van onze vakbond als van de afgevaardigden op de werkvloer, ondermijnd wordt. De staking van 10 oktober 2017 was nog net voldoende om door de regering niet misbruikt te worden om de vakbonden frontaal aan te vallen, maar we kunnen ons niet veroorloven om de ene slecht voorbereide staking aan de andere te rijgen. Het ACOD-secretariaat geeft zelf aan niet te geloven dat de stakingsdag van 27/02 voldoende zal zijn om de regering van gedachten te doen veranderen, laat staan om ze te doen vallen. Bovendien lijdt de stakingsbereidheid bij sommigen nog steeds onder het teleurstellende resultaat van de beweging in 2014. Daaraan moet gewerkt worden: mensen moeten overtuigd worden van de noodzaak van de staking én van het nut ervan. Er moet dus een perspectief zijn voor een overwinning.
De kiemen voor dat perspectief liggen nochtans voor het rapen. In een aantal bedrijven en sectoren is de stakingsbereidheid er wel al: dat werd aangetoond in de gevangenissen, bij De Lijn en de MIVB. Half maart zou onderwijs in gemeenschappelijk front in actie gaan. De ACOD-leiding en die van de andere vakbonden zouden beter aansluiten bij bestaande acties om die te verbreden, niet op het ene moment alles tegenhouden en isoleren, om dan op een ander moment een grootse intersectorale staking aan te kondigen. Bovendien beseft iedereen dat de hervormingen in de openbare sector een testcase vormen voor de discussie over zware beroepen in de private sectoren. Het zou bijgevolg logisch zijn dat de vakbonden van de openbare sector hun acties coördineren met die van de private sectoren.
Waarom geen militantenconcentratie ter voorbereiding van werkonderbrekingen en personeelsbijeenkomsten in alle werkplaatsen? Waarom geen grote vakbondsconferentie over de pensioenen? Waarom geen gecoördineerde acties met solidariteitsbetuigingen, werkonderbrekingen, beurtrolstakingen om de geesten voor te bereiden? Waarom niet kiezen om geleidelijk een krachtsverhouding op te bouwen in plaats van al onze munitie ineens te verschieten? LSP-militanten actief in de ACOD zullen uiteraard hun uiterste best doen om van deze staking een succes te maken en een nederlaag te vermijden, maar we dringen er bij het ACOD-secretariaat op aan om voortaan te overleggen met de basis om een zo goed mogelijke strategie, opbouwend en met een perspectief om te winnen, uit te werken.