Your cart is currently empty!
Is het ergste van de crisis voorbij?
De afgelopen weken was er heel wat media-aandacht voor de stelling dat het ergste van de crisis achter ons zou liggen. Zo werd de ineenstorting van de Letse economie met een inkrimping van het BBP in het tweede kwartaal met 19,5% naar voor gebracht als “bemoedigend” nieuws aangezien de meeste commentatoren nog erger hadden verwacht.
Onder druk van de buitenlandse kredietgevers – het IMF en de Europese Unie – voert de Letse regering een bijzonder hard besparingsbeleid waarbij de helft van de ziekenhuizen werden gesloten, de lonen van de ambtenaren met een vijfde werden verlaagd en die van de leraars met een derde. Een mooi herstel!
De optimistische sfeer onder de kapitalistische klasse blijkt erg duidelijk als het over de Chinese economie gaat. Die werd door de Financial Times omschreven als de “favoriete groene scheut”. China zou volgens de commentatoren de wereld naar het herstel brengen. De Chinese regering en haar fanclub bij de grote bedrijven voorspellen dat China dit jaar toch een groei van haar bbp met 8% zou realiseren. In het tweede kwartaal was er een groei van 7,9%. Het is effectief mogelijk dat de 8% wordt gehaald, het is zelfs waarschijnlijk aangezien de Chinese regering desnoods de statistieken aanpast. De econoom Marc Faber stelde: “De Chinese regering is één van de weinige regeringen die de cijfers van het BBP drie jaar op voorhand kent.”
Consumptie blijft zwak
Wat is de basis voor het zogenaamde “herstel”? Er zijn geen nieuwe jobs en ook de consumptie en koopkracht blijven achteruitgaan. De particuliere consumptie in China blijft stabiel op het internationaal lage niveau van 36% van het Chinese BBP (In India bedraagt dit 50%). De particuliere consumptie in China neemt niet af zoals in de VS, Europa en Japan. Maar de Chinese consumptie is niet gebaseerd op bredere lagen van de bevolking, het is grotendeels afhankelijk van een kleine laag van beter betaalde stadsbewoners. Het gaat om zowat 100 miljoen mensen of minder dan een tiende va de bevolking. Het behoud van steun onder deze laag is voor de regering een kwestie van politiek overleven of niet. Een deel van de recente maatregelen kunnen worden gezien als het “afkopen” van de stedelijke middenklasse door hen te beschermen tegen de globale crisis. Er zijn maatregelen die de aankoop van nieuwe auto’s stimuleren, loonsverhogingen voor ambtenaren, belastingsverlagingen op de verkoop van huizen,… Dat zijn allemaal voorbeelden van zo’n beleid. De officiële statistieken van de particuliere consumptie geven geen beeld van de toestand voor de volledige bevolking. Voor brede lagen van de bevolking betekent deze crisis een toename van de armoede en problemen.
De regering is bang van de politieke onrust die kan veroorzaakt worden door een diepe recessie. Daarom werden een aantal radicale stimulusmaatregelen genomen. Dat blijkt onder meer in de nooit geziene kredietniveau’s. Volgens de centrale bank zal het totaal van leningen in 2009 toenemen tot maar liefst 12.000 miljard RMB, een spectaculaire stijging met 40% op één jaar. Dit heeft een aantal industriële sectoren gestimuleerd, maar dat zorgt enkel voor een toename van de reeds bestaande overcapaciteit in bijvoorbeeld de staal-, cement- of de automobielsector. China heeft nu een ongebruikte staalcapaciteit van 130 miljoen ton, wat evenveel is als de totale staalproductie in de VS en Rusland samen. Het regeringsbeleid heeft geleid tot een nieuwe zeepbel, of beter gezegd: nieuwe zeepbellen. Deze kunnen uiteenspatten, wat gewoonlijk leidt tot een achteruitgang of een recessie.
Aandelenzeepbel
Volgens regeringsbronnen zou één vijfde van de nieuwe leningen dit jaar naar de aandelenmarkt of de immobiliënsector zijn gegaan. Onafhankelijke analisten hebben het over een hoger cijfer en spreken over 30%. De aandelenmarkt bevindt zich opnieuw op “zeepbelniveau” na een stijging met 80% dit jaar. De aandelen in Shanghai worden verhandeld voor een bedrag dat gemiddeld 35,4 keer zoveel is als de winsten van de betrokken bedrijven. Dit is dubbel zoveel als wat speculanten gemiddeld betalen in andere “opkomende markten”. Een toonaangevende burgerlijke econoom, Andy Xie, waarschuwde in het magazine Caijing (5 augustus) dat “de Chinese aandelen en immobiliënprijzen met 50 tot 100% zijn overgewaardeerd.” Hij beschrijft dit als een “reusachtig Ponzi-schema” (een verwijzing naar Charles Ponzi die in de VS berucht was in de jaren 1920). De boom is gebaseerd op liquiditeiten, het is gebaseerd op de toevloed van goedkope kredieten van de banken. “Dit soort zeepbel komt ten einde als er niet genoeg liquiditeiten meer zijn”, waarschuwt Xie. Deze voorspelling kwam voor de laatste achteruitgang op de beurzen, de afgelopen twee weken daalde de beurs van Shanghai opnieuw met 20% wat overeenstemt met de technische definitie van een “berenmarkt”.
Speculatie op immobiliën
De immobiliënmarkt heeft zich ook hersteld van de prijsdalingen die in sommige steden meer dan 30% bedroegen. Ook dit herstel is gebaseerd op de makkelijke toegang tot leningen en het regeringsbeleid dat speculatie aanmoedigt (onder meer door de controle op de aankoop van een tweede huis af te zwakken of de voorwaarden inzake het bezit van eigen kapitaal te beperken). De neo-Keynesiaanse econoom Paul Krugman waarschuwt voor een huizenzeepbel in China die veel gelijkenissen zou kunnen vertonen met de huizenzeepbel die in de VS in 2006 uiteen spatte. Dat laatste leidde tot de bankcrisis en uiteindelijk de globale recessie.
Er wordt gevreesd dat er een grote toename zal zijn van slechte leningen en dat als gevolg van het beleid dat vandaag wordt toegejuicht omdat het de Chinese economie doet groeien. “De immobiliënprijzen kunnen dalen zoals dit in Japan de laatste 20 jaar het geval was, dit zou het banksysteem ten val brengen”, aldus Xie. Deze bezorgdheid wordt openlijk gedeeld door verantwoordelijken van de staatsbanken. De twee grootste banken, CCB en ICBC, kondigden aan dat er minder zou worden uitgeleend in de tweede helft van het jaar.
Reële economie
Een aantal figuren als Wu Xiaoling, de voormalige vice-gouverneur van de centrale bank, waarschuwden dat er niet genoeg van de leningen in de “reële economie” (de productie van goederen en diensten) is terecht gekomen. Dit kan de regering ertoe dwingen om haar politiek opnieuw aan te passen en een meer restrictieve koers te varen. Staatsbedrijven hebben heel wat geld besteed aan het uitbreiden van de voorraden van metaal en olie. Deze worden niet gebruikt onder de huidige marktcondities, er werd enkel ingespeeld op de lage grondstoffenprijzen. Dat gebeurde deels ook voor speculatieve doeleinden aangezien er te weinig andere winstgevende investeringsmogelijkheden zijn. Veel bedrijven speculeerden om dezelfde redenen in voorraden en immobiliën. Deze aankoopgolf heeft zichzelf ondermijnd aangezien het de prijzen naar boven heeft getrokken. Dit jaar namen de olieprijzen bijvoorbeeld al met meer dan 50% toe, van 40 dollar tot 66 dollar per vat.
Zelfs de investeringen in infrastructuur, goed voor meer dan 70% van de stimulusmaatregelen van de regering, worden op zo’n manier doorgevoerd dat de reële voordelen amper zullen opwegen tegen de hoge kosten. Wang Yang, algemeen secretaris van de Communistische Partij in Guangdong, stelde recent in een toespraak: “De bouw van een brug betekent meer BBP, de afbraak van een brug betekent nog meer BBP, en als we dan de brug opnieuw opbouwen stijgt het BBP nog meer. Eén brug kan drie keer bijdragen tot het BBP, maar intussen worden enorme middelen gebruikt en wordt er maar één keer een reële verbetering aangebracht.”
Situatie voor de massa’s
De nieuwsberichten die stellen dat de stimulusmaatregelen werken en dat de economie opnieuw groeit, verbergen de echte situatie. In Dongguan bijvoorbeeld zijn er dit jaar 1 miljoen jobs verloren gegaan op een totaal van 10 miljoen. Andere steden werden voorlopig nog niet zo hard geraakt, maar arbeiders en zeker migranten worden geconfronteerd met aanvallen op hun lonen terwijl de kansen op werk steeds kleiner worden. Toen de officiële statistieken vorige maand stelden dat de gemiddelde lonen in de steden dit jaar met 9% waren toegenomen, gaf een peiling aan dat 91% van de bevolking geen geloof hechtte aan dat cijfer.
Een belangrijke uitdrukking van de reële economische situatie zien we in de toename van het aantal en de intensiteit van massastrijd, zeker onder arbeiders. Er waren militante bewegingen tegen privatiseringen in Henan en Jilin, waarbij er werd overgegaan tot bezettingen, betogingen en gijzelnemingen. Dit dwong de lokale regeringen tot minstens tijdelijke toegevingen. De Wall Street Journal stelde over de acties in de staalindustrie dat deze een bewijs vormen van een “toegenomen activisme op de werkvloer” die doet denken aan de massale arbeidersstrijd in het noordoosten van China op het begin van het decennium.
Tegelijk was er in Xinjiang de meest ernstige etnische onrust sinds de jaren 1960, wat de visie van de lokale Oeigoeren en Han-Chinezen heeft veranderd en problemen met zich zal meebrengen voor de regering. De gespannen realiteit in heel het land werd nog eens benadrukt toen de topambtenaar voor veiligheidsthema’s, Zhou Yongkang, recent waarschuwde voor “de vele sociale conflicten die worden gestuurd door interne en externe factoren… [de regering] moet op alle niveaus het behoud van de stabiliteit als centrale taak opnemen en moet het zien als hun eerste verantwoordelijkheid.” De druk zal wellicht nog toenemen in de aanloop naar de 60ste verjaardag van de revolutie van 1949 (op 1 oktober wordt deze verjaardag gevierd).
Economie van Hong Kong
Ook in Hong Kong was er de afgelopen periode een groeiende maar grotendeels ongeorganiseerde radicalisering als gevolg van de economische crisis. Dat is vooral het geval onder jongeren en migranten die worden geconfronteerd met de gevolgen van de crisis. In 2009 waren er verschillende grote betogingen voor democratie en op de 20ste verjaardag van het neerslaan van de beweging op het Tien-an-Men plein in Peking. Op deze betogingen waren er telkens meer aanwezigen als voorgaande jaren.
Ook in Hong Kong beweren de media en de regering dat het “ergste voorbij is” en de statistieken tonen voor het tweede kwartaal een onverwachte groei van 3,3% van de economie. De regering herzag de verwachtingen voor de groei van het BBP in 2009 tot een inkrimping van “slechts” 3,5 tot 4,5% (in de plaats van 5,5 tot 6,5% zoals eerder werd voorzien). De statistieken geven aan dat het BBP met 3,8% afnam in vergelijking met een jaar geleden. Dat werd gezien als positief nieuws omdat een inkrimping met 5% was voorspeld. De onzekere aandelenmarkt en een groeiende vrees voor de economie in het Chinese binnenland maken duidelijk dat het “herstel” een illusie is.