Welke regeringen kunnen de klus klaren?

Het is moeilijk om vandaag met enige zekerheid te opteren voor één of ander scenario. Achter de schermen wordt druk onderhandeld om de puzzel die de heersende klasse van de bevolking in handen heeft gekregen ineen te leggen. We stelden reeds voor de verkiezingen dat het vrijwel uitgesloten is dat één van de vakbondspartijen (sociaal- of christendemocratie) in de oppositie zou belanden.

De noodzaak aan harde besparingen op federaal én op regionaal vlak in het begroting voor 2010 en 2011 maakt het behoud van die as in de regering noodzakelijk. Om een staatshervorming te doen slagen is echter ook de liberale as nodig. Men wil een staatshervorming die vooral financieel van aard is en een verandering van de financieringswet inhoudt. Hierdoor kan een flink deel van de besparingen gedelegeerd worden naar het niveau van de gewesten en gemeenschappen. Maar ook de meer symbolische kwestie van BHV moet nog geregeld worden. Alle burgerlijke partijen achten dit noodzakelijk om de huidige blokkering en impasse in tal van, voornamelijk sociaal-economische dossiers, te doorbreken. De liberale steun is dus noodzakelijk, maar de MR federaal als betrouwbare partner behouden is absoluut niet evident als die partij opnieuw overal uit het regionale bestuur wordt geweerd.

Als het in Vlaanderen tot een tripartite komt zal dat waarschijnlijk zonder N-VA zijn, en bestaat de mogelijkheid dat de sp.a ook in de federale regering stapt. Om in de regering opgenomen te worden moet je een geloofwaardige score in de verkiezingen halen, maar dat is slechts de eerste stap. De tweede stap, namelijk de bereidheid en de capaciteit om het programma van de burgerij uit te voeren is veel belangrijker.

Beide grote vakbonden én het ACW hebben al duidelijk laten blijken dat ze een rechtse tripartite (CD&V, VLD, N-VA) niet zullen aanvaarden. Gezien de noodzaak aan stevige besparingen op het regionaal niveau (door o.a. het overhevelen van federale bevoegdheden naar de regio’s zonder extra middelen, het snijden in het grote regionale ambtenarenapparaat, het verder afbouwen van openbare dienstverlening en het opdrijven van de inkomsten uit allerlei vormen van BTW) lijkt een dergelijke coalitie uitgesloten.

Bij het idee om alleen in Vlaanderen in de oppositie te belanden lieten sommige VLD-kopstukken weten zich dan ook federaal terug te trekken. Verhofstadt, die door het stevige personeelsgebrek bij de Vlaamse liberalen opnieuw numero uno moet spelen, heeft dit reeds bijgestuurd. Maar het is duidelijk dat de stabiliteit van de federale regering bedreigd is door de afstraffing van de liberalen.

In Vlaanderen zal de klassieke tripartite dus hoogstwaarschijnlijk overleven. In de media wordt vandaag echter ook gespeculeerd over een “grote coalitie”; de klassieke tripartite aangevuld met de N-VA. Op die manier kan de CD&V zich indekken op haar Vlaamsgezinde zijde en de N-VA meesleuren in het relatief meer subtiel onder druk zetten van Franstalig België om tot een compromis te komen. Dit in de plaats van de constante open oorlogsvoering die de voorbije jaren behalve impasse niets heeft opgeleverd. Of dit scenario haalbaar is, hangt volledig van de bereidheid van de N-VA af om het programma van de (Belgische) burgerij uit te voeren. Dit betekent een besparings-staatshervorming om de regio’s zelf verantwoordelijk te stellen voor de sociale afbraak. Hiervoor zal men de N-VA wat zoethouders moeten kunnen bieden. Minimaal zal de splitsing van BHV op onderhandelde basis (dus met tegemoetkomingen voor de Franstaligen in de rand) op het agenda moeten staan.

Zo’n “grote coalitie” zal moeilijk te besturen zijn, maar biedt tegelijk wel het voordeel dat een val van de regering vrijwel onmogelijk wordt. Dit biedt de CD&V een enorm voordeel tegenover haar kleinere partners: elk van hen kan eruit trekken zonder dat de regering haar meerderheid verliest. Of alle coalitiepartners hierin mee willen stappen is allesbehalve zeker, maar de vetpotten van de macht zijn aantrekkelijk. Dit geldt voor N-VA, maar zeker ook voor sp.a en VLD die al jaren mee regeren.

Al bij al wordt de regeringsvorming in Franstalig België moeilijker. Daar is nochtans zelfs een regering met twee partijen mathematisch mogelijk. In Vlaanderen is dat niet langer het geval door het afkalven van alle traditionele partijen tot middelgrote partijen. CD&V werd met slechts 22% de grootste.

De versplintering is ook in Franstalig België aanwezig maar nog niet zo uitgesproken. In Wallonië bestaat de politieke markt vandaag uit 1 fundamentele as, de PS, en daarnaast drie middelgrote partijen. Eén daarvan heeft de PS heeft willen uitdagen en van de troon stoten en is daarin mislukt. Alle kleinere lijsten – ook zij die volledig inspelen op de nationale kwestie, zoals regionalistische lijsten in Wallonië en Pro-Bruxsel in Brussel – hebben verwaarloosbare scores geboekt. Het FN is eveneens volledig van de kaart geveegd. Maar met de doorbraak van Ecolo is het proces van versplintering wel duidelijk ingezet. Ook in Vlaanderen was de opkomst Agalev (na de Volksunie die het Vlaams Blok voorafging) één van de eerste tekenen van het uiteenvallen van de steun voor de traditionele partijen.

De moeilijkheid voor de regionale regeringsvorming heeft er niet zozeer te maken met het regionale niveau zelf, maar wel met de gevolgen voor het federale niveau. Ecolo en CDH zullen proberen hun lot en hun eisen voor een regeringsprogramma aan elkaar te verbinden om sterker te staan in onderhandelingen met zowel PS als MR. Die verklaarden beiden voorstander te zijn van symmetrische formules in heel Franstalig België. Mathematisch maakt dit zowel de Olijfboomcoalitie (PS-Ecolo-CDH) als de Jamaica-coalitie (MR-Ecolo-CDH) mogelijk. Dat de MR in de Waalse regering zou treden, lijkt evenwel totaal uitgesloten. Achter de schermen wordt ongetwijfeld wanhopig uitgekeken naar een mogelijkheid om de MR toch op de één of andere manier te betrekken. Maar dit lijkt momenteel zeer moeilijk. Theoretisch zou het voor de burgerij schitterend uitkomen indien Ecolo en CDH zich akkoord zouden verklaren om in Brussel met de MR en in Wallonië en de Franstalige Gemeenschap met de PS coalitie te vormen. Of dit mogelijk zal zijn, moet blijken, maar het lijkt op het eerste gezicht niet waarschijnlijk.

Als we uitgaan van Olijfboomcoalities op alle niveaus, blijft de vraag hoe men de stabiliteit van de federale regering kan garanderen. Allereerst zou het betekenen dat “centrum-links” in Franstalig België de volledige verantwoordelijkheid van de komende sociale achteruitgang op zich zal moeten nemen, wat gegarandeerd leidt tot een latere afstraffing door de kiezer. De MR heeft niet verklaard uit de federale regering te stappen indien ze regionaal niet aan de macht komt. Vandaag wil blijkbaar niemand de zwarte piet toegeschoven krijgen voor de mogelijke hernieuwing van de federale instabiliteit en malaise. Maar het spreekt vanzelf dat de samenwerking bijzonder moeilijk wordt. Bovendien zal de dreiging van de MR om op te stappen op een moment dat het haar goed uitkomt voortdurend aanwezig blijven.

Het verwijderen van de liberalen uit alle regeringen heeft als enig mogelijk voordeel dat één van de grote traditionele burgerlijke partijen kan proberen om zich in de oppositie opnieuw te versterken. De nadelen lijken momenteel én op korte termijn echter groter. In realiteit maakt de noodzaak aan een financiële staatshervorming als besparingsmethode dat het verdwijnen van één van de assen het doembeeld van de “malgoverno” van eind jaren ’70, begin jaren ’80 opnieuw doet opduiken. Het was een periode met constant vallende regeringen in een situatie waar de burgerij zich probeerde aan te passen aan de nieuwe economische situatie en een nieuwe strategie zocht om haar programma opgelegd te krijgen. Die situatie van noodzakelijke aanpassingen leidt tot verdeeldheid over de te voeren strategie binnen de burgerlijke krachten zelf. Politieke instabiliteit wordt dan onvermijdelijk. Maar dat kan voor de bevolking, die angstig is omwille van de gevolgen van de crisis, dan weer de aanleiding zijn om de hele politieke kaste af te vallen.

We krijgen waarschijnlijk te maken met een iets langere formatieperiode dan gebruikelijk voor de regionale regeringen. Van de mathematisch mogelijk coalities in Vlaanderen, zijn er slechts twee echt mogelijk: een klassieke tripartite of een “grote coalitie” waarbij N-VA de drie andere partijen vervoegt als niet-noodzakelijke en dus zwakke partner. In Franstalig België zal Ecolo hoogstwaarschijnlijk op alle niveaus vertegenwoordigd worden. Dit brengt het risico met zich mee van het snel wegsmelten van haar populariteit. Hiervoor hoeven we maar te verwijzen naar de vorige passage van Ecolo in de regering. Ecolo zal een hoop beloften en zoethoudertjes krijgen onder het mom van een duurzame economie. De besparingen en de verhoging van de staatsinkomsten zullen een groen tintje hebben. Wat asielrecht betreft, zullen de liberalen na hun zware nederlaag slechts moeizaam toegevingen doen, maar het uitwerken van nieuwe duidelijker criteria voor een regularisatie lijkt op langere termijn nog moeilijk afwendbaar. Maar Ecolo zal zelf ook toegevingen moeten slikken. De grootste zal waarschijnlijk het langer openblijven van de kerncentrales zijn. Misschien hoeft dit niet uitgesproken gebeuren. De huidige voorziene data van sluiting kunnen door de Belgische overheid gebruikt worden om tegenover het Franse Suez nog een kaart in handen te houden. In de realiteit zal de energieafhankelijkheid van België en de onmogelijkheid om in tijden van crisis een voldoende sterke alternatieve energiesector uit te bouwen ertoe leiden dat de sluiting sowieso uitgesteld word.

In Vlaanderen zal onze partij moeten antwoorden op de stelling dat Vlaanderen “rechts en Vlaamsgezind” heeft gestemd. Het verdwijnen van de klassentegenstellingen op het politieke toneel heeft er in Vlaanderen voor gezorgd dat alle partijen een rechtse en Vlaamsgezinde koers varen. De meer gematigde retoriek van de N-VA, nu regeringsdeelname in zicht komt, verschilt niet fundamenteel van de praktijk van alle traditionele Vlaamse partijen in de afgelopen periode. Dit behelst het maximaal gebruiken van de eigen bevoegdheden, zo is de Vlaamse aanvullende kinderbijslag een verderzetting van de idee achter de Vlaamse zorgverzekering, en het “assertief” gebruik maken van de Vlaamse dominantie zoals het gebruiken van het belangenconflict om de federale staat in een bepaald harnas te dwingen, of het opleggen van taalvoorwaarden. Vandenbroucke stelde na de verkiezingen zelf over De Wever dat het is “alsof hij zichzelf hoort praten”. De N-VA zal verbaal wel wat moeten inbinden en haar flamingantisme matigen om haar plaats in de regering te verdienen en vervolgens ook te behouden. Een Egmont-scenario blijft dan een constante dreiging, maar de partij kan zich ook terugtrekken zonder verantwoordelijk te kunnen worden gesteld voor de instabiliteit. De Vlaamse regering heeft de N-VA mathematisch immers niet nodig.

In Wallonië en Brussel zal onze partij, zeker indien de Olijfboomcoalitie overal realiteit wordt, een antwoord moeten bieden op het vermeende “linkse” karakter van de regeringen. We zullen moeten waarschuwen voor de resultaten van het proberen beheren van een kapitalisme in crisis, en de onmogelijkheid aantonen om daarin reëel de belangen van de arbeidersklasse te verdedigen. We moeten de rol van de PS als belangrijkste formatie voor de burgerij aan de kaak stellen en ook het feit dat ze daarvoor op cynisch wijze de stemmen van de arbeidersklasse gebruikt. We moeten er eveneens op wijzen dat het kleinburgerlijke en machtsgeile Ecolo een vals alternatief is. Bovenal zal, zoals in Vlaanderen, de noodzaak van de creatie van een nieuwe arbeiderspartij gepropageerd moeten worden. Het enige wat we van de “linkse coalities” kunnen verwachten is een verpakte, gemaskeerde en begeleide achteruitgang van de levensstandaard en de loon- en arbeidsvoorwaarden van de meerderheid van de bevolking.

Overal moeten we wijzen op de versplintering die veroorzaakt wordt door de steeds verder ontwikkelende economische achteruitgang sinds het inzetten van de depressie in ’74. Alle traditionele partijen zijn in dat proces een groot deel van hun geloofwaardigheid kwijtgeraakt. De huidige crisis van de wereldeconomie heeft ook het neoliberalisme als strategie voor de burgerij in vraag gesteld. Dat veroorzaakte een verdere verdeeldheid binnen de burgerlijke krachten. Maar de versplintering ter linkerzijde heeft voornamelijk te maken met de verburgerlijking van de sociaaldemocratie. De opbouw van een echt linkse partij, die de belangen van de arbeidersbeweging met hand en tand verdedigd, is de enige blijvende oplossing voor die versplintering.

Alle partijen die aan de macht zijn zullen zich in de komende periode verder discrediteren en ongeloofwaardig maken. De politieke leiders zullen niets inbrengen tegenover de oplopende faillissementen, massaontslagen en de structurele werkloosheid. Deze onkunde en ideologische onwil van de politieke klasse zal de weg effenen voor het inzinken bij brede lagen van de bevolking van de noodzaak van een nieuwe arbeiderspartij.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop