In tegenstelling tot Groen is Ecolo er in Franstalig België wel in geslaagd een grote doorbraak te maken. Samen met het uitblijven van een zware afstraffing voor de PS in Wallonië was dit het belangrijkste fenomeen van deze verkiezing. Om het nieuwe – de doorbraak van Ecolo – correct te kunnen inschatten, moeten we eerst het “oude” – de blijvende macht van de Waalse PS – analyseren. Ook de regionale verschillen in beide fenomenen zijn van belang.
Ondanks een hele serie schandalen waarop de MR volop kon inspelen, en ondanks de rotslechte peilingen is de PS opnieuw de grootste partij van Wallonië geworden. De PS behaalde 32,77% van de stemmen, een achteruitgang van 4,14% tegenover de regionale verkiezingen van 2004. Het is echter wel een lichte vooruitgang tegenover het stemmenaantal van de federale verkiezingen van 2007. Dit stelt de hele strijd van de MR voor “het veranderen van het zwaartepunt in Wallonië” in een correct perspectief. De MR behaalde zelf 23,41%. In zetels uitgedrukt: 29 voor de PS en 19 voor de MR.
Eén van de redenen voor deze uitslag is de afstraffing die de MR van Reynders kreeg voor haar harde neoliberale profiel. Ook binnen de MR is hier discussie over. Dit kwam aan de oppervlakte bij de commotie over het kortstondig lidmaatschap van Rudy Aernoudt. Niet alleen Gerard Deprez (ex-PSC), maar ook het FDF kwam toen krachtig uit de hoek met een pleidooi voor een “sociaal liberale” retoriek. De MR zal na de verkiezingen ongetwijfeld een aantal herschikkingen willen doorvoeren. De dubbelpositie van Reynders en zijn strategie van de harde aanval op de PS zullen daarbij in vraag worden gesteld. Ook de vraag hoeveel ruimte moet worden geboden aan een meer “sociaal-liberale” vleugel binnen de partij zal aan bod komen. Het zeer goede persoonlijke resultaat van Louis Michel op de Europese lijst tegenover het barslechte resultaat van Reynders in Luik geeft daar ook aanleiding toe.
We stelden in 2007 dat de ambitie van Reynders in Wallonië achterhaald was, omdat het neoliberalisme als idee door de bankencrisis totaal gediscrediteerd was. Vandaag blijft die vaststelling overeind. Dit speelde ook mee in de afstraffing van de VLD in Vlaanderen. Die afstraffing was niet zozeer te wijten aan de affaire Vijnck, dan wel de voortzetting van de retoriek inzake lastenverlagingen en verdere cadeaus aan het patronaat. Vijnck was slechts de laatste druppel die aantoonde dat het in die partijen niet om de ideeën maar om de postjes gaat. Belangrijker nog was het feit dat de VLD met haar pleidooi voor o.a. de verdere privatisering van De Lijn en commercialisering van delen van de zorgsector achter liep op het bewustzijn onder bredere lagen waar geen geloof meer wordt gehecht aan de neoliberale recepten van gisteren.
Voor het “veranderen van het zwaartepunt in Wallonië” volstaat een anti-corruptiecampagne niet. De bevolking heeft nauwelijks vertrouwen in de politici en gaat ervan uit dat iedereen die aan de macht is in zekere mate sjoemelt. Overal in Europa teren populistische partijen op dat idee. Het “bonnetjesschandaal” in Groot-Brittannië lag aan de basis van de beschamende en diepgaande nederlaag van Labour. Maar de PS ontsnapte dus aan dit lot.
Waarom? Vooraleerst omdat het alternatief van de MR eerder beangstigt dan aanspreekt. Bovendien kon de PS nogmaals alle registers opentrekken dankzij de paniekberichten in de kranten. De pers publiceerde alle dagen horrorverhalen over een regering zonder de PS op een ogenblik dat ons land in zich in een diepe crisis bevindt. De PS boekte in haar lokale bastions scores tot en zelfs over de 40%. In Vlaanderen kan enkel de CD&V dit benaderen. Alle zeilen werden bijgezet in de laatste rush naar de verkiezingen. Hiertoe heeft men alle netwerken en militanten ingeschakeld. De PS heeft dus geen afstraffing gekregen zoals de meeste sociaaldemocratische partijen. Er was zelfs een zeker element van een “kanselierbonus” zoals de CDU in Duitsland of CD&V in Vlaanderen die kenden. De angst voor een sociaal bloedbad onder een mogelijke MR-regering was echter het overwegende element in de hoge score voor de PS.
Dat verandert op zich de analyse van de verburgerlijking niet. Het is duidelijk dat opnieuw zeer velen niet uit enthousiasme voor de partij gestemd hebben. Ze stemden vooral tegen een rechts alternatief op de PS.
Ook een belangrijk deel van de burgerij ziet de PS als de enige partij die besparingen kan opleggen aan de FGTB-basis, en is bevreesd voor de provocatorische houding van MR tegenover de arbeidersbeweging. Dit heeft zeker een rol gespeeld in de verkiezingen en kwam ook tot uiting in de media. De PS speelde hierop handig in door de bipolarisatie van de laatste weken. Di Rupo verklaarde niet langer met de MR te willen regeren. Zo maakte de PS meteen ook duidelijk dat er slechts één manier was om te verzekeren dat MR niet aan de macht kwam: door te stemmen op de PS.
Een andere reden is dat de PS met een “anti-liberale” campagne –voor de laatste keer? – haar hele netwerk van volkshuizen aan het werk heeft gekregen. Niet onbelangrijk in dit proces is de rol van het FGTB geweest. Met de campagne rond de slogan “kapitalisme schaadt de gezondheid” werd duidelijk ondersteuning gegeven aan de “anti-liberale” campagne van Di Rupo. Het toont ook hier opnieuw het belang aan van de eis “breek de banden”. In de laatste twee weken van de kiescampagne spraken trouwens niet alleen FGTB en ABVV zich uit voor regeringsdeelname van de sociaaldemocratie, ook ACV/ACW en CSC/MOC deden dit.
Ook in Brussel hield de PS behoorlijk stand in vergelijking met de in de peilingen aangekondigde afstraffing. Ze verliest wel de eerste plaats opnieuw aan de MR. Aan Vlaamse kant wordt de VLD eveneens de grootste partij. De stad heeft een sterke liberale traditie en het bestuur ervan werd in het verleden afwisselend door liberalen en socialisten uitgemaakt. De PS-schandalen hebben zeker een rol gespeeld in de uitslag. Maar door haar verbondenheid met het FDF heeft de MR hier ook een iets “socialer” gezicht. Bovendien is de Olijfboomcoalitie er in de afgelopen legislatuur niet in geslaagd oplossingen te bieden voor de armoede en de torenhoge werkloosheid in Brussel.
De grote doorbraak van Ecolo kan niet gezien worden als een “ruk naar links”. Ecolo is in haar programma en retoriek duidelijk een pak minder “links” dan de PS, zeker op de klassieke sociaaleconomische thema’s. Ecolo profiteert van de toenemende aanvaarding dat er iets moet gedaan worden aan de milieuproblematiek. Zeker nu dit (eindelijk) ook in regeringskringen en allerlei internationale instellingen erkend wordt. Het maakt dat de boodschap van de Groenen in het algemeen wat uit de wollige sfeer raakt. Maar Ecolo kon die score ook enkel boeken omdat het zich kon profileren als het enige “niet-rechts en sociaalvoelend alternatief” op de PS. Er zijn wel regionale verschillen in de verkiezingsuitslag. De resultaten van Ecolo waren het sterkst op de “nieuwe economische as” Brussel-Namen-Luxemburg. Daar werd de afgelopen jaren een heleboel nieuwe tewerkstelling gecreëerd, voornamelijk in spitstechnologische bedrijfjes. In vergelijking met de PS-bastions in de oude industriële bekkens is de bevolking er gemiddeld genomen welstellender.
Verder moet over Brussel nog worden opgemerkt dat het aantal Vlaamse stemmen in de hoofdstedelijke regio opnieuw verder is afgenomen. In 2004 bedroeg het stemmenaantal 62.516, vandaag is het gedaald tot 51.811. In de media, vooral op de Vlaamse Brusselse lokale TV, werd de stadsvlucht aangeduid als voornaamste reden hiervoor. Er wordt zo wel voorbijgegaan aan het feit dat vele Vlamingen in Brussel zich ongemakkelijk voelen bij de harde Vlaamsgezinde retoriek van alle Vlaamse partijen. Dit speelt ook mee in het feit dat de VLD de grootste Vlaamse partij in Brussel de VLD is geworden. De VLD heeft betrekkelijk weinig op dat element ingespeeld, net zoals de sp.a en Groen. Beiden doen het ook daarom beter dan verwacht.