Your cart is currently empty!
Verkiezingen 2009. Roep naar stabiliteit – angst voor sociaal bloedbad
Deze tekst heeft als doel inzicht te krijgen in de onderliggende processen die hebben geleid tot de verkiezingsuitslag van 7 juni. Er is in deze evaluatietekst geen ruimte om in te gaan op de economische ontwikkelingen. Maar het is duidelijk dat het de economische crisis is die aan de basis lag van de verkiezingsuitslag. Een crisis in de economie ontwikkelt zich in verschillende etappes en ook de reactie in het bewustzijn doorloopt verschillende fasen. De crisis heeft bovendien verschillende effecten op verschillende lagen van de bevolking. Dat leidt ook tot verschillende reacties.
Er is in het bestek van deze tekst helaas geen ruimte voor een diepgaande evaluatie van de Europese verkiezingen. Wel werd reeds een eerste reactie van het CWI gepubliceerd op de website van LSP. We willen hier enkel kort een aantal meer algemene elementen aanbrengen, die mee kunnen dienen tot de analyse van de verkiezingsresultaten in België.
Verschillende processen doorkruisen elkaar
De economische crisis blijft voorlopig doorrazen, hoewel een aantal meer optimistische commentatoren nu voorzichtig het idee naar voor schuiven dat de “bodem” na de zomer zou worden bereikt. Ze voegen er echter meestal meteen ook aan toe dat ook dan geen snelle verbetering van de arbeidsmarkt moet verwacht worden, en dat de werkloosheid verder zal blijven toenemen. De Nationale Bank meent dat er tussen eind 2008 en eind 2010 140.000 jobs zullen sneuvelen. Samen met een verwachte aangroei van de beroepsbevolking van 60.000 worden dat dus 200.000 werklozen meer. Het VBO acht dit scenario reëel, alleen al omdat geen snelle toename van het investeringsniveau wordt verwacht. Verder denkt geen enkel van de optimistische economen dat een snelle herlancering van de economie mogelijk is. Wel hoopt men op het verdwijnen van de negatieve cijfers.
Iedere maand opnieuw zien we een record aantal faillissementen. Veel kleine zelfstandigen, maar ook tal van KMO’s die voornamelijk toeleveren als onderaannemers aan multinationals en andere grote bedrijven, worden hard geraakt door de crisis. Het aantal jobverliezen blijft oplopen en de angst voor rampscenario’s in bedrijven zoals Opel Antwerpen zit diep. Zeker wanneer men beseft welke gevolgen dergelijke sluitingen teweeg kunnen brengen. In de regio Temse wordt de sluiting van de Boelwerf in 1994 tot vandaag gevoeld. De nationale vakbondsleidingen nemen echter geen enkel initiatief. Zij hebben geen strategie om te voorkomen wat de meeste werkenden vandaag verwachten: massa-ontslagen, stijging van de werkloosheid en groeiende armoede. Met ander woorden: een collectieve verarming van de bevolking met bovendien een besparende regering die nog meer noodzakelijke diensten en tegemoetkomingen wil schrappen.
In de burgerlijke pers spreekt men al maanden over de impasse waarin de Europese sociaaldemocratische partijen zich bevinden. Volgens mechanisch denkende journalisten zouden zij nochtans moeten “profiteren van de crisis”. Sommigen beschrijven het zelfs als het failliet van de ideeën van Marx. Marxisten hebben echter een iets meer ontwikkelde visie en hebben uit de geschiedenis geleerd dat crisissen ook een verlammend effect kunnen hebben op de arbeidersklasse. De klasse zet zich vaak pas opnieuw massaal in beweging wanneer de eerste tekenen van economische opgang eraan komen. Vandaag is “verlamming” misschien iets te sterk uitgedrukt, maar er zijn elementen van passiviteit. Dit wordt bovendien nog versterkt door de vakbondsleiding die de demotivatie bewust organiseert en geen alternatieven naar voren schuift.
De klappen die de sociaal-democratie in verschillende Europese landen kreeg hebben hier op zich echter weinig mee te maken. De nederlaag is het grootst daar waar de verburgerlijkte sociaaldemocratische partijen de architecten waren van een aantal van de zwaarste aanvallen op de arbeidersbeweging. Sinds het begin van de periode van economische depressie in 1974 hebben deze partijen het kapitalisme mee beheerd in tijden van gestage achteruitgang van de levensstandaard. Een aantal verworvenheden van de arbeidersklasse werden door hen meer en meer uitgehold en finaal afgebouwd. Labour in Groot-Brittannië, de SPD in Duitsland en de PvdA in Nederland worden, net als de sp.a in Vlaanderen, duidelijk afgestraft voor hun beleid. Het zijn nauwelijks nog schimmen van de arbeiderspartijen die ze ooit waren. Een aantal sociaaldemocratische partijen ontsnapt echter aan een dergelijke zware afstraffing. Dit is het bijvoorbeeld het geval voor de PSOE in Spanje en de PS in Wallonië.
In een aantal landen drukt de crisis zich uit in een sterke proteststem, meestal voor rechts-populistische formaties. Vaak zijn deze formaties in meerdere of mindere mate uitgesproken eurosceptisch. Voorbeelden hiervan vormen de opgang van Wilders’ PVV in Nederland en de UK Independence Party in Groot-Brittannië. Beide formaties haalden een hoger stemmenpercentage dan de sociaaldemocratie. Ze spelen in op het brede ongenoegen en scepticisme dat bestaat tegenover de EU.
De opgang van populistische formaties is op zich geen nieuw fenomeen. Reeds midden de jaren ’80 was er de opkomst van zich van het populisme bedienende partijen, vaak met een neofascistische karakter. Ze teren op het groeiende sociale ongenoegen over de algemene daling van de levensstandaard en ondermijning van de loon- en arbeidsvoorwaarden, die ook in een periode van economische groei, alsmaar verder wordt doorgedreven.
Vandaag is het palet van populistische partijen gevarieerder dan twintig jaar geleden. Maar het zijn allemaal kleinburgerlijke formaties die teren op het vacuüm dat is ontstaan door het verdwijnen van de arbeiderspartijen als bewuste arbeiderspartijen. Het gebrek aan collectieve strijd die het klassenbewustzijn bevordert en een reële weg vooruit kan aanduiden, leidt tot de zoektocht naar individuele oplossingen. Het verdwijnen van de klassentegenstellingen van het politieke toneel zorgen er daarbij voor dat de meest verscheidene elementen van verdeling belangrijker lijken voor een groot aantal kiezers.
In een aantal landen kregen extreem-rechtse en neo-fascistische partijen met stemmenverlies af te rekenen. In Vlaanderen was dit duidelijk het geval. Maar ook het FN in Frankrijk is nog slechts een schijn van wat het ooit op haar hoogtepunt betekende. Het Vlaams Belang verloor omdat er “meer gematigde” populisten in hun vijver begonnen te vissen. Aan partijen als Lijst Dedecker (LDD) hangt geen smet van fascisme of van een “onfatsoenlijk” soort racisme. Bovendien maken ze op het eerste gezicht meer kans om aan de macht te mogen deelnemen. Het Vlaams Belang raakt om deze redenen ook een deel van haar Vlaams-nationalistische stemmen kwijt aan de N-VA.
Het is evenwel onwaarschijnlijk dat het Vlaams Belang vanaf vandaag enkel nog verder zal afkalven. Het heeft van de drie rechtse kleinburgerlijke partijen de sterkste structuren, het grootste kader en de beste inplanting. Partijen als LDD, zeker wanneer ze afhangen van één charismatische leider, kunnen even snel weer verdwijnen als ze zijn opgekomen. De Lijst Pim Fortuyn in Nederland is hiervan een illustratie. De onderliggende redenen voor hun opkomst leiden er echter wel toe dat gelijkaardige fenomenen zich telkens opnieuw kunnen voordoen. Vlaams-nationalistische partijen zoals de N-VA werden in het verleden vaak op efficiënte wijze uit de weg geruimd door hen mee te laten besturen. Door het sluiten van compromissen verbranden ze zichzelf voor hun achterban.
Een andere belangrijke tendens in de Europese verkiezingen was de overwinning van de centrumrechtse en rechtse conservatieve partijen. Zij worden in een aantal landen opnieuw de grootste formaties. Dat is onder meer het geval voor de Tories in Groot-Brittannië, de CDU/CSU in Duitsland, de UMP in Frankrijk, de PP in Spanje, Berlusconi in Italië en de CD&V in Vlaanderen. De onzekerheid die wordt gecreëerd door de economische crisis leidt enerzijds tot polarisatie en versplintering. Bij andere lagen – waaronder ook delen van de arbeidersklasse – leidt het anderzijds tot een verlangen naar stabiliteit. Er is een heimwee naar oude recepten en politici die “vertrouwen uitstralen”. Er is schrik voor “avonturen” in een periode dat het economisch moeilijk gaat. Dat is een voorbijgaande fase, want ook deze partijen hebben geen antwoord op de crisis. Hoogstens willen ze meer begeleiding bieden bij de sociale afbraak. De ernst van de crisis maakt dat de middelen voor zo’n “begeleiding” evenwel erg beperkt zijn. Als dit ook voor bredere massa’s duidelijk begint te worden, zal het politieke centrum opnieuw leeg lopen.
De tendens naar zekerheid heeft ongetwijfeld ook de linkse formaties en lijsten in de verschillende Europese landen parten gespeeld. In Duitsland en Nederland scoorden Die Linke en de SP minder dan verwacht. De SP wordt in stemmen zelfs voorbijgestoken door het meer “gematigd linkse” Groen-Links. Ook in Frankrijk komt het niet tot de verwachte doorbraak voor de Nouveau Parti Anticapialiste (NPA) van Olivier Besancenot. Ze heeft geen verkozene en haalt minder stemmen dan het Front de Gauche rond de Parti Communiste (PCF). In Italië kwam met de laatste nationale verkiezingen al een einde aan de sinds WO2 constante aanwezigheid van radicaal links in het parlement. Dat wordt nu doorgetrokken naar het Europees parlement. Naast objectieve elementen speelden ook subjectieve factoren mee in de zwakke resultaten van radicaal-links, maar we zullen daar niet verder op ingaan.
Ierland is zwaar getroffen door de snelle ontwikkeling van een diepe economische crisis na een lange periode van grote groei. De verkiezing van Joe Higgins, het boegbeeld van de Socialist Party, toont er aan dat een strijdpartij, die reëel betrokken is in en leiding geeft aan strijdbewegingen van de arbeidersklasse, wel electorale overwinningen kan boeken in tijden van crisis. Maar hiervoor is wel een correct en consequent socialistisch programma nodig, met eisen en campagnes die aansluiten bij het bewustzijn en een weg vooruit tonen.