Het inkomen van parlementsleden is niet alleen bij ons een discussiepunt. Ook in Groot-Brittannië is een controverse losgebarsten rond de beloning van verkozenen. De enorme en vaak onverklaarbare onkostennota’s vormden de aanleiding tot die discussie. De overgrote meerderheid van de parlementsleden neemt deel aan wat kan gezien worden als openlijke diefstal uit de gemeenschapskas. Dit discrediteert niet alleen het parlement en de bewoners van het parlement, maar ook het kapitalistisch systeem zelf.
Soms kan een kleine gebeurtenis een breed smeulend ongenoegen aan de oppervlakte brengen. Het nieuws van de Daily Telegraph over de parlementaire onkostenvergoedingen hadden een dergelijk effect. Terwijl een groot deel van de bevolking wordt geconfronteerd met werkloosheid en terwijl de armoede zelfs erger is dan onder Thatcher, raakt bekend dat parlementsleden hun eigen zakken vullen met “onkostennota’s”. Dit heeft zelfs een aantal gerespecteerde journalisten doen uitroepen dat enkele parlementairen moeten vervolgd worden.
Parlementsleden brachten allerhande kosten in, van tapijten tot sauna’s – er werd zelfs een sauna geïnstalleerd in het huis van een parlementslid – zwembaden, tuiniers, barbecues, hondenvoer,… Het Tory-parlementslid en voormalig minister John Selwyn Gummer diende een onkostennota in voor een mollenvanger. Het ging om mollen in de tuin, niet om de “mollen” die de onkostennota’s lieten uitlekken… Een parlementslid kocht Kitkat en bracht een nota binnen, een Schots parlementslid van Labour had in de supermarkt 5 pence betaald voor een herbruikbare tas en bracht ook dat binnen als kost. Andrew Rawnsley stelde in The Observer: “Hij had die tas misschien nodig om al zijn bonnetjes bij te houden.” Een liberaal parlementslid kocht cosmetica, een (mannelijk) parlementslid van de Tories wou een terugbetaling van de aanschaf van tampons. John Prescott van New Labour en zogenaamd “verdediger van de arbeiders” had onkosten aan zijn kasteel in Hull.
Democratie
Alle grote partijen nemen deel aan deze “criminele samenzwering”. Een aantal parlementsleden stelde dat het parlement mogelijk moet worden ontbonden. De publieke desillusie is bijzonder groot en wordt ook weerspiegeld in bepaalde commentaren in de kranten.
De parlementsleden vulden de eigen zakken en waren op zoek naar steeds meer. Shaun Woodward was eerst parlementslid voor de Tories en nadien minister voor Labour. Hij diende een onkostennota in omdat hij een butler tewerk stelt. Het parlementslid bracht de nota binnen omdat hij niet in staat was om zijn butler te betalen met zijn gewone loon, nochtans ook al goed voor 64.000 pond per jaar.
Wat een verschil met socialistische en marxistische voormalige parlementsleden zoals Dave Nellist en wijlen Terry Fields en Pat Wall. Zij waren in de jaren 1980 verkozen in het Britse parlement en leefden aan een gemiddeld arbeidersloon. Toen kwam Labour nog op voor de arbeiders.
Vergelijk het loon van de parlementairen vandaag eens met de armoedige situatie waarin veel gewone mensen leven. Vorige week bracht de krant The Guardian nog een reportage over een vrouw die moest rondkomen met 3 pond per persoon per dag. En toch wil minister James Purnell de uitkeringen van wie het moeilijk heeft verder aanpakken. Hij zou zich beter richten tegen zijn collega’s ministers en parlementsleden of zijn vrienden bij de bankiers en topmanagers.
Het falen om de gewone werkende mensen een job, huis en inkomen te geven, toont het failliet van dit systeem. De instellingen van dit systeem, waaronder het parlement, raken steeds meer gediscrediteerd. Moest er een massale arbeiderspartij bestaan, dan zou deze fors campagne voeren tegen alle maatregelen die enkel voordeel opleveren voor de rijken. De campagne No2EU voor de Europese verkiezingen biedt een eerste stap in de richting van het vestigen van het idee dat een arbeiderspartij kan worden uitgebouwd.
Corrupt op alle niveau’s
Socialisten en activisten uit de arbeidersbeweging hebben gevochten voor ieder democratisch recht dat bestaat. Wij en onze voorgangers hebben strijd geleverd voor het stemrecht, vrije media, vakbondsrechten en een politieke vertegenwoordiging die wordt verkozen. Het huidige ‘parlement’ staat mijlenver af van dat ideaal.
De media worden gecontroleerd door een handvol rijke figuren terwijl de stem van de gewone bevolking amper aan bod komt. De media blijven de “markt” verdedigen op een ogenblik dat dit systeem een meerderheid van de bevolking niets aan te bieden heeft. We kennen quasi identieke partijen die allemaal meestappen in corruptie en zakkenvullerij. Van hen moeten we geen antwoorden op de crisis verwachten.
Het parlement zelf is amper representatief, de parlementsleden zitten er vijf jaar hun loon en onkostennota’s binnen te rijven. De Franse filosoof Rousseau omschreef het Britse parlementaire stelsel twee eeuwen geleden als volgt: “Als het Engelse volk denkt dat het vrij is, dan bedriegt het zichzelf. Het is enkel vrij bij de verkiezing van de parlementsleden, na de verkiezingen is het volk opnieuw een slaaf en wordt er geen rekening meer mee gehouden. De verkozenen van het volk zijn niet de vertegenwoordigers van het volk en kunnen dat ook niet zijn.” Het lijkt een actueel standpunt.
De pioniers voor democratie in Groot-Brittannië, de Chartisten (de eerste onafhankelijke arbeiderspartij in de geschiedenis), kwamen op voor jaarlijkse parlementen. Toen het eerste parlementslid van Labour werd verkozen, Keir Hardie, dan kreeg hij daar – net als de andere verkozenen – geen loon voor. De meeste parlementsleden hadden in tegenstelling tot Hardie voldoende ‘onafhankelijke inkomens’. Het zou logisch zijn om te eisen dat parlementsleden vandaag een andere belangen hebben, geen bestuursmandaten of adviesfuncties bij private bedrijven,…
De televisiefiguur Mark Lawson stelde voor om verder te gaan en de parlementsleden slechts een gemiddeld loon te geven. De rangen van de parlementairen zouden snel uitgedund worden, het zou er wel voor zorgen dat de parlementairen meer aansluiten bij wat leeft onder de meerderheid van de bevolking, de arbeidersklasse.
Op termijn zal het nodig zijn om verder te gaan. Om de vijf jaar vertegenwoordigers verkiezen is op zich niet democratisch. De verkozenen zijn immers geen verantwoording verschuldigd aan hun kiezers, behalve dan om de vijf jaar. Socialisten verdedigen alle democratische rechten, ook het verkiezen van een parlement, en we verzetten ons tegen iedere poging om onze democratische rechten te ontnemen (zoals bijvoorbeeld gebeurde in Chili in 1973 toen het parlement aan de kant werd geschoven door de rechtse staatsgreep). Maar we willen samen met de arbeiders opkomen voor meer democratie.
Nood aan verandering
We hebben nood aan een systeem dat meer representatief is en waarin verantwoording verschuldigd is. Het Hogerhuis moet worden afgeschaft, er moet één parlement komen dat de wetgevende en uitvoerende macht opneemt.
Parlementsleden mogen voor maximaal twee jaar verkozen worden door alle inwoners vanaf 16 jaar. Parlementsleden moeten verkozen worden in democratische lokale bijeenkomsten die ook het recht hebben om het parlementslid af te zetten. De verkozene mag slechts het loon van een geschoolde arbeider krijgen.
Een dergelijke democratie zou een grotere participatie met zich meebrengen. Een verandering van het electorale systeem naar een proportionele vertegenwoordiging zou ook al een vooruitgang vormen.
In vergelijking met de huidige ondemocratische gang van zaken – waarbij de macht in handen is van een kleine elite – zouden de hierboven aangehaalde veranderingen een enorme stap vooruit zijn. Dergelijke ideeën liggen wellicht wat voorop op wat velen vandaag denken, maar de verontwaardiging rond de onkostennota’s bereidt een grotere steun voor dergelijke radicale opvattingen voor.
Intussen moet het loon van de parlementsleden beperkt worden tot een gemiddeld loon. Als er onkosten zijn, moet een strikte controle hierop worden uitgeoefend. Daarbij kan worden gekeken naar de wijze waarop bijvoorbeeld bouwvakkers worden vergoed als ze naar de andere kant van het land worden uitgestuurd om te werken op een werf.
Het schandaal van de parlementaire onkosten zal ertoe leiden dat steeds meer erkend wordt dat een systeem dat produceert voor de winsten van een kleine minderheid en niet voor de sociale behoeften van de meerderheid onvermijdelijk corruptie en andere smerigheid met zich mee brengt.
Wij verdedigen alle democratische rechten – daarom verzetten we ons overigens ook tegen de anti-vakbondswetten uit het Thatcher-tijdperk. Tegelijk komen we op voor meer democratie: voor een democratisch socialistisch systeem.