Your cart is currently empty!
Patronaat zet op Europees vlak de aanval in – arbeidersbeweging wordt offensiever
In heel Europa probeert het patronaat zich voor te bereiden op de mogelijkheid van een economische crisis. Het is nu reeds duidelijk wie ze willen laten opdraaien voor de crisis: de arbeiders en hun gezinnen. In tal van landen worden frontale aanvallen ingezet, maar dit leidt steeds meer tot offensieve eisen van de arbeiders. Dat was alvast opvallend in onder meer de Duitse spoorstaking, de acties van de Finse gezondheidswerkers,…
Artikel op basis van een inleiding van Sascha Stanicic op een bijeenkomst van de internationale leiding van het CWI vorige week
Groeiende tegenstellingen
Europa is op dit ogenblik kwetsbaar voor een eventuele economische recessie. De interne vraag in Europa is immers niet de motor voor de dynamiek van de afgelopen periode, zelfs indien deze dynamiek vrij beperkt was. Een economische neergang zou enorme gevolgen hebben in Europa, het zou als een orkaan door de economie stormen. Tegelijk blijven er echter wel gevolgen van de voorgaande periode van groei, wat gevolgen heeft op arbeidersstrijd en bewustzijn. Ondanks het feit dat zowat alle nieuwe jobs flexibele en onderbetaalde jobs zijn, is er in de meeste Europese landen een daling van de werkloosheid geweest. Dat heeft een impact op het bewustzijn.
Bij de verkiezingen de afgelopen maanden in Europa viel het op dat een aantal traditioneel burgerlijke partijen in staat waren om te winnen, vaak op basis van meer publiciteitsgerichte campagnes. Maar links kwam zowat overal in de verdrukking te staan. De sociaal-democratie is jarenlang aan de macht geweest en betaalt daar een prijs voor. Maar ook radicaal-links deed het in verschillende landen niet zo goed. Dat is een uitdrukking van een verwarring die aanwezig is.
Anderzijds zijn er groeiende tegenstellingen tussen de verschillende klassen. Er zijn aanhoudend aanvallen gelanceerd op alle sociale rechten en verworvenheden. De golf van neoliberale aanvallen heeft er voor gezorgd dat de groei van de afgelopen jaren niet ten goede kwam aan de werkenden. Het aandeel van de lonen in het BBP is in Duitsland bijvoorbeeld op het laagste niveau sinds de jaren 1960, in België ging het zelfs onder de 50%. De ondermijning van de lonen gaat gepaard met prijsstijgingen. Er is een inflatie (duurder worden van de prijzen), maar die voelt nog extra hard aan omdat het vooral een aantal dagelijkse producten zijn die getroffen worden: benzine, diesel, voedsel. Deze elementen versterken de meer offensieve looneisen die we in een aantal landen zagen.
Het is niet te voorspellen waar en wanneer een recessie zal toeslaan of hoe diep de economische crisis zal zijn. Wat wel vaststaat is dat die landen met een grote zeepbel op de immobiliënmarkt bijzonder kwetsbaar zullen zijn. Dat is onder meer het geval met Ierland, Spanje en Groot-Brittannië. De Amerikaanse hypotheekcrisis heeft reeds gevolgen gehad in de financiële sector in Europa, de lange wachtrijen bij Northern Rock in Groot-Brittannië getuigden daarvan (en leidden zelfs tot de beslissing van de regering om de bank desnoods te nationaliseren…).
De problemen op de huisvestingsmarkt zijn sterk aanwezig in Ierland en Spanje. Op dit ogenblik vinden zo’n 25.000 bouwarbeiders in Ierland geen job meer, wat er op wijst dat de sector aan het afkoelen is. In Spanje was de bouwsector goed voor 18% van het BBP. De prijs van huizen en appartementen verdriedubbelde op enkele jaren tijd. Het gevolg is een immense schuldgraad onder de bevolking. Een gemiddeld gezin heeft een schuld van 117% van het gemiddeld jaarinkomen. De bouwsector in Spanje komt momenteel in de problemen en dat kan een domino-effect teweeg brengen. Wellicht zo’n 20% van de bedrijven zijn niet in staat om hun financiële verplichtingen in te lossen.
Wel strijd, maar welk politiek antwoord?
Op dit ogenblik is er overal een crisis van de legitimiteit van de burgerlijke instellingen. De wittebroodsweken van Brown of Sarkozy duurden niet lang. Brown werd op korte termijn geconfronteerd met de crisis rond Northern Rock, het verlies van de persoonsgegevens van 25.000 Britten door de administratie en een schandaal rond een financiële gift van 25.000 pond aan de Labour partij. In Duitsland komen er geen vervroegde verkiezingen omdat de regeringspartijen beiden bang zijn om de verkiezingen te verliezen. De twee grote partijen (SPD en CDU/CSU) haalden in 1970 samen nog 85% van de stemmen, nu staan ze in de peilingen op 53%. De Italiaanse regering van Prodi is in een staat van permanente crisis en dan is er nog België, waar er niet eens een regering gevormd wordt.
De Italiaanse premier Prodi stelde recent in een Duits dagblad: "Een regering die de Italianen tevreden stelt, voert een slecht beleid." Het gebrek aan een arbeiderspartij weegt op het bewustzijn en vormt een cruciale ontbrekende factor om het ongenoegen om te zetten in een kracht die in staat is om in te gaan tegen de burgerlijke formaties.
Er is arbeidersstrijd en de strijdbaarheid blijft intact. Er komen zelfs een aantal nieuwe bewegingen op in landen waar het totnutoe erg rustig bleef. Zo was er in september een eerste nationale betoging tegen het asociaal beleid van de Zweedse regering. Of de stakingsbeweging van de cipiers in Groot-Brittannië die ingingen tegen een stakingsverbod (daarbij maakten ze overigens de opmerking dat er niemand zou zijn om hen in de cel te steken wegens het overtreden van dat stakingsverbod…). In Finland dreigden ruim 10.000 gezondheidswerkers met collectief ontslag om loonsverhoging af te dwingen,…
De twee belangrijkste strijdbewegingen van de afgelopen maanden waren deze in Frankrijk en Duitsland. De Franse arbeiders hebben een antwoord geboden op diegenen die dachten dat de verkiezingsoverwinning van Sarkozy het resultaat van een verrechtsing van de bevolking was. Het programma van Sarkozy is een mengeling van Thatcher en Schröder, maar het was pas na de staking dat Sarko zelf durfde verwijzen naar Thatcher. Hij noemde zijn programma "Agenda 2008", een verwijzing naar de Agenda 2010 van Schröder die de Franse president op veel kortere termijn wil doorvoeren. Sarko wil sneller gaan met het neolbierale beleid en zaait daarom verdeeldheid.
De Franse staking kende in de getroffen sectoren een grotere deelname dan in 1995 (toen een grote stakingsbeweging plaats vond). Op 20 november waren er 700.000 betogers in 148 steden en dat ondanks een lage syndicalisatiegraad en een openlijk verraad door verschillende vakbondsleiders. Verschillende topmensen van de CFDT moesten de betogingen verlaten omdat ze werden aangepakt door de betogers. De stakingen in Frankrijk kwamen ten einde, deels door een gebrek aan een politiek alternatief en aan een strijdbare leiding. Maar het is duidelijk dat de confrontaties zullen leiden tot nieuwe bewegingen.
In Duitsland nam een kleine vakbond het voortouw: de GDL. Dat is een kleine bond met een rechtse traditie en zonder enige steun van andere vakbonden. Maar toch kwam GDL naar buiten met offensieve looneisen en voor een arbeidsduurvermindering. Dat was belangrijk omdat er na de Telekom-staking (die op een nederlaag eindigde) enig pessimisme was voor bewegingen in Duitsland. De acties hebben heel wat losgeweekt: de mogelijkheid om offensieve eisen te stellen en vastberaden de strijd aan te gaan, waren nieuwe elementen in Duitsland. Dat gebeurde aanvankelijk zonder enige politieke steun en met kritieken vanuit de andere vakbonden. Wij hebben steeds de looneisen van GDL verdedigd en stelden dat links de acties moest steunen, maar dat was aanvankelijk niet evident. De vastberaden strijd heeft er toe geleid dat ook in andere sectoren de vakbonden zich verplicht zagen om offensievere eisen te stellen. Deze stakingsbeweging is interessant op het vlak van ontwikkelingen in de vakbonden, wij zullen flexibel moeten staan tegenover ontwikkelingen in de vakbonden. De Zuid-Europese tradities zouden wel eens snel naar het noorden kunnen komen overwaaien.
Nieuwe linkse formaties
De noodzaak aan arbeiderspartijen wordt steeds concreter en dringender, zowel in West- als Oost-Europa. Het bewustzijn van de arbeiders heeft een belangrijke impact, waardoor we de mogelijkheden niet mogen overschatten. Er is een openheid en ongenoegen, maar de laag die bereid is om op te komen voor een socialistisch alternatief is nog beperkt. Een brede arbeiderspartij zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een meer expliciet socialistisch bewustzijn, het zal een noodzakelijke stap zijn in de ontwikkeling van de arbeidersklasse.
Het proces om tot een arbeiderspartij te komen, is echter een moeilijk proces met veel valse starten en gemiste kansen. Het is natuurlijk grotendeels afhankelijk van de klassenstrijd en het bewustzijn. Nieuwe formaties in Europa zijn nu vaak niet tot stand gekomen in massabewegingen, of toch niet in bewegingen van een zelfde grootte-orde als pakweg bij de PT in Brazilië destijds of de periode na WO1 in Europa. Dat zet druk op de ontwikkeling van nieuwe formaties en op illusies in het "minste kwaad", wat in sommige gevallen zelfs een impact heeft op bestaande burgerlijke partijen. Tijdelijk kunnen burgerlijke partijen een iets linkser imago naar voor brengen en we moeten daar oog voor hebben, ook al weten we dat dit niet voldoende zal zijn om die partijen fundamenteel te veranderen. In Engeland slaagde een linkse figuur, John McDonnell, er zelfs niet in om verkiesbaar te zijn voor de post van partijleider.
Ter linkerzijde kent Die Linke in Duitsland momenteel een sterke opgang in de peilingen. Wij waren tegen de fusie van WASG en Linkspartei.PDS tot Die Linke (De linksen), maar het bestaan van deze partij is wel een stap vooruit. De nieuwe formatie telt reeds zo’n 4.000 nieuwe leden, wat niet fundamenteel is maar toch ook niet slecht. Het wordt bovendien een referentiepunt voor arbeidersstrijd en andere bewegingen. In 2005 haalde het kartel van WASG en PDS 8% bij de verkiezingen, nu staat Die Linke op 13% in de peilingen. Het probleem blijft echter dat de partij in Oost-Duitsland deelneemt aan verschillende coalities en daar ook een besparingsbeleid voert: in Halle was er recent nog de privatisering van alle sociale woningen die werd goedgekeurd door Die Linke. In West-Duitsland domineert het links-reformisme van Lafontaine en dat biedt mogelijkheden. Onze organisatie neemt deel aan Die Linke in West-Duitsland, maar niet in het Oosten.
De Italiaanse PRC is momenteel op weg in de richting van een burgerlijke formatie, maar is nog niet zo ver gevorderd. De onderhandelingen rond het "Rode Ding" (Cossa Rossa, inmiddels omgevormd tot Regenboogformatie) moeten er een soort links-liberale formatie van maken. Dat zou een probleem vormen voor de PRC dat door haar regeringsdeelname ondermijnt raakt. De regering steunt het budget voor de interventie in Afghanistan of voor een repressieve aanpak van de Roemeense migranten in het land. In de PRC is er weinig leven aan de basis, maar wij denken dat er nood is aan een marxistische kracht die zowel binnen de PRC als daarbuiten opkomt voor de noodzaak van een echte arbeiderspartij met een consequent anti-kapitalistisch programma.
In Frankrijk is er een oproep van de LCR om te komen tot een brede anti-kapitalistische partij, maar de LCR haast zich niet om concrete initiatieven te nemen. Wij steunen die oproep en doen voorstellen. We vinden het jammer dat de recente beweging niet werd aangegrepen om de oproep te concretiseren, maar er blijft een potentieel voor bestaan.
Op de andere voorbeelden van nieuwe linkse formaties zullen we hier niet ingaan. Er zijn interessante ontwikkelingen in Griekenland (waar radicaal links een mooie score behaalde), maar ook nederlagen (zoals het verdwijnen van de SSP in Schotland of de nederlaag van de Deense socialistische eenheidslijst, de splitsing van Respect in Groot-Brittannië,…). Wij moeten flexibel zijn en dat kan enkel als we duidelijk zijn over de opbouw van onze partije en de rol van een revolutionaire partij.