Internationale zomerschool. Economische groei en verrechtsing in Europa?

Op de internationale zomerschool van het CWI vond een plenaire discussie plaats over de politieke situatie in Europa. Daarbij werd nadruk gelegd op de gevolgen van de economische groei, onder meer op politiek vlak. De inleiding van deze discussie werd gegeven door Peter Taaffe. We publiceren een samenvatting van de inleiding.

Hoe lang kan de groei duren?

Als marxisten proberen we perspectieven te ontwikkelen op basis van een analyse van de actuele situatie. Op dit ogenblik zien we dat de economische situatie in Europa op het eerste gezicht erg goed is voor de kapitalisten: een groeiende economie, een daling van de werkloosheid (zeker in belangrijke Europese landen als Duitsland en Frankrijk),… Er zijn wel heel wat nieuwe jobs gecreëerd in Duitsland, maar het gaat daarbij vooral om tijdelijke en onzekere jobs.

De cijfers over werkloosheid moeten ook wat genuanceerd worden, aangezien de burgerij de echte cijfers steeds probeert te verbergen. In de burgerlijke media lezen we bijvoorbeeld dat de werkloosheid in Groot-Brittannië zo goed als onbestaande is, maar onder jongeren tussen 15-24 bedraagt de werkloosheid 16% en 8 miljoen mensen worden er beschouwd als economisch inactief.

Er is een groei in de Europese productie, onder meer op basis van export (dat in Duitsland een belangrijke rol speelt). Die groei heeft politieke gevolgen. Het wordt voorgesteld als een nieuwe periode waarbij de situatie zal verbeteren. Maar dit gebeurt op basis van aanvallen op de levensstandaard van de arbeiders en hun gezinnen. Uiteraard zagen we eerder ook al dergelijke aanvallen, denk maar aan de rol van Thatcher in Groot-Brittannië in de jaren 1980 of aan het beleid in verschillende Scandinavische landen begin jaren 1990. De burgerij voerde toen reeds een neoliberaal beleid.

In de afgelopen periode werd een hard neoliberaal beleid opgelegd aan de Duitse arbeiders. In Frankrijk wil de nieuwe president Sarkozy nu een hard beleid gaan voeren. De landen waar eerder reeds neoliberale aanvallen werden doorgevoerd zijn bovendien kandidaat om nog eens een nieuwe reeks aanvallen door te voeren.

De burgerij stelt het voor alsof de bevolking blij zou zijn met het actuele beleid. Er is zelfs een lijst gemaakt van de meest tevreden landen. IJsland voert die lijst aan, maar natuurlijk kunnen we ons de vraag stellen of een dergelijke peiling veel nut heeft. Als je iemand vraagt als die tevreden is of niet, zullen velen automatisch ja antwoorden. Onder de oppervlakte van dit soort peilingen, leeft er een immens ongenoegen aan de basis.

Er is ongenoegen rond sociale thema’s, maar ook rond andere thema’s zoals milieu. De recente overstromingen in enkele Engelse regio’s maakten dat overigens duidelijk. Op zich waren die overstromingen relatief beperkt in vergelijking met bijvoorbeeld recente overstromingen de afgelopen jaren in India of Bangladesh. Voor Groot-Brittannië vormden de overstromingen nu echter een soort van mini-Katrina. Net zoals bij de orkaan Katrina in New Orleans werd duidelijk dat het verwaarlozen van de infrastructuur en beveiliging een belangrijke rol heeft gespeeld. De weigering om te investeren in openbare dienstverlening heeft op die manier immense gevolgen voor de arbeiders en jongeren.

Het huidige productieproces zorgt voor een grote vervreemding onder brede lagen van de bevolking die zich niet verbonden voelt met hetgeen ze produceren, maar ook meer algemeen met de samenleving. Dat heeft bijvoorbeeld ook culturele gevolgen. Het neoliberale model van Groot-Brittannië wordt door verschillende Europese leiders gebruikt als voorbeeld, zo verwijst ook Sarkozy er graag naar. Als Sarkozy stelde dat de Britse economie het beter doet, suggereert hij natuurlijk dat het leven er beter is. Maar tegelijk zien we dat de productiviteit van de arbeid er 20% lager ligt dan in Frankrijk. Ook daar zien we aspecten van vervreemding.

Op dit ogenblik is er nog een groei in Europa, maar dat kan ieder moment ten einde komen. Er zijn immers economische problemen, onder meer met de immobiliënmarkt in een aantal Europese landen. In de VS zijn er reeds elementen van een crisis op de immobiliënmarkt, maar ook in Spanje zijn er de eerste tekenen van een dergelijke crisis. Op 3 jaar tijd werden 800.000 huizen gebouwd in Spanje, dat is meer dan in Italië en Frankrijk samen in die periode. Het probleem in Spanje is nu dat niemand die huizen wil kopen in Frankrijk, de zeepbel is niet opgebouwd op basis van een groeiende vraag.

Ook in andere Europese landen zijn er problemen die mogelijk grote gevolgen kunnen hebben. Zo is er een Duitse bank die in de problemen komt, wat de grootste bankcrisis kan worden sinds 1931. We moeten voorbereid zijn op snelle ontwikkelingen.

Politieke en syndicale gevolgen van de economische groei

De economische groei van de afgelopen periode heeft gevolgen gehad op de verkiezingsresultaat. Een aantal Europese regeringen is er in geslaagd om herverkozen te raken. Dat komt niet zozeer door de eigen populariteit, maar door het gebrek aan een echte oppositie. Ondanks de crisis in Irak is het niet uitgesloten dat New Labour in Groot-Brittannië er in slaagt om met premier Brown een vierde opeenvolgende ambtstermijn te behalen. De politieke gevolgen van de economische groei hebben een impact op de resultaten van de linkerzijde in Europa. Zo zagen we in Ierland dat ons parlementslid nipt niet werd herverkozen, voornamelijk omwille van de impact van de aanhoudende groei in dat land.

De huidige economische groei leidt tot een scherpere polarisatie. Dat wordt bijzonder duidelijk in Turkije dat een grote groei kende, maar de kloof tussen verschillende klassen en zelfs tussen verschillende regio’s wordt steeds groter. Eigenlijk zijn er verschillende landen binnen eenzelfde land, de inwoners van ‘Rijk-istan’ leven in totaal andere omstandigheden dan de meerderheid van de bevolking. De regionale verschillen zorgen ervoor dat een sterk ontwikkelende stad als Barcelona eerder kijkt naar andere grote steden als Milaan dan naar het eigen arme Spaanse achterland. Dat soort ontwikkelingen kan de nationale tegenstellingen versterken en regionalisme versterken, onder meer in Italië of in België.

De burgerij probeert van de groei gebruik te maken om verdere aanvallen door te voeren. De burgerlijke ideologische contrarevolutie na de val van het stalinisme heeft gevolgen gehad op de arbeidersklasse. Zeker op de leidingen van de arbeidersorganisaties heeft dit een enorm gevolg gehad. Dit zorgt ervoor dat de burgerij succesvol is geweest om een deel van haar programma door te voeren.

Een deel van de leiding van de arbeidersorganisaties aanvaardt de neoliberale logica. Nochtans zien we op dit ogenblik dat de immense superwinsten van de burgerij zouden volstaan om een aantal eisen van de arbeiders in te willigen. Er wordt echter geschermd met het argument van de concurrentie om dit te vermijden. Tegelijk is het vertrouwen om verandering te bekomen beperkt, onder meer door de rol van onder meer de vakbondsleiding.

Het zijn niet alleen meer rechtse elementen in de vakbondsleidingen die de marktlogica aanvaarden. Daniel Cohn-Bendit, een voormalig kopstuk van de studentenrevolte van mei ’68, stelde recent dat links moet beslissen: wil het een markteconomie of niet. Hij maakte meteen duidelijk dat hij vindt dat links effectief de markteconomie moet aanvaarden.

Bij Deutsche Telekom werd een loonsverlaging opgelegd van 6,5% en een verlenging van de arbeidsduur. De Financial Times schreef dat er een periode was dat delegees voor hun leven zouden vrezen indien ze zoiets aanvaardden, maar nu werd het effectief aanvaard. Het kan natuurlijk altijd erger, bij autobouwer Delphi in de VS was er een loonsverlaging van 11 dollar per uur. Maar dergelijke loonsverlagingen en verlengingen van de arbeidsduur zorgen ervoor dat het aandeel van lonen in de waarde van de productie afneemt.

De burgerij doet soms toegevingen tegenover bepaalde lagen van de arbeiders in sommige sectoren, maar er worden heel wat aangevallen doorgevoerd op andere sectoren en zeker ook in de openbare diensten. Zo zijn er aanvallen bij De Post, de ambtenaren,… De Britse poststrijd op dit ogenblik is belangrijk, de regering wil in realiteit een loonsverlaging opleggen (door slechts een loonsverhoging van 2% toe te kennen, wat onder de inflatie ligt). Er was reeds een succesvolle 24-urenstaking. Nu wordt gekozen voor acties in verschillende regio’s op verschillende momenten. Dat is gevaarlijk en het kan leiden tot een nederlaag die zal worden gebruikt om de rest van de openbare diensten aan te pakken.

Wij zijn geen voorstander van gespreide en gedeeltelijke acties, veralgemeende strijd op nationaal vlak staat sterker. Dat soort standpunten wordt soms aangegrepen door de vakbondsleiding om tegen de linkerzijde op te treden. Dat gebeurt op dit ogenblik in de Britse ambtenarenbond Unison. Nederlagen leiden vaak tot een verdere aanvaarding van de marktlogica in plaats van het innemen van een meer strijdbare positie. Daartegenover is het nodig om de basis te organiseren. Recent was er bijvoorbeeld een nationale conferentie van strijdbare delegees in Londen, gesteund door onder meer vakbondsleider Bob Crow. Dat was belangrijk om delegees bijeen te brengen, maar er werd ook meteen gediscussieerd over een politiek verlengstuk.

Sarkozy en de aanvallen op de arbeiders

De burgerij is vastberaden om haar neoliberaal beleid op te leggen en wil nu reeds overgaan tot het opleggen van beperkingen van het stakingsrecht. Sarkozy en de Franse regering voerden een minimumdienst in bij de openbare diensten en zijn ook voor andere beperkingen van het stakingsrecht. Ook in België wordt die discussie gevoerd door de partijen die een nieuwe regering willen vormen.

Bij het voorstellen van de aanvallen, zijn de politieke leiders wel voorzichtig. Sarkozy stelde bijvoorbeeld reeds dat Frankrijk de normen van het stabiliteitspact van Europa wellicht niet zal halen. Brown zag zich verplicht om wat afstand te nemen van zijn voorganger Blair. Dat geeft aan dat de politieke leiders voorzichtig moeten zijn en rekening moeten houden met het ongenoegen dat onder de oppervlakte aanwezig is.

Sarkozy stelde dat Frankrijk verandering nodig had. Toen Brown premier werd, vermeldde hij het woord “verandering” ook zeven keer. Het is meer een kwestie van imago en propaganda, maar die retoriek heeft toch een zekere impact. In de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen slaagde Sarkozy op die basis erin om ook onder arbeiders te scoren.

Betekent dit dat er een verrechtsing is? Op electoraal vlak natuurlijk wel, maar op sociaal vlak is er geen verrechtsing. En politiek gezien is er zeker geen verrechtsing. De Franse arbeidersklasse heeft nog geen nederlagen gekend van het niveau van de nederlagen in Groot-Brittannië of Duitsland. De aanvallen die Sarkozy wil doorvoeren op de arbeidersklasse, zullen beantwoord worden. Het beleid van Sarkozy werd door een commentator als volgt samengevat: hij heeft de neus van De Gaulle, maar de handtas van Thatcher. Sarkozy beseft dat hij voorzichtig moet zijn en probeert ook een aantal figuren met een links verleden in zijn beleid te betrekken. Hij discussieerde ook met de vakbondsleiders. Anderzijds heeft Sarkozy zich reeds tijdens de verkiezingscampagne te sterk uitgesproken voor een besparingsbeleid met onder meer de verhoging van de BTW. Dat zorgde er zelfs voor dat de uitslag van de tweede ronde van de parlementsverkiezingen onverwachts slechter was voor de partij van Sarkozy. De derde ronde van de verkiezingen zal op straat en in de fabrieken worden uitgevochten. Er zit een confrontatie aan te komen die van enorm belang zal zijn.

In die confrontatie zal de kwestie van een politiek verlengstuk belangrijk zijn. De grootste radicaal-linkse groepen in Frankrijk hebben reeds heel wat kansen gemist in die discussie, maar het zal blijven opkomen. Wij hebben maar een kleine organisatie in Frankrijk, maar de duidelijkheid van ideeën en perspectieven zal van doorslaggevend belang zijn. Zeker op een ogenblik dat er grote veranderingen kunnen plaatsvinden. Hoe zouden LO en LCR bijvoorbeeld reageren op een splitsing in de PS? Een dergelijke splitsing is zeker niet uitgesloten. Wij zouden met een grotere organisatie uiteraard proberen om tot een bredere formatie te komen die zich verzet tegen het neoliberaal beleid. Wij hebben vertrouwen in de politieke cohesie van onze organisatie en zijn bijgevolg niet bang om in bredere formaties te werken.

Italië: de tragedie van de PRC

Italië ligt niet ver achterop tegenover Frankrijk. Economisch gezien is het land er natuurlijk erger aan toe, ook al was er een beperkte groei. De burgerij wil een harde aanval doorvoeren, maar heeft een probleem op politiek vlak. De vorige regering onder leiding van Berlusconi heeft niet het volledig programma van besparingen kunnen doorvoeren en de huidige regering van Prodi is zwak. De burgerij wil een stabiele formatie en daarnaast wil het een ander verkiezingsstelsel om kleinere formaties de weg te versperren. De burgerij wil gaan naar een grote coalitie naar Duits model.

Voor de arbeidersbeweging is de discussie over coalities belangrijk. Het bewustzijn hieromtrent is minder groot dan voorheen. Er zijn sneller illusies in een regeringsdeelname op basis van coalities met andere formaties. Het idee van het “minste kwaad” kan een grotere impact hebben als er geen grote arbeiderspartij is die het punt van klassenonafhankelijkheid benadrukt. Wij moeten deze discussie voorzichtig voeren. We zijn op zich niet tegen coalities, maar dan wel onder de arbeidersformaties en met een beleid dat ingaat tegen de gevestigde orde. Ook na de oktoberrevolutie in 1917 vormden de Bolsjewieken een tijdland een coalitieregering met de sociaal-revolutionairen, maar dan wel op basis van een revolutionair programma.

De tragedies van de arbeidersbeweging op dit ogenblik komen allemaal tot uiting in Italië. Bertinotti stelde dat de PRC moest deelnemen aan de regering om er een progressieve factor te vormen en de rechterzijde tegen te houden. We zien echter dat het tegenovergestelde gebeurt: de PRC aanvaardt steeds meer de neoliberale logica van Prodi. Dit bedreigt de toekomst van de PRC. De partij bestaat intussen 15 jaar en was destijds een voorbeeld van een nieuwe arbeidersformatie, maar door het gebrek aan politieke duidelijkheid is de toekomst voor deze formatie nu onzeker. Wij hebben altijd een kritische houding ingenomen tegenover de PRC en zelfs de leiders die destijds een links imago hadden. Nu zien we dat de leiding van de PRC voorstander is van een bredere formatie, het wordt voorgesteld als een project van bouwwerven maar het lijkt eerder op een afbraakterrein. Er is verzet aan de basis van de PRC, maar het verzet tegen onder meer de aanvallen op de pensioenen zorgen vooral voor een exodus uit de partij. De kameraden van Contrecorriente (een oppositiestroming in de PRC) hebben gelijk om de strijd in de partij verder te zetten, maar dat heeft zijn limieten. Tegen een volgend congres kan de PRC zich ontbinden en daarom is het nodig om te bouwen aan een revolutionair alternatief.

Een liquidatie van de PRC zal de kwestie van een nieuwe arbeiderspartij niet van tafel vegen. Die kwestie is geen slogan, het is een objectieve noodzaak voor de arbeidersklasse op dit ogenblik. Het heeft een strategisch belang voor de arbeiders en hun gezinnen.

Nieuwe formaties

Het voorbeeld van de PRC toont aan hoe belangrijk het is dat er een revolutionaire formatie is binnen bredere partijen om politieke duidelijkheid naar voor te brengen. Dat hebben we ook gezien in de neergang en splitsing van de SSP in Schotland of in de discussies die momenteel worden gevoerd in de Nederlandse SP.

Wij moeten soms bijzonder snel en flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen. In Schotland zorgde de splitsing van de SSP ervoor dat de linkerzijde uit het parlement verdween. De nieuwe formatie Solidarity met onder meer Tommy Sheridan slaagde er niet in om herverkozen te raken, maar vormt een embryo voor een nieuwe partij.

In Duitsland moesten we eveneens inspelen op de veranderingen in de WASG. In Berlijn voerden we een verkiezingscampagne die inging tegen het lokaal bestuur waarin ook de PDS betrokken was. De fusie van de WASG en de Linkspartei.PDS tot de formatie “de Linksen” (Die Linke) betekent een nieuwe fase. Die partij heeft een belangrijk nationaal profiel, is gekend en wordt gezien als een oppositieformatie. Lafontaine speelt een dubbele rol met een erg linkse retoriek (zo verwijst hij nu bijvoorbeeld ook naar Rosa Luxemburg), maar dat gepaard met de stelling dat hij graag een coalitie wil vormen met de SPD. De partij gaat vooruit in de peilingen, zowat even sterk als de sociaal-democratische SPD achteruit gaat. De partij kent wel geen actieve betrokkenheid van bredere lagen van arbeiders. Onze Duitse afdeling is flexibel in haar houding: in het westen maken we deel uit van Die Linke, in het oosten niet en in Berlijn is er een nieuwe lokale formatie opgezet: de BASG.

In België was het correct om de CAP op te zetten, ook al waren de electorale resultaten beperkt. Die resultaten worden natuurlijk gebruikt door tegenstanders van het idee van een nieuwe formatie in een poging om het initiatief te ontmoedigen. We moeten echter naar een historisch perspectief zien: nieuwe arbeidersformaties hebben zelden meteen een grote electorale aanhang opgebouwd buiten periodes van revolutie of strijd. Er kunnen echter bijzonder snelle ontwikkelingen zijn waarbij eerste stappen een grote impact kunnen hebben.

In Nederland is er de opgang van de SP in de verkiezingen, maar tegelijk wordt de SP sterk bureaucratisch gecontroleerd. Wij maken er deel uit van een oppositiestroming die pleit voor een strijdbare en democratische SP.

De komende periode zal de discussie over nieuwe arbeiderspartijen op de agenda blijven staan. Zeker in landen met snelle economische en politieke ontwikkelingen. Zo kan de situatie in Spanje de komende periode bijzonder interessant zijn. Ook in Griekenland kan het er warm aan toegaan, en niet enkel met het weer.

Maar ook in Oost-Europa zijn er eerste stappen in de richting van nieuwe formaties. In Polen is er een enorme emigratie waardoor er een tekort is aan geschoolde arbeidskrachten. Dat wordt opgevuld met migranten uit andere landen (zoals India, China, Oekraïne,…). Politiek gezien is er een belangrijk initiatief met het opzetten van de Poolse Arbeiderspartij door onder meer de mijnwerkers. Dit initiatief komt er op een ogenblik van opgang van strijdbewegingen. Wellicht was Polen het land met de grootste illusies in het kapitalisme na de val van het stalinisme. Maar nu is dit het eerste land waar de arbeiders in een andere richting beginnen te gaan. Dat blijft nog verward op dit ogenblik, maar de ervaring van strijdbewegingen is van cruciaal belang opdat de arbeidersklasse van een “klasse an sich” een “klasse fur sich” kan worden, een klasse die zich bewust is over haar eigen positie in de samenleving.

Conclusies

Er is op dit ogenblik een economische groei, maar die is niet structureel. Zelfs indien de groei nog een tijd aanhoudt, zal het niet lijken op de groei van de jaren 1950. De mogelijkheid van een periode van aanhoudende sterke groei lijkt ons uitgesloten te zijn. Een reformistische politiek botst snel op limieten, er zal nood zijn aan een revolutionair programma. De ervaring van nieuwe arbeidersformaties zal van groot belang zijn, en wij zullen pioniers zijn in heel wat landen.

De komende periode zal niet rustig zijn. Er zullen confrontaties plaatsvinden en die zullen niet rustig verlopen. Wij willen inspelen op alle mogelijkheden, we zullen moeten verder bouwen aan een sterker kader. Een revolutionaire partij ontwikkelt niet rechtlijnig. Op basis van een correcte inschatting en tussenkomsten kunnen we onze organisatie uitbouwen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop