Europese top negeert oppositie publieke opinie

Het ontwerp van Europese Grondwet werd in 2005 weg gestemd bij referenda in Nederland en Frankrijk. Die referenda toonden het breed verspreide wantrouwen tegenover de Europese Unie en het beleid waar die instellingen voor staan. Het verwerpen van de Grondwet zorgde voor een schok.

Het is uiteraard hypocriet om te zien hoe de Europese regeringen steevast spreken over democratie, maar tegelijk proberen om de wil van de bevolking te ontwijken als dit ingaat tegen haar beleid. Net voor de referenda in 2005 stelde de Luxemburgse premier: “Als het een ja wordt, dan zeggen we “we doen voort”, als het neen wordt, zeggen we ‘we gaan verder’”.

Er wordt inderdaad verder gegaan. Op de Europese Top van vorige week werd de Grondwet uit de koelkast gehaald en kreeg het een nieuwe verpakking als hervormingsverdrag. Zo lijkt het op iets anders.

Recent werd een opiniepeiling gehouden met de vraag of het nieuwe verdrag moet onderworpen worden aan een referendum. 75% van de Spanjaarden, 71% van de Duitsers, 69% van de Britten, 68% van de Italianen en 64% van de Fransen antwoordde positief op die vraag. Om referenda te vermijden, of toch alleszins het mogelijke resultaat ervan, wordt het verdrag nu een “eenvoudigere” versie van het origineel genoemd en is de term ‘grondwet’ verdwenen. Een aantal opvallende gegevens voor een Europese identiteit, zoals een officiële vlag, motto of volkslied blijven in de koelkast.

De belangrijkste elementen uit de tekst van 2004 blijven echter overeind. Er komt een voorzitter van de Europese Raad, een verantwoordelijke voor buitenlands beleid, een beperking van de nationale vetos bij het nemen van beslissingen en de EU zal een rechtspersoonlijkheid hebben.

Om tot beslissingen te komen in de EU met 27 lidstaten, zal er een dubbele meerderheid nodig zijn met de instemming van 55% van de vertegenwoordigers van 65% van de EU-bevolking.

Hierdoor zal het gewicht van ieder land herzien worden. Dat was de aanleiding voor de woede onder de Poolse vertegenwoordigers. Die gaven slechts toe nadat ze afdwongen dat de nieuwe stemregeling pas vanaf 2017 zou gelden en nadat de Duitse premier Merkel had gezegd dat het verdrag er desnoods zonder Polen zou komen.

De Britse premier Blair ging akkoord met het feit dat hij op een aantal vlakken geen veto zou kunnen gebruiken, maar tegelijk zorgde hij er wel voor dat Groot-Brittannië een aantal uitzonderingen op de Europese regels kan behouden en Blair heeft zich ook verzet tegen de invoering van een aantal fundamentele sociale rechten en rechten op de werkvloer.

De nieuwe Franse president Sarkozy slaagde er in om één van de centrale doelstellingen van de EU (namelijk deze van “vrije en onbeperkte concurrentie”) te verwijderen nadat het 50 jaar lang bijzonder belangrijk was in de EU. Sarkozy wil de Franse arbeiders het idee geven dat hij de neoliberale inhoud van het verdrag weghaalt en dat hij opkomt voor de bescherming van de Franse industrie en werkgelegenheid.

In werkelijkheid wil Sarkozy natuurlijk een harde neoliberale agenda volgen in Frankrijk. Zijn optreden heeft meer te maken met een demagogische imagovorming voor het Franse publiek samen met zijn bereidheid om de belangen van de Franse bedrijven (en de Europese bedrijven tot op zekere hoogte) te verdedigen.

Sarkozy slaagde er in zijn manoeuvre door te voeren omdat zelfs de meest hardnekkige verdedigers van het Europese neoliberalisme beseften wat de beweegredenen van Sarkozy waren en omdat ze ook wisten dat de onbelemmerde handel ook op 13 andere plaatsen in het verdrag aan bod komt.

Een aantal kapitalistische vertegenwoordigers waren toch geschokt en stelde zelfs dat de verandering “catastrofaal” was. Andere topjuristen stelden – wellicht correct – dat de aanpassingen het moeilijker zullen maken om tegen protectionistische maatregelen in te gaan.

John Cridland van het CBI (het Britse equivalent van de patronale federatie VBO) stelde: “Dit is geen cosmetische aanpassing, het is op langere termijn een bedreiging voor de vrije concurrentie en het zal de protectionisten in de EU de komende jaren versterken.”

Voor de heersende klasse gaat dit in tegen één van de belangrijkste doelstelling van de EU: het idee van een gemeenschappelijke markt om de Europese bedrijven te versterken tegenover de niet-Europese. Daarnaast wil men ook gebruik maken van het voordeel van een gemeenschappelijke grens en de heersende klasse wil dat de EU een wapen is tegen de arbeidersklasse met zaken zoals privatiseringen, besparingen, deregulering,…

Voor een socialistisch Europa

Zoals steeds het geval is bij dit soort bijeenkomsten, kwamen de nationale belangen sterk naar voor. De vijandigheid leidde tot een nachtelijke sessie vooraleer een akkoord mogelijk was. Nadien probeerden de grootste voorstanders van een sterkere unie hun moraal hoog te houden. Romani Prodi klaagde over het “gebrek aan een gemeenschappelijke Europese spirit” en stelde: “Sta me toe verbitterd te zijn over het spektakel dat hier werd opgevoerd”.

De meeste van de 490 miljoen inwoners van de EU worden buiten de discussies en machinaties gehouden. Dat wordt versterkt door het feit dat het verdrag zowat onleesbaar en onbegrijpelijk is.

De Europese leiders willen het verdrag naar de nationale parlementen sturen en zoveel mogelijk referenda vermijden. Die zijn te onzeker voor het resultaat. In Ierland en Denemarken komt er wellicht wel een referendum, onder meer omdat verwacht wordt dat er daar een meerderheid kan worden gevonden. In Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië wordt alles eraan gedaan om een referendum te vermijden.

Zo zou volgens een peiling slechts een derde van de Britse kiezers de EU steunen, een derde zou “geen mening” hebben en de rest is tegen de EU. Een andere peiling stelde dat 55% nog niet had gehoord van een Europese grondwet of slechts die naam had horen vallen zonder iets over de inhoud te kennen. Op de vraag of ze voor een Europese president waren, stelde slechts 14% voorstander te zijn.

De mogelijkheid om tegen het nieuwe verdrag te stemmen, is niet aanwezig omdat de autoriteiten onzeker zijn over het resultaat. Dit is een hypocriete invulling van het begrip democratie. Het suggereert bovendien dat de arbeiders in Europa terecht wantrouwig staan tegenover de bedoelingen van de Europese leiders.

Wij verzetten ons tegen de projecten van de kapitalistische EU, maar ook tegenover de pro-kapitalistische euro-sceptici die voor een nationalistische agenda staan. Het enige antwoord is de strijd voor een socialistisch Europa. De Europese arbeidersklasse kan komen tot een situatie waarin Europese samenwerking dient voor de belangen van de meerderheid van de bevolking en niet voor een kleine kapitalistische elite.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop