Op één maand voor de verkiezingen van 10 juni kunnen we een eerste tussenstand opmaken van de verkiezingscampagne van de traditionele partijen. Over wat ging de campagne tot nu toe? Als we het een beetje gevolgd hebben, kunnen we het als volgt samenvatten: het gaat over wie na de verkiezingen welk postje zal innemen.
Over de inhoud van welk soort beleid nodig is, horen we amper iets. De reclamejongens voeren gepersonaliseerde campagnes, die soms zelfs los staan van de partijen. Guy Verhofstadt probeert de campagne van Patrick Janssens achterna te gaan met een vorm van “presidentiële” campagne naar Amerikaans voorbeeld. Langs Franstalige kant ontdekten de liberalen van de MR de campagne van de nieuwe Franse president Sarkozy (die op zijn beurt naar zijn Amerikaanse voorbeeld ging kijken).
De laatste “politieke” discussie gaat over de kandidatuur van Yves Leterme en de functie die hij na de verkiezingen zal uitoefenen. Open VLD wil bijvoorbeeld dat Leterme nu reeds zegt welk postje hij zal innemen. Zo stelt Dirk Van Mechelen dat hij niet vindt dat een kandidaat-premier na de verkiezingen minister-president van de Vlaamse regering kan blijven. Ook eerdere discussies gingen over het verdelen van postjes: zal Vande Lanotte zich officieel positioneren als kandidaat-premier? Is een Franstalige premier aanvaardbaar?
Dit soort discussies zorgt ervoor dat er vooral veel gespeculeerd wordt over de naam van de volgende premier, alsook van een mogelijke nieuwe minister-president in de Vlaamse regering en de samenstelling van de verschillende regeringen.
Waarover de discussies tot nu toe amper gingen, was over het beleid dat zal worden gevoerd. Wat denken de partijen te doen tegenover de oprukkende armoede, tegenover het opdrijven van de flexibilisering van de arbeidsmarkt, tegen de gedwongen ontslagen in winstgevende fabrieken zoals bij Opel,…? Dat proberen alle partijen onder tafel te vegen. En als er dan al vragen naar worden gesteld, komen clichématige en vooral nietszeggende antwoorden.
De reden voor het ontwijken van inhoudelijke discussies is duidelijk: in realiteit zijn zowat alle partijen het over de grond van de zaak eens en staan ze allen voor een variant van het neoliberale besparingsbeleid. De klemtonen verschillen, maar de basis niet. Alle traditionele partijen leggen bovendien steeds meer nadruk op “professionele” campagnes. Daarmee bedoelen ze campagnes die worden georganiseerd en geleid door professionelen, zeker niet door de militanten of leden (die bij veel partijen aan het verdwijnen zijn: zo halveerde het aantal leden van de SP.a in de stad Antwerpen de afgelopen 10 jaar).
In een dergelijke campagne is het natuurlijk evident dat de media zich focust op “bekende kandidaten” en hun zorgvuldig professioneel bepaalde (en betaalde) oneliners. Dat verklaart wellicht ook waarom er opnieuw amper aandacht is voor kleinere lijsten zoals deze van het CAP.
Het Comité voor een Andere Politiek staat niet alleen voor een andere politiek, maar ook voor een andere campagne waar er wel iets inhoudelijk wordt aangeboden. CAP baseert zich op strijdbewegingen de afgelopen jaren en op het gebrek aan politiek verlengstuk daarvoor. Het potentieel is erg groot. Dat werd deze week nog aangetoond tijdens een debat op een hogeschool in Gent waar de studenten sociaal werk na een debat massaal voor CAP kozen. Voor het debat stemde amper 1,4% voor CAP, wellicht mee omwille van het feit dat we er nog vrij onbekend waren. Na het debat steeg dat tot 23,8%, de grootste stijger. In dat debat viel op hoe de traditionele partijen amper iets inhoudelijk hadden te vertellen of vooral probeerden populariteit te winnen.
Het potentieel voor CAP is dus immens. Ook in vakbondskringen gaan hier en daar stemmen op om voor CAP te stemmen. We zullen wellicht met de campagne niet het volledige potentieel kunnen benutten, maar met een actieve medewerking van zoveel mogelijk sympathisanten en leden kunnen we al een aantal stappen vooruit zetten!