Turkije. Presidentsverkiezingen leiden tot massaal protest. Leger dreigt.

De afgelopen weken is een politieke crisis ontwikkeld in Turkije. Dit leidde tot massale straatprotesten in Ankara en Istanboel, een dreigement van het leger tegen de regering en de tussenkomst van het gerecht om een tweede ronde van de presidentsverkiezingen te stoppen. Heel wat commentatoren stellen de crisis voor als een openlijke strijd tussen de voorstanders van een seculiere staat en de islamisten. De waarheid is complexer met een confrontatie tussen concurrerende delen van de heersende elite.

Niall Mulholland

De crisis heeft ertoe geleid dat miljoenen Turken, waaronder veel arbeiders en jongeren, op straat kwamen. Jammer genoeg beschikt de arbeidersklasse wel niet over een sterke socialistische stem om haar belangen naar voor te brengen.

De crisis begon toen de “gematigd islamitische” premier Recep Tayyip Erdogan aankondigde dat hij niet zou deelnemen aan de presidentsverkiezingen. Erdogan maakte dit bekend na grote anti-regeringsprotesten op 14 april. De premier nomineerde hierop de minister van Buitenlandse Zaken, Abdullah Gul, één van de stichtende leden van de heersende AK-partij (Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkelingen), om namens de “gematigde” islamisten deel te nemen aan de presidentsverkiezingen. Alhoewel Gul de enige presidentskandidaat was, bleek er toch heel wat protest te bestaan tegen het feit dat de AKP de nieuwe president zou leveren. De verkiezing van een nieuwe president gebeurt in het parlement, maar nu was er bij de eerste ronde een boycot van de stemming door de seculiere oppositie CHP (Republikeinse Volkspartij).

De Kemalistische CHP heeft nauwe banden met de legerleiding dat zichzelf ziet als een garantie op de seculiere tradities van het land. De CHP en de militaire leiders stellen dat er een groot gevaar is van een “oprukkende islamitisering” van het land onder het beleid van de AKP. Ze verzetten zich tegen het feit dat een islamist de post van president zou kunnen innemen. De president heeft immers heel wat bevoegdheden en macht, waaronder het tegenhouden van wetgeving en het aanstellen van rechters. De president is ook de effectieve leider van het leger en kan de geüniformeerde leiding van het leger aanstellen. De CHP weet maar al te goed dat de presidentiële macht kan worden gebruikt tegen andere delen van de regering. De uittredende president, Ahmet Necdet Sezer (een Kemalist), trad meermaals op tegen de regering van de AKP. Het presidentschap is bovendien een belangrijk symbool van de CHP en het leger, de eerste president was immers Mustafa Kemal Ataturk, de militaire en politieke leider die de grondslagen legde voor de moderne seculiere Turkse staat die in 1923 werd opgericht op de ruïnes van het oude Ottomaanse rijk.

De CHP waarschuwde de AKP voor het opdringen van een islamistische agenda indien Gul effectief president zou worden. Hierdoor zou de AKP naast de regering en het parlement ook het presidentschap controleren. Bovendien zou de “eerste vrouw” van het land, Hayrunnisa, voor het eerst een vrouw zijn die een hoofddoek draagt. De CHP en de legerleiding ziet daar een directe aanval in op de seculiere tradities van Ataturk.

Leger waarschuwt de regering

Op vrijdag 27 april besliste het leger dat er te ver was gegaan en de algemene legerstaf plaatste een verklaring op haar website waarin werd uitgehaald tegen de nominatie van Abdullah Gul voor het presidentschap. Er werden ook voorbeelden gegeven van hoe de AKP probeert om Turkije in de richting van een islamitische theocratie te duwen, en er werd gesuggereerd dat er wel eens een staatsgreep tegen de regering zou kunnen komen. Deze “e-coup” werd algemeen gezien als een ernstig dreigement. Sinds 1960 waren er vier interventies van het Turkse leger om regeringen omver te werpen. Bij de brutale staatsgreep van 1980 werden tienduizenden activisten opgepakt, waaronder veel linkse militanten. Velen werden gevangen gezet en gemarteld door het leger. Tien jaar geleden werd de vorige “gematigd islamistische” regering aan de kant geschoven door het leger in wat bekend werd als een “postmoderne staatsgreep”.

De aankondiging van het leger kwam er na massale protestacties tegen het leger, met tot een miljoen deelnemers. Met deze immense militaire druk was het voor veel Turken geen verrassing dat het hoogste gerechtshof van het land op 3 mei besliste dat de eerste ronde van de presidentsverkiezingen niet geldig was omdat er geen voldoende aantal aanwezigen was in het parlement. Deze beslissing was bijzonder controversieel en aanhangers van de AKP stelden dat het gerechtshof de kant koos van de seculiere elite. Premier Erdogan stelde dat de gerechtelijke beslissing een “kogel gericht op de democratie” vormde.

Premier Erdogan stelde dat hij zou verdergaan met een volgende ronde van de presidentsverkiezingen op 6 mei. Dat was voornamelijk symbolisch van belang na de gerechtelijke uitspraak en de boycot door de oppositie. De premier stelde bovendien de mogelijkheid van vervroegde parlementsverkiezingen voorop, deze zouden mogelijk eind juni reeds kunnen plaatsvinden. Wellicht zou de AKP deze verkiezingen winnen. Deze partij is reeds vijf jaar aan de macht in een periode van economische groei. Erdogan stelde ook dat hij een referendum wil houden, mogelijk op hetzelfde ogenblik als de parlementsverkiezingen, om zo eigenlijk de president niet door het parlement te laten verkiezen maar door de bevolking.

Wat ook het resultaat van de verkiezingen of het referendum zal zijn, er zullen meer confrontaties plaatsvinden tussen enerzijds de AKP-regering en anderzijds de CHP en het leger. Deze krachten vertegenwoordigen andere belangen van de heersende elites, de grote bedrijven en het omvangrijke militaire apparaat.

Het lijkt paradoxaal maar de islamitische AKP is meer EU-gezind en een grotere voorstander van den markteconomie. De Kemalistische vleugel van het establishment bestaat vooral uit de omvangrijke militaire en overheidsbureaucratie en beschermt vooral haar eigen macht, privileges en invloed. De aanhangers van een seculiere staat zijn bovendien nauw verbonden aan delen van de grote banken en grote bedrijven.

Gedurende decennia hebben de Kemalisten hun machtspositie gebruikt om een pro-kapitalistisch beleid te voeren en om zichzelf te verrijken. In 2001 waren ze mee verantwoordelijk voor een financiële ineenstorting die leidde tot grote politieke veranderingen. De steun voor de oude politieke partijen stortte ineen.

Bij gebrek aan een massaal socialistisch alternatief kon de AKP zichzelf voorstellen als de partij van de armen, zeker op het platteland. De partij kwam met een grote verkiezingsoverwinning in november 2002 aan de macht.

Er is in Turkije een kiesdrempel van 10%. De AKP haalde 34%, de oude rechtse partij slechts 9,5%. Met 19% van de stemmen is de CHP de enige oppositiepartij die in het parlement is vertegenwoordigd. Dit betekent dat minder dan 54% van de kiezers een vertegenwoordiging hebben in het parlement.

AKP vormt geen bedreiging voor het kapitalisme

Eens de AKP aan de macht was, liet deze partij snel blijken dat het een betrouwbare factor was voor het internationale kapitalisme. De Turkse regering sloot in 2002 een akkoord met het IMF dat een hard besparingsplan omvatte. De economie groeide de afgelopen vijf jaar met gemiddeld 7% en er kwam de afgelopen drie jaar bijna 50 miljard dollar aan directe buitenlandse investeringen. De inflatie nam af. Maar de hoge buitenlandse schulden blijven een belangrijk probleem en bovendien vallen veel arbeiders uit de boot. Bijna 24% van de bevolking leeft van minder dan 4 dollar per dag en meer dan 30% van de kinderen/jongeren onder de 15 jaar heeft een “armoederisico” (volgens cijfers van Unicef in juni 2006).

Het vrijemarktbeleid van de AKP brengt geen verbetering voor de levensstandaard van miljoenen arbeiders en hun gezinnen. Toch geniet de AKP nog steeds een grotere steun dan de verdeelde oppositie, met inbegrip van de CHP dat nu reeds meer dan een decennium niet meer aan de macht is. De AKP krijgt veel steun op het platteland en van de miljoenen mensen van het platteland die de afgelopen decennia migreerden naar de grote steden. De partij krijgt in het bijzonder veel steun van kleine zelfstandigen en handelaars.

Deze sociale krachten, de zogenaamde ‘witte Turken’, vormen een bedreiging voor de economische en politieke macht van de Kemalistische seculiere elite. De AKP neemt een relatief gematigde islamistische positie in, maar het sociale conservatisme van de partij leidt tot angst onder delen van de stedelijke middenklasse en ook onder delen van de arbeidersklasse. Heel wat Turken zien de aanhoudende AKP-controle op de regering als een bedreiging voor hun afgedwongen sociale rechten. Er wordt gewezen op pogingen van de regering om “alcoholvrije zones” te creëren of overspel te vervolgen. Die mislukte pogingen zouden voorbeelden zijn van hoe de AKP de rechten van de bevolking beperkt.

Dat betekent niet dat de miljoenen Turken die recent tegen de regering betoogden allemaal aanhangers zouden zijn van de CHP of het leger dat een lange bloedige geschiedenis heeft van aanvallen op democratische rechten. Naast de traditionele middenklasse (dat sterk aanleunt bij de Kemalisten) waren er op de betogingen ook heel wat arbeiders en boeren die lijden onder het neoliberaal beleid van de AKP. Bij het tweede massaal protest in twee weken tijd, riepen de betogers op 29 april ook slogans tegen een mogelijke staatsgreep naast slogans tegen de sharia. Onder de betogers waren er veel vrouwen.

De EU en de VS reageerden voorzichtig op de crisis in Turkije omdat dit land een groot en strategisch belangrijk land is, een brug tussen Europa, Eurazië en het Midden-Oosten. Het is een belangrijke militaire bondgenoot van de VS en is binnen de Navo de tweede sterkste militaire kracht na de VS. Turkije is de bron van heel wat watervoorzieningen in het Midden-Oosten en het is een cruciaal land voor de energiebevoorrading in Europa indien men daar Rusland wil vermijden.

De verhoudingen tussen Turkije en de EU zijn gespannen. Heel wat Europese politici verzetten zich tegen een Turks EU-lidmaatschap waarmee 72 miljoen voornamelijk moslims tot de unie zouden toetreden. Turkije zou hiermee de grootste lidstaat worden. De regering-Erdogan liet een opening voor gesprekken met de EU over lidmaatschap, maar het ziet er niet naar uit dat het land snel bij de EU zal komen.

VS wil geen confrontatie met het Turkse leger

Vanuit de EU kwamen er nog milde veroordelingen van de dreigementen tot staatsgreep van het Turkse leger. De Amerikaanse regering reageerde niet. De invloed van de regering-Bush in Turkije kreeg een zware klap toegediend bij de inval in buurland Irak. De meeste Turken zijn fors tegen die inval en tegen de bezetting. De AKP was onder druk van de bevolking verplicht om de VS een verbod op te leggen om het Turkse grondgebied te gebruiken bij de inval in Irak.

De VS wil een confrontatie met de Turkse legerleiding vermijden. Recent verklaarde een lid van de Turkse legerleiding dat een militaire aanval op Koerdische rebellen in het noorden van Irak “noodzakelijk” en “nuttig” zou zijn. Het blad The Economist stelde terecht: “Voor de VS zou het een nachtmerrie zijn indien Turkse en Amerikaanse soldaten op elkaar schieten in Irak.”

Zelfs indien de AKP van Erdogan de verkiezingen met een grote meerderheid wint (zoals wordt verwacht), zullen de breuklijnen in het establishment niet worden gedicht. De premier zal mogelijk aan de kandidatuur van Gul vasthouden of op zoek gaan naar een andere kandidaat (mogelijk zelfs buiten de AKP) om zo een oplossing te bekomen. Maar dit zal slechts leiden tot een uitstel van de confrontaties tussen de belangen van de AKP aan de ene kant en de CHP en het leger aan de andere kant.

De arbeidersklasse in Turkije heeft nood aan een eigen onafhankelijke stem om een socialistisch alternatief naar voor te brengen tegenover de beloften van de politieke islam, de Kemalisten en het leger. Nationalistische en seculiere regeringen hebben in het verleden geen verbetering van de levensstandaard opgeleverd. De AKP van Erdogan toont dat een “gematigd” islamitische regering evenmin de belangen van de arbeiders, de armen of de jongeren verdedigt, net zomin als andere varianten van een islamistisch bewind dat elders in de wereld doen.

Sterke, strijdbare en onafhankelijke vakbonden naast een socialistische massapartij kunnen de arbeiders in heel het land verenigen tegen de lokale patroons en tegen het imperialisme en haar verschillende politieke vertegenwoordigers. Dat is de enige manier om een einde te maken aan de armoede, werkloosheid en uitbuiting en om op te komen voor het behoud en een uitbreiding van de democratische rechten.

De strijd voor democratische rechten is een centraal punt. Op 1 mei waren er harde aanvallen op honderden betogers. De politie sloeg brutaal op een aantal betogers die het plein Taksim in Istanboel bezet hielden. Op dat plein was er voor het eerst een actie op 1 mei sinds het bloedbad in 1977 op dit plein, toen vielen daar op 1 mei 34 doden bij repressie.

Beperkte ‘hervormingen’ op het vlak van vrouwenrechten, Koerdische cultuur, taal, onderwijs en media, de afschaffing van de doodstraf en een sterker optreden tegen martelingen,… Al dit soort maatregelen werd door Erdogan doorgevoerd in een poging om aan de voorwaarden van EU-lidmaatschap te voldoen. De Turkse staat blijft wel beschikken over enorme repressieve mogelijkheden. Zo is er een artikel in de strafwet die bepaalt dat het een misdaad is om de Turkse nationale identiteit te “beledigen”. Journalisten zijn volgens de organisatie “Reporters zonder grenzen” nog steeds afhankelijk van “willekeurige gerechtelijke beslissingen.”

De strijd voor democratische rechten en voor nationale rechten voor de Koerdische minderheid, betekent onvermijdelijk dat de arbeidersbeweging in conflict zal treden met de Turkse staat en het patronaat, los van het feit of het nu om de Kemalistische of de islamistische vleugel gaat. De arbeidersbeweging moet de strijd voor democratische en sociale rechten verbinden aan de strijd voor degelijke leefomstandigheden en voor een socialistische samenleving.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop