Egypte. Stakingsgolf doet regime wankelen

De afgelopen drie maanden kende Egypte de grootste stakingsbeweging sinds decennia. Nochtans is Egypte een land waar stakingen illegaal zijn en betogingen veelal worden geconfronteerd met een brutale en bloedige repressie. Tienduizenden arbeiders uit de textielsector, de bouw, het openbaar vervoer, ziekenhuizen,… De acties kwamen er uit protest tegen de lage lonen, privatiseringen, slechte arbeidscondities,…

John Dale

Deze stakingsgolf kwam amper aan bod in de Westerse media, maar het is nochtans van groot belang. Egypte kent één van de grootste en potentieel sterkste arbeidersklassen uit het Midden-Oosten. Bovendien hebben de Egyptische arbeiders een lange traditie van strijd.

Het feit dat de arbeiders nu opnieuw in actie komen, los van de politieke partijen of andere delen van de samenleving, betekent een belangrijke stap vooruit. Zeker in een regio waar ongenoegen en een afkeer tegen het imperialisme vaak gekanaliseerd werd naar nationalistische of reactionaire standpunten zoals het geval is met de politieke islam.

Nog belangrijker is het feit dat de strijd voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden samenvalt met een “Egyptische intifada” tegen de leiders van de corrupte door de staat gecontroleerde ‘vakbonden’. Die lijken meer op de zogenaamde vakbonden die destijds in de vroegere stalinistische landen bestonden. Het zijn instrumenten van het regime om haar beleid op te leggen.

De stakingsbeweging dwong een aantal belangrijke toegevingen af, zeker naar Egyptische normen. In tegenstelling tot andere protestbewegingen, werden de acties niet uiteengeklopt door de oproerpolitie. Dat geeft aan dat de potentiële macht van deze beweging enorm groot is. Het feit dat een aantal van de armste lagen betrokken waren in de acties, geeft aan dat de woede erg diep gaat.

“Revolutie van de hongerigen”

In december gingen 27.000 textielarbeiders in staking in het grootste overheidsbedrijf van het land, ‘Ghazl El-Mahalla’, ten noorden van Caïro. De arbeiders eisten een zelfde premie als de andere werknemers van de openbare diensten (die een premie van twee maandlonen kregen). Vakbondsvertegenwoordigers steunden het management van het bedrijf, maar er werd toch gestaakt. De arbeiders kregen na 5 dagen de toegeving dat een premie van 45 daglonen zou worden betaald.

Sindsdien circuleert een petitie die zich verzet tegen de lokale vakbondsvertegenwoordigers in het bedrijf. Die petitie kreeg reeds 13.000 handtekeningen. “Geen enkele vertegenwoordiger van onze vakbond steunde ons tijdens de staking”, stelde Mohammed El-Attar, een vertegenwoordiger van de arbeiders. “Ze stonden aan de kant van de directie. Als onze vertegenwoordigers hadden ze een akkoord met ons, maar dat werd gebroken. Onze staking kwam van onderaf. We noemen het de “revolutie van de hongerigen” omdat we er allemaal belang bij hadden. Er zijn geen leiders onder ons, we zijn allemaal gewoon arbeiders, we zijn allemaal leiders.”

Activisten dreigden ermee om een nieuwe vakbond op te starten die los staat van de door de regering gesteunde officiële vakbond. Op 14 februari werd een compromis voorgesteld door de officiële vakbonden, maar dat werd verworpen door de arbeiders. Het compromis hield in dat er een vertegenwoordigingscomité met meer dan 100 verkozen leden zou komen naast de officiële vakbondsvertegenwoordigers en met een gelijk gewicht. De arbeiders stellen echter dat ze niets moeten weten van de officiële vertegenwoordigers.

Wij stellen dat er nood is aan vrije vakbonden die los staan van de overheid en waarin de vertegenwoordigers verkozen worden door de arbeiders en permanent afzetbaar zijn. Ze mogen uiteraard niet meer verdienen dan hun leden.

Ook in december hielden 3.000 arbeiders het hoofdkwartier van het bouwbedrijf Helwan en Tora bezet. Ze wierpen barricades op en weigerden de toegang tot het bedrijf aan iedereen, tenzij de directie zou toegeven aan de eisen van de arbeiders. Dat ging onder meer over de betaling van een premie die reeds drie maanden te laat was. Tora werd recent overgenomen door een Italiaans bedrijf.

Op 4 februari gingen 21.000 arbeiders van drie textielbedrijven in de Noordelijke Deltaregio in staking. 12.000 arbeiders bezettetn Kafr al-Dawar en eisten een deel van de inkomsten uit de verkoop van grond die eigendom was van het bedrijf en verder ook betere veiligheidsmaatregelen en een gezondheidszorg. Ze eisten tevens een einde op de promotiestop, een premie van 45 daglonen,… De corruptie van het management maakte de woede enkel maar groter. Toen de staatsveiligheid de arbeiders in het bedrijf wou opsluiten om hen uit te hongeren, beloofden de arbeiders te blijven tot hun eisen werden ingewilligd. Ze stelden te zullen staken tot de dood.

Op 10 februari werd de staking beëindigd toen de goeverneur, majoor-generaal Mohamed Shaarawi, de arbeiders meedeelde dat de regering op de eisen zou ingaan. De maaltijdvergoeding werd opgeslagen van 32 tot 45 Egyptische ponden per dan en dat met een terugwerkende kracht van 7 maanden. Er komt een herziening van de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften in het bedrijf, naast de komst van een ambulance voor het bedrijf, nieuwe bussen en een premie van 21 daglonen.

De arbeiders waren tevreden met dat resultaat, maar woedend tegenover de rol van de officiële vakbondsleiders. “Wij hebben hen niet verkozen, de regering heeft hen aan ons opgedrongen”, stelde een arbeider.

In het textielbedrijf Misr Shebin Al-Kom gingen 4.200 spontaan in staking en zo’n 3.000 arbeiders hielden het bedrijf bezet toen bekend werd dat het mogelijk werd overgenomen door het Indischne bedrijf IndoRama. Het was de eerste staking in het 47-jarige bestaan van het bedrijf. De arbeiders werden een premie beloofd van 140 daglonen, maar kregen slechts een lening van 45 daglonen. “Ik verdien slechts 400 Egyptisch ponden (55 euro) per maand”, stelde Abdel-Hamid Saleh. “Maar de huur bedraagt 300 ponden, hoe moet ik mijn familie dan te eten geven?”

De vakbondsleider op het bedrijf, Said El-Gohary, stelde dat de stakers “terroristen zijn die het bedrijf willen saboteren”. De arbeiders reageerden met de stelling dat het bedrijf hun leefomgeving was en dat ze dat toch niet willen saboteren. Veel arbeiders werkten reeds 35 jaar in het bedrijf en zagen hoe het bedrijf werd opgebouwd. Shebin Al-Kom werd verkocht voor 125 miljoen Egyptische ponden, maar de waarde van het bedrijf wordt geschat op 3 miljard pond. De arbeiders vreesden dat de nieuwe eigenaars de activiteiten van het bedrijf zouden beperken.

Midden februari gingen 13.000 arbeiders in staking in het textielbedrijf Samanoud met de eis om hun maandelijkse voedselbijlage te verhogen tot 43 Egyptische ponden. De textielarbeiders behoren tot de slechts betaalde arbeiders van het land, en de concurrentie vanuit China zet een verdere druk op de lon en en de levensstandaard. De munt werd meermaals gedevalueerd waardoor import duurder wordt. Er werden vrijhandelszones gevestigd waar de patroons goedkoper kunnen produceren, maar dat zet natuurlijk ook druk op andere bedrijven. De arbeiders betalen daar een prijs voor, terwijl de winsten stijgen.

Een Amerikaanse studie uit 2004 stelde dat het gemiddeld loon van een Egyptische textielarbeider zo’n 160 euro per maand bedroeg, dat is slechts 19% van het loon voor gelijkaardige arbeid in Turkije en 8% van de Israëlische lonen. Maar dat volstaat nog niet om buitenlandse kapitalisten massaler naar Egypte te lokken.

Op 26 december 2006 kondigde de Egyptische president Hosni Moebarak aan dat er 34 wijzigingen aan de grondwet zouden worden doorgevoerd. Hij stelde dat dit er niet op gericht was om de “socialistische principes” uit de jaren 1960 overboord te gooien, maar wel om een “gunstige atmosfeer te creëren voor buitenlandse investeerders.”

De voorzitter van de parlementaire commissie over economische zaken stelde: “De socialistische maatregelen uit de jaren 1960 verdwenen reeds vroeg in de jaren 1990, maar dat werd niet gevolgd door een verandering van de grondwet om uitdrukking te geven aan het officiële aanvaarden van een economisch liberalisme.”

Nasserisme

Egypte wordt volgens haar grondwet nog steeds omschreven als een “democratische socialistische republiek”. Nochtans had het regime van Nasser weinig gemeen met echt socialisme. Er waren effectief belangrijke hervormingen en de nationalisaties vormden een slag in het gezicht van het imperialisme. Maar de genationaliseerde industrie werd niet geleid of gecontroleerd door de arbeiders, maar door een bureaucratische elite die heel wat rijkdom via corruptie achterover sloeg. De vakbonden waren instrumenten van de staatsmachine.

Een echt socialistisch programma zou de nationalisatie van alle grote bedrijven omvatten onder democratische arbeiderscontrole. De enorme middelen in het land zouden dan kunnen worden aangewend met het oog op de behoeften van de arbeiders en de armen. Het zou mogelijk zijn om te komen tot degelijke lonen, goede gezondheidszorg en toegankelijk onderwijs. Het zou ook democratische rechten vestigen zoals vrije verkiezingen, vrije meningsuiting, vrije media en het recht om onafhankelijke vakbonden op te zetten.

Op dit ogenblik komt geen enkele partij op voor zo’n partij. De belangrijkste oppositiepartij is de Moslim Broederschap, dat zweeg over de stakingsgolf. Eén woordvoerder stelde dat de arbeiders het recht hebben om te protesteren. Maar dat wil natuurlijk niet veel zeggen.

De regering beschuldigt de Broederschap ervan dat het de stakingen organiseerde, maar daar is geen enkele aanwijzing voor. De leiding van deze partij komt uit de middenklasse en vanuit ondernemerskringen. De partij wil zich verzetten tegen de regering, maar is tegelijk ook bang van een opkomende arbeidersbeweging. Het is niet uitgesloten dat de partij wel zal proberen om een greep te krijgen op de arbeidersbeweging door zich een radicalere retoriek aan te meten.

De pro-democratische protestbeweging Kifaya (“Genoeg”) organiseerde in 2004 en 2005 protestacties voor meer democratie en stuitte daarbij op harde repressie. Kifaya heeft echter geen banden met de arbeidersbeweging. Het organiseert nog steeds acties, maar zelden met meer dan 1.000 aanwezigen.

Enorme woede

Kifaya wil zich nu richten op het “verjongen van het land en het versterken van politiek activisme. Dat omvat vormingssessies gericht op het vergroten van het politiek bewustzijn onder de leden van Kifaya.” Deze passieve aanpak kreeg kritiek van andere leden van de beweging die meer naar buiten willen treden met hun eisen.

Eén van de voorstellen van Moebarak is om de greep van de overheid op de verkiezingen te vergroten ten nadele van de rechters. Daarmee wil hij de weg voorbereiden op een machtsovername door zijn zoon. Delen van de heersende klasse zien de gevaren van de huidige onstabiele situatie en beseffen dat er verandering zal moeten komen. Een onafhankelijk dagblad stelde eind januari dat het land voor een keuze staat: chaos of verandering.

De positie van de elite wordt inderdaad bedreigd en er is de mogelijkheid van revolutionaire opstanden in he tland. Er is een groeiend zelfvertrouwen onder de arbeiders die de toegevingen zagen na de stakingsacties. De Egyptische arbeidersklasse is de grootste van het Midden-Oosten en hun voorbeeld zal een impact hebben in heel de Arabisch-sprekende wereld en daarbuiten. In Egypte is er nood aan een revolutionaire arbeiderspartij die de strijdbewegingen kan verenigen rond een democratisch socialistisch programma.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop