Tag: Hongarije

  • Hoe kon Viktor Orbàn opnieuw winnen in Hongarije?

    Het Hongaars parlement. Foto: Wikimedia Commons

    Viktor Orbán is de langstzittende regeringsleider in de Europese Unie. Op 3 april won hij opnieuw de verkiezingen en zal hij regeren met een tweederde meerderheid. Hij won van een coalitie van alle gevestigde oppositiepartijen. Wat is er gebeurd?

    Door Till Ruster (ISA in Oostenrijk)

    Om maar meteen met de deur in huis te vallen: in een land met een notoir autoritaire regeringsleider, die sinds 2010 aan de macht is, is geen enkele verkiezingscampagne “eerlijk”, zelfs niet naar burgerlijke maatstaven.

    De belangrijkste oppositiepartijen kregen vrijwel geen toegang tot de media, noch in de openbare, noch in de private sector. Orbàn heeft een kliek van Hongaarse kapitalisten om zich heen gebouwd, die even afhankelijk van hem is als hij van hen. Hij maakt hen rijker, zij houden hem aan de macht. Deze “vrienden” hebben de onafhankelijke media-zenders opgekocht, nadat Orbàn een aantal ervan had gesloten. Dus alles wat er in de media over de oppositie te horen was, waren beschuldigingen van de regering aan hun adres.

    Nadat Orbàn een nieuwe grondwet had aangenomen en andere stemregels had ingevoerd, heeft hij het kiesstelsel zo opgebouwd dat de sterkste partij wordt gesteund. De meeste parlementszetels worden rechtstreeks verkozen per kiesdistrict, en worden gewonnen door de sterkste kandidaat, of die nu een meerderheid van 50% heeft of niet. Op die manier tellen, net als in sommige andere landen, miljoenen stemmen niet mee.

    Maar zelfs met deze twee voordelen was Orbàn’s partij “Fidèsz” er nog niet van overtuigd dat zij zou winnen. Daarom gaven ze in de verkiezingscampagne ongeveer tien keer meer uit dan alle andere partijen samen.

    Het zou echter kortzichtig zijn om het succes alleen te verklaren als het resultaat van manipulatie, en het niet “eerlijk” spelen. Fidèsz heeft nog steeds aanzienlijke steun onder de bevolking, vooral in de meer landelijke gebieden. Orbàn was in staat deze steun te behouden, zelfs tijdens de zeer moeilijke, recente periode, toen Covid-19 en de inflatie de toch al precaire sociale situatie voor veel Hongaren ondraaglijk maakten. Met zoveel mensen die in de naburige Europese landen werkten, betekenden lockdowns vaak dat inkomens volledig werden afgesneden.

    Pro-Poetin neutraliteit?

    Het was te verwachten dat de voortdurende oorlog in Oekraïne het Europees extreemrechts, dat altijd zeer dicht bij Poetin stond, moeilijk zou hebben gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor Orbàn, wiens “illiberale democratie” door velen wordt beschouwd als een rolmodel voor extreemrechts in Europa. Deze toenadering is niet alleen van politieke aard: Rusland en China financieren belangrijke infrastructuurprojecten, zoals de uitbreiding van de belangrijkste kerncentrale in Hongarije.

    Fidèsz probeert zichzelf steeds voor te doen als de partij van de opstand tegen het stalinisme in 1990. Orbàn zelf had zijn eerste politieke optreden in het openbaar in 1989, toen hij tijdens een oppositiedemonstratie in Boedapest de terugtrekking van het Sovjetleger uit Hongarije eiste. Elk jaar in oktober spreekt hij op de nationale herdenking van de opstand van 1956 over het feit dat Hongarije vandaag wordt belegerd door buitenlandse mogendheden en zich daartegen moet verzetten zoals in 1956. Hoewel de situatie zowel in 1956, toen het Kremlin troepen stuurde om een arbeidersopstand tegen het stalinisme voor democratisch socialisme neer te slaan, als in 1990 heel anders was, zijn er toch overeenkomsten met de Russische agressie in Oekraïne vandaag.

    Maar Orbàn is er tijdens zijn verkiezingscampagne in geslaagd de situatie anders te framen. Onder de machten die Hongarije willen controleren, zo legde hij uit, bevonden zich niet alleen Rusland, maar ook de EU en de NAVO. De enige oplossing, zei hij, was “neutraliteit” en eerst op Hongarije letten. Iedereen die Hongarije dieper in dit conflict wil meesleuren is een vijand van het volk. In zijn overwinningstoespraak noemde hij Zelensky zelfs een “vijand” omdat hij zou hebben geprobeerd om namens de pro-EU oppositie tussenbeide te komen in de verkiezingen.

    Dit wijst ook op een voortdurend conflict tussen Hongarije en Oekraïne over de Hongaarse minderheid aldaar. Orbàn treedt regelmatig namens hen op, niet alleen in Oekraïne, maar ook in de buurlanden die zich na de Eerste Wereldoorlog van het voormalige “Groot-Hongarije” hebben afgescheiden. Dat verleden is tot op de dag van vandaag een referentiepunt, vooral, maar niet alleen, voor rechtse nationalistische krachten. In de meeste van deze landen, ook in Oekraïne, worden de Hongaarse minderheden daadwerkelijk gediscrimineerd, zij het niet zo sterk als Orbàn beweert, terwijl minderheden als de Roma in Hongarije zelf worden gediscrimineerd. Het opnemen van 500.000 Oekraïense oorlogsvluchtelingen lijkt dus een daad van solidariteit, maar als je bedenkt dat een deel ervan tot de Hongaarse minderheid behoort, past het heel goed in de nationalistische agenda.

    Binnen enkele dagen na zijn verkiezingsoverwinning betuigde Orbàn meer steun aan Poetin door ermee in te stemmen het gas in roebels te betalen en aan te bieden als tussenpersoon op te treden.

    Tijdens de verkiezingen bleek dit standpunt over de oorlog in Oekraïne populair. Het beantwoordde aan een stemming van ‘we hebben al genoeg problemen, dus laat de wereldmachten dit maar onderling uitvechten’. En dit is het kernkenmerk van het Orbàn-fenomeen vandaag. Hij is geen gevierd leider die het vertrouwen van de mensen geniet om de dingen beter te maken. Hij wordt vaker met cynisme onthaald door diegenen die hem als het minste kwaad zien. Mensen zien de corruptie van boven tot onder die de Fidèsz-partij kenmerkt, het is te duidelijk om het niet te zien. Veel mensen lijken echter te denken: met hen wordt het tenminste niet zo snel erger als elders.

    Dit is een gevolg van de ervaringen in de jaren negentig en de sociaaldemocratische regeringen in het begin van de jaren 2000. Na de ineenstorting van het stalinisme daalde de levensstandaard snel, wat in tegenspraak was met alle beloften die de pro-EU partijen in die tijd deden. Orbàn herinnert de mensen zo vaak mogelijk aan deze periode.

    Dit is vooral effectief wanneer hij zijn voorganger noemt, de sociaaldemocraat Ferenc Gyurcsány, die in 2006 op band werd betrapt toen hij toegaf de Hongaren te hebben voorgelogen over de rampzalige financiële situatie van het land. Veel mensen geven hem en zijn partij de schuld van de harde gevolgen van de financiële crisis in 2008, toen honderdduizenden Hongaren hun huis of bedrijf kwijtraakten omdat ze de Forex-leningen niet meer konden betalen. Dit waren leningen in Zwitserse frank, gebaseerd op de euro, die moesten worden terugbetaald omdat de Hongaarse forint in elkaar zakte. Dit legde de basis voor Orbàn’s opkomst in 2010.

    De beste oppositie waar een regering op kan hopen

    Al meer dan een decennium probeert de oppositie een manier te vinden om met het fenomeen Orbàn om te gaan. De sociaaldemocraten splitsten zich op in de “Socialistische” Partij (MSZP) en de Democratische Coalitie (DK), terwijl andere partijen een gedaanteverwisseling ondergingen. De Hongaarse Groenen (LMP) hebben nationalistische en vaak racistische standpunten ingenomen, terwijl de Jobbik-partij heeft geprobeerd zichzelf van een van de sterkste neofascistische partijen in Europa te heruitvinden om een meer conservatief alternatief voor Fidèsz te presenteren. In plaats van een duidelijk politiek alternatief voor Fidèsz te ontwikkelen, zijn ze allemaal dichter naar Fidèsz toegegroeid en hebben ze Fidèsz geïmiteerd.

    Daarbij keerden zij zich af van de grote en belangrijke bewegingen tegen Orbàn en zijn aanvallen op de rechten van werknemers, democratische en sociale rechten en de jeugd. Daartoe behoorde een reeks goed gesteunde stakingen van leraren over lonen en personeelsbezetting, die ondanks pogingen om de staking te verbieden, sinds begin januari tienduizenden op de been hebben gebracht. Niet alleen heeft geen van deze partijen een belangrijke rol gespeeld in de protesten, ze hebben er ook geen momentum aan overgehouden.

    Na jaren van onenigheid binnen en tussen de verschillende partijen, hebben ze zich nu gericht op het vormen van een verkiezingsalliantie tegen Orbàn en zijn regering. Deze werd “Hongarije in Eenheid” genoemd en omvatte de reeds in diskrediet gebrachte sociaaldemocratische partijen, de Groenen en het extreemrechtse Jobbik. Zij noemden deze tactiek een “superwapen”. Ze hielden voorverkiezingen in elk kiesdistrict om te bepalen wie de best geplaatste kandidaat tegen Fidèsz was. Maar dat was het wel zo’n beetje. Na een pijnlijke strijd kwamen ze met een compromisprogramma waar niemand echt in geloofde, en na een nationale voorverkiezing werd Péter Márki-Zay benoemd tot de top-kandidaat om het op te nemen tegen Orbàn. “Hongarije in Eenheid” behaalde slechts 37% van de stemmen.

    Péter Márki-Zay was lange tijd aanhanger van Fidèsz en steunt nog steeds de hoofdlijnen van diens agenda. Hij verklaart alleen dat hij, in tegenstelling tot Orbàn, vasthoudt aan de levensstijl van een uiterst conservatieve patriot zonder schandalen, zonder corruptie, althans tot nu toe, maar met hetzelfde seksistische, homofobe en racistische nationalisme waar hij trots op is. Het was gemakkelijk voor Orbàn om hem af te schilderen als een slechte kopie van zichzelf.

    Eerder in het jaar, toen corruptie, onderwijs en gezondheidszorg de belangrijkste onderwerpen waren, werd Orbàn naar de achtergrond gedrongen, en op een bepaald moment leken de opiniepeilingen erop te wijzen dat de twee groepen om de eerste plaats streden. Maar toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, stelde “Hongarije in Eenheid” een pro-EU standpunt voor met oproepen om sancties tegen Rusland en militaire steun aan Oekraïne op te voeren. Het verschilde daarbij van de pro-Russische positie van Orbàn.

    Er is heel wat oppositie tegen Orbàn. Dit zoals “Hongarije in Eenheid” politiek proberen te vertalen met als enige boodschap dat ze niet Orbàn zijn, is echter niet de manier om de oppositie te mobiliseren. Een soortgelijke tactiek werd gebruikt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2019. In Boedapest haalde de oppositie het, maar sindsdien is er geen echte verandering van beleid in de hoofdstad.

    Soortgelijke tactieken zijn ook gebruikt in andere landen waar autoritaire leiders reeds lang aan de macht zijn. Onlangs werd in Rusland ‘slim stemmen’ toegepast, waarbij de belangrijkste oppositiegroeperingen, waaronder enkele linkse, opriepen om te stemmen op de kandidaat die het meest waarschijnlijk zou winnen van Poetins partij. In de weinige plaatsen waar dit lukte, leidde het tot de verkiezing van afgevaardigden die nu tot de felste aanhangers van Poetins oorlog behoren.

    Het is belangrijk om lessen te trekken uit deze verkiezingen in Hongarije. Steun voor het “minste kwaad” is niet voldoende om oppositie te inspireren, vooral wanneer datzelfde “minste kwaad” zelf verantwoordelijk was voor het scheppen van de economische en sociale omstandigheden, met inbegrip van wijdverbreide corruptie, die in de eerste plaats leidden tot Orbàns oorspronkelijke overwinning. Niet alleen hebben de mensen het recht om sceptisch te zijn over zo’n optie, ze hebben bij vorige verkiezingen al laten zien dat ze de oude gevestigde partijen niet vertrouwen om een betere toekomst te bieden. En aangezien de partijen in de “Hongarije in Eenheid”-coalitie hun beleid toch al dichter bij dat van Fidèsz hebben gebracht, verwachten de kiezers terecht geen dramatische koerswijziging.

    Eén andere partij haalde het parlement: “Ons Vaderland” won 6% van de stemmen en 6 zetels. Terwijl Jobbik naar “respectabiliteit” streefde door dichter bij het autoritaire conservatisme van Fidèsz te komen, scheurden de meer extreme elementen die dichter bij het fascisme stonden af om deze nieuwe partij te vormen. Het is veelbetekenend dat het de enige andere partij was die zendtijd kreeg in de openbare en private media, wat alleen mogelijk is met goedkeuring van de regering. Dit suggereert dat deze partij een rol zou kunnen spelen zoals extreemrechtse partijen dat doen in andere landen, als een instrument dat de regeringspartij kan gebruiken om zichzelf verder naar rechts te duwen.

    Hoe sterk is de regering?

    Op dezelfde dag als de verkiezingen werd ook een referendum georganiseerd, voorgesteld door Fidèsz, gericht op het inperken van de rechten van de LGBT-gemeenschap. Orbàn heeft geprobeerd de kwestie aan te grijpen om zichzelf in de voorhoede van het conservatisme en de “familiewaarden” te plaatsen. Hij was een groot voorstander van de homofobe referendumvragen, die tot doel hadden het uitbeelden van homoseksualiteit of transgenderkwesties op scholen aan banden te leggen en seksuele voorlichting in het algemeen aan banden te leggen. Maar terwijl de opkomst bij de verkiezingen bijna 70% bedroeg, bracht minder dan 50% zijn stem uit in het referendum, zodat de voorstellen het niet haalden, wat erop wijst dat Orbàn moeite heeft zijn achterban te mobiliseren voor specifieke kwesties.

    Dit zou in de nabije toekomst wel eens belangrijker kunnen worden. De inflatie is nu al extreem hoog, met 8,6% in maart, binnenkort zal dit waarschijnlijk oplopen tot dubbele cijfers. Hoewel Fidèsz erin geslaagd is met buitenlandse banken een memorandum af te sluiten om de druk op veel van de Forex-leningen te verlichten, zal dit slechts tot de zomer duren. Voor velen is het nu wellicht moeilijker om ze terug te betalen dan in 2008, waardoor zij hun huis kunnen verliezen of erger.

    Hongarije staat ook onder bijzondere druk als gevolg van de zich ontwikkelende wereldwijde conflicten. Orbàn is erin geslaagd China, Rusland en de EU tegen elkaar uit te spelen door van iedereen geld aan te nemen zonder zich al te zeer aan één partij te binden. Op dit moment is de Hongaarse economie afhankelijk van zowel Chinese en Russische investeringen, als van de EU, vooral in de onderontwikkelde agrarische sector. Het ziet er niet naar uit dat Hongarije zijn positie als “vriend van iedereen en niemand” lang zal kunnen volhouden. Twee dagen na de verkiezingen is de EU namelijk begonnen Hongarije een groot deel van haar steun te ontzeggen als antwoord op het autoritaire beleid van Fidèsz.

    De Hongaars-Poolse alliantie fungeert al enkele jaren als rechts alternatief voor de EU-grootmachten Duitsland en Frankrijk, met name wat betreft het financiële beleid en de vluchtelingenkwestie. Maar Orbàns “neutraliteit” ten opzichte van Poetin brengt de relatie tussen Fidèsz in Hongarije en de rechtse regeringspartij Prawo i Sprawiedliwość (Recht & Rechtvaardigheid PiS) in Polen in gevaar. PiS is één van de sterkste stemmen in de EU om Oekraïne maximale, ook militaire, steun te geven. Dit is niet alleen uit steun voor Oekraïne, maar ook omdat PiS het nationalisme moet aanwakkeren om de aandacht af te leiden van de eigen economische en sociale problemen van Polen. Deze situatie toont aan dat internationale allianties tussen nationalistische krachten vaak hun grenzen hebben.

    Is een echt alternatief mogelijk?

    Orbàn kan overleven dankzij de zwakte van de oppositiepartijen. Voor arbeiders en jongeren is het de hoogste tijd om met deze partijen te breken, hun eigen organisaties op te bouwen en een eigen politiek programma te ontwikkelen. Cruciaal daarbij is het innemen van een duidelijk klassenstandpunt. Racisme en nationalisme worden in Hongarije gebruikt om te verhullen dat niet alleen Fidèsz, maar alle gevestigde partijen niet de belangen van alle “Hongaren” vertegenwoordigen, zoals zij beweren. In plaats daarvan vertegenwoordigen de gevestigde partijen, zonder rekening te houden met de belangen van de arbeidersklasse, vrouwen, LGBT, jongeren en onderdrukte minderheden, eenvoudigweg de verschillende fracties binnen de heersende klasse.

    Er is duidelijk niet alleen behoefte aan, maar ook een enorm potentieel voor een alternatief voor de arbeidersklasse. In 2019 werd het land opgeschrikt door protesten tegen de arbeidswetten, de zogenaamde slavenwetten, en aanvallen op democratische rechten. Later waren er betogingen ter ondersteuning van artistieke en academische vrijheid. In 2021 was het de beurt aan de LGBT-gemeenschap om te protesteren. Van de protesten tegen de nieuwe arbeidswet in 2018, de stakingen van de auto-arbeiders in 2019 tot de onderwijsbetogingen vandaag zien we dat de Hongaarse arbeidersbeweging verre van slapend is.

    Een echt politiek alternatief voor het huidige corrupte, autoritaire regime moet zich baseren op de arbeidersklasse en de verschillende gevechten die plaatsvinden. Alleen een duidelijke oppositie met een programma dat de sociale vraagstukken onder ogen ziet en daadwerkelijk verzet mobiliseert in het belang van de arbeidersklasse, in plaats van alleen maar te vragen om een stem bij verkiezingen om vervolgens terug te keren naar de “oude gewoonten” zoals die er waren voordat Orbàn aan de macht kwam, kan daadwerkelijke verandering brengen.

    De druk op linkse organisaties en partijen om de pro-kapitalistische blokken te steunen is enorm in een situatie als de verkiezingscampagne in Hongarije van de afgelopen maanden. Er is vastberadenheid nodig van een organisatie met sterke wortels in de arbeidersklasse en de strijd die daar wordt gevoerd om weerstand te bieden aan de druk om zich aan te sluiten bij een alliantie als “Hongarije in Eenheid”. Een arbeidersorganisatie moet laten zien dat zij, haar programma en haar politiek fundamenteel anders zijn dan, en onafhankelijk van niet alleen de huidige rijke man aan de macht, maar alle partijen van de rijken in het algemeen.

    Vooral in de komende maanden zal de strijd niet alleen gaan tegen de regering met haar racistische en ondemocratische maatregelen, maar voor de verdediging van jobs, lonen, en de gezondheids- en onderwijssector, nu hun financiële steun wordt opgeofferd aan de verhoging van de militaire uitgaven en de ernstige economische situatie in het algemeen.

    Het is belangrijk deze strijd te verbinden om een politiek antwoord te vinden op de partijen van de rijken: een nieuwe, onafhankelijke arbeiderspartij die in staat is zich te verzetten tegen het kapitalistische beleid van de huidige partijen, en in plaats daarvan te pleiten voor een werkelijk democratische planeconomie die gerund wordt ten bate van allen, als onderdeel van een democratisch socialistisch Hongarije en een bredere socialistische federatie van Europa. Dit zou het werkelijke “superwapen” zijn waar Orbàn en zijn kapitalistische vrienden bang voor zijn.

  • Homofobie in Hongarije: massaal en internationaal protest nodig

    Pride is a Protest, op 27 juni in Gent.

    Met een combinatie van beperkte sociale maatregelen, zoals de verhoging van het minimumloon, en bijzonder scherpe asociale aanvallen tegen vluchtelingen en LGBTQI-personen hoopt Viktor Orban van de rechtse Fidesz-partij de verkiezingen van volgend jaar te winnen. Zijn populariteit staat onder druk en dus wordt volop de kaart van de verdeeldheid getrokken. Homofobie staat daarbij vooraan.

    Na eerdere homofobe maatregelen werd nu een wet ingevoerd die ‘LGBTQI+-propaganda’ verbiedt in ruimtes waar minderjarigen aanwezig kunnen zijn. Dat is dus quasi overal. Het betekent in de praktijk dat LGBTQI+-personen, -koppels en –thema’s niet meer aan bod mogen komen op televisie, in reclame of in het onderwijs. De wet gooit holebi-seksualiteit en het transgender-zijn op dezelfde hoop als pedofilie en seksuele misdrijven.

    Tegelijk probeert Orban de bevolking achter zich te krijgen met beperkte sociale maatregelen. Zo maakte hij begin juni bekend dat het minimumloon in enkele stappen wordt opgetrokken van ongeveer 480 euro per maand tot 570 euro (200.000 Forint). Om jongeren voor zich te winnen, beloofde hij dat al wie jonger is dan 25 jaar vanaf volgend jaar geen personenbelasting meer moet betalen.

    Orban kopieert het beleid van de Poolse partij ‘Recht en Rechtvaardigheid’, die groeiend ongenoegen over het gevoerde beleid probeert te counteren met een verhoging van het kindergeld enerzijds en maatregelen tegen vrouwen en LGBTQI+-personen anderzijds. Dit wordt voorgesteld als onderdeel van de ‘centraal Europese’ cultuur en tradities. Net als in Polen toont massaal straatprotest dat dit nonsens is: duizenden Hongaren betoogden tegen de homofobe wetten.

    Massaprotest is belangrijk. Dat is hoe LGBTQI+-rechten zijn afgedwongen. Het Hongaarse protest verdient onze steun met solidariteitsacties en mobilisaties. Op de ‘Pride is a Protest’-acties van 27 juni werd deze solidariteit expliciet naar voren gebracht.

    We kunnen niet rekenen op de hypocriete internationale instellingen. Die deden de afgelopen jaren niets. Als ze zich nu in woorden verzetten, komt dit door de brede en groeiende afkeer tegen homofobie onder de bevolking. Wellicht speelt de toenadering tussen Orban en China ook een rol.

    Tijdens het WK Voetbal verzette de UEFA zich tegen het projecteren van de regenboogkleuren in het stadion van München tijdens de wedstrijd tussen Duitsland en Hongarije. Het deed dit met het argument dat het de Hongaarse regering niet wilde provoceren. Alsof homofobie gewoon een mening als een andere is en geen oproep tot haat. Tegelijk pakte de UEFA uit met een logo in regenboogkleuren. De hypocrisie van de ‘pink-washing’ was daarmee wel erg zichtbaar: als het voor de marketing uitkomt, kan een regenboog. Maar zich echt uitspreken tegen homofobie zit er niet in.

    De homofobie van Orban kan rekenen op steun van extreemrechts bij ons. Europees Parlementslid Tom Vandendriessche (VB) tweette: “LGBT lijkt wel een religie. Met dogma’s waar men niet aan mag twijfelen. (…) Een liberale sharia, waarvan diversiteit niet de doelstelling is, maar totalitair eenheidsdenken opleggen.” Eerder ging VB-parlementslid Van Langenhove met zijn vrienden op bezoek bij Orban.

    Internationale solidariteit is nodig. Er zijn nog steeds 72 landen waar homoseksualiteit illegaal is. LGBTQI+-rechten liggen onder vuur van extreemrechtse partijen, groepen en individuen. Onze strijd is internationaal: ‘pride’ voor sommigen is immers geen optie als anderen zichzelf niet mogen en kunnen zijn.

  • Anti-LGBTQIA+ wet goedgekeurd in Hongarije. Protest nodig!

    Afgelopen dinsdag heeft de Hongaarse regering een omstreden wet goedgekeurd. Deze werd voorgesteld door premier Viktor Orban en zijn rechts-conservatieve Fidesz-partij.

    Door Campagne ROSA

    Deze wet bepaalt dat er geen ‘LGBTQIA+-propaganda’ meer toegelaten wordt in ruimtes waar ook minderjarigen aanwezig kunnen zijn, quasi overal dus. In de praktijk betekent dit dat er geen LGBTQIA+-personen, -koppels, en -thema’s meer op onder meer TV en reclameadvertenties getoond zullen worden.

    Terzelfdertijd gooit deze wet holebi-seksualiteit en het transgender-zijn op dezelfde hoop als pedofilie en seksuele misdrijven.

    Deze wet is zeer gevaarlijk! Het maakt niet enkel de discussie over gelijke rechten voor LGBTQIA+-personen zo goed als onmogelijk. Maar deze wet is ook een manier om de rechten van de LGBTQIA+-gemeenschap te vermorzelen en hen onzichtbaar te maken in de Hongaarse maatschappij.

    Dit is niet de eerste keer dat de Hongaarse regering onder leiding van Orban anti-LGBTQIA+-wetten goedkeurt. Er is ondertussen reeds een lange lijst van dergelijke wetten ingevoerd. O.a. het terugdringen van het recht op gezondheidszorg voor transgender personen, het afschaffen van de universitaire richtingen Gender&Diversiteit, het opzetten van LGBT-vrije zones, het verbieden dat LGBTQIA+-koppels een kind kunnen adopteren, dat transpersonen niet meer officieel van geslacht mogen veranderen, enzoverder

    Hongarije is niet het enige (Europese) land met reactionaire aanvallen op LGBTQIA+-rechten. Landen als Polen en Brazilië schroefden de laatste jaren ook heel wat LGBTQIA+-rechten terug, Rusland heeft sinds 2013 een ‘anti-LGBTQIA+-propaganda’-wet. In zowat elk land ter wereld nemen geweld en haatacties tegen LGBTQIA+-personen schrijnend toe. Tegelijk mogen we niet vergeten dat LGBTQIA+-rechten lang niet overal bestaan, dat LGBTQIA+ zijn nog in 72 landen illegaal is, en er heuse LGBTQIA+-concentratiekampen zijn in Tsjetsjenië.

    We zien ook vaker dat rechts-conservatieve en reactionaire partijen, groepen, individuen … openlijker LGBTQIA+-rechten (durven) aanvallen.

    Het is duidelijk dat we, meer dan ooit, onze LGBTQIA+-rechten moeten blijven beschermen, en ons moeten blijven organiseren en mobiliseren om LGBTQIA+-rechten te bekomen. De situatie in Hongarije, en elders in de wereld, toont aan dat deze strijd voor LGBTQIA+-rechten internationaal blijft. Want ook hier geldt: pride voor sommigen is geen optie als de anderen zichzelf niet mogen en kunnen zijn. Fight for LGBTQIA+ liberation, all over the world!

    Wees present op Pride is a Protest acties en betuig mee je solidariteit aan de strijd voor LGBTQIA+-rechten wereldwijd!

    Collectief vertrek (naar Gent)

  • Neen aan de nieuwe anti-LGBTQI+-maatregelen in Hongarije!

    Het Hongaarse parlement heeft een aantal wetten goedgekeurd waarbij de rechten van holebi’s en transgenders verder aan banden worden gelegd.

    Door Tine (ROSA – Antwerpen), overgenomen vanop campagnerosa.be

    Zo zullen ze geen kinderen kunnen adopteren en wordt het traditionele gezin “met een man als vader en een vrouw als moeder” opgenomen in de grondwet.

    Een van de meest opvallende wetten verbiedt de adoptie van kinderen door holebi-koppels. Voortaan kan adoptie enkel door getrouwde koppels en omdat het homohuwelijk niet is toegestaan in Hongarije, zullen dat dus enkel man-vrouw-koppels zijn. De wet laat een uitzondering toe mits toestemming van de regering, maar in principe zou dat enkel gelden voor adoptie door singles en door familieleden van het kind.

    Ingrijpender is evenwel de wijziging van de grondwet. Daarin wordt de term “het gezin” uitdrukkelijk omschreven als een eenheid tussen een man en een vrouw. Ook de concepten “christelijke opvoeding” en “het recht om op te groeien in de sekse die bij de geboorte is toegewezen” worden in de grondwet opgenomen. Dat laatste sluit dus geslachtsverandering uit.” – BRON: VRT

    De rechten van LGBTQI+-mensen in gevaar

    Deze nieuwe wet is niet de eerste en ook niet de laatste van een golf van aanvallen op de democratische grondrechten in Oost-Europa in de afgelopen jaren. Ook door de aanval op het recht op abortus in Polen, maar ook de rechten van LGBTQI + mensen in Polen en elders, worden discriminatie en geweld alleen maar erger.
    De rechten en het welzijn van LGBTQI + -mensen staan ​​overal ter wereld op het spel. De coronacrisis versnelt dit proces, maar het is duidelijk dat dit probleem al bestond voordat deze ziekte zich verspreidde.

    Zolang er geen echte democratie is, zal de meerderheid van de bevolking moeten vechten om de kruimels die overblijven, nadat de winsten van bedrijven naar belastingparadijzen gaan. Het gebrek aan geloofwaardige alternatieven en de context van deze crisis, houdt leiders als Bolsonaro, Orban, Poutin, enz. aan de macht. Zij misbruiken die macht om minderheden zoals vrouwen, LGBTQI + -mensen, migranten en vluchtelingen te onderdrukken.

    Ze bieden geen oplossing voor de gezondheidscrisis; integendeel, ze vertegenwoordigen en verdedigen een systeem dat gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de crisis. Ze plaatsen de voordelen van een kleine minderheid boven de gezondheid, het collectief welzijn en het leven van de meerderheid van de bevolking. Crisissen, ongelijkheid, uitbuiting en discriminatie zijn immers inherent verbonden aan het kapitalistische systeem.

  • Hongarije: massaprotest tegen ‘slavenwet’

    Voor delen van extreemrechts is het Hongaarse regime van Orban een voorbeeld. Afgelopen zomer trok Vlaams Belanger Dries Van Langenhove bijvoorbeeld nog naar Oost-Europa om op de foto te gaan met Orban. Van Langenhove was zo fier als een gieter. Het asociale karakter van het rechtse beleid in Hongarije wordt echter steeds duidelijker: de ‘slavenwet’ van Orban geeft werkgevers de mogelijkheid om 400 overuren per jaar op te leggen en het loon pas twee jaar later uit te betalen. Het komt neer op de invoering van de zesdaagse werkweek. Hieronder een analyse van het protest tegen de ‘slavenwet’, geschreven door Till Ruster van onze Oostenrijkse zusterorganisatie.

    “Een lastige, ellendige, vuile kleine proleet.” Zo omschreef Zsolt Bayer, een goede vriend van regeringsleider Orban en eigenaar van het lidmaatschapsnummer 5 van de partij Fidesz, een 18-jarige scholier tijdens een interview op de staatstelevisie. Die scholier, Blanka Nagy, had op een grote demonstratie in december een strijdlustige toespraak gehouden. De regering ligt op ramkoers met de beweging die zich verzet tegen de verhoging van het maximaal aantal toegelaten overuren van 250 tot 400 per jaar. De werkenden worden aan de willekeur van de bazen overgeleverd: de overuren kunnen opgelegd worden zonder dat overlegorganen of vakbonden moeten gehoord worden. Met deze ‘vrijwillige overeenkomsten’ moet er volgens de regering ‘meer flexibiliteit’ komen. Het willekeurige karakter van de maatregel maakt dat over een ‘slavenwet’ wordt gesproken. Iedereen weet dat er niets vrijwillig is als het alternatief werkloosheid is. Het betekent in de praktijk dat de zesdaagse werkweek terug ingevoerd wordt.

    Op het eerste gezicht voert de regering een tegenstrijdig beleid. Sinds 2015 is het minimumloon jaar na jaar drastisch verhoogd, vaak was de stijging hoger dan wat de vakbonden eisten. Maar de loonstijgingen en de arbeidsduurverlenging zijn twee kanten van dezelfde medaille: het enorme tekort aan arbeidskrachten in Hongarije.

    Als gevolg van het bezuinigingsbeleid na de economische crisis van 2008, waarin Hongarije even hard werd geraakt als bijvoorbeeld Griekenland, zijn tot 800.000 Hongaren (bijna 10% van de bevolking) uit het land weg getrokken. Het ging vooral om jongere hoog opgeleide personen die elders een betere toekomst hoopten te vinden. De blijvers zijn vooral oudere werkenden, die door hun familie of huis meer gebonden zijn.

    Er zijn heel wat Duitse bedrijven actief in Hongarije: een verslag van de Bundesbank heeft het over 730 bedrijven die 174.000 directe werknemers tellen. Daar komen nog heel wat werkenden bij toeleveranciers bij. Deze bedrijven staan onder druk door het tekort aan arbeidskrachten. Sinds de jaren 1990 werd veel in Hongarije geïnvesteerd omdat er daar gemakkelijke toegang was tot goedkope opgeleide personeelsleden.

    De nieuwe wet rond de overuren wordt in Hongarije niet alleen de ‘slavenwet’ genoemd, maar ook de ‘Wet-Audi’, ‘BMW’ of ‘Daimler.’ Internationale solidariteit van vakbonden in onder meer Duitsland is dan ook belangrijk. De strijd tegen de neerwaartse spiraal van lonen en arbeidsvoorwaarden moeten we gezamenlijk voeren. We mogen ons niet laten vangen aan de logica van het establishment.

    Rol van de vakbonden

    Het is ook in naam van deze internationale bedrijven dat de regering-Orban, die sinds 2010 aan de macht is, strijd voert tegen de vakbonden en de rechten van de werkenden. Er werd meteen begonnen met de ondermijning van de vakbonden, in het bijzonder in de openbare diensten. Vervolgens werd het stakingsrecht aangepakt: voor elke staking moeten de vakbonden en bazen eerst een “adequate omkadering” overeenkomen zodat de schade van de staking zo beperkt mogelijk is. Indien dit niet lukt (wat altijd het geval is), beslist de arbeidsrechtbank quasi steeds dat de staking niet mag plaatsvinden. Staken tegen overheidsmaatregelen is overigens verboden!

    Het vakbondsverzet hiertegen beperkte zich tot persconferenties en oproepen om voor de oppositie te stemmen. De vakbonden zaten de afgelopen jaren in het defensief. Waar er aanvankelijk zes vakbondsfederaties waren, is dit door fusies herleid tot vier. Dit was niet het resultaat van een streven naar eenheid van alle werkenden, maar een gevolg van dalende ledenaantallen. István Gaskó, tot 2015 voorzitter van de vakbondsfederatie ‘Liga’, stelde dat de vakbonden ‘heel weinig sympathie genieten in de samenleving’.  Dat had veel te maken met de rol van de gehate sociaaldemocratie en met de zichtbare corruptie van de leidingen. De beperkte maatschappelijke steun was alleszins niet het resultaat van een strijdbare opstelling. Om de ‘slavenwet’ weg te krijgen, zal er verzet vanuit de bedrijven nodig zijn. Er is nood aan stakings- en actiecomités om het verzet effectief te organiseren, maar ook om democratisch te beslissen over eisen en volgende stappen in de strijd. De vakbonden zullen enkel uit hun interne crisis geraken als ze de strijd aangaan.

    Klasseneenheid, geen racisme

    Het waren niet de vakbonden die het verzet tegen de ‘slavenwet’ begonnen. Dat gebeurde met spontane acties. Het neofascistische ‘Jobbik’ pikte dit protest snel op en was met nationalistische vlaggen op de demonstraties. Jobbik was er duidelijker zichtbaar dan de links-liberale oppositie of de vakbonden. Het gewicht van Jobbik is zo groot dat de liberale oppositie er een verbond mee gesloten heeft voor het protest. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat het protest tegen de slavenwet een fascistische beweging is. Ook bij andere protesten, zoals tegen uithuiszettingen, is Jobbik vaak de enige kracht die nationaal met een politiek programma tussenkomt. De ‘linkerzijde’ is door vroegere regeringsdeelname of door het aanleunen bij de EU onpopulair. Jobbik probeert tussen te komen met kritiek op het kapitalisme en radicale slogans. Dat wordt gekoppeld aan racisme en antisemitisme, die hierdoor dieper ingang vinden onder de werkenden en echt verzet tegen het systeem moeilijker maken. De strijd tegen Orban, zijn kliek van Hongaarse kapitalisten en internationaal kapitaal, vereist een zo groot mogelijke eenheid van alle werkenden, los van afkomst. Een andere maatregel om het tekort aan arbeidskrachten op te vangen, is immers de gerichte aanwerving van personeel uit Roemenië, Oekraïne, Slovakije, Servië en andere landen met nog slechtere arbeids- en loonvoorwaarden. Een nationalistisch antwoord speelt enkel in de kaart van het verdeel-en-heersbeleid van de regering.

    Hoe winnen?

    De beweging heeft sterke punten: er wordt al wekenlang geprotesteerd en dit in heel het land. In tegenstelling tot bij vorige protesten tegen de regering was de druk zo sterk dat de vakbonden op 19 januari een staking hielden. Het feit dat de staking op een zaterdag was en bijgevolg niet goed georganiseerd, wijst op de aarzelende opstelling van de vakbondsleidingen. Het vastberaden straatprotest kan de vakbondsleidingen echter verder vooruit duwen. Een sterke landelijke stakingsbeweging kan niet enkel de ‘slavenwet’ van tafel halen, maar ook de zwakke regering-Orban. De beweging heeft nood aan een georganiseerde marxistische kracht om een duidelijk socialistisch programma en bijhorende strategie voor de val van de regering te verdedigen. We mogen ons niet neerleggen bij het kapitalisme: laten we er een socialistisch alternatief tegenover stellen.

     

  • Hongarije na het referendum over vluchtelingen: overwinning in de nederlaag?

    Eengemaakte actie nodig tegen beleid van instabiele regering

    refugee_march_hungary_2015-09-04_02_bBegin oktober werden 8,2 miljoen Hongaren naar de stembus uitgenodigd voor een referendum van de regering. De onnodig complexe vraag in het referendum kwam erop neer of Hongarije tegen de wil van het parlement in meer vluchtelingen moet opnemen als de EU dit vraagt. De regering gebruikt de eis van de EU om 1.294 vluchtelingen in Hongarije onder te brengen als een excuus om oude en nieuwe vooroordelen te hanteren in een poging om zijn populariteit op te krikken.

    Analyse door Tilman M Ruster, Sozialistische Linkspartei (SLP, Oostenrijk)

    Van bij het begin was de wettelijke basis voor het referendum betwist. In 2015 hield de regering een referendum over de bouw van een nieuwe kerncentrale (in het kader van een deal met Rusland ter waarde van 10 miljard euro) tegen met het argument dat een referendum niet over internationale verdragen kan gaan. Dit referendum had nooit te maken met het steunen van een wet, het was een politiek manoeuvre.

    Het referendum strandde op ongeveer 6% van de noodzakelijke opkomst van de helft van de kiezers om rechtsgeldig te zijn. De berekeningen van Orban kloppen: hij lijkt te hebben gewonnen op zowel het binnenlandse als het internationale front. Maar dat is slechts één kant van het verhaal.

    Zowat iedereen die stemde, koos voor de regering en op die manier tegen de EU. Tijdens de campagne kwam de regering met het beeld van een internationale samenzwering vanuit Brussel tegen de Hongaarse natie. Vluchtelingen werden omschreven in termen van een ‘invasie’ met als doel om een ‘linkse agenda’ te steunen in Europa. Orban speelde in op de angst voor terrorisme en beweerde dat elke “migrant een risico op terrorisme” vormt.

    Het ‘conflict’ van Orban met de EU maakt het hem mogelijk om zich op te werpen als de verdediger van Hongarije om zo meer steun te krijgen. De kritiek van andere regeringen en EU-leiders op zijn beleid versterkt de samenzweringstheorie die onder zijn aanhangers leeft. De opkomst bij het referendum was erg laag, maar toch waren er meer dan een miljoen kiezers extra die de regering steunden in vergelijking met het aantal stemmen dat de regeringspartij Fidesz in de parlementsverkiezingen van april 2014 behaalde. De 55,1 miljoen euro aan publieke middelen voor deze campagne van haat, angst en leugens hielp natuurlijk om de steun te mobiliseren. De regering gebruikte meer dan een kwart van de 20.000 grote advertentieruimtes langs straten en pleinen om haar campagne te promoten onder de slogan “Zet de toekomst van Hongarije niet op het spel.” Een ironisch element dat Orban negeert, is dat de toekomst van Hongarije bedreigd wordt door een constant afnemend bevolkingscijfer: in 2011 viel het aantal Hongaren voor het eerst sinds 1960 terug onder de 10 miljoen. De afgelopen periode nam het aantal potentiële arbeidskrachten in het land jaarlijks met 40.000 tot 50.000 af.

    Voor Orban doet het er niet toe dat grote delen van de bevolking hem niet steunen en de corrupte regering haten. De tegenstand is immers amper georganiseerd. Er is geen reële oppositie tegen Fidesz. Hierdoor kan Orban zichzelf als overwinnaar voorstellen, zelfs indien zijn sociale basis zwak is en hij enkel overeind blijft door een gebrek aan actieve oppositie.

    Waar is de oppositie?

    De sterkste ‘oppositiepartij’ op dit ogenblik is het neofascistische Jobbik. Die partij heeft het moeilijk om zich te onderscheiden van Fidesz in discussies over vluchtelingen. Als de regering al een grensafsluiting bouwt, de politie, het leger en milities laat patrouilleren en vluchtelingen gevangen zet, kan extreemrechts niet veel meer eisen. Jobbik had dan ook weinig te winnen of te verliezen in dit referendum. Veel van de kiezers van Jobbik kozen ja, maar Jobbik zelf deed het referendum af als een ‘onverantwoordelijke’ poging om de populariteit van de regering op te krikken na enkele nederlagen in tussentijdse verkiezingen.

    De burgerlijke democratische oppositie onder leiding van de sociaaldemocratische partij MSZP riep op om zich te onthouden. Deze oppositie stelde dat deelname aan het referendum het ‘illegale’ manoeuvre van Orban enkel zou legitimeren. De aankondiging van het resultaat werd als een ‘overwinning’ gezien aangezien de meerderheid niet ging stemmen. Het is echter moeilijk in te schatten hoeveel mensen de oproep van de oppositie volgden. Zelfs het erg gepolariseerde en veel verregaandere referendum over EU-lidmaatschap in 2003 kende slechts een opkomst van 45,6%. Het is pas onder de regering van Fidesz dat een minimale opkomst van 50% is ingevoerd, vooral om het moeilijker te maken om het gevoerde beleid te betwisten. Alle referenda sindsdien bleven onder de drempel van een opkomst van 50%.

    De oproep tot onthouding kwam niet voort uit een sterke positie en het was geen duidelijk alternatief. De burgerlijke oppositie vreesde steun te verliezen met een campagne voor vluchtelingen en voor de EU. De afgelopen jaren werd geen alternatief geboden op het racisme van Fidesz waardoor veel kiezers van de burgerlijke oppositie eveneens tot racistische opvattingen verleid zijn, zelfs indien ze negatief staan tegenover de regering. Door het referendum af te doen als ‘illegaal’ koos de oppositie voor de gemakkelijkste uitweg. De belangrijkste motivatie was politieke lafheid. Het is overdreven om te zeggen dat de lage opkomst een overwinning is voor de oppositie, zelfs indien die opkomst de beperkingen van de steun voor de regering aantoont.

    Internationale effecten

    Internationaal wordt gesteld dat Orban in Hongarije zelf een overwinning boekte. Toen de Europese leiders en liberale politici in verschillende Europese landen het extreem strikte anti-vluchtelingenbeleid van Orban in 2015 bekritiseerden, waren er echter ook veel internationale politici die Orban steunden. De steun van politici voor het versterken van ‘Fort Europa’ is sindsdien enkel groter geworden. Zelfs landen die Hongarije officieel afdoen als ‘barbaars’ of erger hadden geen probleem met het akkoord tussen de EU en Turkije over de vluchtelingen. Dit akkoord komt erop neer dat vluchtelingen met geweld gestopt worden voor ze in de EU komen. Het is erg gelijkaardig aan het beleid dat Hongarije een jaar eerder begon. Diegenen die Orban nog steeds op hypocriete wijze aanvallen, staan zelf onder druk van extreemrechtse partijen. Zo probeert de Oostenrijkse kanselier Kern steun te halen met kritiek op het Hongaarse vluchtelingenbeleid, terwijl zijn eigen minister van buitenlandse zaken openlijk verklaarde fan te zijn van het Hongaarse beleid. Deze ‘taakverdeling’ is erop gericht om zowel de liberalen als de rechterzijde achter de Oostenrijkse regering te houden. Hetzelfde zien we in Duitsland met kanselier Merkel en haar Beierse medestander Seehofer en anderen.

    Diegenen die zich verzetten tegen de verdeling van vluchtelingen onder EU-landen, zoals door Duitsland voorgesteld wordt, verenigen zich achter Orban en zorgen ervoor dat zijn invloed groter is. Achteraf bekeken stellen veel commentatoren dat de koers van Merkel verkeerd was, terwijl Orban het steeds bij het rechte einde had. Wat deze commentatoren niet beseffen, is dat Hongarije de grenzen sloot in het belang van de Duitse regering die blij was dat een andere EU-lidstaat de rol van de ‘slechterik’ wilde spelen. Zodra mogelijk kozen de Duitse regering en andere EU-landen ervoor om Orban te volgen en vluchtelingen af te blokken met de politie en het leger. Dit gebeurde niet zozeer aan de eigen grenzen, maar langs de volledige Middellandse zee, in Afrika en in Turkije. Veel van de discussies over het vluchtelingenbeleid in Europa komt neer op populistische manoeuvres, in essentie zijn de Europese regeringen het eens over een racistisch beleid.

    De afgelopen jaren kende de Hongaarse regering heel wat conflicten met andere EU-lidstaten. De EU bekritiseerde Hongarije wegens het gebrek aan vakbondsrechten en inbreuken op de vrije media. Er waren mondelinge veroordelingen nadat Orban uithaalde naar de buitenlandse banken en bedrijven uit andere Europese landen. Hongarije beantwoordde de Europese druk met een tegendruk waarin het bijgestaan werd door andere landen zoals Rusland en China. De Europese kapitalisten vrezen dat ze hun greep op Hongarije verliezen indien er teveel nadruk wordt gelegd op de Europese regels van ‘vrije concurrentie.’ Na het referendum over de Brexit en de bijhorende crisis in de EU is het niet uitgesloten dat kleinere landen een grotere invloed proberen te verkrijgen. Door openlijk te dreigen met een Hongaarse exit uit de EU, wat Orban in de praktijk deed met het referendum, kan dit op korte termijn ook lukken.

    Weg met Orban!

    Orban mag dan al succesvol lijken, zijn regering is verre van stabiel. Fidesz is vooral bang van verzet door de werkende bevolking. De vakbondsleiders twijfelen nog steeds om een echte oppositie te mobiliseren tegen de harde besparingen, loonsverlagingen en aanvallen op de rechten van de werkenden. Maar recente strijdbewegingen in de gezondheidszorg, het openbaar vervoer of het onderwijs tonen het potentieel. Toen er grotere protestacties waren, zoals tegen de ‘internettaks’ of bij de studentenstakingen, was er een grote solidariteit onder de bevolking en werd de regering vrij snel tot onderhandelingen en toegevingen gedwongen.

    Het ontbreekt aan een kracht om de frustratie en woede op te nemen en om te zetten in een georganiseerde strijd. Om Orban en zijn beleid neer te halen, is er nood aan een nieuwe arbeiderspartij met een strijdbaar socialistisch programma. Dit zou meteen ook Jobbik stoppen en verzwakken. Zowel de vluchtelingen als de Roma die onder vuur liggen door het racisme van Fidesz, zijn geen vijanden van de Hongaarse werkenden maar hun bondgenoten in de gezamenlijke strijd voor jobs, degelijke lonen en betaalbare huisvesting. Solidariteit in strijd is de beste manier om het verdeel-en-heersbeleid van de heersende klasse te stoppen. Een algemene 24-urenstaking die de werkenden hun eigen kracht toont, zou een goede stap in die richting zijn.

    Uiteindelijk is het niet de hypocriete kritiek van de Europese liberalen of de corrupte Hongaarse burgerlijke oppositiepartijen die voor een alternatief zorgen op Orban, de EU en armoede. Het is de internationale arbeidersbeweging die met een democratische socialistische samenleving voor een alternatief kan zorgen.

     

  • 60 jaar geleden: Hongaarse opstand van 1956

    1956boedapestOp 30 oktober 1956 werd de terugtrekking van Russische troepen uit Hongarije officieel aangekondigd. De macht was in handen van de arbeidersklasse, maar zoals vaak in revolutionaire situaties greep de arbeidersklasse deze kans niet. Er was een mogelijkheid om de oude politici en hun gehate systeem aan de kant te schuiven, maar het momentum ging voorbij. De macht kwam in handen van andere krachten die evenmin bereid of in staat waren om de arbeidersstrijd tot een succesvolle revolutie te brengen.

    Artikel door Clare Doyle, oorspronkelijk verschenen in weekblad ‘The Socialist’ in 2006

    “Er was euforie. De mensen werden bijna gek. We voelden ons vrij, we konden zeggen wat we wilden.” “Het was fantastisch om mens te zijn en nog meer om Hongaar in Hongarije te zijn.” “We namen ons eigen lot in handen.” Dat is hoe veteranen in pakkende getuigenissen hun ervaringen van die oktoberdagen brachten in de BBC-documentaire ‘Our Revolution.’

    Maar op 4 november 1956 kwam er al een abruupt einde aan de dromen. De ‘tweede invasie’ door het Kremlin was gestart. Duizenden tanks en vliegtuigen werden ingezet voor een genadeloze operatie tegen alle grote steden.

    Revolutionaire strijders – zowel jongeren als ouderen – gingen in verzet. Ze wierpen barrikades op, schoten terug naar de vijand, gooiden met Molotov-cocktails, zetten de algemene staking verder en maakten zich op om de strijd tot het einde door te zetten. Er vielen meer dan 2.500 doden en tienduizenden mensen raakten gewond. Dat zijn officiële cijfers, wellicht lag de dodentol en het aantal gewonden een pak hoger. Bastions van de arbeidersklasse waren het eerste doelwit. Tienduizenden mensen werden dakloos.

    Het gebruik van een overweldigende troepenmacht werd gevolgd door een bewind van terreur en brutale repressailles tegen arbeiders en ‘vrijheidstrijders’ die de ‘misdaad’ begaan hadden om een revolutie te voeren.

    Algemene staking

    De opstandige algemene staking verspreidde zich nationaal als reactie op gewapende aanvallen op vreedzame betogingen vanaf 23 oktober. Er werden revolutionaire raden opgezet onder de werkenden, studenten, landbouwers en soldaten.

    De eisen van de opstand waren voor een volledige terugtrekking van de Sovjet troepen, voor democratische basisrechten en nieuwe verkiezingen zonder de heersende ‘Communistische’ partij. Er werd gezocht naar een manier om met de werkenden de controle te nemen over de werkplaatsen, de samenleving en de geplande staatseconomie.

    Journalist Bruce Renton van New Statesman legde het als volgt uit: “Niemand die tijdens de revolutie in Hongarije was, kon ontsnappen aan de overweldigende indruk dat de Hongaarse bevolking geen enkele wil of intentie had om naar het kapitalisme terug te keren.”

    De CIA begon kardinaal Mindszenty te promoten als potentiële leider om Hongarije naar het kapitalistische kamp over te halen. Ze gebruiken Radio Free Hungary als propagandamiddel om de steun voor de kardinaal op te voeren. Dit had echter weinig succes.

    Binnen de week stortte de op de politie gebaseerde Hongaarse staatsmachine in elkaar. De Russische bezettingsmacht werd overgewonnen of geneutraliseerd en de officiële regering hing in de touwen. Partijleiders kwamen en gingen alsof het om speelgoedsoldaatjes ging.

    Met een revolutionaire partij aan het hoofd, had de machtige arbeidersbeweging in Hongarije in oktober 1956 ongetwijfeld de macht kunnen nemen. Maar dit was “de minst georganiseerde revolutie uit de geschiedenis.” “Er waren geen leiders of honderden leiders,” aldus een veteraan achteraf.

    Enkele honderden revolutionaire kaders hadden de nodige krachten kunnen verzamelen om alle eindjes aan elkaar te knopen in een sterke centrale leiding om de beweging tot een overwinning te brengen. Het was pas op het laatste moment dat er via de radio een wanhopige oproep kwam aan de werkenden van de rest van de wereld om de Hongaarse revolutie te steunen. Er kwamen oproepen aan de Verenigde Naties, maar deze vielen in dovemansoren bij de verzamelde vertegenwoordigers van het imperialisme aan de ene kant van de ‘Koude Oorlog’ en de vertegenwoordigers van de stalinistische bureaucratieën langs de andere kant.

    Aan beide kanten van de ‘Koude Oorlog’ was men bevreesd voor de gevolgen van een geslaagde machtsovername van de arbeiders in Hongarije. Het klassenbewind van de kapitalisten zou betwist worden na het Hongaarse voorbeeld en de dagen van de éénpartijdictaturen in de bureaucratisch geplande economieën zouden geteld zijn.

    De stalinisten waren wereldwijd doodsbang van de arbeiders die hen aan de kant zouden schuiven. De angst beperkte zich niet enkel tot gehate dictators zoals Ceaucescu in Roemenië of Enver Hoxha in Albanië maar ook Mao Tse Toeng in China en de zogenaamde ‘dissident’ Tito in Joegoslavië keken angstig naar Hongarije.

    Ze steunden allemaal de Russische leider Chroetsjov toen die besloot om de Hongaarse arbeidersrevolutie bloedig in de kiem te smoren. Het overleven van hun eigen éénpartijstelsel was immers de inzet.

    Er zijn onvermijdelijk veel onzekerheden, veel hypothesen over wat had kunnen zijn bij een ander verloop van de gebeurtenissen in Hongarije 1956. Recente mediaberichtgeving maakte bovendien duidelijk hoe de geschiedenis achteraf totaal anders voorgesteld wordt, niet alleen door waarnemers van buitenaf maar zelfs door deelnemers aan de gebeurtenissen.

    De meesten erkennen dat de revolutie socialistische doelstellingen had. Maar na het ineenstorten en verdwijnen van het stalinisme in Oost-Europa denken ze misschien dat onmogelijke eisen werden nagestreefd. De gevestigde media proberen er ondertussen alles aan te doen om de idealen waarvoor zoveel Hongaren bereid waren te sterven aan de kant te schuiven.

    Bij de West-Europese ‘communisten’ werd de Russische invasie goedgepraat en verdedigd. Maar voor velen vormde het een laatste druppel die de emmer deed overlopen waarna ze de Communistische Partij verlieten.

    Kapitalistische politici in Hongarije en elders maakten van de verjaardag van de opstand gebruik om de werkenden te herinneren aan het ‘kwade’ van het communisme waarbij ze zichzelf op hypocriete wijze voordoen als ‘vrijheidstrijders.’ De revolutionairen die die het Sovjet-logo uit de nationale vlag scheurden, keerden zich niet tegen het communisme en het socialisme maar tegen die buitenlandse heersers. De revolutionairen van 1956 wilden het staatsbezit en de planning behouden.

    Vlaggen

    Bij de 50ste verjaardag van de Hongaarse opstand in 2006 trokken jongeren in Boedapest de straten om met vlaggen met een gat in het midden. Ze vielen een radiostudio binnen. Dit heeft niets gemeen met de heldhaftige gebeurtenissen van 1956. De jongeren van 2006 keerden zich niet alleen tegen totalitarisme maar tegen alle vormen van socialisme. Er waren heel wat rechtse activisten en zelfs extreemrechtse militanten bij betrokken.

    Er is dringend nood aan een partij in Hongarije die de waarheid over de revolutie van 1956 zegt en die een programma van socialistische eisen naar voor brengt om de woede te kanaliseren en te organiseren tegenover de slechter wordende economische en sociale situatie. Protestacties tegen de ‘socialistische’ premier Gyurcsany geven aan dat deze voormalige ‘communistische’ jeugdleider die miljonair werd in het proces van privatiseringen in de jaren 1990 gehaat wordt. Zijn Hongaarse Socialistische Partij is openlijk pro-kapitalistisch en neoliberaal. Dit is een partij die rechtstreeks afstampt van de partij waartegen de revolutie in 1956 gericht was. Het is dezelfde partij die vrijwillig de weg van de kapitalistische markt koos.

    In 1989-90 kon je opgepakt worden als je de contrarevolutie geen revolutie noemde. Het is begrijpelijk dat veel Hongaren niet geïnteresseerd zijn in herdenkingen die door deze hypocrieten georganiseerd worden. De herdenkingen van 1956 bij de 50ste verjaardag maakten duidelijk dat er geen sprake is van verzoening en dat de oude wonden verre van geheeld zijn.

    Socialisten in Hongarije en de rest van de wereld moeten lessen trekken uit de gebeurtenissen van 1956. Miljoenen Hongaarse werkenden kwamen in opstand en probeerden, zoals destijds bij de Parijse Commune, om “de hemel te bestormen.” Ze toonden dat een massale beweging voor socialistische verandering mogelijk is en de macht in de handen van de arbeidersklasse kan leggen, zelfs indien dit potentieel in 1956 niet werd gerealiseerd.

     

    Wie een uitgebreider dossier over Hongarije 1956 wil lezen, raden we dit Engelstalig artikel van Clare Doyle aan: “Hungary ’56. The truth behind the tragedy.”  

  • Hongarije: rechtse regime roept ‘noodtoestand’ uit

    hongarijeVluchtelingen zijn bang van Hongarije. Wie in dit land het grondgebied van de EU betreedt en asiel aanvraagt als onderdeel van het akkoord van Dublin heeft alle redenen om het ergste te vrezen. Vluchtelingen worden in kooien vastgehouden, medische zorgen worden hen ontzegd, toegang tot juridische ondersteuning is er evenmin en er is zelfs een tekort aan voldoende voedsel. Sommigen zeggen dat ze geslagen en beroofd worden door e politie. Dit is al jarenlang het geval, maar toch blijft de EU naar Hongarije verwijzen als een “veilige staat” voor vluchtelingen. De situatie in vluchtelingenkampen in Italië, Spanje of Griekenland is eveneens rampzalig. Hongarije is steeds minder de uitzondering, het wordt de regel voor het vluchtelingenbeleid in de EU.

    Artikel door Tilman M. Ruster, SLP (CWI Oostenrijk)

    Wat er nu gebeurt, is bijzonder erg. Langs de grens tussen Servië en Hongarije worden vluchtelingen opgepakt. Ze worden zonder dak boven hun hoofd vastgehouden, zonder sanitaire voorzieningen en zonder voldoende voedsel. Het enige waar de Hongaarse staat wel in voorziet, is in politieagenten met honden. Met brute kracht wil de overheid vluchtelingen stoppen.

    Wat er aan voedsel, medicatie, tenten, … is, werd bezorgd door vrijwilligers en NGO’s die daarbij vooral op tegenkanting van de veiligheidsdiensten botsen. De horror van de kampen langs de Noord-Afrikaanse kust krijgt navolging binnen de EU. Wie de hel van de burgeroorlog in Syrië en Irak, het geweld van de Taliban in Afghanistan en Pakistan, of de conflicten in Afrika ontvlucht, wordt geconfronteerd met een vreselijk grensregime van de EU.

    Het wordt erger

    Sinds 15 september is er een noodtoestand in Hongarije. De leider van de rechtse partij Fidesz, premier Viktor Orban, kondigde aan dat dit nodig was om “de grenzen te beschermen.” Hij besliste tot enkele harde maatregelen: het leger wordt ingezet aan de grenzen en het geweld tegen vluchtelingen wordt opgevoerd. Het leger wordt uitgebreid. Er wordt een hekken gebouwd aan de grens met Servië. Aan de grenzen met Roemenië en Kroatië, twee EU-lidstaten, wil Orban ‘transitzones’ aanleggen, een stuk grond dat niet tot een natiestaat behoort. Het is slechts een kwestie van tijd vooraleer ook daar hekkens verschijnen. In deze transitzones en langs de grens met Servië worden vluchtelingen opgepakt. Het zijn vooral zones zonder rechten.

    Wat is het antwoord van de EU hierop? Toen Orban van een Europese top over de vluchtelingencrisis terugkwam, stelde hij dat Schultz en co zijn maatregelen niet goed vinden maar er geen alternatief op hebben. Voor Orban is dit geen vluchtelingencrisis, het is een invasie door migranten die uit zijn op de rijkdom van Europa. Hij stelt dat de nieuwkomers niet in kampen in Italië, Griekenland of Hongarije willen blijven, maar naar de rijkere Europese staten doortrekken.

    Onder druk van de neofascistische oppositie van Jobbik gaat Orban helemaal mee in campagnes tegen de vluchtelingen. Ze zouden niet alleen ziektes verspreiden, maar ook een dreiging van islamitisch geweld. Ze kunnen “Hongarije bezetten of het communisme invoeren”, stelde hij in een interview. De campagne tegen vluchtelingen wordt gekoppeld met haat tegen de Roma in het land. Volgens Orban kunnen er geen extra vluchtelingen bij omdat er al genoeg problemen zijn met Roma.

    Antikapitalistisch?

    De propaganda van Orban is gebaseerd op het idee dat Hongarije een “belegerd fort” is. Zijn verkiezingscampagne was gebaseerd op racisme en nationaal verzet tegen de EU en de trojka. In 2008 ging de vorige regering met sociaaldemocraten akkoord met de besparingen die volgden op de internationale crisis. Hongarije werd hard getroffen door die crisis. De dictatuur van de trojka (EU, ECB en IMF) eiste net als in ander elanden dat de reeds zwakke sociale zekerheid verder werd afgebouwd.

    Orban werd verkozen met een sterke retoriek tegen de trojka en de gehate sociaaldemocraten. Hij zette de trojka effectief aan de deur, maar ging zelf verder met hetzelfde beleid. Alleen deed hij dit voorzichtiger. Ook de banken en grote bedrijven werden aangepakt, naast een afbouw van de publieke sector en belastingverhogingen voor de gewone bevolking. Hij probeerde enkel buitenlands kapitaal te raken, zeker in de banksector (waar Oostenrijkse banken goed zijn voor een marktaandeel van 60%). Hongarije was het enige Europese land dat een taks op financiële transacties invoerde. Het dwong de banken ook tot een ander beleid inzake hypotheken voor woningen, voorheen waren meer dan 100.000 gezinnen met een uithuiszetting bedreigd. Het doel van Orban is om het kapitalisme te redden, maar hij stelt zich toch graag voor als iemand die tegen de banken en grote bedrijven ingaat.

    Het buitenlandse kapitaal begint zich uit Hongarije terug te trekken. Een deel van de Hongaarse burgerij die Fidesz steunt, kan daar voordeel uit halen. Fidesz beslist nu wie er contracten van de overheid krijgt en de partij kan jobs uitdelen. Er is heel veel corruptie en de mensen zijn zich daar bewust van. Maar de oppositiepartijen kennen hun eigen schandalen. Bovendien staat het gerecht aan de kant van Orban. Eigenlijk voert Orban een groot deel van het beleid van zijn voorgangers uit.

    Zolang Hongarije de schulden afbetaalt, gaan de EU en IMF niet in tegen de maatregelen van Orban. Als ze Orban in woorden aanvallen, helpt dit zijn propaganda over het ‘belegerde fort Hongarije’. Volgens sommigen klinkt deze propaganda als een grote samenzwering tegen Hongarije. Daarbij zijn antisemitische opmerkingen nooit veraf.

    Wie steunt deze regering?

    De macht van Orban is op drie pijlers gebaseerd: de vestiging van een autoritair bewind, het tegen elkaar uitspelen van de verschillende imperialistische machten en, vooral, het falen van de oppositie om een alternatief uit te bouwen en effectief verzet te organiseren.

    In de gevestigde media is er veel te doen over de beperkingen van de mediavrijheid in het land. Er zijn ook hervormingen van de grondwet en van de kieswetgeving, naast aanvallen op andere terreinen zoals het culturele. Fidesz houdt op alle domeinen de touwtjes stevig in handen. De regering richt zich nu sterk tegen de vakbonden en tegen de rechten van de arbeidersbeweging. Elke staking moet eerst goedgekeurd worden door een rechtbank. De rechtbanken zijn de regering gunstig gezind en weigeren toelating te geven aan stakingen. Nieuwe flexibele arbeidscontracten ondermijnen het reeds erg laag minimumloon. In theorie moet de werkgever de ledenbijdragen van zijn werknemers rechtstreeks aan de vakbonden betalen, maar weinig werkenden durven hun werkgevers vragen om dit effectief te doen. Het maakt dat het lidmaatschap van de vakbonden sterk achteruit gaat. Onder de ambtenaren en in de veiligheidssector verloren de vakbonden al hun rechten.

    Nu de noodtoestand is uitgeroepen als gevolg van de vluchtelingencrisis, zal het er ongetwijfeld nog erger op worden. Sommige wetten zijn gericht op het uithollen van rechten. Tot voor kort kon het leger niet in Hongarije zelf ingezet worden, nu kan het leger overal in het land optreden. Mogelijk zullen soldaten in de toekomst ook tegen sociale bewegingen ingezet worden. Het maakt dat de regering minder afhankelijk is van de politie. Lage lonen en aanvallen op de pensioenen zorgen ervoor zorgen dat de politie minder betrouwbaar is voor het regime. Wetten tegen het aanbieden van hulp aan vluchtelingen zijn zodanig vaag dat zelfs het geven van een fles water aan een vluchteling kan leiden tot een jarenlange gevangenisstraf. Het zet de deur open voor meer repressie tegen elke vorm van georganiseerd verzet.

    Toen Orban onder vuur lag omdat hij Europese regels overtrad door antidemocratische wetten in te voeren of, wat de heersende klasse veel erger vindt, door kapitalisten van andere Europese lidstaten uit de Hongaarse markt te weren, antwoordde hij steeds met een dreigement aan Brussel: “We hebben een alternatief.” Orban zoekt de steun van machten buiten de EU om minder afhankelijk te zijn van de grote Europese landen. Er zijn infrastructuurleningen uit China naast nucleaire technologie uit Rusland en recent werd ook de samenwerking met Turkije opgevoerd. Dit zet de EU onder druk om toegevingen te doen teneinde Hongarije in de invloedssfeer van de EU te houden. Er worden miljoenen euro aan subsidies voor landbouw en andere sectoren gegeven. Internationale conflicten tussen de grootmachten helpen Orban bij zijn evenwichtsoefening. Maar dit kan niet blijven duren, het evenwicht van Orban op internationaal vlak is bijzonder fragiel.

    De vluchtelingencrisis geeft aan wat de rol van Orban is voor de EU. Merkel wordt gezien als de ‘moeder van de vluchtelingen’, maar ze is vooral de moeder van de hypocrisie. Merkel is een van de belangrijkste architecten van de Europese grenspolitiek waarbij lidstaten met buitengrenzen optreden als de grenswachters van de EU. Ondanks de harde woorden over Hongarije in de Duitse en Oostenrijkse media, mogen we niet vergeten dat Orban en co slechts optreden als de uitvoerders van Dublin III. De korte periode waarin Merkel de grenzen open zette, was niet gericht op het afschaffen van Dublin III, maar net op het redden ervan. Het latere sluiten van de Oostenrijks-Duitse grens bevestigt dit. De repressie tegen vluchtelingen in Hongarije is een bijkomende drempel om naar Europa te komen, zodat enkel de ‘economisch nuttige’ vluchtelingen binnen gelaten worden. Als Orban het leger naar de grens stuurt, is dit onderdeel van het EU-beleid.

    De belangrijkste reden waarom het kaartenhuisje van Orban nog niet in elkaar gestort is, moet bij het gebrek aan alternatief gezocht worden. Zelfs nu de regering duidelijk niet in staat is om de vluchtelingencrisis onder controle te krijgen (met een miljoen euro voor een grenshekken, terwijl de humanitaire ramp zich tot het stadscentrum van Boedapest uitbreidt) en verschillende ministers ontslag moesten nemen, blijft Fidesz de peilingen aanvoeren. De rechtse partij verliest bijna uitsluitend aan Jobbik en aan de groeiende groep die niet meer gaat stemmen. Jobbik organiseert milities tegen vluchtelingen en sympathisanten van vluchtelingen. De partij beweert 60.000 militanten op die manier te organiseren. “Jobbik handelt waar Fidesz het bij woorden houdt”, denken 19% van de kiezers. De antisemitische opmerkingen vanuit de regering werden door Jobbik vertaald als een “samenzwering van buitenlanders”, waarmee ze de joden bedoelen. Fidesz haalt uit naar Roma, Jobbik organiseert gewelddadige pogroms.

    Zowat 40% van de kiezers namen niet deel aan de laatste verkiezingen. Dat komt vooral door het gebrek aan een alternatief. Egütt (Samen), een links project dat gesteund werd door delen van de Hongaarse vakbonden, schoof nog voor de verkiezingen naar rechts op en werd een electorale alliantie geleid door de voormalige premier Gordon Bajnai. Die haalde de trojka naar Hongarije. Zijn “verkiezingsbeloften” bestonden erin dat hij hetzelfde opnieuw zou doen. In de verkiezingen van 2014 was de keuze van de Hongaren beperkt tot de vrijheid om te bepalen wie de besparingen zou doorvoeren en of Orban dan wel de trojka de democratische rechten zou uithollen. Veel Hongaren besloten dan ook om niet te stemmen. De tweede grootste groep koos voor Orban en Fidesz, gevolgd door de groep die voor Jobbik stemde.

    Wat nu?

    De rampzalige situatie voor vluchtelingen en de toenemende ellende onder de Hongaarse bevolking schreeuwt om een oplossing. Het is logisch dat het verdwijnen van de regering onderdeel is van de oplossing. Maar hoe kan dit en wat erna?

    Orban is de vertegenwoordiger van de Hongaarse burgerij. Het is zijn job om de burgerij te beschermen, zowel tegen andere kapitalisten als tegen de werkenden en jongeren in Hongarije. Er is nood aan een heropbouw van de Hongaarse arbeidersbeweging. De vakbonden stemden in de praktijk in met de besparingen en aanvallen op democratische rechten. In het materiaal dat we met de linkse socialisten in Hongarije verspreiden, wijzen we op de nood aan de voorbereiding op een 24-urenstaking waarmee het verzet wordt georganiseerd en de arbeidersbeweging verenigd. Er is niet veel nodig om de instabiele regering ten val te brengen, de steun voor de regering is immers beperkt en bovendien is de regering internationaal geïsoleerd.

    Er is nood aan een beweging die bereid is in te gaan tegen de besparingen en die actief opkomt voor vooruitgang voor de werkende bevolking en voor democratische rechten als onderdeel van de strijd tegen het kapitalisme. Griekenland toont dat de trojka geen alternatief vormt op Orban, er is onder het kapitalisme geen alternatief. Om het systeem in stand te houden, betaalt Orban alle publieke schulden terug. Dit ondermijnt de levensstandaard van de Hongaarse bevolking. Andere politici denken dat Hongarije een soort kolonie van Duitsland moet worden om economische groei te kennen.

    Hongarije heeft nood aan een socialistische economie die zich niet richt op de winsten van het establishment, los van de vraag of dat nu Hongaarse of buitenlandse kapitalisten zijn, maar op de behoeften van de overgrote meerderheid van de bevolking. Dit is enkel mogelijk als de werkenden zelf democratisch beslissen hoe ze de economie beheren.

    Er is nood aan een nieuwe arbeiderspartij om een alternatief naar voor te brengen en massaal verzet te organiseren. Een 24-urenstaking kan aanleiding geven tot het opzetten van zo’n partij, zeker indien het gepaard gaat met het opnemen van eisen rond vluchtelingenrechtenn, persvrijheid, tegen de controle op internet, verzet tegen uithuiszettingen, … De belangen van de vluchtelingen worden nu uitgespeeld tegen die van de lokale bevolking. Maar veel problemen, zoals betaalbare huisvesting en werk, zijn er voor zowel vluchtelingen als lokale mensen. In plaats van ons tegen elkaar te laten uitspelen, moeten we samen strijden. Dit geldt ook voor de zowat 200.000 Roma die tot de armste lagen van de bevolking behoren.

    De burgerlijke regeringen zijn niet in staat om te antwoorden op de redenen waarom mensen vluchten. Daarvoor is het immers nodig dat onder meer een einde wordt gesteld aan wapenexport, dat kapitalisten die voordeel halen uit pakweg oliehandel met ISIS gestraft worden, dat multinationals niet langer de Afrikaanse grondstoffen plunderen en de werkenden uitbuiten. Om het vluchtelingenprobleem op te lossen, moeten we ingaan tegen de kapitalisten. Dat zal niet gebeuren door politici die net als marionet van die kapitalisten handelen. Het kapitalisme leidt tot oorlog en ellende, het kapitalisme zorgt ervoor dat miljoenen mensen oorlog en armoede ontvluchten. Laat ons daar een einde aan maken.

  • Hongarije. Afwezigheid van links laat ruimte voor neofascisten

    Artikel door Sonja Grusch en Tilman M. Ruster naar aanleiding van de Hongaarse parlementsverkiezingen van 6 april. We publiceren dit nu in het kader van de Europese verkiezingen waarin Jobbik volgens peilingen tot 25% kan halen.

    Drie dagen voor de recente parlementsverkiezingen in Hongarije was er in de hoofdstad Boedapest een ‘Alter Summit’ waar werd gediscussieerd over de dreiging van extreemrechts in Europa. Het evenement toonde het falen van de Hongaarse linkerzijde om een alternatief naar voor te schuiven op de rechtse Fidesz-partij en het neofascistische Jobbik.

    Het was een bijeenkomst van voornamelijk oudere mannen die in erg algemene termen spraken over het gevaar van de groei van extreemrechts. Het ontbrak aan een concrete strategie om de strijd aan te gaan. Onder het beperkte aantal Hongaarse deelnemers waren er ook aanhangers van Kormanyvaltas (‘Verandering van regering’, een electorale alliantie van vijf partijen of lijsten die allen voortkwamen uit afsplitsingen en fusies van verschillende organisaties). Hun enige argument was dat het nodig is om de rechtse premier Orbán aan de kant te schuiven.

    Dat is ongetwijfeld erg belangrijk. Maar Kormanyvaltas is een alliantie die gedomineerd wordt door de MSzP, de sociaaldemocratische partij die enkele van de meest gehate voormalige premiers leverde. Er gaat geen enkele aantrekkingskracht van uit voor die lagen die echt willen strijden tegen extreemrechts en tegen neofascisten, alsook tegen de erger wordende sociale situatie in Hongarije.

    Nog tijdens de verkiezingscampagne kreeg de MSzP af te rekenen met een enorm corruptieschandaal. Het was een regering onder leiding van de MSzP die de trojka naar het land haalde. De maatregelen van de MSzP en de trojka waren de belangrijkste redenen waarom Orbán in 2010 terug aan de macht kon komen, waarna de trojka aan de deur werd gezet.

    Gemengde resultaten

    Het resultaat van de verkiezingen is dan ook niet verwonderlijk. Met 44,5% van de stemmen haalt Fidesz, de partij van Orban, een tweederdemeerderheid in het parlement. Het neofascistische Jobbik haalt ongeveer 20,5%. Kormanyvaltas haalt 26% en het groene LMP doet haar intrede in het parlement met 5%.

    Op het eerste gezicht is dit geen positief resultaat. Maar er zijn belangrijke details die een nadere analyse vergen. Zo verloor Fidesz ongeveer een kwart van zijn stemmen (600.000) in vergelijking met de vorige verkiezingen. Het verlies is nog erger als rekening wordt gehouden met het feit dat Hongaarse minderheidsgroepen in buurlanden voor het eerst mochten stemmen en massaal (95%) voor Fidesz kozen. Zonder deze nieuwe kiezers zou het verlies van Fidesz nog groter geweest zijn.

    Een reeks besparingsmaatregelen en breed verspreide corruptie zijn de belangrijkste redenen voor de achteruitgang van Fidesz. Een kleine kliek rond Orbán werpt zich op als een nieuwe oligarchie. Zijn vroegere studievrienden van aan de universiteit krijgen alle lucratieve overheidscontracten en verdienen er miljoenen mee. Orbán heeft zelf nooit een andere job gehad dan die van politicus. Maar hij bouwt nu wel op eigen kosten een voetbalstadion voor 35.000 supporters en een kleine luchthaven in zijn dorp van afkomst (met ongeveer 3.000 inwoners).

    Orbán werd verkozen met 44,5% van de stemmen, maar slechts 61% van de kiezers nam deel aan de stemming. Met alle veranderingen in het kiesstelsel betekent dit dat minder dan 30% van alle kiezers volstaan om aan een tweederdemeerderheid in het parlement te komen. Een groot aantal Hongaren stemt niet meer of niet voor de bestaande grote partijen.

    Een ander belangrijk element bij deze verkiezingen is de 20,5% (bijna een miljoen stemmen!) voor het neofascistische Jobbik. Dat is een antisemitische en racistische partij die de ‘Nieuwe Hongaarse Garde’ organiseert, een paramilitaire groepering. Jobbik heeft een sterke steun onder jonge hoogopgeleiden. De partij kwam in de hoofdstad Boedapest bewust met een vrouwelijke kandidaat, waarbij het zich in de stad minder agressief probeerde voor te stellen in vergelijking met het profiel van de partij op het platteland.

    Jobbik is een neofascistische partij, maar dit betekent niet dat alle kiezers ervan fascisten zijn. De partij slaagt erin om zich voor te doen als het enige echte alternatief dat de sociale problemen niet alleen in het parlement maar ook op straat opneemt. Zolang er geen links alternatief is, kan Jobbik daarmee weg geraken.

    Orbán zal aanvallen verderzetten

    Orbán heeft niet alleen het kiessysteem veranderd om aan de macht te kunnen blijven, hij heeft ook de werkenden en de vakbondsrechten aangepakt. Hij probeert zijn pro-kapitalistische beleid (met bijvoorbeeld de invoering van een vlaktaks) te verstoppen onder een antibuitenland-retoriek. Zoals in andere landen wordt creatief omgesprongen met de werkloosheidscijfers om die laag te houden. Het feit is echter dat de rijken rijker worden, terwijl werkloosheid, inflatie en schulden toenemen. Steeds meer jongeren kijken uit naar een toekomst in het buitenland.

    De aanvallen op de vakbondsrechten zijn tot op zekere hoogte een test voor andere burgerlijke politici. Na de Hongaarse verkiezingen werd de overwinning van Orbán gevierd door zijn collega’s van de Europese Volkspartij (EVP, waartoe CD&V en CDH behoren). Zij prezen hem omdat hij “de waarheid zegt” en omdat hij “de enige politicus is die Hongarije kan besturen en de juiste beslissingen kan nemen.”

    Dit geeft meteen aan dat de zogenaamde maatregelen tegen buitenlandse bedrijven (in het bijzonder Europese banken) de burgerij niet bepaald afschrikken en dat diezelfde burgerij zeker geen probleem heeft met de aanvallen op democratische basisrechten. Ze willen de controle over Hongarije behouden. Met zijn economische akkoorden met verschillende landen probeert Orbán te balanceren tussen de imperialistische machten.

    Enerzijds neemt hij miljoenen aan EU-subsidies aan, maar anderzijds zijn er ook miljardenleningen uit China en Rusland. Zoals we zien in Oekraïne is het mogelijk dat verschillende imperialistische landen Hongarije aan hun kant willen krijgen doorheen een opbod aan geld en zakelijke akkoorden. De gebeurtenissen in Oekraïne tonen echter ook aan hoe gevaarlijk dit kan zijn voor een klein land als Hongarije.

    De recente verkiezingen brengen geen fundamentele verandering in Hongarije. Het belangrijkste probleem blijft een gebrek aan een georganiseerde socialistische kracht die de woede van de werkende bevolking en de armen in een positieve richting kan sturen.

    Nood aan onafhankelijke arbeiderskracht

    Eerder linkse projecten hebben min of meer gefaald. Zo was er Milla of het meer op de arbeidersbeweging gerichte Szolidaritas. Nu namen beiden deel aan Kormanyvaltas. Szolidaritas kon een tijdje de rol van een mogelijke aanzet tot een nieuwe arbeiderspartij spelen. Maar de partijleiders gingen liever een alliantie aan met de vroegere MSzP-premier Bajnai en zijn alliantie ‘Samen 2014’, dat nu deel is van Kormanyvaltas.

    De linkse krachten in Hongarije hebben jammer genoeg geen programma, strategie of perspectieven. Het maakt dat ze zwak en weinig slagkrachtig zijn. Ze zullen niet in staat zijn om een nieuwe beweging uit te bouwen die in staat is om tot ernstige verandering te komen. In de periode na de verkiezingen zullen er snel nieuwe besparingen komen, de zwakte van links moet dan ook snel overkomen worden.

    De erger wordende inflatie en de stijgende prijzen voor olie en energie zijn de grootste problemen voor de Hongaarse economie. Nu al leeft een derde van Hongaren onder de armoedegrens. De jongeren, zeker die met een diploma, verlaten het land op zoek naar werk.

    We mogen ons niet laten leiden door frustratie. De gebeurtenissen in Oekraïne en Bosnië tonen aan hoe snel een situatie kan veranderen. De vraag is in welke richting er verandering zal komen. De miljoenen mensen die bij deze verkiezingen niet stemden – de sterkste ‘partij’ – vertegenwoordigen een massale potentiële kracht in de komende periode.

    De werkenden zijn woedend over de arbeidsvoorwaarden die aan slavenarbeid doen denken, de jongeren vechten voor een toekomst, de Roma willen gelijke rechten en willen ingaan tegen het gewelddadige racisme van zowel Jobbik als Fidesz. Al deze krachten kunnen en zullen deel uitmaken van het toekomstige protest dat zowel de rechterzijde als de neofascisten van het toneel kan verdrijven.

    Maar het zal voor toekomstige bewegingen niet volstaan om zich te beperken tot democratische rechten, hoe belangrijk die ook zijn. Ze moeten de dringende sociale thema’s opnemen en zich duidelijk aan de kant van de werkende bevolking plaatsen. De andere weg – van een in theorie brede alliantie van ‘progressieve’ krachten – werd uitgetest en heeft gefaald. Deze fout mogen de nieuwe socialistische krachten in de toekomst niet opnieuw maken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop