Your cart is currently empty!
Tag: Fred Hampton
-
Filmrecensie: Judas and the Black Messiah

Door Eljeer Hawkins, Socialist Alternative (ISA in de VS)
“De grote revolutionairen werden bij hun leven voortdurend vervolgd door de onderdrukkende klassen, die hun leer met de ruwste kwaadaardigheid, de woedendste haat en een teugelloze leugen- en lastercampagne bejegenden. Na hun dood worden pogingen gedaan hen in onschadelijke afgodsbeeldjes te veranderen, hen als het ware heilig te verklaren en hun naam een zekere wijding te verlenen tot ‘vertroosting’ van de onderdrukte klassen en om hen daarmee beet te nemen, terwijl hun revolutionaire leer van haar inhoud en van haar revolutionaire scherpte wordt ontdaan en wordt gevulgariseerd.” (Lenin in ‘Staat en Revolutie’)
Twee jaar geleden herdachten we de 50ste verjaardag van de moord op Fred Hampton, plaatsvervangend voorzitter van de Black Panther Party (BPP) uit Illinois, en Mark Clark, lid van de Black Panther Party uit Peoria, Illinois. Ze werden vermoord door J. Edgar Hoover, directeur van het Federal Bureau of Investigations (FBI), de politie van Chicago en de Racial Matters Squad van het FBI-kantoor van Chicago.
Shaka King maakte een film over Fred Hampton: Black Messiah. De film laat een nieuwe generatie van activisten en gewone werkende mensen en jongeren kennis maken met deze belangrijke geschiedenis van de zwarte bevrijdingsbeweging en de reactie van het kapitalisme en het institutionele racisme. Na de grote Black Lives Matter protesten van afgelopen zomer, na de moord op George Floyd, is dit des te belangrijker.
De gewelddadige en destructieve reactie van de staatsmacht tegen de BPP, en specifiek tegen Hampton voor zijn rol in het smeden van een verenigde arbeiders- en jongerenbeweging, komt aan bod in deze film. Het beschrijft de vorming van de multi-raciale Regenboogcoalitie die zou opkomen tegen oorlog, armoede, politiegeweld en racisme – aangevoerd onder leiding van Fred Hampton. Welke lessen kunnen we op dit moment van kapitalistische crisis, met een ontluikend nieuw antikapitalistisch en socialistisch bewustzijn, waarin zwarte levens nog steeds worden weggegooid, en met een crisis van revolutionaire organisatie en leiderschap, trekken uit deze Hollywood-productie over het leven en de erfenis van Fred Hampton, Mark Clark en de BPP?
Het maken van ‘Judas and The Black Messiah’
In de eerste plaats verdient het onvermoeibare werk en de opoffering van Fred Hampton’s vrouw, Akua Njera, voorheen Deborah Johnson, en hun zoon, Fred Hampton Jr. alle lof. Akua Njera is één van de zeven overlevenden van de aanval van de ordehandhavers op 4 december 1969. De twee speelden een rol als creatieve adviseurs bij de film.
Zij hebben de erfenis van Fred Hampton levend gehouden door het huis van de Hamptons te redden en te gebruiken als museum en educatief centrum. Fred Hampton Jr. is verder gegaan als voorzitter van de Black Panther Party Cubs.
Het idee om de film te maken bestond al enkele jaren voordat Warner Bros. het oppikte. De productie is in handen van de veelgeprezen regisseur Ryan Coogler van Fruitvale Station en MCU/Disney’s Black Panther. Het scenario werd geschreven door Shaka King en Will Berson, het verhaal werd ontwikkeld door King en Berson samen met de tweelingbroers Kenny en Keith Lucas.
Het oorspronkelijke idee van de Lucas Brothers, dat aan Shaka King werd voorgesteld, was een zwarte versie van legendarische film van Martin Scorsese uit 2006, The Departed met Leonardo DiCaprio in de hoofdrol. The Departed draait om de infiltratie van een undercoveragent in de maffia van Boston, Massachusetts, die het vertrouwen van de misdaadbaas wint.
Het concept van de Lucas Brothers is problematisch, omdat dit het politieke werk en de levens van Fred Hampton, Mark Clark en de BPP-leden tot een klassiek Hollywood-misdaadverhaal maakt dat de echte strijd tegen racisme en kapitalisme van zijn politieke inhoud en context kan ontdoen.
De film wordt grotendeels verteld vanuit het oogpunt van William O’Neal (gespeeld door LaKeith Stanfield), een 17-jarige autodief en imitator van een FBI-agent, die in één van de eerste scènes van de film wordt opgepakt na het stelen van een auto. Stanfield, die 12 jaar ouder is dan het personage dat hij speelt, probeert een getroebleerde, verwarde en stuurloze jonge zwarte man over te brengen die op zoek is naar economische stabiliteit, macht, erbij horen en een gevoel van eigenwaarde.
Bij zijn arrestatie wordt hem verteld dat hij, als hij wordt aangeklaagd, een paar jaar in de gevangenis zal doorbrengen. O’Neal wordt dan benaderd door speciaal agent Roy Martin Mitchell (gespeeld door Jesse Plemons) van de FBI in Chicago, die O’Neal een aantal vragen stelt over Malcolm X en Dr.King om te zien hoe hij denkt over de strijd tegen het racisme. Mitchell biedt O’Neal een kans om zichzelf te redden van vervolging als hij zich aansluit bij de Black Panther Party van Chicago en in de buurt komt van voorzitter Fred Hampton.
O’Neal gaat Mitchell zien als een mentor, maar Mitchell gebruikt steeds wredere psychologische manipulatie, dreigementen met arrestatie en dreigementen om hem uit te leveren als informant bij de BPP om informatie uit de tiener te persen. Kijkers zien van dichtbij de emotionele verwarring waarmee O’Neal wordt geconfronteerd als hij zich de racistische, gruwelijke plannen van de FBI realiseert om BPP-leden als doelwit te nemen en te vermoorden, maar hij wordt meegesleept en uiteindelijk gemanipuleerd om de plattegronden van Hamptons appartement te tekenen voor zijn uiteindelijke moord. Aan het eind van de film komt er een nota dat O’Neal zichzelf jaren later van het leven beroofde.
Er is een poging om FBI-agent Mitchell te vermenselijken wanneer hij opnieuw vertelt over zijn onderzoekende rol bij de moord op burgerrechtenactivisten James Chaney, Andrew Goodman en Michael Schwerner in Mississippi in 1964. Nochtans is het vandaag meer dan duidelijk dat de FBI destijds niets deed om de moorden op Chaney, Goodman en Schwerner effectief aan te pakken en voor de rechter te brengen.
Het leven en politieke werk van Fred Hampton
De film geeft een momentopname van het leven en het politieke werk van Fred Hampton. Het begint met de moord op Dr. King op 4 april 1968 en de daaropvolgende opstand die in het hele land uitbrak.
We komen niets te weten over de vroege jaren van Hampton, die van grote invloed waren op zijn politieke ontwikkeling. Fred Hampton werd geboren op 30 augustus 1948. Zijn familie was één van de duizenden zwarte arbeiders en armen die na de Tweede Wereldoorlog vanuit het zuiden, met name Louisiana, migreerden. Zwarte arbeiders en families trokken naar de stedelijke productie- en textielcentra in het noorden, Midwesten en Westkust om te ontsnappen aan armoede, geweld en alomtegenwoordig racisme.
Fred Hampton groeide op in Maywood, een voorstad van Chicago. Zijn beide ouders werkten voor het bedrijf Argo Starch, wat een stabiel leven in de werkende klasse betekende. Fred werd een steratleet en studentenleider. Hij leidde marsen en stakingen tegen racisme op de middelbare school, organiseerde gemeenschapscentra in arme zwarte buurten in en rond Chicago, zette een voedselprogramma voor jongeren op … Hampton sloot zich aan bij de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) en wilde rechten gaan studeren om de straffeloosheid van de ordediensten effectiever aan te kunnen vechten. Hij begon toen meer revolutionaire conclusies te trekken. Hij maakte deel uit van een generatie die intens geradicaliseerd was door Mao’s Chinese Revolutie van 1949, de Cubaanse Revolutie van 1959, de stedelijke guerrillastrijd in Algerije tegen het Franse kolonialisme, de Vietnamoorlog, de antikoloniale strijd, en de radicale Black Freedom Movement met figuren als Malcolm X. Hij sloot zich op 20-jarige leeftijd aan bij de Black Panther Party vanwege haar revolutionaire politiek en programma.
Daniel Kaluuya’s vertolking als voorzitter Fred Hampton is verbluffend, omdat hij de essentie van Hampton’s cadans, redenaarstalent, maniertjes, houding en loopje weet te brengen. Zijn acteerprestatie zal de komende maanden zeker nominaties opleveren.
Hoe briljant Kaluuya ook was, schrijfster Angelica Jade Bastien van Vulture stelt een interessant punt aan de orde over de leeftijd van de acteurs die deze figuren neerzetten. Kaluuya, 31 jaar oud, speelt Hampton als 21-jarige en Stanfield, 27 jaar oud, speelt de 17-jarige William O’Neal. Bastien stelt: “Hoeveel meer impact zou de film niet hebben als de acteurs dichter bij de leeftijd zouden zitten van de mannen die ze spelen, zodat de totale tragedie van deze dynamiek zou doorschijnen?”
De gemiddelde leeftijd van een BPP-lid was 17 tot 21 jaar oud. Door jongere acteurs te kiezen om deze historische figuren uit te beelden, zouden de onschuld, de moed, het jeugdig idealisme en het gevaar om een machtig regime aan te vechten beter uit de verf gekomen zijn. Er zijn in de film verschillende tedere momenten tussen Hampton en zijn partner Deborah Johnson (Dominique Fishback) die prachtig geacteerd zijn. In een andere hartverscheurende scène met Hampton en de moeder van het gedode BPP-lid Jake Winter, vraagt zij Fred om ervoor te zorgen dat haar zoon herinnerd wordt voor zijn volledige leven en niet alleen als een “cop killer” die stierf in een schietpartij met de politie. Deze tedere scènes benadrukken de onzekerheid, de regelrechte angst voor de dood en het verlies van zwarte mensen in de strijd tegen dit racistische kapitalistische systeem.
De film gaat nauwelijks in op de rol van vrouwen in de BPP, buiten het fictieve personage Judy Harmon (Dominique Thorne) en Hampton’s verloofde en moeder van zijn kind, Deborah Johnson. Fred Hampton besteedde nochtans veel aandacht aan de strijd tegen seksisme en benadrukte de betrokkenheid van vrouwen in de strijd voor bevrijding. Tot 70% van de leden van de BPP waren vrouwen. In een Hollywoodverhaal is er daar echter geen aandacht voor.
Waar zijn de Rainbow Coalition, socialisme en COINTELPRO?
“De staat richtte zich op de Panthers omdat we socialisten waren, niet omdat we gewapend waren.” Aldus Eddie Conway, een voormalig lid van de Baltimore Black Panther Party, die 44 jaar in de gevangenis zat als politiek gevangene. (Reality Asserts Itself, 4/12/14).
De meest in het oog springende blinde vlekken van de film zijn de wel erg beperkte aandacht voor het ontstaan van de radicale Rainbow Coalition en de poging om allianties te sluiten met straatbendes als de Blackstone Rangers. Het woord socialisme komt één keer voor in de eerste minuten van de film. De kijkers krijgen niet de volledige breedte van de politieke analyse en het programma van de BPP te zien, die voorzitter Fred Hampton briljant in klare taal overbrengt in archiefbeelden uit die tijd.
Ook verontrustend is dat de beruchte Democratische burgemeester van Chicago, Richard Daley (1955-1976), slechts één keer wordt genoemd en dat Cook County State’s Attorney Edward V. Hanrahan helemaal niet wordt genoemd. Daley en het politieke en economische establishment van Chicago regeerden over een extreem gesegregeerde en racistische stad. Ze deden dit met een ijzeren vuist van orde en gezag, die volop werd tentoongespreid tijdens de Nationale Conventie van de Democratische Partij in 1968. Het bloed van demonstranten stroomde door de straten van Chicago. Deze omstandigheden leidden tot de ontwikkeling van de Rainbow Coalition. Hampton en de BPP van Chicago probeerden een coalitie van armen en onderdrukten te vormen om de machine van Daley en het politieke en economische systeem uit te dagen. De Rainbow Coalition bestond uit de BPP en de Puerto Ricaanse straatbende die een politieke organisatie werd: de Young Lords, onder leiding van Jose Cha Cha Jimenez uit Lincoln Park. De BPP begon ook politiek samen te werken met de Young Patriots of Uptown, bestaande uit arme, blanke zuiderlingen. In de film wijst Hampton’s toespraak op een bijeenkomst van de Young Patriots op hun gedeelde omstandigheden van armoede en hun belangen in het bestrijden van een oneerlijk economisch en politiek systeem, een krachtige aanpak om het racisme van de blanke zuiderlingen te doorbreken. De rol van BPP-lid Bob Lee wordt in de film nooit uitgewerkt. Bob Lee leidde de besprekingen van de BPP met de Young Patriots, een verhaal dat is opgetekend in de buitengewone documentaire American Revolution 2.

Fred Hampton (links) op een persconferentie van de Rainbow Coalition Deze radicale Rainbow Coalition klaagde de politieterreur, armoede, racisme en de Vietnamoorlog aan. De ontwikkeling van samenhangend leiderschap en organisatie werd een binnenlandse en internationale dreiging.
Op deze dreiging werd gereageerd met het Counter Intelligence Program (COINTELPRO) van de Amerikaanse regering, dat een reeks illegale projecten omvatte om de ontwikkeling van een verenigde radicale beweging en leiderschap te voorkomen, gericht tegen feministische organisaties, de anti-Vietnamoorlogsbeweging, en natuurlijk de burgerrechten- en Black Power-bewegingen.
De opkomst van COINTELPRO was niet het geesteskind van FBI-directeur J. Edgar Hoover (Martin Sheen) alleen, maar het antwoord van de kapitalistische staat op de revolutionaire jaren 1960. J. Edgar Hoover wordt in de film afgeschilderd als een krankzinnige racist, wat hij ook was. Maar COINTELPRO was een integraal onderdeel van het kapitalisme en het institutionele racisme om de belangen van de heersende elite met alle mogelijke middelen te verdedigen.
COINTELPRO was een voortzetting van de Palmer raids van begin 1900 tegen de communisten, anarchisten en zwarte nationalisten. Hoover was een jonge agent tijdens de Palmer raids. De heksenjachten van Joe McCarthy eind jaren ’40 en begin jaren ’50 werden gebruikt om sociale bewegingen en de strijd van de arbeidersklasse, de armen en de onderdrukten te neutraliseren. COINTELPRO werd opgevoerd na de overwinning van Richard Nixon bij de presidentsverkiezingen in 1968. Hij legde de nadruk op orde en gezag om de “dreiging” van politieke radicalisering en jeugdcultuur het hoofd te bieden, terwijl hij zichzelf afschilderde als verdediger van de hoop en de dromen van de zwijgende meerderheid.
In een artikel, gebaseerd op nieuw vrijgegeven overheidsdocumenten, wijzen radicale advocaten en oprichters van het People’s Law Office, Flint Taylor en Jeff Hass, op een breder complot om Fred Hampton te vermoorden door de FBI van J. Edgar Hoover, de politie van Chicago en het politieke establishment.
Winter in Amerika
De release van ‘Judas and the Black Messiag’ vindt plaats in een kritieke fase van het Amerikaanse en wereldwijde kapitalisme. Het is een jaar geleden dat de wereldwijde pandemie, COVID-19, uitbrak. De wereldeconomie staat op fragiele grond terwijl miljoenen werkende mensen, armen en onderdrukten in de Verenigde Staten geconfronteerd worden met werkloosheid, een huisvestingscrisis, gebrek aan gezondheidszorg, en meer diepgaande raciale onderdrukking.
Hoewel het vertrek van Trump uit het Witte Huis een belangrijke ontwikkeling is, blijft de dreiging van extreemrechts en van rechts blank nationalisme, een duidelijk en aanwezig gevaar, zoals de belegering van het Capitool op 6 januari aantoonde. Biden heeft geprobeerd de agenda van het Amerikaanse kapitalisme en zijn instellingen te herformuleren na vier jaar Trump.
In mei is het een jaar geleden dat de moord op George Floyd tot een opstand leidde, de grootste protestbeweging in de geschiedenis van de VS. We zijn getuige geweest van de eb van de historische beweging, die deels werd gerecupereerd door Wall Street dankzij hun twee miljard dollar donaties aan BLM-gelieerde organisaties en NGO’s, evenals de nefaste rol van het zwarte establishment om de woede in de veilige kanalen van het tweepartijensysteem en het zwarte kapitalisme te sturen. Deze inspanning werd geleid door leden van de Congressional Black Caucus, zoals het zwarte congreslid James Clyrburn uit South Carolina, die eisen als het herzien van de budgetten voor de politie ronduit afkeurde. De Democratische Partij gebruikte retoriek en de aankondiging van daden om de beweging in de kiem te smoren, zoals het aanvankelijke voorstel van de door Democraten gedomineerde gemeenteraad van Minneapolis om ‘de politie af te schaffen’ – en later hun verraad aan die eis. Activisten van Black Lives Matter liggen voortdurend onder vuur sinds het ministerie van Justitie van Trump “Black Identity Extremists” als een opkomende binnenlandse terreurdreiging heeft bestempeld.
De wrede aanvallen op BLM passen in de traditie van de kapitalistische staten om te reageren op de roep om vrijheid en rechtvaardigheid. Van Occupy Wall Street en Standing Rock tot Ferguson, Baltimore en nu Minneapolis, waren activisten en organisatoren het doelwit van arrestaties, veroordelingen en moord, terwijl moordende agenten vrijuit gingen.
Hampton begreep dat racisme fundamenteel is voor het kapitalisme, dus om het uit te roeien is een politieke en economische revolutie nodig. Hij begreep ook dat dit alleen kon worden gedaan door de kracht van de mensen, die zich actief organiseerden en betrokken raakten bij hun gemeenschappen om het systeem aan te pakken. De grootste bijdrage van Fred Hampton was zijn visie op het organiseren van een verenigde beweging, waarin niet alleen de zwarte jeugd centraal zou staan, maar waarin onze beweging zich concentreert op gedeelde belangen en de gemeenschappelijke strijd van onderdrukte mensen. Het was een krachtige herinnering aan de socialistische, communistische en arbeidersbeweging van de jaren ’30 en ’40, die eenheid smeedde onder de arbeidersklasse om racisme, hebzucht van bedrijven en kapitalistische onderdrukking in binnen- en buitenland te bestrijden.
De radicale Rainbow-coalitie en haar kortstondige experiment hebben Hampton doen inzien dat de grootste angst voor kapitalisme en racisme uitgaat naar werkende mensen en jongeren die zich verenigen om het systeem uit te dagen. De vroege fase van de George Floyd-opstand gaf ons een glimp van een multiraciale opstand tegen racisme, onderdrukking en politiegeweld die de wereld schokte en Fred Hampton zou doen glimlachen.
Onze beweging moet in deze voetsporen treden en een revolutionaire analyse, programma en aanpak ontwikkelen die het bewustzijn verhoogt en dagelijkse activiteiten ondersteunt rond zaken die voor ons van belang zijn.
Wat Fred Hampton ons leerde…
“Ik hoop dat mensen de analyse van Fred Hampton over het imperialisme en fascisme van de VS verder gaan bestuderen dan alleen het zien van een film, het grootste deel van zijn politiek is uit die film gestript.” (Noname, inwoner van Chicago en Hip-Hop artiest, Twitter post, 9 februari)
Fred Hampton’s politieke werk en uiteindelijke nalatenschap zijn geworteld in het opbouwen van een multiraciale beweging van werkenden en armen, met een dagdagelijkse organisatie en mobilisatie om een einde te maken aan de tirannie van kapitalistische onderdrukking en uitbuiting. Hij streed voor een socialistische transformatie van de maatschappij die ons in staat zou stellen een waardig leven te leiden. Fred Hampton’s zelfopoffering, revolutionaire liefde voor het volk en geloof in de kracht van het volk, is wat miljoenen jongeren over de hele wereld heeft geïnspireerd om zich uit te spreken en te organiseren voor huisvesting, werk, onderwijs, en het beëindigen van politiegeweld, imperialistische oorlog, en systematisch racisme.
Het is gepast om dit artikel af te sluiten met de woorden van Fred Hampton zelf.
“Je kan vuur niet met vuur bestrijden. Je moet vuur met water bestrijden. We zullen racisme niet met racisme maar met solidariteit bestrijden. We bestrijden het kapitalisme niet met zwart kapitalisme. We bestrijden kapitalisme met socialisme. We zijn opgestaan en hebben gezegd dat we reactionaire varkens en openbare aanklagers zoals Hanrahan niet zullen bestrijden met andere reacties van onze kant. We zullen hen bestrijden door ons allemaal te verenigen en een internationale proletarische revolutie te starten.”