Your cart is currently empty!
Tag: Bruno Tobback
-
SP.a. Niet voorzitter maar vooral programma is het probleem
Voorzittersverkiezingen SP.a: als lemmingen in de ravijn van de neoliberale perceptiepolitiek
We worden al enkele maanden om de oren geslagen met de saga van de voorzittersverkiezingen bij de SP.a. De partij doet het niet denderend, als oppositiepartij, in de peilingen en lijkt intern een moordkuil voor aspirant-carrièrezoekers. Soms zijn ook nog gewone vakbondsmilitanten lid van de SP.a, maar zelden met een groot enthousiasme over hun vermogen om die partij naar links te duwen. Als de reeks die De Morgen publiceerde over John Crombez, de uitdager, en de vermaledijde Bruno Tobback, huidig SP.a-voorzitter, een indicatie is van de sfeer binnen de partij, dan kunnen we zeggen: een kerkhof bij valavond ademt meer levenslustige ambiance uit. Maar dat heeft de partij, helaas, vooral aan zichzelf te danken.
Artikel door Peter Delsing
Niet voorzitter, maar vooral programma is het probleem
In de reeks van De Morgen, en al een tijdje in de rest van de pers, wordt het proces gemaakt van Bruno Tobback. Dat doen de huidige of gewezen “toppers” of “kaderleden” dan wel anoniem en op fluistertoon. Wat een principeloze krabbenmand, ben je geneigd te denken. Wat zeggen deze methodes over het niveau van de discussie en de interne partijdemocratie bij de SP.a? Behalve dat het inhoudelijk debat bij de SP.a zo goed als uitgestorven is en het gespin reeds lang de macht heeft overgenomen?
De redenering lijkt te zijn dat Bruno Tobback met zijn eigengereid optreden iedere herleving van de SP.a in de weg staat. Tobback is bruut en cynisch. De afgelopen maanden hoorden we ook dat hij “minder tussen de mensen staat” dan Crombez. Op zich is tussen de mensen staan misschien niet zo’n verdienste. Dat doen handelsreizigers in tafelbier ook, zonder dat we daar al veel vlijmscherpe socialistische analyses van mochten vernemen. Over Crombez leerden we dat hij volgens deze of gene “ex-topper” dan wel “kaderlid” “slechts lalala zou moeten zingen, en nog zouden we op hem stemmen”. Als Tobback cynisch is, dan kunnen de anonieme Brutussen er alvast ook wat van. Verder vernamen we van de erfgenamen van het Charter van Quaregnon dat Tobback het om de zoveel zinnen over “kloten en ballen” heeft. Die overdreven masculiene fascinatie zou hem volgens de kroniekschrijvers van de sociaaldemocratie parten spelen. Het is allemaal best mogelijk. Maar is het de essentie wel?
In de reeks van De Morgen probeerden sommige waarnemers ook wat dieper te graven. Een waar gamma aan “mogelijke redenen voor de neergang van de SP.a” passeerde de revue. Sommigen stelden dat het deels een gevolg was van de overgang van een overwegend industriële naar een grotendeels dienstensamenleving. Maar waarom zou een call centre medewerker minder geneigd zijn om op een socialistische partij te stemmen – gezien de niet zo denderende lonen in die sector? In vergelijking met een industriearbeider die dikwijls meer zal verdienen, vooral omwille van de sterkere vakbondstraditie in die sector. Wellicht niet omdat die call centre medewerker minder hard wordt uitgebuit, maar een stuk jonger is en zich van de sociaaldemocratie de laatste 30 jaar geen enkele progressieve maatregel kan herinneren, die zijn loon of sociale zekerheid fundamenteel vooruithielp?
Effectief, tussen de pleiade aan “mogelijke redenen voor de neergang” opperen sommigen dat de SP.a teveel met “de liberalen” heeft meegedaan de laatste decennia. Wat ben je met een sociaaldemocratie die mee de herverdeling naar de rijkste 1% organiseert? Zo’n partij verlaat haar core business. Waarom dan niet stemmen – als loontrekkende die er net iets beter voorstaat – op de echte liberalen, of de NVA, in plaats van diegenen die “links lullen en rechts de zakken vullen”?
Langs de ene kant wordt geopperd dat de SP.a te liberaal is geworden. Langs de andere kant menen anderen “niet liberaal” genoeg: de zonen en dochters van werkende mensen die SP.a stemden, zouden dat niet meer doen vanaf het moment dat ze denken hogerop op de maatschappelijke ladder te kunnen klimmen. De sociaaldemocratie als slachtoffer van haar eigen “succes”? Daar kan wel wat over worden gezegd. Het is altijd onder druk van strijd geweest dat onderwijs, lonen en sociale zekerheid stappen vooruit hebben gezet. Een echte socialistische partij zou die lagen onder de werkende bevolking die een zekere reserve hebben opgebouwd, wijzen op het instabiele karakter van onze opgebouwde welvaart onder het kapitalisme. Ze zou erop wijzen waar we vandaan komen, en waar we zoals het er nu voorstaat naartoe gaan met dat systeem. Dat het kapitalisme sinds de jaren ’80 enkel tijd heeft gekocht, met immense schuldenbergen als gevolg, en de winstmarges heeft hersteld ten koste van de koopkracht. Dat zoiets het systeem zelf opvreet. En dat de huidige reserves snel weg zullen zijn als de nieuw gevormde zeepbellen van na 2008 tot ontploffing komen. Jazeker, dat Marx hier wel interessante dingen over te zeggen had, en dat de liberale weg voor loontrekkenden enkel naar een Grieks of Spaans sociaal kerkhof leidt. Frank Vandenbroucke – de beste liberaal die Open VLD nooit heeft gehad – denkt dat hij “harde waarheden” van de burgerij omtrent de pensioenen de wereld moet insturen. Waarom stuurt een echte socialistische partij – die de SP.a al lang niet meer is – geen batterij van feiten over het kapitalistisch verval de wereld in? Uit de huidige perikelen bij de SP.a blijkt een hopeloze obsessie met dagjespolitiek van carrièrezoekers die de partij enkel zien als kiesmachine, in de plaats van bezig te zijn met de levensstandaard van de werkende bevolking en hoe die kan worden hersteld en verhoogd.
In Griekenland en Spanje zijn er nieuwe linkse formaties, weliswaar zonder echt socialistisch programma en nog te weinig betrokken in de dagelijkse strijd, die in de verkiezingen de oude sociaaldemocratie volledig voorbijstreven, of zeer snel electoraal bijbenen. Dat doen ze vooral door zich tegen de besparingen en dalende levensstandaard af te zetten. Zoiets is voor veel “realistische” – het realisme van een sociaal kerkhof – yuppies geen optie. Maar een SP.a die zich blijft profileren als beheerder van het kapitalisme, kan alleen maar eindigen als Pasok in Griekenland, of Labour in Schotland: in de vuilnisbak van de geschiedenis. Alleen zal de SP.a van een lager electoraal niveau dan Pasok de trek naar de politieke ondergang mogen inzetten.
In De Morgen wordt erop gewezen dat Syriza zijn programma ook niet kan realiseren. Inderdaad. Maar dat is geen vrijgeleide om verder te gaan met neoliberale besparingen die de sociaaldemocratie in een electorale vergeetput zullen doen verdwijnen. Het is mogelijk dat Crombez met een iets linksere koers naar komende verkiezingen wil gaan, onder meer omtrent de vermogenswinstbelasting. En daar enkele procenten mee wint. Maar dat is cosmetica waarmee de bittere besparingspil zal worden verguld. Wat nodig is, is een programma dat opnieuw een socialistisch antwoord formuleert en radicaal de middelen gaat zoeken waar ze zitten: in de zakken van een kleine groep grote aandeelhouders en kapitalisten.
De klassentegenstellingen zijn niet “vager” geworden. Ze werden dat tijdelijk in de hoofden van de mensen, niet in de materiële realiteit, omdat de leidingen van SP.a en PS, de vakbondsleiders en grote delen van de linkse intellectuelen de witte vlag voor het neoliberale kapitalisme hebben gehesen. Dat proces van verrechtsing aan de top van de arbeidersbeweging en de linkerzijde heeft ons op achterstand gespeeld. Maar zoals de zeer brede stakingsbeweging eind vorig jaar, door de vakbondsleiders op een dwaalspoor gezet achteraf, heeft geleerd: de potentiële kracht van de arbeidersbeweging is nog volledig intact. Het probleem is de leiding, het gebrek aan een alternatief, aan organisatie en een echt socialistisch programma.
Elk “links” programma dat de illusie creëert dat belangrijke sociale hervormingen mogelijk zijn binnen het kapitalisme, heeft de huidige faze van crisis niet begrepen en zal plat op de neus vallen, geconfronteerd met de chantagepolitiek van het kapitaal en haar medestanders. Dat is de les die Griekenland in ons collectieve geheugen plant. Je moet breken met het kapitalisme, om zelfs maar een minimale sociale herstelpolitiek te kunnen voeren.
Perceptiepolitiek van spin doctors vervangt verdediging loontrekkenden
Volgens marxisten is de neergang van de sociaaldemocratie – een Europees fenomeen – een direct gevolg van de neergang van het kapitalisme. In de jaren ’70 al werd dat systeem geconfronteerd met dalende winstgevendheid en overproductiecapaciteit in verschillende sectoren. Sindsdien is er een groei geweest van de structurele werkloosheid naar ongeveer 10% in België en het dubbele daarvan in landen die al een faze verder zitten in de crisis. Al deze fenomenen werden door Marx, met verbijsterende precisie, voorspeld. De kapitalisten hebben door de neoliberale politiek de winstvoeten grotendeels hersteld, maar ten koste van een verergering van de tendens naar overaccumulatie van kapitaal. Vandaag pot het kapitaal op in plaats van te investeren. Of het blaast financiële kaartenhuisjes op op de beurs. De verrotting gaat steeds dieper. Robotisering is een gevaar voor jobs, maar zal ook de winstgevendheid opnieuw uithollen: enkel de uitbuiting van levende arbeidskracht – wist Marx – kan meerwaarde en winst – de motor van het systeem – opleveren.
Het is juist dat het kapitalisme nieuwe markten kan creëren, zoals de telecommunicatie, Apple, Google, en alle markten die ermee verbonden zijn. Maar zelfs die meer dan gemiddeld groeiende sectoren hebben de groeicrisis van het systeem niet verhinderd, mogelijk enkel wat vertraagd. Het kapitalisme zit in een langgerekte depressie die het maatschappelijke weefsel al 30 jaar onderuithaalt. En dat wordt in duurdere en slechtere dienstverlening, uitgeholde lonen en pensioenen,… vandaag voor alle lagen van de bevolking duidelijk. Sinds de crisis van 2008, die eerst naar een nieuwe fatale catastrofe ging zoals in 1929-33, hebben de kapitalisten de meubelen enkel kunnen redden door er een nieuwe, massieve schuldenberg tegenaan te gooien. Dat heeft gezorgd voor enkele jaren van trage, kunstmatige groei en de illusie dat “het ergste voorbij is”. In de werkelijkheid heeft het de zeepbellen op de beurs nog verder uitgerokken. Maar de waardewet – dat de geldfetisj de hoeveelheid arbeid opgehoopt in reële productie moet weerspiegelen – heeft altijd het laatste woord. Een volgende crisis, of reeks van crisissen, zal heftiger en dieper zijn dan de vorige en de burgerij zal minder middelen hebben om ze te bestrijden. Ze zullen al onze verworvenheden overboord gooien zoals in Griekenland en Spanje. Maar de arbeidersklasse zal ook talloze kansen krijgen om zich herop te bouwen en voor een andere samenleving te vechten.
De idee dat de SP.a zogezegd tegenstrijdige kiespublieken – armere “ethisch conservatieve” Belgen, intellectuelen, tweeverdienende “bakfiets-Vlamingen”, atheïsten en gelovige migranten – moet bedienen, is extreem oppervlakkig. Dat soort sociale filosofie van de koude grond kan nooit de basis zijn voor een socialistische partij. Het toont de volledige ideologische uitholling van de sociaaldemocratie. Enkel de verdediging van de materiële belangen van al deze groepen, tegen het kapitalisme in, kan de gemeenschappelijke noemer zijn voor een socialistische partij met toekomst.
In dat opzicht is het tekenend dat de SP.a analisten achterover vallen van het succes van Hart boven Hard, dat 20.000 mensen op straat brengt op een natte regendag. Terwijl ze zelf op hun familiedagen maar enkele duizenden bereiken. Dat toont inderdaad het potentieel van verzet tegen de neoliberale politiek. Iets wat velen niet meer herkennen in de SP.a, die als partij van “staatsmannen en -vrouwen” van het establishment nu moeilijk de rebel kan uithangen.
Maar nog tekenender is dat de SP.a apparatsjiks in hun wildste verbeelding enkel de vergelijking met Hart boven Hard kunnen maken en daarbij, doelgericht, de historisch grote betoging van begin november – van de vakbonden, samen met Hart boven Hard en een laag jongeren – helemaal vergeten en voorbijfietsen. Zo hard als ze kunnen. Daar waren er geen 20.000, wat zeer goed is van Hart boven Hard, maar 150.000 betogers! Totaal in de mist van de geschiedenis verdwenen en genegeerd door de SP.a bureaucratie, die met evenveel misprijzen naar de arbeidersbeweging kijkt als de andere neoliberale partijen. Hoe lang kunnen die 150.000 mensen, waaronder het socio-culturele middenveld maar met de vakbondsbasis als ruggengraat, nog wachten op een eigen politieke vertegenwoordiging? Een die openstaat voor elke nuance en stroming binnen het verzet tegen de neoliberale afbraak. Voor ABVV’ers, voor ACV’ers, voor mensen uit de socio-culturele sector, leden van de PVDA en kleinlinkse stromingen als LSP, ex-SP.a’ers, en ecologisten die menen dat Groen zich op het syndicaal verzet moet baseren en niet op liberaal gepruts in de marge. Daarvoor zal een kritische laag binnen de vakbonden moeten breken met de traditionele partijen. Hoe langer dat die breuk op zich laat wachten, hoe meer we zullen blijven inleveren zonder onze strijd serieus te organiseren en te bediscussiëren. Maar zoals de ervaring van Syriza in Griekenland aantoont: binnen een bredere formatie moeten we bouwen aan een stevige linkerzijde, om de meerderheid van zo’n actieve massapartij – wat zelfs Syriza nog niet is – te winnen voor fundamentele, socialistische verandering.
-
SP.a voert campagne met asociale aanval op brugpensioen
Alle partijen zijn enthousiast over het voorstel van SP.a om de loopbaanvereiste voor pensioen op te trekken tot 42 jaar en meteen alle stelsels van vervroegd pensioen af te schaffen. De SP.a staat al langer vooraan in het aanvoeren van de aanvallen op de pensioenen en brugpensioenen. De partij wil nu campagne voeren met een strenger voorstel dan wat destijds voor het Generatiepact werd voorgesteld.
Om de pensioenen en brugpensioenen aan te pakken, wordt steeds discussie gevoerd over zowel de leeftijd als de loopbaanvereiste. In 2005 kwam minister Freya Van Den Bossche (SP.a) in de nota ‘Actief Ouder Worden’, de voorloper van het Generatiepact, met het voorstel om vervroegde pensionering pas mogelijk te maken na een loopbaan van 40 jaar. De aanvallen op het brugpensioen leidden tot grootschalig vakbondsprotest. Vandaag stelt Bruno Tobback voor om alle stelsels van vervroegde pensionering af te schaffen en de loopbaanvereiste voor pensioen op 42 jaar te brengen. Kortom, er wordt nog een stap verder gegaan in de aanval op onze pensioenrechten.
De loopbaanvereiste wordt doorgaans gebruikt om te verbergen dat de pensioenleeftijd van 65 jaar eigenlijk aan de kant wordt geschoven. Om te vermijden dat de pensioenleeftijd voor iedereen op hetzelfde ogenblik wordt opgetrokken, wordt naar de loopbaanvereiste gegrepen. Het doel is hetzelfde: een algemene verhoging van de pensioenleeftijd. Maar er wordt gehoopt dat een optrekking ervan via de loopbaanvereiste algemeen protest wat kan afzwakken.
Alle gevestigde partijen pleiten voor een dergelijke aanval op de pensioenen. Zo pleit CD&V voor een loopbaan van 45 jaar. Dan kan enkel wie voor zijn twintigste werk vond en steeds bleef werken op 65 jaar op pensioen. De liberaal Luc Coene (VLD’er en gouverneur van de Nationale Bank) stelde onder applaus van N-VA al voor om werklozen geen pensioenrechten meer te laten opbouwen. Als SP.a vandaag pleit voor een loopbaanvereiste van 42 jaar, en vanaf 2030 ‘wellicht’ 43 jaar, is het een verslechtering van de bestaande regeling en een wel erg flauwe poging om de nog asocialere voorstellen van de neoliberale collega’s wat af te zwakken.
Het is geen toeval dat alle gevestigde partijen positief reageerden op het voorstel van Bruno Tobback. Ook Groen deed dit, die partij pleitte eerder al voor een loopbaanvereiste van 42 jaar maar wel met het behoud van de wettelijke leeftijd van 65 jaar. Minister van Pensioenen De Croo stelde dat het belang van de loopbaanduur nu al toeneemt. Kortom, hij bevestigde dat het voorstel van de SP.a verder bouwt op het asociale beleid dat eerder door onder meer SP.a in gang werd gezet.
Voorzitter Bruno Tobback wil met het oog op de verkiezingen een aantal voorstellen doen voor de hervorming van de sociale zekerheid. Er wordt daarbij zelfs verwezen naar de campagne die zijn vader in 1995 voerde, toen de SP naar de kiezer trok met de slogan ‘Uw sociale zekerheid’. Waar de SP 20 jaar geleden zich op hypocriete wijze probeerde op te werpen als de verdedigers van het bestaande stelsel van sociale zekerheid, wordt dit vandaag zonder enige gêne overboord gegooid en wordt de campagne gekoppeld aan voorstellen om de sociale zekerheid af te bouwen.
De SP.a stond mee vooraan in het doorvoeren van het Generatiepact, een aanval op onder meer het brugpensioen. De afgelopen jaren is fors gesnoeid in de mogelijkheden van vervroegd pensioen, van het onderwijs over de ambtenaren in het algemeen tot de private sector, overal werd de leeftijd voor vervroegd pensioen opgetrokken. Deze aanval werd gekoppeld aan het optrekken van de loopbaanvereiste. In plaats van na 35 jaar werken op 60 jaar recht te hebben op vervroegd pensioen, wordt dit straks pas mogelijk na 40 jaar werken en vanaf 62 jaar. Voor statutairen werd de loopbaanvereiste eerst naar 38 jaar opgetrokken en wordt het binnenkort 40 jaar. Het voorstel dat SP.a nu doet is een verdere aanval op het brugpensioen. Alle stelsels van vervroegd pensioen moeten voor de partij verdwijnen, met enkel voor zware beroepen specifieke uitzonderingen.
Tobback erkent meteen dat zijn voorstel een besparingsoperatie is: “Voor zover je dat kan berekenen, gaat het om 1 à 1,5 procent van het bbp minder stijging van de pensioenkost in de komende jaren.” Het doel is volgens minister De Coninck om mensen langer aan de slag te houden. Het Generatiepact zorgde voor een grote kloof tussen vakbondsmilitanten en partij, vandaag wil SP.a campagne voeren met de belofte van een nog asocialere versie van het Generatiepact. Dat alle andere neoliberalen er positief op reageren, is een teken aan de wand. Langs de linkerzijde zal het de ruimte groter maken, de roep naar een linkse vertegenwoordiging in het parlement zal er luider door worden.
Tegelijk moeten de voorstellen van Tobback tot waakzaamheid in syndicale kringen leiden. Als de grote partijen het voor de verkiezingen al eens zijn over het feit dat er aanvallen komen en de discussie zich beperkt tot hoe ver die aanvallen zullen gaan, dan mogen wij niet wachten om de verdediging te organiseren. Of laten we ons nogmaals in slaap wiegen en tijd verliezen met argumenten als het ‘minste kwaad’?
-
Nieuwe beginselverklaring SP.a beperkt zich tot links liberalisme
“Iedereen wordt gelijk geboren”, dat herhaalde Caroline Gennez meermaals bij de voorstelling van de nieuwe beginselverklaring van SP.a in de media. Dat binnen het huidige systeem niet iedereen gelijk geboren wordt, leek haar te ontgaan. Ook bij ons wordt armoede van generatie op generatie door gegeven en vaak versterkt. De SP.a ziet socialisme niet als een ander systeem, maar als een sociaal gecorrigeerde markteconomie. Kortom, als hetgene waar ze al jarenlang aan bouwen. Niet dat het zoveel resultaat heeft opgeleverd: het is onder sociaaldemocratisch bestuur dat de armoede in ons land is verdubbeld.
De beginselverklaring van SP.a start met een verwijzing naar het charter van Quaregnon. “Aan elke mens en in het bijzonder aan alle verdrukten, zonder onderscheid van nationaliteit, eredienst, afkomst of geslacht zoveel mogelijk vrijheid en welzijn verschaffen. Dat was de missie die de socialisten zich in hun beginselverklaring van 1894 stelden. In de jaren daarop voegden zij de daad bij het woord. De onverschillige nachtwakersstaat werd omgevormd tot een betrokken gemeenschap die mensen beschermde en hen de mogelijkheid gaf op een vrij en goed leven. Er ontstond een samenleving waarin de vruchten van de vooruitgang rechtvaardig verdeeld werden. Die vooruitgang stokte daardoor niet, maar nam toe in snelheid en tilde iedereen mee op. We gingen er samen op vooruit.”
Het klopt dat er in het charter van Quaregnon sprake is van “vrijheid en welzijn”, maar zelfs indien de verklaring uit 1894 beperkingen had inzake formuleringen werd wel vastgesteld dat de verwezenlijking van zoveel mogelijk vrijheid en welzijn “natuurlijk de verdwijning van het kapitalistische stelsel” vereist. En dat kan enkel “grotendeels het werk van de arbeiders zelf zijn”. Vandaag beperkt de SP.a zich tot ‘sociale correcties’ of nog “marktregulering in die markten waar geen eerlijke concurrentie bestaat.” In het charter van Quaregnon staat dat alle rijkdom en welvaart “of natuurlijke bestanddelen of de vrucht van de arbeid van vorige geslachten en het huidige geslacht zijn”. Kortom, arbeid creëert rijkdom. SP.a vertrekt van een ander uitgangspunt: “Ondernemers maken mee de welvaart en creëren jobs, hun maatschappelijk toegevoegde waarde in onze economie is van cruciale waarde.” Er kunnen tal van tegenstellingen aangehaald worden tussen het charter van Quaregnon en de huidige beginselverklaring van SP.a, maar laat het er ons op houden dat er van een fundamenteel ander uitgangspunt wordt vertrokken.
Over de basis van hoe dit systeem functioneert – en voor een grote meerderheid van de bevolking ‘niet functioneert’ – laat de sociaaldemocratie zich al langer niet meer uit. Het leidt tot een niet betwiste liberale vertrekpositie: de mens wordt gelijk geboren en enkel waar het bij de verdeling van de rijkdom fout loopt, moet de overheid tussenkomen om de markt ‘sociaal’ te ‘corrigeren’. Hoe verklaar je hiermee zowel de economische en sociale crisis in het zuiden van Europa als het gebrek aan enig antwoord hierop vanwege de sociaaldemocratie? Naarmate de crisis van het kapitalisme sterker ontwikkelt, is de ruimte voor ‘sociale correcties’ overigens steeds beperkter. De afgelopen jaren van neoliberaal besparingsbeleid – mee in de praktijk gebracht door de SP.a – hebben dat bijzonder scherp aangetoond.
Het probleem met de beginselverklaring van SP.a is niet alleen dat het herverdelende element te beperkt is, het ontbreekt aan een fundamentelere visie op basis waarvan een echte herverdeling mogelijk wordt. Daartoe is immers ook een discussie over het systeem zelf vereist en meer bepaald over de eigendom en controle op de sleutelsectoren en dus op de centrale productiemiddelen. Want hoe kan je sociale correcties aanbrengen aan een systeem waar de samenleving geen enkele controle op heeft? De dictatuur van de markten laat zich niet gewillig aan banden leggen. Ofwel wordt die dictatuur gebroken om tot verandering te komen, ofwel beperken we ons tot mooie maar holle woorden over ‘sociale correcties’.
Als het iets praktischer wordt, houden ook in de beginselverklaring de mooie woorden op. Dan klinkt het plots dat de “bruto loonkost voor de werkgevers voor minder productieve jobs omlaag moet” en dit door “een verlaging van de patronale bijdragen voor de sociale zekerheid voor lage lonen”. Aan de lonen en de sociale zekerheid knabbelen, erg ‘herverdelend’ is het niet althans niet voor de werkende bevolking. En het fabeltje dat dalende ‘loonkosten’ leiden tot meer jobs dat ook door SP.a wordt herhaald, mag eindelijk eens gestaafd worden met cijfers en praktische ervaringen: hoeveel jobs hebben alle cadeaus van de afgelopen jaren aan het patronaat opgeleverd?
De SP.a is voorstander van het “delen van welvaart” omdat dit rechtvaardig is, de welvaart en het welzijn vergroot en dus leidt tot een warmere samenleving. Hoe kan dat bekomen worden: “Alleen door een gemeenschappelijke inspanning van alle leden van een samenleving.” Het had evengoed in een liberale beginselverklaring kunnen staan. Welke partij is immers niet voor welzijn, vrijheid en inspanningen door alle leden van een samenleving?
En hoe kan bereikt worden? SP.a stelt: “De markt en het vrije ondernemerschap slagen er beter in om voldoende goederen, diensten en werk te creëren dan een volledig door de overheid gestuurde economie.” Dat meer dan de helft van de Spaanse en Griekse jongeren zonder werk zit, geeft nochtans net aan dat de markt er niet in slaagt om een toekomst aan te bieden. Het kapitalisme kent de diepste economische crisis sinds de jaren 1930, maar dat is blijkbaar nog niet tot bij de SP.a doorgedrongen. Neen, de partij blijft vasthouden aan het idee van een sociaal gecorrigeerde markteconomie. Dat in een groot aantal Europese landen sociaaldemocraten aan de macht waren toen het neoliberale offensief vanaf de jaren 1980 en zeker 1990 werd ingezet, is voor de SP.a blijkbaar geen element waarop moet geantwoord worden. Het was nobel van Vande Lanotte om zich uit te spreken tegen het Duitse model van lage lonen, maar dat model werd wel ingevoerd door een sociaaldemocratische ‘kameraad’, Gerhard Schröder.
De sociaaldemocratie ziet een rol voor de overheid weg gelegd in het aanbieden van “hoogstaand onderwijs, een levenskrachtige economie, kwaliteitsvolle banen, een gedegen arbeidsrechtelijke bescherming, sociale bescherming voor wie niet kan werken, goede en betaalbare gezondheidszorg voor iedereen, een toegankelijk cultuuraanbod en een gezond leefmilieu.” Want “als immers het maatschappelijke leven zijn beloop gelaten zou worden, zouden alleen sterken en geprivilegieerden in vrijheid en welzijn kunnen leven.” Ergens heeft de partij de klok wel horen luiden – dat is niet moeilijk op een ogenblik dat zelfs burgerlijke economen vragen beginnen te stellen bij het huidige systeem – maar de klepel vinden, is een andere zaak. Wellicht laat de alledaagse druk van het uitvoeren van een besparingsbeleid niet toe om een gedegen zoektocht naar de klepel te ondernemen.
Volgens de SP.a verzet de sociaaldemocratie zich tegen de groeiende kloof tussen arm en rijk en dat wel door “passende sociale en fiscale maatregelen”. Niet dat de goedkeuring van de notionele intrestaftrek waardoor grote bedrijven amper nog belastingen betalen, wordt ingetrokken. Neen, een beginselverklaring is voor de woorden, het regeringswerk is een andere kwestie. In die zin heeft Peter Mertens van PVDA natuurlijk gelijk als hij stelt dat hij zelfreflectie mist bij deze beginselverklaring. Een hogere graad van zelfreflectie – ook over de historische voorbeelden van zowel de sociaaldemocratie als van de stalinistische dictaturen – zou het debat en mogelijk ook de inzichten ter linkerzijde geen kwaad doen.
De SP.a verwijst naar het succes van de naoorlogse welvaartstaat als het te volgen model. Er wordt met andere woorden terug gegrepen naar Tobback senior die als antwoord op de onvrede wegens het besparingsbeleid dat zijn partij voerde en de corruptieschandalen uitpakte met de stelling dat de SP nodig was om de sociale zekerheid te beschermen. Want die sociale zekerheid was nu eenmaal afgedwongen door de sociaaldemocratie en zou enkel door dezelfde sociaaldemocratie kunnen beschermd worden. Als er sociale zekerheid is afgedwongen in ons land, is dat het resultaat van arbeidersstrijd en de uitbouw van een krachtsverhouding met de arbeidersbeweging. Als er toegevingen aan de arbeiders werden gedaan, was dit om ‘erger’ te vermijden. De rol van de naoorlogse sociaaldemocratische leiders was niet zozeer om een krachtsverhouding voor de arbeidersklasse uit te bouwen, maar wel om het de burgerij mogelijk te maken dat ‘erger’ (lees: een verdere radicalisering die mogelijk zou leiden tot een revolutionaire beweging tegen het kapitalisme) werd vermeden. De voorwaarden vandaag zijn anders dan tijdens de naoorlogse groei, we zitten in een periode van crisis terwijl ook de arbeidersbeweging nog herstelt van de klappen van het ideologische neoliberale offensief dat in de periode na de val van het stalinistische Oostblok werd opgevoerd.
Vandaag biedt de SP.a geen verlengstuk aan de eisen en bekommernissen van de arbeidersbeweging. De partij doet zelfs geen moeite meer om de verloren autoriteit bij veel syndicalisten terug te winnen. Anders zouden SP.a’ers geen initiatieven nemen om het stakingsrecht te beperken. Ook in de beginselverklaring wordt in praktische voorstellen regelrecht tegen onze belangen ingegaan. De partij is voorstander van een “beheersing van de groei van de lonen” (lees: ‘Meer loon? Vergeet het!’), een algemene verlaging van de bijdragen aan de sociale zekerheid (lees: minder sociale bescherming, je word toch gelijk geboren?), verlaging van het algemene tarief van belastingen voor bedrijven,… Het ‘progressieve’ aspect van het programma beperkt zich tot maatregelen binnen het kader van het kapitalisme. Zo steunt SP.a het idee van coöperatieven, groepsaankopen,… Dat is allemaal nobel, maar het volstaat niet om de dictatuur van de markten te breken. Zeker niet als SP.a dit allemaal kadert in de stelling dat “een diverse markt doet leven”. De vraag is: wie doet het leven? De 1% rijksten of de 99% armsten?
Het charter van Quaregnon had het niet over groepsaankopen voor energie of meer toezicht op de banken. Het charter kwam ervoor op dat de volledige financiële sector alsook de energiesector (toen was er nog sprake van “de mijnen, de steengroeven, den ondergrond in het algemeen”) in publieke handen zou komen. Dat zou meteen ook de basis kunnen vormen om de middelen te voorzien voor gratis en degelijk onderwijs, het uitroeien van armoede, het aanbieden van degelijke en betaalbare sociale woningen, de creatie van goed betaalde jobs,…
Het hoeft geen verbazing te wekken dat de nieuwe beginselverklaring van SP.a een sociaal-liberaal als Bert Anciaux tot tranen toe fundamenteel vrolijk maakt. Deze verklaring brengt in abstracte termen het idee van iets meer herverdeling. Naarmate het concreter wordt, blijkt dat het liberale uitgangspunt dat aan de basis ligt van het beleid van de afgelopen jaren gewoon bevestigd wordt. Dit is geen socialistische maar een ‘links’-liberale partij.