Your cart is currently empty!
Tag: België
-
Geschiedenis van België. Revolutie van 1830 omgeleid naar oprichting Belgische staat

Schilderij van Gustave Wappers uit 1834 over de septemberdagen van 1830. (Foto: Wikimedia Commons) België is niet ontstaan door een spontane opstand van gegoede burgers na een operavoorstelling. De Belgische revolutie was een massabeweging van het gewone volk, de arbeidersklasse die begon te ontwikkelen en de arme bevolking op het platteland. Het gebrek aan eigen organisaties en leiding van de massa’s maakte dat de burgerij de revolutie kon omleiden. Dit leidde tot het ontstaan van België. (1)
Dossier op basis van een langere tekst door Alain Mandiki en Stéphane Delcros (volledig online te lezen op Marxisme.be)
Kunstmatige staat
Afgezien van een kleine episode van enkele maanden in 1790, en zelfs toen betrof het niet de hele toekomstige Belgische staat, was het grondgebied van België voor 1830 nooit ‘onafhankelijk’ van andere mogendheden. Het grondgebied van de toekomstige Belgische staat was lange tijd het toneel van conflicten tussen verschillende feodale machten. Dit was te danken aan de gunstige geografische ligging: een kruispunt tussen de verschillende Europese mogendheden en tussen de verschillende handelssteden.
De geografische en taalkundige nabijheid heeft, zoals overal, natuurlijk geleid tot het bestaan van gemeenschappelijke elementen, bijvoorbeeld in cultureel opzicht. Maar op geen enkel moment was er een gemeenschappelijk ‘nationaal’ gevoel. De ‘idealistische’ Belgische historici zijn niet de enigen die proberen een geschiedenis op papier te construeren. Vlaams nationalistische stromingen doen dit evenzeer.
Zoals Anja Deschoemacker uitlegt in haar marxistische analyse over het nationale vraagstuk in België: “De uitbouw van een natiestaat is een historische taak van de burgerij. In die zin zijn alle staten “kunstmatig” (…) Waar de burgerij in het tijdvak van de creatie van naties haar historisch progressieve rol speelt en als leider van de natie wordt erkend (omdat ze de natie ook uitbouwt en vooruitbrengt), hebben burgerijen het moeilijker in die taak naarmate ze later ontwikkeld zijn. Hoe sterker de arbeidersklasse reeds is ontwikkeld, hoe meer de burgerij ernaar tendeert zich te verbinden met de adel i.p.v. ze omver te werpen om die arbeidersklasse onder de knoet te houden, wat in België dan ook gebeurde.” (2)
Verenigde Nederlanden voeren beleid in belang van de burgerij
Tijdens de Republiek en vervolgens het Franse Rijk ontwikkelde de burgerij zich in de departementen die het toekomstige België vormden, in het bijzonder in het zuiden, in wat nu Wallonië is. De economische elites in de wapen-, kolen- en metaalindustrie profiteerden van een grotere markt en bescherming tegen concurrentie, vooral van de Britten. De wetgeving was gunstig voor hun belangen: een grote vrijheid voor bazen en landeigenaren, waardoor de arbeidskrachten van het proletariaat op brute wijze konden worden uitgebuit.
De Franse markt ging met de nederlaag van Napoleon in 1815 verloren, maar de wetgeving bleef bestaan en de burgerij kon profiteren van de toegang tot de Nederlandse markt en die van de Nederlandse kolonies: Nederlands Indië (het huidige Indonesië), Suriname en de Nederlandse Antillen. Voor de burgerij van de toekomstige Belgische staat was dit economisch gezien geen slechte zaak.
Er waren echter ook frustraties onder de opkomende burgerij. In de eerste plaats was zij voornamelijk katholiek en Franstalig, in tegenstelling tot de heersende elite van het koninkrijk, die protestants en Nederlandstalig was. De burgerij in het noorden van het koninkrijk was meer commercieel en voorstander van een vrijhandelsbeleid, terwijl die in het zuiden meer industrieel was en protectionistische maatregelen vroeg. De koning was zich bewust van deze frustraties en kwam tegemoet aan de eisen van de zuidelijke burgerij.
Onder het regime van Oranje-Nassau is de burgerij in de zuidelijke provincies exponentieel rijker geworden door de uitbuiting van de ontluikende arbeidersklasse, daarbij geholpen door het regime. De burgerij wilde zich niet ontdoen van de ‘Nederlandse bezetting’, zoals we in de officiële geschiedschrijving kunnen lezen.
Ontluikende arbeidersklasse wil verbetering
De arbeidersklasse was in die tijd natuurlijk weinig in aantal, maar toch talrijker dan men zou denken. Aan het begin van de 19e eeuw groeide hun aantal snel.
De toenmalige textielindustrie was het meest ontwikkeld, vooral in West- en Oost-Vlaanderen, maar daarnaast was er ook de ontwikkeling van de metaalsector en de steenkoolmijnbouw in Luik en Henegouwen. Waar er in 1802 in Gent 220 arbeiders in de katoenindustrie werkten, waren dit er in 1810 reeds 10.000. In 1825 waren er in de zuidelijke provincies 220.000 arbeiders in de katoensector, waarvan 150.000 in Oost-Vlaanderen.
De situatie voor de massa’s was ellendig. De concurrentie met voornamelijk Britse producten zette de arbeidsomstandigheden onder druk en bracht lange werkdagen met zich mee. De bazen konden rekenen op een grote groep arbeiders omdat veel boeren naar de steden werden geduwd door hongersnood en lage prijzen voor landbouwproducten. Deze concurrentie tussen werkenden drukte de lonen verder naar beneden, tot ver onder het bestaansminimum. Kinderarbeid was verre van zeldzaam: elk gezinslid moest een inkomen binnen brengen om rond te komen.
De situatie werd nog verergerd door nieuwe belastingen op het malen en slachten, waardoor de prijzen van brood en vlees stegen. Dit bracht de overheid heel wat geld op, maar het maakte het leven van de massa’s nog moeilijker. Deze belastingen werden uiteindelijk afgeschaft in 1829, maar dan was het te laat: de woede was al te diep geworteld.
De opstand van 1830
De julirevolutie in Frankrijk had een grote invloed op de massa’s in heel Europa, zeker in de zuidelijke provincies van Nederland. In augustus maakte de regering het nog erger: de prijs van brood steeg en er werden dure festiviteiten gepland op 25 augustus voor de 59e verjaardag van koning Willem I. Vanaf 22 augustus stond er op affiches: “Revolutie voor 25 augustus!”
Op 24 augustus vonden er massabijeenkomsten plaats op straat en in de cafés. Op 25 augustus kwamen mensen bijeen in Brussel. De operavoorstelling van ‘De Stomme van Portici’ werd niet bijgewoond door de massa’s, maar toen de aanwezige burgers na afloop van de voorstelling op het Muntplein kwamen, was er daar een protesterende menigte. Tegen 27 augustus was er een echte arbeidersopstand. De massa’s controleerden openbare plaatsen en namen wapens en munitie in beslag. Groepen arbeiders vernietigden machines, omdat deze gezien werden als de oorzaak van de werkloosheid en de ellende.
Burgerij probeert revolutie te stoppen
De burgerij wilde haar eigendommen beschermen en vroeg militaire steun aan de koning. Er werd een eigen ‘burgerwacht’ opgezet om de massabeweging te stoppen. Tegelijk probeerde de burgerij de volksopstand als hefboom te gebruiken om meer toegevingen te bekomen van de Nederlandse koning. Willem I weigerde dit en stuurde extra troepen naar Brussel onder leiding van zijn zonen.
Het onhandige gedrag van prins Willem van Oranje, de toekomstige koning Willem II, deed de opstand alleen maar toenemen. Sommige bourgeois werden bang en vluchtten de stad Brussel uit. De burgerij was verdeeld: de meerderheid bleef regimegezind, een minderheid verdedigde het idee van onafhankelijkheid. Louis De Potter, een kleinburger uit een adellijke maar zeer progressieve familie, werd gezien als de verdediger van de onderdrukten en leverde forse kritiek op de conservatieve elementen in de burgerij.
In september 1830 stroomden de mensen toe in Brussel. Er waren echte marsen op Brussel, gedragen door de massa’s die de macht kwamen uitdagen. Het stadhuis werd bestormd en de bourgeois werden ontwapend. Er was echter een machtsvacuüm. Sommige bourgeois kwamen terug en maakten gebruik van de desorganisatie van de opstand. In het besef dat het moeilijk werd om het oude regime te handhaven, werd de basis gelegd voor een voorlopige regering die gevormd werd op 26 september. Op 4 oktober werd de onafhankelijkheid uitgeroepen.
De heersende klasse deed er alles aan om de massa’s, die de revolutie maakten, aan de kant te schuiven. Het Nationaal Congres besliste om een monarchie in te voeren: de burgerij wilde geen republiek omdat dit te dicht aanleunde bij het door Franse revolutionairen bepleite model. Leopold van Saksen-Coburg werd in juni 1831 aangesteld als koning: hij was van Duitse afkomst en woonde in Engeland, bovendien trouwde hij met een Franse prinses. Algemeen stemrecht kwam er ondanks druk van de revolutionaire beweging niet. Enkel de 46.000 rijkste inwoners mochten stemmen. In hun strijd tegen arbeiders en boeren verenigde de industriële burgerij zich met die klasse die ze had moeten omverwerpen: de feodale adel en de kerk.
Gebrek aan strijdinstrumenten
Tijdens het revolutionaire proces van 1830 konden embryo’s van strijdtradities worden gezien die in de geschiedenis van het toekomstige België een belangrijke rol zouden spelen. Er is bijvoorbeeld het idee van een ‘Mars op Brussel’, dat op belangrijke momenten in de geschiedenis van klassenstrijd werd gelanceerd, onder meer tijdens de Koningskwestie (1950) of de staking tegen de eenheidswet in de winter van 1960-61.
In 1830 was de arbeidersklasse erg jong, verstoken van collectieve ervaring als klasse en bovendien ongeorganiseerd. Zij kon niet rekenen op een politiek instrument om haar belangen te verdedigen. Eind jaren 1850 ontstonden de eerste embryo’s van vakbonden, pas in 1885 werd de Belgische Werkliedenpartij (BWP) opgericht.
Om een revolutionair proces naar de overwinning te leiden, is de aanwezigheid van een revolutionaire socialistische partij noodzakelijk; een partij die de lessen en ervaringen van de historische strijd samenbrengt en perspectieven schetst voor het omverwerpen van het kapitalistische systeem en het opbouwen van een democratisch socialistische samenleving.
Noten en lectuurlijst
- Veel elementen uit deze tekst zijn gebaseerd op het boek van Maurice Bologne: “De proletarische opstand van 1830 in België”. Online op: https://www.marxists.org/nederlands/bologne/1930/1930opstand.htm
- Anja Deschoemacker, “De nationale kwestie in België – een antwoord van de arbeidersbeweging is nodig”, Marxisme.be april 2006. Te koop via onze webshop