Your cart is currently empty!
Tag: Argentinië
-
¡ Es ley ! Abortus gelegaliseerd in Argentinië dankzij strijd

De Argentijnse Senaat heeft de wet voor de vrijwillige onderbreking van de zwangerschap tot 14 weken goedgekeurd. Dit gebeurde met 38 stemmen voor, 29 tegen en één onthouding. Wat een overwinning net voor de jaarwisseling! Het blijkt eens te meer dat strijd loont.
Door Celia (Brussel)
Deze mooie overwinning is het resultaat van een fenomenale en vastberaden massale feministische beweging met betogingen, bezettingen en stakingen. Miljoenen mensen trokken de straten op voor het recht op veilige, legale en toegankelijke abortus voor al wie het nodig heeft.
Duizenden mensen trotseerden het verbod op bijeenkomsten om de beweging een laatste duwtje in de rug te geven op het ogenblik dat de Senaat bijeenkwam. Dit was niet de eerste keer in 2020 dat de massa’s op straat kwamen in Argentinië. In augustus bijvoorbeeld werd geprotesteerd tegen de gevolgen van de lockdown voor precaire werkenden, tegen de economische crisis en tegen de hervormingen van het gerechtelijk apparaat door president Fernandez.
2020 was een belangrijk jaar voor alle volkeren van Latijns-Amerika. Het was een jaar dat werd gekenmerkt door economische crisis, gezondheidscrisis, besparingen van de heersende klasse, maar ook door massale mobilisaties en door repressie die de Latijns-Amerikaanse dictaturen waardig waren.
Na het referendum over de grondwetswijziging dat in Chili werd gewonnen, na de verkiezingen die de MAS in Bolivia won ondanks een poging tot staatsgreep, was het de beurt aan Argentinië om een belangrijke overwinning te behalen voor alle vrouwen van de onderdrukte klasse. In Latijns-Amerika is abortus alleen echt legaal in Cuba, Uruguay, Mexico City, de Mexicaanse staat Oaxaca en Guyana… en nu dus ook in Argentinië!
Wat Argentijnse feministen al tientallen jaren eisen, is een fundamenteel recht. Ze eisen bovendien: “Seksuele voorlichting om te kunnen beslissen, gratis anticonceptie zodat je geen abortus hoeft te ondergaan, legale abortus zodat je niet hoeft te sterven.” (1) Abortus is een klasse-privilege als het niet legaal is. “Volgens de regering worden elk jaar tussen 370.000 en 520.000 clandestiene abortussen uitgevoerd in het land van 44 miljoen mensen, waar 38.000 vrouwen in het ziekenhuis worden opgenomen voor complicaties tijdens deze operaties.”(2) Veel vrouwen sterven, zijn getraumatiseerd en gewond als gevolg daarvan. Maar er zijn nog meer mensen die niet in staat zijn om een abortus te laten uitvoeren.
Er zijn vrouwen die geen kinderen wilden, of niet met die persoon, maar niet genoeg geld hadden voor anticonceptie. Er zijn vrouwen die heel goed wisten dat ze het zich niet zouden kunnen veroorloven om een kind op te voeden, dat het zou opgroeien in precaire en ellendige omstandigheden. Er zijn mensen die verkracht werden, maar geen andere keuze hadden dan het kind te houden.
Het is ook een klassenvoorrecht om een kind op te kunnen voeden en te geven wat het nodig heeft. De wil van de Argentijnse feministen, en die van ons, is altijd geweest om een echte keuze te hebben. Om te kiezen voor een kind of niet, om te kiezen wanneer je wilt, om te kiezen met wie je wilt. Als je geen geld hebt voor anticonceptie of voor de opvoeding van het kind, wordt alles ingewikkelder en is er geen echte keuze.
We hebben echte maatregelen en massale overheidsinvesteringen nodig: gratis anticonceptie; gratis crèches; gratis legale en veilige abortus; gratis toegang tot onderwijs; cursussen over toestemming, geslacht en relaties op school; hogere lonen en een degelijk minimumloon; collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met compenserende aanwervingen …
Met de wet zoals die nu gestemd is, kan een zorginstelling “gewetensbezwaren” inroepen, maar moet ze verplicht de patiënt naar een andere instelling doorverwijzen. (3) Er wordt ook gesproken over een “plan van duizend dagen” dat als doel heeft om “de toegang tot zorg tijdens de zwangerschap en de eerste levensjaren van het kind” te versterken voor gezinnen in een financieel kwetsbare situatie. (4) De vrouwenbeweging zal verder moeten strijden om ervoor te zorgen dat abortus voor iedereen echt vrij toegankelijk en veilig zal zijn. Nu de pandemie de arbeidersklasse en de armen onevenredig zwaar treft, discriminatie van vrouwen en gender-gerelateerd geweld toenemen, hebben we een feminisme nodig dat resoluut antikapitalistisch en socialistisch is.
De Argentijnse strijd heeft een internationale impact. Het laat zien dat het mogelijk is om overwinningen te halen op conservatief rechts. Het laat ook zien hoe we de strijd voor het recht op abortus kunnen voeren. Een beweging wordt in alle onderdelen van de samenleving opgebouwd: in de scholen, wijken, op straat … Gedurende 30 jaar waren er massale betogingen, stakingen en bijeenkomsten. De feministische beweging nam de beste instrumenten van de arbeidersbeweging op om deze strijd te winnen. Na het referendum dat in 2018 in Ierland werd gewonnen, krijgen we nu een nieuw voorbeeld van hoe strijd tot overwinningen leidt.
Vrouwelijke werkenden zijn overal ter wereld oververtegenwoordigd in de frontlinie van de gezondheidszorg, het onderwijs, de schoonmaak en de voeding. De werkende klasse, jongeren, mensen met een migratie-achtergrond en arme vrouwen zullen de komende maanden en jaren vooraan blijven staan in de klassenstrijd en de feministische strijd. Argentinië bood een inspirerend voorbeeld hiervan.
Laten we ons in elk land zo organiseren dat we overal het recht op abortus tot 18 weken afdwingen. Laten we ook het kapitalistische systeem bestrijden dat nooit feministisch kan zijn. Er is een alternatief op dit systeem nodig, een alternatief zonder discriminatie, zonder seksisme, zonder racisme, zonder winstoogmerk. Een socialistisch alternatief!
1) Educación sexual para decidir, anticonceptivo para no aborta, aborto legal para no morir.
2) https://www.francetvinfo.fr/societe/ivg/argentine-le-congres-adopte-la-loi-legalisant-l-avortement_4238209.html
3) https://www.rtbf.be/info/monde/detail_l-argentine-legalise-l-avortement-apres-un-vote-historique?id=10663311
4) https://information.tv5monde.com/terriennes/argentine-une-loi-sur-la-legalisation-de-l-avortement-nouveau-devant-les-parlementaires
-
Argentijnse verkiezingen: stem ‘FIT-Unidad’ en bouw aan socialistisch alternatief voor strijd
Verklaring van het Voorlopig Comité van het CWI over de verkiezingen in Argentinië
Latijns-Amerika maakt een verdieping van de economische, politieke en sociale crisis door. Een nieuwe fase van verzet en strijd tegen de aanvallen van het imperialisme, het grote kapitaal en de plaatselijke lakeien is in de regio begonnen.
De opstand van inheemse volkeren en werkenden in Ecuador, die de regering van Lenín Moreno dwong zich terug te trekken uit de uitvoering van de door het IMF opgelegde plannen, toont de ernst van de crisis, de bereidheid om te strijden en de kracht van de onderdrukten en uitgebuite mensen. In landen als Haïti, Honduras en vele andere, naast het voorbeeld van Puerto Rico, waren er crisissen en massale mobilisaties. Dit zal in de komende periode nog verdiepen.
In dit scenario zijn de verkiezingen van 27 oktober in Argentinië en de voorbeelden van het verzet van de bevolking en de werkenden tegen de aanvallen van de regering van Mauricio Macri van groot belang. Alle bewuste arbeiders en het de internationale socialistische linkerzijde moeten een duidelijk standpunt innemen over deze processen.
De ernst van de crisis in dit belangrijke land in de regio kan een grote invloed hebben op het Latijns-Amerikaanse en internationale terrein. De Argentijnse crisis maakt deel uit van de internationale crisis van het kapitalisme, maar kan ook een trigger zijn voor nieuwe crises buiten zijn grenzen.
Macri’s overeenkomst met het IMF van vorig jaar voor een megalening van 56 miljard dollar heeft de situatie niet opgelost. De reeds verstrekte leningen hebben alleen de zakken van de speculanten en schuldcrediteuren gevuld ten koste van de arme en werkende mensen. Maar het neoliberale beleid van Macri, met de directe inmenging van het IMF in overheidsbeslissingen, heeft de economische en sociale crisis alleen maar verergerd.
De cocktail van recessie en hoge inflatie heeft enorme sociale kosten met zich meegebracht. Werkloosheid, onzekere banen, dalende gezinsinkomens, verslechtering van de levensomstandigheden zijn de kenmerken van het land na bijna vier jaar van het Macri-bestuur. Maar liefst 35,4% van de bevolking zit officieel onder de armoedegrens. Dat is 8% meer dan een jaar geleden. Er zijn meer dan 15 miljoen mensen (25,4% van de gezinnen) die niet kunnen betalen voor basisvoedsel. Armoede treft 51% van de kinderen in Argentinië.
Dit scenario lijkt sterk op het scenario dat in december 2001 resulteerde in de sociale explosie van de “Argentinazo”, toen de toenmalige president Fernando De La Rua ontslag moest nemen en per helikopter moest vluchten uit het Casa Rosada, dat omringd werd door betogers.
Argentinië is nu de grootste schuldenaar ter wereld bij het IMF. Het is symptomatisch dat de tweede plaats op deze lijst precies Ecuador staat, een land waar zojuist een opstand van inheemse volkeren en werkenden ontplofte, precies door het neoliberale aanpassingsbeleid dat deze internationale organisatie heeft opgelegd.
In het geval van Argentinië is al veel belangrijke strijd geweest, waaronder vijf algemene stakingen tegen de regering-Macri en de grote confrontatie van december 2017 voor het Congres in de strijd tegen de tegenhervorming van de sociale zekerheid. De vrouwenbeweging – zowel Ni Una Menos als de sterke beweging voor het recht op abortus – is ook internationaal een inspiratiebron geweest. De staking van de werkenden in de publieke sector in Chubut, Patagonië, had nationale gevolgen en laat zien dat de strijd kan worden veralgemeend.
Macri op weg naar nederlaag
Vanuit electoraal oogpunt heeft de crisis de herverkiezingskansen van Macri uiterst onwaarschijnlijk gemaakt. Zijn beslissende nederlaag bij de eerste verkiezingen in augustus is het begin van een nog slechter resultaat op 27 oktober.
Macri kwam aan de macht bij de verkiezingen van december 2015 en bouwde een beeld op van een moderne manager, los van de zogenaamd ideologische zorgen van zijn tegenstanders in het ‘Kirchnerisme’, de Peronistische vleugel van de toenmalige president Cristina Kirchner.
Zijn electorale overwinning betekende de terugkeer aan de macht van de expliciet neoliberale rechterzijde, na vele jaren van Peronistische regeringen die kozen voor klassenbemiddeling en vaak toegevingen moesten doen aan de werkenden.
Macri’s machtsovername was een minder traumatisch proces dan bijvoorbeeld in Brazilië. In dit buurland kreeg neoliberaal rechts in 2016 via een institutionele staatsgreep weer volledige controle over de regering en moest het zich bij de verkiezingen van 2018 wenden tot Bolsonaro, een extreemrechtse kandidaat met proto-fascistische kenmerken.
Het absolute fiasco van Macri’s regering en de aanstaande opdoffer in de verkiezingen betekenen een ernstige nederlaag voor de nieuwe rechterzijde die in verschillende Latijns-Amerikaanse landen aan de macht kwam en de versleten centrum-linkse regeringen verving die regeerden op basis van klassenbemiddeling zonder ooit te breken met het kapitalisme.
Fernandez-Fernandez bieden geen echt alternatief
Het is begrijpelijk dat miljoenen Argentijnse werkenden vandaag het doel om Macri bij de verkiezingen te verslaan als de grootste prioriteit zien. Daarom lijkt een stemming voor de lijst die Alberto Fernandez en Cristina Fernandez de Kirchner samenbrengt, voor veel mensen de gemakkelijkste weg vooruit.
Maar de Fernandez-Fernandez-lijst vormt geen effectieve breuk met het beleid van Macri en biedt geen echte uitweg uit de crisis vanuit het oogpunt van de werkenden en de armen. Fernandez dringt aan op een beleid van verzoening en sociale pacten tussen werkenden en de patroons, en bevestigde opnieuw dat hij de overeenkomst met het IMF zal handhaven.
Bovendien zal Argentinië, in tegenstelling tot de periode na het bankroet van 2001, de komende jaren niet kunnen profiteren van een internationale context die economische groei mogelijk maakte. Die groei was grotendeels gebaseerd op de hausse in de grondstoffen en op schuldheronderhandeling. Het idee dat deze veronderstelde jaren van economische groei en relatieve stabiliteit zullen terugkeren, is niet op enige realiteit gebaseerd.
De brede eenheid van actie en strijd tegen de aanvallen van Macri en tegen elke aanval op werkenden neemt niet weg dat er een onafhankelijk, socialistisch en massaal links politiek project moet worden opgebouwd.
Bij deze Argentijnse verkiezingen is de fundamentele taak de accumulatie van krachten voor de onvermijdelijke strijd die onvermijdelijk zal komen en doorslaggevend zal zijn. Een stem voor de kandidaten van het Frente de Izquierda y de los Trabajadores – Unidad maakt volgens ons deel uit van dit proces van krachtenbundeling voor de komende conflicten. Hoe meer stemmen de presidentiële lijst van Nicolás del Caño en Romina del Plá haalt en hoe meer leden van de FIT-U verkozen zijn, hoe beter voor de komende strijd.
De FIT-Unidad verdedigt de klassenonafhankelijkheid van de werkenden en wekt geen illusies in klassenbemiddeling. Door de noodzaak te verdedigen van een breuk met het IMF en de betaling van de schuld op te schorten zodat aan de eisen van de bevolking kan worden voldaan, wijzen ze in de goede richting.
Ook de inspanningen om het FIT (voorheen bestaande uit PTS, PO en IS) uit te breiden naar andere linkse krachten, zoals de MST, en andere strijdbare groepen, zien wij als een positieve ontwikkeling. We begrijpen echter dat het opbouwen van een massaal politiek referentiepunt voor de socialistische linkerzijde nog steeds een taak is die moet worden volbracht door links en de arbeidersbeweging in Argentinië.
Deze taak zal worden uitgevoerd in sociale strijd in het kader van de zich verdiepende crisis. De concrete ervaring van grote delen van de massa’s met het fiasco van rechts aan de macht en met de grenzen van het Kirchnerisme kan ruimte maken voor dit alternatief van links. Het is noodzakelijk deze uitdaging aan te gaan en voor te bereiden. Het CWI wil daaraan bijdragen.
-
Argentijnse Senaat stemt tegen depenalisering abortus, strijd gaat door
“Seksuele opvoeding om te beslissen, contraceptie om geen abortus te moeten ondergaan, wettelijke abortus om niet te sterven.” Dat is de kreet van miljoenen vrouwen die al maandenlang op straat komen in Argentinië. De ‘groene golf’ van protest is erg strijdbaar en eist dat “een abortus overleven niet langer een klassenprivilege” zou zijn. Een wetsvoorstel tot depenalisering van abortus werd op 9 augustus evenwel weggestemd door de Senaat.
Artikel door Celia (Brussel)
De Kamer stemde in juni nog voor het wetsvoorstel, maar in de Senaat was de verhouding 31 tot 38. Hierdoor werd de legalisering van vrijwillige zwangerschapsonderbreking tegengehouden. Abortus is slechts in drie Latijns-Amerikaanse landen volledig wettelijk: Cuba, Guyana en Uruguay. Verder is het wettelijk mogelijk in Mexico stad en in het departement Frans Guyana.
In Argentinië is abortus sinds 1921 enkel toegelaten in geval van verkrachting of bij gevaar voor het leven van de moeder. Zelfs in die twee gevallen kan de dokter een behandeling weigeren. De risico’s voor vrouwen die een clandestiene abortus ondergaan zijn groot: elke dag worden 135 vrouwen in publieke ziekenhuizen opgenomen wegens complicaties als gevolg van clandestiene abortussen. Die vrouwen riskeren bovendien tot vier jaar gevangenisstraf. Volgens Amnesty International zijn er de afgelopen 25 jaar 3.000 vrouwen omgekomen bij clandestiene abortussen.
Argentinië wordt sinds december 2015 bestuurd door Mauricio Macri. Die is lid van de partij Propuesta Republicana, een rechtse conservatieve partij die deel uitmaakt van de alliantie Cambiemos. Deze alliantie leverde het gros van de tegenstemmen in de Senaat. Macri wilde bij het begin van zijn mandaat van Argentinië ‘de supermarkt van de wereld’ maken met een economisch beleid gericht op het aantrekken van investeerders. Dit beleid heeft geleid tot inflatie en een groeiend aantal armen. Er waren al drie algemene stakingen tegen de president. In september 2016 waren er 1,4 miljoen armen meer dan bij het aantreden van Macri tien maanden voorheen. Op 25 juni van dit jaar was er de voorlopig grootste algemene staking tegen de regering. Het volledige land werd daarbij lamgelegd.
De positie van vrouwen wordt er niet beter op in dit Argentinië in volle economische crisis. Het is in deze economische context dat sinds 2015 een beweging ontwikkelt onder de noemer ‘Ni Una Menos’ (‘Niet één (vrouw) minder’). Deze beweging richt zich tegen het vermoorden van vrouwen en meer algemeen tegen seksisme. Vanuit Argentinië verspreidde ‘Ni Una Menos’ zich over het hele continent. Argentijnse vrouwen, studenten en werkenden, zijn sinds maanden in actie om van de regering te eisen dat seksisme uit het onderwijs wordt gehaald en dat het recht op abortus legaal en gratis wordt. Sinds april wordt ook in Chili geprotesteerd rond deze eisen. In het land van paus Franciscus I heeft de katholieke kerk nog een grote macht, maar de vrouwen weigeren om slechts reproductieve objecten te zijn. Ze eisen een niet-seksistisch onderwijs, degelijke en gratis gezondheidszorg, de mogelijkheid om zelf te beslissen over hun eigen lichaam, de mogelijkheid om zelf te kiezen wanneer ze kinderen hebben. Daartoe eisen ze gratis contraceptie en het recht op een legale abortus, zodat de medische zorgen veel beter zijn en het risico om te overlijden of gewond te raken verdwijnt.
Om die rechten af te dwingen, is strijd nodig. Deze strijd moet zich ook richten tegen het kapitalisme dat leidt tot het dagelijkse seksisme op de werkvloer, in de scholen en aan de universiteiten. De afgelopen maanden hebben de Argentijnse werkenden en jongeren aangetoond dat ze in staat zijn om bijzonder sterke mobilisaties te organiseren. Deze vonden een weerklank doorheen de wereld. Zo werd op 8 augustus in een honderdtal landen geprotesteerd, waaronder een kleine actie in Brussel. De stemming in de senaat zal de beweging niet stoppen, meteen erna waren er al grote betogingen. De beweging gaat door, ondanks het extreme geweld ertegen door de beweging die zogenaamd ‘pro-leven’ is en al maandenlang intimideert en tot fysiek geweld overgaat.
Om tot echte rechten en verworvenheden te komen en deze te behouden, is een strijd tegen het volledige systeem nodig. We moeten dit failliete systeem van toenemende ongelijkheid breken om te bouwen aan een samenleving op basis van gelijkheid waarbij de belangen van de meerderheid van de bevolking centraal staan.
-

Argentinië: massabeweging schort pensioenhervorming op ondanks brutale repressie
Op 15 december dwong een massale mobilisatie de regering van Mauricio Macri in Argentinië tot toegevingen. Het parlement moest de pensioenhervorming stemmen, maar de parlementsvoorzitter had geen andere keuze dan de plenaire sessie uit te stellen. Dat kwam door de grote betoging voor de deur van het parlement.door Tohil Delgado, Izquierda Revolucionaria (onze zusterorganisatie in de Spaanse staat)
De rechtse regering probeerde het massaprotest te stoppen met brutale en willekeurige repressie. Maar liefst 3.000 politie-agenten met rubberkogels, traangaas en waterkanonnen werden ingezet om de massale actie uiteen te drijven. Maar de betogers gaven niet toe. Duizenden werkenden en jongeren gingen in op de oproep van de linkse organisaties en vakbonden om het protest door te zetten.
Het parlement was belegerd, het geluid van de politie die op betogers schoot was tot binnen te horen. Er waren orders om alles wat bewoog als doelwit te zien. Het zorgde ervoor dat ook enkele verkozenen van het Linkse Arbeidersfront (FIT), die mee betoogden, gewond raakten en in de ziekenboeg van het parlement opgenomen werden. De Argentijnse veiligheidsdiensten fotografeerden de activisten die tot in het parlement betoogden tegen wat op straat gebeurde en om te eisen dat de zitting zou opgeschort worden.
De agressieve aanpak door de overheid bleek eens te meer toen enkele familieleden van opvarenden op de vermiste onderzeeër ‘Ara San Juan’ bij hun gepland bezoek aan het parlement later op de dag eveneens harde klappen kregen. Het ging om familieleden die een paar dagen voorheen vernamen dat er een onderzoek opgestart is naar defecte reserveonderdelen die aangekocht werden om bepaalde bedrijven te plezieren en die mogelijk geleid hebben tot een ramp met de onderzeeër.
Er werden ook heel wat journalisten hard aangepakt toen ze hun werk probeerden te doen. Sommige journalisten merkten op dat er na de actie een grote groep agenten op motorvoertuigen vertrok om willekeurig tientallen mensen die het plein verlieten op te pakken.
Strijd uitbreiden!
Toen Macri de parlementsverkiezingen in 13 van de 24 kiesdistricten won in oktober, dachten velen dat het zou leiden tot een nieuw stabiel tijdperk met een rechts beleid. De nieuwe tegenhervormingen zouden zonder veel verzet doorgevoerd worden. Er werd gestart met die sociale afbraak tijdens een top van de Wereldhandelsorganisatie in Buenes Aires. De regering-Macri hoopte om op die top mooie zakelijke deals binnen te halen voor de Argentijnse heersende klasse. Tegelijk wilde de regering zich voorstellen als de continentale kampioen van “veiligheid en orde.”
De rechtse regering slaagde er echter niet in om het vele sociale protest tijdens die top te stoppen. Tegelijk werd duidelijk dat de verhoopte zakencontracten voor de kapitalisten uitbleven.
De massamedia vermijden zoveel mogelijk de gelijkenissen met het historisch protest van 15 jaar geleden. Toen zorgde massaprotest ervoor dat er op twee weken tijd vijf presidenten van het toneel verdwenen. De geest van de ‘Argentinazo” kan te groot worden voor een regering die formeel wel significante steun geniet in de verkiezingen, maar botst op de massa’s die in actie komen waardoor de steun voor de regering snel kan verdwijnen. De sterkte van Macri is op directe wijze verbonden met de ruimte die hem gelaten wordt door de vakbondsleiding van de CGT en de oppositie. Zij weigeren te gaan voor een krachtige algemene staking tegen het asociale beleid.
Enkele maanden geleden was er in Argentinië een historische mobilisatie tegen de moord op een 28-jarige Mapuche-activist. Santiago Maldonado werd door de politie vermoord na een betoging. Nu is er het protest tegen de pensioenhervorming. Dit zet de toon voor de strijd in Argentinië en de rest van Latijns-Amerika. Als Macri, of nu ook Piñeira in Chili, denkt dat hij de nodige steun heeft om een rechts beleid te voeren, dan zal dit snel op de realiteit botsen. De tradities en de strijdbaarheid van de Argentijnse werkenden en jongeren zullen snel terugkeren als antwoord op de aanvallen en asociale tegenhervormingen.
-
Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid
[Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

Protest tegen Temer in Brazilië [divider]
Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.
Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.
De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.
Crisis van centrum-links en bocht naar rechts
Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.
Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.
Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.
De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.
Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador
In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.
Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.
De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.
Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.
Pseudo-links in Nicaragua en Peru
Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.
In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.
In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.
Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?
Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.
Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …
Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.
In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.
Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen
De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.
In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.
Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.
Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”
Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.
Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië
Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.
De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.
Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord. Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.
Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.
De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.
Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.
De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.
Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.
Venezuela op een keerpunt
Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.
Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.
Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.
Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.
Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.
De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.
In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.
Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.
Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’
Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.
Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.
In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.
Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.
Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.
Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.
De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid. Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.
Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.
Verzet tegen rechtse aanvallen
Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.
Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.
Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.
De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.
In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.
Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.
In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.
Het vredesakkoord in Colombia
De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.
Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.
Mexico: strijd en repressie
In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom. De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.
De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen. Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.
De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.
In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.
Cuba herstelt banden met de VS
Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.
Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.
De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.
Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.
Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde
De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat
Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.
De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.
In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.
-
Argentinië. De terugkeer van de schuldencrisis en taken voor links (deel 2)
Over de stevige linkerflank van Argentinië
In het tweede deel van het dossier over Argentinië gaan we in op de strijd van de arbeidersbeweging en de zoektocht naar een politieke vertaling ervan.
Een woordvoerder van de regering, Jorge Capitanich, verklaarde vorige week dat hij hoopte dat de mensen vooral over de voetbal zouden spreken. Het wijst op de wanhoop van de regering en de heersende klasse die wat ‘ademruimte’ zoekt na de opkomst van strijd in de afgelopen periode.In maart stonden de leraars vooraan in de strijd tegen hun dalende lonen als gevolg van de galopperende inflatie. In de provincie van Buenos Aires, waar 40% van de Argentijnen wonen, was er een 18-daagse algemene staking in het onderwijs. Deze beweging leidde tot een nieuwe nationale beweging van stakingen en protestacties. Het gaf ook uitdrukking aan een belangrijk kenmerk van deze nieuwe opgang van strijd: de tegenstelling tussen de strijdbare sfeer onder belangrijke delen van de arbeiders die bereid zijn om de strijd aan te gaan en de remmende factor die de vakbondsleiding vormt, onder meer omwille van hun banden met gevestigde politici.
Er waren bijeenkomsten van de basis waarbij strijdbare linkse organisaties zoals de FIT (Links Front van Arbeiders – zie verder) een belangrijke rol speelden en ingingen tegen de conservatieve leiders. Dit toont het potentieel voor de organisatie van een strijd van onderuit met een beweging voor een strijdbare syndicale positie. De rol van de rechtse leiders in het afremmen van de strijd bleek echter nog steeds beslissend te zijn, er werd geweigerd om de strijd van de leraars en de studenten in de verschillende provincies te verenigen in een nationale staking die de provinciale en nationale regeringen tot toegevingen kon dwingen.
Potentieel voor een massale beweging van onderuit
Maar er werden stappen in de juiste richting gezet en dit niet alleen onder de leraars. Er was een indrukwekkende bijeenkomst van strijdbare syndicalisten in maart met meer dan 4.000 aanwezigen vanuit de hele vakbeweging. Een dergelijke coördinatie van de strijdbare basis is uiteindelijk gericht op het omvormen van de vakbonden met een strijdbare socialistische leiding. De coördinatie is in eerste instantie belangrijk om de druk op de bestaande leiders op te voeren zodat ze verder gaan dan ze willen in het organiseren van acties. De bijeenkomst benadrukte de druk van onderuit in de oproep voor een nationale actiedag op 9 april. Dit speelde wellicht een rol in de beslissing van de vakbondsleiders om een algemene staking uit te roepen op 10 april.
Heel wat krachten van de revolutionaire linkerzijde – georganiseerd rond de FIT – wonnen vaak leidinggevende posities in de vakbonden en speelden een belangrijke rol in dit initiatief. Er is nu het potentieel om verder te gaan en een eengemaakt netwerk van strijdbare syndicalisten uit te bouwen rond eisen voor een strijdbare opstelling door de volledige vakbeweging. Er kan hierbij naar internationale voorbeelden gekeken worden, zoals het National Shop Stewards’ Network in Groot-Brittannië dat met een eengemaakte campagne de kwestie van een algemene staking op de tafel van zelfs de meest conservatieve vakbondsleiders kreeg.
Algemene staking van 10 april – ‘zondagsstaking’ versus actieve staking
De algemene staking van 10 april had een nog verlammender effect dan die van 20 november 2012. De enorme woede onder de bevolking zorgde ervoor dat de staking een brede steun genoot. De vakbonden die ervoor opriepen vertegenwoordigen nochtans slechts 40% van de beweging. Maar toch staakte een meerderheid van het personeel in de transportsector, het onderwijs en de industrie.
De uitbarsting van woede – die zichtbaar werd met duizenden mensen die wegblokkades opwierpen en steden doorheen het hele land plat legden – was ook voor de vakbondsleiders die voor de staking opriepen een verrassing. De oppositionele vakbondsleiders Moyano en Barrionueva dachten dat de staking de heersende politici nog eens rustig kon wijzen op hun bestaan, mogelijk met het oog op een nieuwe alliantie met een van de presidentskandidaten in 2015. Rond de belangrijkste politieke kwesties, zoals de miljardendeal van de regering met de speculanten, staan deze leiders op een zelfde standpunt als de regering.
Ze riepen op tot een ‘zondagsstaking’ op de dag van de algemene staking met nadruk op het passieve karakter van het protest. Duizenden arbeiders hielden het daar niet bij. Ze bleven niet gewoon thuis maar trokken onder leiding van de linkerzijde in de vakbonden en op politiek vlak de straat op onder de slogan van een ‘actieve staking’ met massale wegblokkades die de verlamming benadrukten en de werkenden een actieve rol in de mobilisaties gaven.
Deze actieve rol van de werkende bevolking moet nu verder uitgebouwd worden. Democratische algemene vergaderingen op de werkvloer en op lokaal vlak kunnen discussiëren over een mobilisatie van onderuit om een nieuwe staking af te dwingen. Dat kan een eerste stap zijn in de richting van een oplopend actieplan om een alternatief op de miserie van inflatie en plundering door speculanten op te leggen. Zo’n actieplan zou een reeks van algemene stakingen en massale mobilisaties moeten omvatten. Hugo Moyano en andere leiders discussiëren nu over de mogelijkheid van een nieuwe algemene staking in de loop van de komende weken, ook al zullen ze dit proberen te vermijden. Een campagne van onderuit zou een onmiddellijk effect kunnen hebben in de opstart van een nieuwe ronde van nationale strijd.
Succes van de FIT
De crisis van het Kirchnerisme heeft geleid tot een splitsing in de vakbeweging, maar het kent ook een politieke uitdrukking. De verdeeldheid in het kamp van Kirchner is groot, er zijn minstens vijf ‘Peronistische’ kandidaten voor de presidentsverkiezingen van 2015, waaronder voormalige ministers en bondgenoten van Kirchner en Fernandez. Geen enkele van deze ‘oppositiekandidaten’ vertegenwoordigt een linkse breuk met de neoliberale koers van het Kirchnerisme. Ze staan niet voor een fundamenteel andere benadering van de kwestie van de schulden, de onteigening van YPF of de bescherming van de lonen tegen inflatie.
De crisis van het Kirchnerisme kwam ook tot uiting in belangrijke vooruitgang voor de radicale linkerzijde. Het Links Front van Arbeiders (FIT), een alliantie van linkse organisaties onder leiding van de Arbeiderspartij (PO), Partij van Socialistische Arbeiders (PTS) en Socialistisch Links (IS), allen met een trotskistische traditie, behaalde in de parlementsverkiezingen van vorig jaar een belangrijke vooruitgang. Het front haalde 1,2 miljoen stemmen, goed voor drie nationale parlementsleden en regionale verkozenen in zeven provincies. Wellicht zal PO-leider Jorge Altamira de presidentskandidaat van de FIT in 2015 zijn. Hij staat op 4% tot 6% in de peilingen, een verdriedubbeling van het resultaat in 2011. Als dit resultaat in de parlementsverkiezingen zou herhaald worden, zou de FIT haar zetelaantal verdubbelen.
Dit opmerkelijke resultaat toont de radicalisering in de samenleving waarbij miljoenen mensen zoeken naar een coherent links alternatief op het Kirchnerisme in crisis. FIT komt niet openlijk op voor socialistische verandering maar neemt in het programma wel de belangrijkste aspecten van een socialistisch programma op en dit gericht op de strijd voor een arbeidersregering. Terwijl belangrijke linkse krachten van Griekenland tot Portugal, Mexico en Brazilië hun programma afzwakken en naar rechts opschuiven, is dit een verfrissend gegeven. Het toont ook aan dat een radicaal programma van sociale verandering een brede steun kan vinden. Het doorkruist het argument dat een afzwakking van het programma nodig is om gehoor te vinden bij de massa’s, een argument dat dominant is onder reformistische leiders van de arbeidersbeweging doorheen de hele wereld.
Hoe bouwen aan een nieuwe massale kracht van de arbeidersklasse?
De vraag hoe de FIT kan bijdragen tot de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij en de politieke leiding kan vormen die nodig is om de samenleving te veranderen, moet doorheen de hele beweging bediscussieerd worden. De crisis van het Kirchnerisme vormt een historische kans voor de groei van een politieke kracht gebaseerd op de arbeidersklasse, de beweging en de belangen van de werkende bevolking. Deze kracht werd in het verleden tegengehouden door het specifieke karakter van het Peronisme. Maar met een correcte benadering en oriëntatie kan de FIT uitgroeien tot een kracht die op massale schaal een breuk met het verleden vormt.
Maar dit hangt natuurlijk af van de vraag hoe de kansen gegrepen worden. Revolutionaire trotskistische krachten kunnen een belangrijke positie onder de bevolking verwerven en onder bepaalde omstandigheden zelfs massale steun krijgen. Dit is zeker het geval in landen met een sterke trotskistische traditie onder de werkende bevolking – wat in Argentinië het geval is met de ‘MAS’ die een grote inplanting onder de werkende bevolking had voor de partij in crisis kwam en uiteenbarstte in de jaren 1990. De electorale resultaten van de FIT tonen het potentieel dat er niet enkel is voor de groei van individuele organisaties die er deel van uitmaken, maar ook voor de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij.
Er zijn gelijkenissen met de situatie in Frankrijk op het begin van deze eeuw. Bij de presidentsverkiezingen van 2002 haalden de kandidaten van LCR en LO daar samen 10% van de stemmen, het ging om bijna 3 miljoen kiezers. De crisis van de voormalige sociaaldemocratische PS die niet eens in de tweede ronde geraakte, opende de mogelijkheid om een nieuwe massale kracht op te bouwen op basis van arbeidersstrijd. Destijds stelde het CWI dat er in Frankrijk een nieuwe brede linkse formatie moest komen op een federale basis waarbij alle groepen en tendensen bestaansrecht hadden en onafhankelijk konden campagne voeren maar rond een gezamenlijk socialistisch programma.
Een dergelijke kracht zou brede lagen van de werkenden en jongeren bijeengebracht hebben rond een nieuwe partij en het zou de revolutionaire linkerzijde vestigen als politieke factor die in staat is om de hegemonie van de gevestigde partijen te doorbreken. De LCR en LO volgden dit perspectief niet, ze trokken zich elk terug in hun eigen hoek. De daaropvolgende stagnatie van beide organisaties en de dramatische ineenstorting van de NPA is getuige van de gevolgen van zulke fouten.
Een gelijkaardige kans om verkiezingssuccessen te gebruiken als springplank naar de ontwikkeling van een nieuwe massale arbeiderskracht is aanwezig in Argentinië. Maar zoals de Franse ervaring aantoont, zal die kans niet altijd blijven bestaan.
Het succes van het front geeft aan dat geen enkele van de individuele componenten van de alliantie voldoende ontwikkeld was om de massale breuk met het Peronisme te kanaliseren door een groei van de eigen rangen. Het wijst op de nood aan een breder instrument.
Revolutionairen komen op voor massale revolutionaire partijen die leiding geven aan de strijd voor socialistische verandering. Deze strijd kan soms doorheen een periode van georganiseerde revolutionaire tussenkomst in een bredere arbeidersformatie gaan waarbij deze formatie aanvankelijk geen volledig uitgewerkt revolutionair socialistisch karakter kent. Dit vereist van revolutionaire krachten soms dat ze een rol spelen in het opzetten van een bredere politieke organisatie van de arbeidersklasse waarbij revolutionaire krachten samenwerken met diegenen die van een reformistisch standpunt komen, zoals diegenen die nu breken met het Peronisme. Het betekent ook dat samen wordt gestreden met werkenden en leiders die nog illusies hebben in een reformistische oplossing voor de crisis van het kapitalisme. Geduldig de beperkingen van deze benadering uitleggen doorheen de gebeurtenissen en de strijd is essentieel om de steun van de meerderheid van de werkende bevolking over te winnen.
Een perspectief dat de ontwikkeling van een massale revolutionaire kracht ziet als het resultaat van een lineair proces van groei van kleine revolutionaire organisaties waarbij dit proces losstaat van de bochten en keerpunten in de klassenstrijd, zal de revolutionaire niet voorbereiden op de taken van de komende periode. Er is een ander perspectief nodig om massale steun te winnen voor een revolutionair perspectief van socialistische verandering op basis van democratisch publiek bezit van de sleutelsectoren van de economie en een arbeidersregering die de strijd voert voor een socialistische federatie in Latijns-Amerika als deel van een socialistische wereld. Dat is de enige haalbare oplossing voor de huidige crisis.
De oproep voor een nieuwe brede politieke beweging van de arbeidersklasse kan in Argentinië een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een massaal socialistisch alternatief op het Kirchnerisme en het Peronisme. Een dergelijke beweging zou zich op federale basis moeten organiseren met het recht voor de verschillende organisaties en tendensen om zich vrij binnen deze beweging te organiseren. De verkiezingssuccessen van de FIT plaatsen deze alliantie in een uitstekende positie om een oproep te lanceren en dit te verbinden met de strijd aan de basis, op straat, op de werkvloer en in de vakbonden.
De rol van de componenten die deel uitmaken van de FIT was essentieel om tot het huidige succes te komen. Wij hebben meningsverschillen met de belangrijkste krachten binnen de FIT en dit rond belangrijke internationale analyses en rond het programma. Maar ernstige revolutionaire krachten hebben de plicht om na te gaan welke overeenstemming kan bereikt worden met andere krachten en dit op basis van een grondige discussie over programma, methoden en benadering. De ontwikkeling van de FIT en de rol van de organisaties die er deel van uitmaken, kan een beslissende rol spelen op de ontwikkelingen in Argentinië in de komende periode. Dit moet openlijk en eerlijk bediscussieerd worden om tot een eengemaakt standpunt te komen. Door deze discussie wereldwijd te voeren, kunnen de Argentijnse ontwikkelingen mogelijk leiden tot bijzonder interessante vooruitzichten voor de wereldwijde socialistische beweging.
-
Argentinië. De terugkeer van de schuldencrisis en taken voor links (deel 1)
Vandaag en morgen brengen we een dossier over Argentinië. Niet over de Argentijnse voetbalploeg die komende zaterdag uit de Wereldbeker weggespeeld wordt, maar wel over de politieke en economische situatie met een terugkeer van de schuldencrisis tegen de achtergrond van een groeiend ongenoegen met strijd en politieke radicalisering. Dat laatste kwam onder meer tot uiting in een opvallende score van 1,2 miljoen stemmen voor een front van trotskistische organisaties bij de laatste verkiezingen. Een dossier door DANNY BYRNE van het CWI.
De Argentijnse financiële crisis van 2000-2002 ligt inmiddels meer dan een decennium achter ons. Het was een crisis die leidde tot een van de grootste faillissementen van een nationale staat in de geschiedenis. Het dominante discours vertelt ons dat de periode van economische onrust en massastrijd werd beëindigd door het heldhaftige werk van de Kirchner-dynastie. Nestor Kirchner en Cristina Fernandez Kirchner zouden de situatie gekeerd hebben, waardoor het spook van de schuldencrisis verdween en de economie terug groei kende. Argentinië was een model van hoe een schuldencrisis bij de overheid kon overkomen worden.Elf jaar later waarschuwen de internationale media evenwel opnieuw voor een schuldencrisis. Het gaat om dezelfde schulden. Dit is deel van een explosieve cocktail van crisis en sociale onrust die het land naar een nieuwe periode van sociale strijd brengen.
Speculanten brengen regering op rand van het bankroet
De vonk voor de hernieuwde schuldencrisis was een beslissing van het Amerikaanse Supreme Court die inging op de eisen van een aantal crediteurs onder leiding van de miljardair Paul Singer (die eerder bekend werd als aanhanger van George W Bush) voor de volledige terugbetaling van de betwiste overheidspapieren. Het gaat om crediteurs die weigerden om deel te nemen aan de schuldherschikking die door de Kirchners werd onderhandeld met 93% van alle obligatiehouders na het bankroet. De totale waarde van de onbetaalde schulden en interesten aan de crediteurs wordt op 15 miljard dollar geschat.
De beslissing leidde tot chaos op de markten en een dreiging van een nieuw bankroet. Dit werd zelfs bevestigd in een televisietoespraak van Cristina Fernandez. Ze reageerde met sterke taal met de weigering om zich te onderwerpen aan de “afpersing” door deze hefboomfondsen. Ze gaf ook toe dat het voldoen aan de eisen van de crediteurs “onmogelijk” was. De beslissing van de rechtbank opende zelfs de weg om beslag te leggen op publieke eigendommen zoals ambassadegebouwen of militaire schepen indien het land weigert om te betalen.
De terugkeer van het spook van het bankroet van Argentinië toont aan dat kapitalistische oplossingen voor schuldencrises niet mogelijk zijn. Dit bevat belangrijke lessen voor andere landen die op een gelijkaardige weg geduwd werden onder de druk van de huidige wereldcrisis. In plaats van de tegenstellingen achter de crisis op te lossen, hebben deze ‘oplossingen’ en akkoorden de wonden slechts tijdelijk ondergesneeuwd, terwijl er onderhuids een nieuwe en vaak diepere explosie van crises aan het broeien was. Een consistente oplossing is enkel mogelijk door te breken met de dictatuur van de markten en het kapitalisme en dit gewapend met een socialistisch alternatief.
Capitulatie van de regering voor het internationale kapitalisme
Een arbeidersregering zou de beslissing van het Amerikaanse Supreme Court niet aanvaarden omdat de publieke middelen zo broodnodig zijn om te investeren in openbare diensten en het herstel van de levensstandaard. De miljarden moeten niet verdwijnen in de zakken van schuldenspeculanten. Een dergelijke positie zou internationaal op een brede steun kunnen rekenen, niet alleen in Latijns-Amerika maar ook in de door de trojka geplunderde Europese landen. Maar hiervoor zou een breuk met het kapitalisme nodig zijn. De retoriek van de Argentijnse regering tegen de speculanten blijft beperkt tot woorden, er wordt niets gedaan. In deze context is de logica van de positie van de Argentijnse regering er een van akkoorden en compromissen.
De regering doet dit omdat een bankroet rampzalig zou zijn voor elke regering die de heerschappij van de markten aanvaard. Het regime van Kirchner probeert bovendien om op een goed blaadje bij de internationale markten te staan. Zo werden de onderhandelingen met de ‘club van Parijs’, een andere bende speculanten, net afgesloten waardoor er 10 miljard dollar publieke middelen werd weg gegooid.In 2012 kreeg de regering van Cristina Fernandez wereldwijd de aandacht en sympathie van heel wat werkenden en jongeren toen de regering zich een meerderheid van de aandelen in het oliebedrijf YPF van de Spaanse firma Respol toe-eigende. Deze ‘nationalisatie’ had slechts betrekking op 51% van het bedrijf en leidde uiteindelijk tot een akkoord eerder dit jaar waarbij de regering toegaf aan de eisen van het internationale kapitalisme en 10 miljard dollar betaalde aan de voormalige eigenaars van het bedrijf .
Het argument van de regering is dat het inlossen van de eisen van de speculanten en investeerders ertoe zal leiden dat sommigen terugkomen om te investeren. Er wordt dus op de chantage ingegaan zodat ze zouden terugkomen om meer te plunderen. De huidige crisis geeft aan dat deze benadering niet houdbaar is. De regering kan tijdelijk een groep van aasgieren tevreden stellen, maar alle eisen van alle aasgieren samen volstaan om de economie de dieperik in te sturen.
Met deze benadering is het niet verwonderlijk dat de forse woorden van verzet tegen de obligatiehouders niet leidden tot een confrontatie met een weigering om te betalen maar tot een bocht van de regering die besloot om onderhandelingen te starten. Zelfs op die basis is een technisch bankroet van Argentinië evenwel niet uitgesloten.
Een precedent voor buitenlandse schuldencrises
De gevestigde media hadden het over een ‘precedent’ waarbij de overwinning van de hefboomfondsen een voorbeeld kan worden voor toekomstige schuldencrises. De investeerders willen winsten maken door nationale staten op de knieën te brengen en worden daarin gesteund door de uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court. De keuze voor regeringen in landen die het slachtoffer worden van speculanten zal gelijkaardig zijn: ofwel breken met de dictatuur van de markten met stoutmoedige socialistische maatregelen zoals het nationaliseren van de banken en de financiële sector met ook een staatsmonopolie op buitenlandse handel om de economie en de levensstandaard te beschermen, of buigen voor de crediteurs en de schulden betalen door ‘opofferingen’ van de bevolking te vragen doorheen een besparingsbeleid.
In Griekenland is de leiding van Syriza naar de tweede optie aan het overhellen. Dat gaat in tegen de positie van diegenen die, zoals de militanten van onze Griekse zusterorganisatie, een positie verdedigen van een revolutionaire breuk met de trojka en de kapitalistische EU en voor een alternatieve socialistische Europese confederatie. Grote delen van de Europese linkerzijde in Griekenland, Portugal, Ierland, Spanje,… hebben het standpunt van het Latijns-Amerikaanse reformisme uit het verleden overgenomen. Er wordt gepleit voor het heronderhandelen, de weigering om interest te betalen en niet om de schulden niet af te betalen. We moeten hen vragen hoe een schuldenherschikking er kan uitzien in de context van een Europese crisis en hoe dit de tegenstellingen en rampzalige gevolgen van wat in Argentinië gebeurt kan vermijden?

Vergelijking tussen Griekse en Argentijnse schuldencrisis Economische crisis en inflatie richten ramp onder arbeidersklasse aan
De terugkeer van de schuldencrisis komt er op een ogenblik dat de economische situatie in Argentinië niet bepaald gunstig is. Het land werd ooit geroemd als een model van groei waarbij de wereldwijde crisis niet leek toe te slaan. De vertraging van de ‘opkomende’ economieën en de prijsdalingen voor grondstoffen hebben Argentinië in een recessie gebracht. Van een groei van 8,9% in 2011 viel de economie terug naar een recessie in het eerste kwartaal van 2014.
De inflatie heeft de lonen aangetast. Er worden dit jaar loonsverhogingen van gemiddeld 27% voorspeld, maar de inflatie bedraagt tot 40%. Dit betekent dat arbeidersgezinnen het bijzonder moeilijk krijgen en het doet terugdenken aan de vernietigende impact van de hyperinflatie in de crisis van tien jaar geleden. In plaats van te blijven buigen voor het imperialisme en het kapitalisme, zou een arbeidersregering een reeks noodmaatregelen kunnen doorvoeren waaronder de nationalisatie van de banken en financiële instellingen onder democratische controle om de prijzen en de inflatie te controleren. Het zou de speculatie kunnen aanpakken en de werkende bevolking, de lonen en levensstandaard kunnen beschermen tegen de vernietigende crisis en inflatie.
Crisis van het Kirchnerisme
De huidige economische crisis is in zekere zin een goede uitdrukking van de algemene trends in Zuid-Amerika. Een aantal belangrijke economieën op het continent kenden een groei op basis van de golf van groeiende vraag naar grondstoffen als gevolg van de sterkte van de Chinese economie. Vandaag worden deze economieën met wat vertraging mee gesleurd in de wereldwijde crisis.
De crisis van het ‘Kirchnerisme’ en de huidige regering zijn een uitdrukking van de algemene crisis va het politieke model van populistische regeringen die zich van een linkse retoriek bedienen. Er zijn verschillende dergelijke regeringen in Latijns-Amerika. De opeenvolgende regeringen onder leiding van Kirchner baseerden hun economische beleid op hoge prijzen voor grondstoffen zoals soja, waarbij dit geld opleverde om beperkte sociale hervormingen door te voeren. Maar op geen enkel ogenblik kwamen er maatregelen die de belangen van de grote bedrijven of het imperialisme fundamenteel bedreigden, zoals significante nationalisaties of maatregelen om de rijken of de multinationals te bestraffen.
De Kirchners en hun aanhangers zien zichzelf als een voortzetting van de ‘Peronistische’ traditie die het land jarenlang domineerde sinds de jaren 1940. Ondanks gelijkenissen zijn er ook heel wat verschillen met het oorspronkelijke Peronistische model. Het Peronisme was in essentie een burgerlijke nationalistische en bonapartistische beweging die in laatste instantie het kapitalistische systeem verdedigde. Het was nooit een socialistische arbeidersbeweging, maar het Peronisme nam op bepaalde ogenblikken wel maatregelen tegen de grote kapitalisten om zo de brede steun die het onder de werkende bevolking en in de arbeidersorganisaties genoot te behouden. Het was een specifieke vorm van ‘bonapartisme’ waarbij gebalanceerd werd tussen de arbeidersklasse en de bazen en zelfs de steun van een deel van extreemrechts werd bekomen.
De nationalisaties en progressieve hervormingen onder Juan Peron zorgden voor een stijging van de levensstandaard en kregen steun van veel arbeiders en van de vakbonden. Veel van deze hervormingen werden nadien teruggeschroefd, ook door ‘Peronistische’ regeringen en zeker tijdens de 10 jaar dat Carlos Menem in de jaren 1990 aan de macht was. Maar het verregaande karakter van de oorspronkelijke hervormingen zorgde ervoor dat de massale steun decennialang intact bleef en het Peronisme zich kon consolideren als politieke traditie onder de arbeidersklasse.
Zeker onder Nestor Kirchner behield het Kirchnerisme een nauwe band met de rechtse vakbondsleiding, maar de greep op de arbeidersbeweging was nooit van een zelfde aard als voorheen het geval was met het Peronisme. Dit komt onder meer door het erg beperkte karakter van de hervormingen en de toegevingen aan de arbeidersklasse. Het eerste regime van Juan Peron baseerde zich op de krachtige economische groei in de naoorlogse periode toen Argentinië een van de sterkste economieën ter wereld kende. Dit liet veel verregaandere hervormingen onder het kapitalisme toe dan wat het Kirchnerisme kon aanbieden.
De ontwikkelende breuk tussen het Kirchnerisme en de arbeidersklasse was deels zichtbaar door de formele breuk tussen belangrijke vakbondsleiders en de regering tijdens de eerste termijn van Cristina Fernandez. De breuk van Hugo Moyano en Luis Barrionuevo, centrale leiders van de grootste vakbondsfederatie CGT en voormalige aanhangers van de regering, was in het bijzonder erg opvallen. Het gaat niet om strijdbare vakbondsleiders, maar hun breuk met de regering wijst op het asociale profiel van de regering en op het feit dat delen van de arbeidersklasse in strijd beginnen te gaan tegen deze regering. Het kwam tot twee krachtige 24-urenstakingen in november 2012 en april 2014.
-
Argentinië. Nationalisatie van oliebedrijf wekt toorn van het imperialisme op
De Peronistische president van Argentinië, Christina Fernández Kirchner, maakte bekend dat de overheid 51% van de aandelen van het oliebedrijf YPF in handen heeft genomen. De aankondiging leidde tot brede steun in Argentinië. De bevolking ziet hierin een nederlaag voor de multinational Repsol. Anderen reageerden minder positief. De Spaanse regering, Europese leiders en Latijns-Amerikaanse presidenten stonden in de rij om te protesteren.
De Spaanse minister van industrie, José Manuel Soria, deed de beslissing af als een “vijandige daad tegenover Spanje” waaraan “gevolgen” verboden zullen zijn. Premier Rajoy stelde dat het om een vijandige en willekeurige daad ging die de “vriendschappelijke banden” tussen de landen bedreigen. De Britse krant Financial Times ging in dezelfde richting. In een edito onder de titel “Een dubieuze daad van economische piraterij” werd gesteld dat Argentinië wel eens uit de G20 kan worden gezet. De krant waarschuwde Kirchner dat “ze niet mag vergeten dat deze daden gevolgen zullen hebben.” (FT 18 april).
De hardvochtige Chileense neoliberale president Pinera en zijn Mexicaanse college Calderon vervoegden het spreekkoor van de critici die uithalen naar het optreden van Kirchner tegen het oliebedrijf. Zelf de Boliviaanse president Evo Morales hield zich eigenlijk op de vlakte toen hij verklaarde dat het een bilaterale kwestie betreft en dat zijn regering goede banden heeft met Repsol. De Boliviaanse regering lag eerder zelf onder vuur vanuit Brazilië, toen de regering gelijkaardige maatregelen nam tegen de Braziliaanse multinational Petrobras.
Het feit dat de Argentijnse regering de aandelen van YPF aankocht, is een belangrijke ontwikkeling met internationale gevolgen. Dat is waarom er zo hard wordt gereageerd tegen de overheidsinterventie van Kirchner. De heersende klasse vreest dat dit tegen de achtergrond van een erger wordende economische crisis een precedent kan vormen voor andere regeringen. De Financial Times stelde: “De lokroep van het populisme slaat opnieuw toe”. De Argentijnse ontwikkelingen kunnen een voorbode zijn van wat elders kan gebeuren naarmate de kapitalistische crisis dieper wordt. In die zin is het een uitdrukking van een nieuw tijdperk.
Er was eerder ook een grote tegenkanting toen Hugo Chávez in Venezuela overging tot gelijkaardige maatregelen tegen Total, BP en Chevron. Maar de discussies waren toen minder scherp dan vandaag naar aanleiding van de tussenkomst van Kirchner.
De internationale situatie is immers dramatischer voor het wereldkapitalisme dan toen Chavez optrad tegen deze bedrijven. Het vooruitzicht dat andere regeringen hetzelfde pad zouden kunnen volgen en zelfs volledige sectoren van de economie zouden nationaliseren onder druk van de massa’s van de bevolking of om de eigen belangen te verdedigen, is angstaanjagend voor de heersende klasse.
Een nieuwe politiek van de heersende klasse?
De interventie van Kirchner om 51% van de aandelen van YPF in handen te nemen, kan een voorbode zijn van een situatie waarin meerdere regeringen actief tussenkomen in de economie in een poging om de gevolgen van een lange diepgaande recessie wat te verzachten.
Dit zet ook de kwestie van nationalisatie op de politieke agenda. De heersende klasse is uiteraard bang dat deze eis opnieuw zal worden opgenomen door de arbeidersklasse. Dat verklaart het belang van de Argentijnse gebeurtenissen.
Een ander element wordt gevormd door de geopolitieke belangen in Latijns-Amerika en de rest van het continent. Er wordt algemeen gesteld dat de invloed van Chavez is afgenomen, waardoor er ruimte ontstaat die Kirchner probeert in te nemen. Het VS-imperialisme is erg voorzichtig en wil Kirchner niet verder in het “populistische kamp” duwen. De Spaanse krant El Pais haalde een Amerikaanse diplomaat aan die tijdens een recente top in Colombia verklaarde: “We hebben wel eens meningsverschillen met Argentinië maar we willen niet dat dit onze algemene samenwerking op vlak van economie en veiligheid op de helling zet.” (El Pais 16 april)
De gedeeltelijke hernationalisatie van YPF is een direct gevolg van de rampzalige gevolgen van de massale privatiseringen die in de jaren 1990 werden doorgevoerd onder de Peronistische president Carlos Menem. Het Peronisme is traditioneel een populistische nationalistische beweging met een beleid waarin de nadruk op overheidsinterventies ligt. Menem zorgde voor een koerswijziging en ging over tot een massale privatisering. Dat was een weerspiegeling van de internationale tendens om het neoliberale beleid te aanvaarden en door te voeren.
Het stond zo ver van het Peronisme af dat het Menemismo werd genoemd. YPF werd in 1992 geprivatiseerd. Zoals met zoveel andere privatiseringen was het een ramp voor de bevolking. Het leverde de Argentijnse kapitalisten en multinationals zoals Repsol wel heel wat kansen op. Repsol kwam samen met andere nieuwe ‘conquistadores’ terug naar Latijns-Amerika door grote delen van de Argentijnse en de regionale economie op te kopen.
De privatiseringen waren rampzalig voor de economie. Kirchner wees op een gebrek aan investeringen en ontwikkeling van de olie- en energiesector waardoor Argentinië voor het eerst in meer dan 17 jaar olie en gas moest importeren. Recent werd er nochtans een grote gasvoorraad ontdekt, de voorraad staat gekend als ‘Vaca Muerta’, de dode koe. Kirchner verklaarde terecht dat de weigering om te investeren de Argentijnse economie enorm hindert en dat terwijl er wel voldoende grondstoffen en middelen aanwezig zijn. De afgelopen periode werden ook het geprivatiseerde Aerolineas Argentias, enkele elektriciteitsbedrijven en andere bedrijven genationaliseerd. Dat gebeurde telkens met gelijkaardige argumenten.
Deze koerswijziging van de regering-Kirchner kwam er na een scherpe vertraging van de economie, een stijgende inflatie en het doorvoeren van besparingen met een toenemende werkloosheid. Wat Kirchner eigenlijk zegt, is dat als de private sector niet voorziet inde essentiële diensten de overheid het moet overnemen. Maar ondanks de stortvloed van vijandige reacties door vertegenwoordigers van het kapitalisme en het imperialisme, gaat het hier niet om een socialistische nationalisatie.
Trotski en Mexico 1938
In maart 1938 ging de radicale populistische Mexicaanse regering van Lazaro Cardenas over tot de nationalisatie van Britse, Amerikaanse en Nederlandse oliebedrijven. Trotski stelde dat dit moest gesteund worden en dat de vakbonden en de arbeidersklasse moesten opkomen voor democratische arbeiderscontrole en –beheer in deze nieuwe overheidsbedrijven, zelfs indien de nationalisatie niet op een socialistische basis werd doorgevoerd. Die benadering is ook nuttig voor Argentinië vandaag.
Toen de Britse marxisten na de Tweede Wereldoorlog werden geconfronteerd met Labour-regeringen die de steenkoolsector, de spoorwegen en later ook andere delen van de economie nationaliseerden, eisten ze eveneens dat dit zou gepaard gaan met arbeiderscontrole en –beheer. Ze stelden voor dat de raad van bestuur van de bedrijven zou bestaan uit een derde vakbondsvertegenwoordigers uit de sector, een derde vertegenwoordigers van de volledige arbeidersbeweging en een derde vertegenwoordigers van de regering.
De gedeeltelijke nationalisatie door Kirchner heeft de toorn van de heersende klasse opgewekt. Het gaat niet gewoon om een koerswijziging door de regering, de Kirchner-dynastie neemt zelf een bocht. Zij waren nooit vrienden van de Argentijnse arbeiders en armen. Haar voorganger en intussen overleden echtgenoot Nestor Kirchner was een enthousiaste aanhanger van de privatisering van YPF in 1992. Hij verkocht 5% van de YPF-aandelen aan Repsol. Het ging op de aandelen die in handen waren van Patagonia in de provincie Santa Cruz waar Kirchner toen gouverneur was.
Toen Repsol 99% van de aandelen van YPF in handen kreeg, steunde Kirchner een beleid van “Argentijnisering” waarbij erop werd aangedrongen dat een percentage van de aandelen in Argentijnse handen bleef. Als gevolg hiervan kreeg de Argentijnse groep Peterson, in handen van de familie Eskenazi, 25% van de aandelen van YPF. Daar werd niet aan geraakt bij de recente gedeeltelijke nationalisatie.
De familie Kirchner heeft een fortuin vergaard terwijl ze in de regering zat. Toen Nestor Kirchner in 2003 werd verkozen tot president, werd het fortuin van het koppel op 2,35 miljoen dollar geschat. Eens aan de macht is het fortuin van het gezin op zeven jaar tijd toegenomen met maar liefst 900%. Tegen het overlijden van Nestor in 2010 was het gezin goed voor 18 miljoen dollar met 27 huizen, appartementen, winkels en hotels. In 2003 had het gezin geen enkel zakelijk belang in de stad El Calafate in Patagonië. Tegen 2010 was 60-70% van de economische activiteit in het stadje in handen van de familie.
De stappen die nu door Christina Kirchner worden genomen, kunnen op een brede steun van de Argentijnse bevolking rekenen. Het gaat om een kapitalistische overheidstussenkomst in een poging om de energiecrisis op te lossen. Het is deels het gevolg van het tekort aan energie en het falen van Repsol om de industrie te ontwikkelen. Het vormt ook een poging van Kirchner om haar populariteit op peil te houden op een ogenblik dat de economie het slecht doet en er aanvallen zijn op de arbeidersklasse. Kirchner probeert zich te beroepen op het beeld van de radicale populistische nationaliste Evita Peron. De gedeeltelijke nationalisatie van YPF werd aangekondigd voor een groot beeld van een lachende Evita en in aanwezigheid van de Madres de la Plaza, de moeders van de duizenden verdwenen mensen tijdens de militaire dictatuur.
Deze interventie toont hoe de heersende klasse soms van politiek moet veranderen en een overheidstussenkomst ondersteunt als haar belangen worden bedreigd. Met deze maatregelen heeft Kirchner de belangen van het Spaanse imperialisme en de Spaanse multinational Repsol een slag toegebracht. Hierdoor is meteen de mogelijkheid van grotere nationalisaties in andere landen op de politieke agenda geplaatst. Dit boezemt de heersende klasse op internationaal vlak angst in. De eis van de nationalisatie moet nu worden opgenomen door de arbeidersbeweging. Het is overigens positief dat Izquerda Unida (IU, Verenigd Links) zich in Spanje heeft uitgesproken tegen de Spaanse regering en het opnam voor het recht van de Argentijnse regering om YPF te nationaliseren.
Maar het opkopen van 51% van de aandelen van YPF is niet hetzelfde als een ‘socialistische nationalisatie’. Dit werd door Kirchner zelf duidelijk gemaakt toen ze verklaarde: “Het model is geen staatseconomie, dat is duidelijk. Het gaat om het herwinnen van de controle op het functioneren van de economie.” (El Pais, 17 april).
Het CWI verzet zich tegen het protest van de imperialistische en kapitalistische politici. We steunen alle oprechte maatregelen die tegen het imperialisme ingaan. We eisen reële actie tegen de imperialistische dominantie op de economie en tegen de nationale kapitalisten die de bevolking uitbuiten. We steunen de eis van een democratische socialistische nationalisatie van de volledige energiesector. We eisen de nationalisatie van Repsol, alle multinationals en YPF zonder schadeloosstelling, tenzij op basis van bewezen behoefte. De genationaliseerde energiesector zou democratisch moeten worden beheerd door de werkende bevolking van Argentinië als onderdeel van een democratische planning van de hele economie op basis van de nationalisatie van de grote bedrijven en de financiële sector.

