Tag: 1918

  • De Duitse soldatenraad in Brussel in november 1918

    Het moet een vreemd gezicht zijn geweest voor de Brusselse bevolking, die zondagnamiddag 10 november 1918: een stoet van zowat 5 à 6.000 Duitse soldaten trok op de tonen van de Internationale door de stad met rode vlaggen. Het was het orgelpunt van de opstand van Duitse soldaten tegen hun legerleiding en regering, een weinig gekende episode uit de Duitse Revolutie die zich in ons land afspeelde.

    Dossier op basis van een tekst door Tim Joosen in ons boek ‘1918-1923: revolutie in Duitsland’

    De impact van de Oktoberrevolutie aan het Westelijk front

    De Oktoberrevolutie in Rusland in 1917 had een enorme impact op de strijdkrachten aan het Westelijk Front. De berichten over de oprichting van een arbeidersstaat, de vredesvoorstellen en de socialistische maatregelen van de nieuwe Sovjetregering in Rusland raakten snel verspreid onder de soldaten. Plots bleek er een alternatief te bestaan op het kapitalistisch systeem dat voor deze soldaten vooral geïdentificeerd werd met de moordlust, slachtpartijen en ontberingen van het front.

    De Duitse legerleiding zag in de muiterijen en verzwakkingen bij de geallieerden een kans om een nieuw offensief op te starten: het zogenaamde Lenteoffensief. Het Duitse overwicht aan troepen werd versterkt door de vrede aan het Oostfront. De Duitse opperbevelhebbers Ludendorf en Hindenburg wilden een wig drijven doorheen de geallieerde linies om de Britse, Franse en Belgische troepen van elkaar te scheiden en vervolgens apart aan te vallen.

    Hoewel de aanval in eerste instantie een succes was – de geallieerden werden zo’n 60 kilometer teruggedreven – eindigde ook dit offensief in een fiasco. Logistiek was de aanval barslecht voorbereid en nogmaals toonde de legerleiding haar totale minachting voor het leven en welzijn van de gewone frontsoldaten. Aan Duitse zijde vielen in de vier maanden van het offensief 700.000 slachtoffers, aan geallieerde zijde waren de verliezen nog groter: meer dan 860.000 soldaten stierven, werden verwond of raakten vermist.

    Vooral binnen de rangen van het Duitse leger was de maat nu vol: de soldaten hadden genoeg van deze slachting. Bovendien bleek het aanvoeren van soldaten die aan het Russische front hadden gevochten een dramatische vergissing van de legerleiding: velen hadden de laatste maanden van de oorlog verbroederd met Russische soldaten en vertelden hun strijdmakkers aan het Westelijk front nu over de Oktoberrevolutie. Tegen het einde van het Lenteoffensief waren er reeds 200.000 Duitse soldaten gedeserteerd en op eigen houtje naar huis teruggekeerd. Toen de geallieerde troepen op het eind van de zomer 1918 een tegenoffensief opstartten, verlieten de overgebleven Duitse soldaten massaal hun loopgraven. Eind september 1918 was ook aan het Westelijke front de oorlog in de feiten grotendeels voorbij.

    Dit was de context waarin de wereldoorlog ten einde kwam: niet door militaire successen of het vernuft van de geallieerde legerleiding. De hele loopgravenoorlog was een strategische status-quo gebleken. Pas toen de arbeidersklasse zich organiseerde tegen de oorlog werden de kapitalistische regeringen gedwongen de oorlog te stoppen.

    Een terugtocht in wanorde en de Duitse revolutie

    De Duitse legerleiding wist dat de oorlog voorbij was en dat men beter begon met een georganiseerde terugtocht. Al snel bleek echter dat er van organisatie en orde weinig sprake was: veel legereenheden werden halfweg de terugtocht aan hun lot overgelaten, er waren problemen met de aanvoer van voedsel, drinkwater en andere benodigdheden.

    Eind oktober begonnen matrozen van de Duitse marine met massale protesten in de Duitse havensteden. Oorzaak was de poging van de legerleiding om nog een laatste marine-offensief op te starten tegen de geallieerden, in de hoop de keizer ertoe te bewegen de oorlog verder te zetten. Dit offensief werd onmogelijk gemaakt doordat duizenden matrozen weigerden om de haven te verlaten. Op 3 november bezetten de muitende Duitse matrozen de havenstad Kiel en riepen er een Socialistische Sovjetrepubliek uit. Drie dagen later gebeurde hetzelfde in Hamburg, gevolgd door soortgelijke opstanden in het Ruhrgebied, Beieren en Berlijn. Op 9 november was de situatie zo uitzichtloos voor de Duitse heersende klasse dat ze de Duitse keizer Wilhelm II dwong af te treden, en zich tot de officiële leiding van de arbeidersbeweging richtte in de hoop een revolutie zoals in Rusland te voorkomen.

    Het kwam tot een officieel samenwerkingsverband tussen de leiding van de Duitse sociaaldemocratie (SPD) en de vakbondsleiding enerzijds, en de legerleiding en de vertegenwoordigers van het Duitse kapitaal anderzijds. De Duitse heersende klasse engageerde zich tot democratische hervormingen en het inwilligen van sociale eisen. De SPD-leiding beloofde er alles aan te zullen doen om een Duitse versie van de Oktoberrevolutie tegen te gaan, desnoods met geweld.

    Ook in België een monsterverbond

    Vanaf oktober 1918 vonden er intense contacten plaats tussen vertegenwoordigers van de Duitse autoriteiten in België, afgevaardigden van de Belgische regering die in Le Havre in ballingschap zat, en vertegenwoordigers van de vakbondsleiding en de Belgische Werkliedenpartij (BWP). Hoewel de Duitsers in eerste instantie zo ver wilden gaan als het invoeren van een Belgische republiek met de socialist Edward Anseele als president, hadden de socialisten al eerder gehoor gegeven aan de oproep van koning Albert I tot een nationalistische “Union Sacrée” of “Godsvrede”: alle interne conflicten, ook de klassenstrijd, moesten opzijgezet worden in naam van de nationale eenheid.

    De verregaande toegevingen aan de arbeiders (mogelijkheid van algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, erkenning stakingsrecht, elementen van sociale zekerheid) toonden hoe diep de schrik er in zat bij de burgerij. Vooral de Duitse soldatenraad en de steun onder de Belgische vakbondsleden hiervoor joegen de burgerij (en de BWP-leiding) schrik aan.

    Het protest van Duitse soldaten

    De erbarmelijke toestand van de terugtrekkende Duitse soldaten in Brussel bleef protest oproepen. Bovendien waren er onder deze soldaten heel wat leden en militanten van de SPD en zelfs een aantal van haar linkse afsplitsing, de USPD. Enkele van die militanten hadden door hun baan bij de militaire communicatiediensten toegang tot eerstehands informatie over de revolutionaire gebeurtenissen in het thuisland. Ze deelden die enthousiast met hun strijdmakkers.

    Toen op 9 november het nieuws kwam van de troonsafstand door de Duitse keizer, zorgde dit voor een opstoot van protestacties bij de Duitse soldaten in Brussel. In verschillende regimenten namen de gewone soldaten hun officieren gevangen en werden eretekens en rangtekens van de officieren in het openbaar afgenomen en vertrappeld. In de verschillende tijdelijke kazernes werden symbolen van de Duitse monarchie neergehaald: de keizerlijke Duitse vlag moest plaatsmaken voor rode vlaggen. Dit was onder meer het geval in de barakken en werkplaatsen aan het Noordstation, waar een belangrijk contingent Duitse soldaten verbleef. Het was hier dat de Duitse revolutionaire soldatenraad officieel vorm kreeg.

    Diezelfde zaterdagavond 9 november vond in het gemeenschapslokaal van de spoorarbeiders aan het Brusselse Noordstation een meeting plaats die besloot om een soldatenraad op te richten en een voorlopig bestuur voor die raad verkoos. Dat bestuur moest met het Duitse opperbevel onderhandelen over de machtsovername. Het opperbevel kreeg vanuit Berlijn opdracht om op alle “redelijke eisen” van de soldatenraad toe te geven.

    De Duitse soldatenraad in Brussel in actie

    Net zoals in Duitsland werd ook in België het bestuur overgelaten aan socialistische leiders, met quasi als enige voorwaarde dat zij de revolutie onder controle houden. Het bestuur van de Duitse soldatenraad in Brussel is daar een uitdrukking van. Voorzitter Hugo Freund is legerarts en USPD-militant, de enige USPD’er in het bestuur. Verder waren er de SPD-militanten Kurt Heinig, Nottebohm, Auguste Horn en Siegmund. Verder was er een belangrijke rol weggelegd voor de anarchist Carl Einstein, die weliswaar geen deel uitmaakte van het bestuur, maar opdracht kreeg om de propaganda en communicatie van de soldatenraad te verzorgen. Einstein, die vloeiend Frans sprak, kreeg de bijzondere opdracht om contacten te leggen met de Belgische vakbonden en arbeiderspartijen.

    Toen Freund later gevraagd werd naar de redenen voor het beperkte succes van de soldatenraad, antwoordde hij dat enkel hijzelf en Einstein links waren en dat de houding van zowel de SPD-leiding als die van de Belgische arbeidersbeweging elke andere uitkomst onmogelijk maakte.

    Nochtans was de start van de Duitse soldatenraad bijzonder strijdbaar. Naast eisen rond de onmiddellijke noden van de Duitse soldaten – voedsel, huisvesting en de voorbereiding van de terugtocht naar Duitsland – werd ook veel aandacht besteed aan het contact met de Belgische bevolking. De Duitse soldatenraad beval het overgebleven Duitse legercommando om alles in het werk te stellen om de Belgische burgerbevolking van voedsel te voorzien, zowel Duitse deserteurs als Belgische verzetslieden vrij te laten, en de Belgische dwangarbeiders in Duitsland terug te laten keren. Belgische collaborateurs werden opgepakt en er kwam een onderzoek naar de officieren die verantwoordelijk waren voor de executie van de Britse verpleegster Edith Cavell, een medewerkster van het Belgische anti-Duitse verzet.

    De militaire graden en eretekens werden afgeschaft en officieren werden uit hun functie ontzet. Elk regiment kon de eigen bevelhebbers democratisch verkiezen. De militaire discipline verdween: na de diensturen was elke soldaat voortaan een vrije burger. Tenslotte werd de hand uitgestoken naar de BWP en de Belgische vakbonden, die gevraagd werden om in contact te treden met de soldatenraad met het oog op samenwerking.

    Op 10 november werd deze oproep aan de bevolking en de Belgische arbeidersbeweging kracht bijgezet met een betoging van Duitse soldaten in Brussel. Zowat 5 à 6.000 soldaten, allen ongewapend, trokken van hun kwartier aan het Noordstation via het beursplein naar het Poelaertplein. De soldaten droegen rode vlaggen mee, deelden Nederlandstalige en Franstalige pamfletten uit aan de burgerbevolking met een oproep tot solidariteit. Ze zongen de Internationale en vroegen omstaanders om mee te marcheren naar het Poelaertplein. Daar aangekomen hielden Freund en Einstein, de laatste in het Frans, een toespraak om de aanwezigen relaas te doen over de revolutionaire gebeurtenissen in Duitsland. Ze herhaalden de oproep tot solidariteit aan de Belgische bevolking en de arbeidersklasse.

    De houding van de BWP

    Tot grote consternatie en verbazing van de leiding van de BWP bleek de oproep van de Duitse soldatenraad navolging te krijgen. Verschillende socialistische militanten, vooral jongeren van de Socialistische Jonge Wacht, sloten zich bij de Duitse soldaten aan. Linkse figuren binnen de leiding van de BWP probeerden de partij te overtuigen om de kant van de soldatenraad te kiezen.

    Ook binnen de vakbond was er verzet tegen de officiële pro-Belgische koers van de leiding. Dit verzet werd geleid door de vakbondsleider Volckaert, die opriep tot de creatie van een “Belgische Sociale Republiek.” De leiding van de BWP had alle moeite om deze stemming te doen keren. Emile Vandervelde werd speciaal vanuit Gent overgebracht om de linkervleugel in Brussel te bestrijden.

    Tijdens een officieel overleg met de leiding van de Duitse soldatenraad liet de BWP-leiding duidelijk verstaan dat elke vorm van samenwerking en solidariteit vanuit de Belgische arbeidersbeweging uitgesloten was. De Duitsers werd aangeraden om zo snel mogelijk terug naar huis te gaan.

    Het begin van het einde voor de Duitse soldatenraad

    Teleurgesteld door het gebrek aan steun door de Belgische arbeidersbeweging besloot de leiding van de soldatenraad haar koers te veranderen en zich enkel nog te richten op de terugtocht van de Duitse soldaten uit België. De desillusie maakte dat een deel van de Duitse soldaten zich bezondigde aan plunderingen en overmatig drinken. De Duitse legerleiding waarschuwde de soldatenraad dat zij nu verantwoordelijk was voor het handhaven van de orde, waarna het bestuur van de soldatenraad een aantal progressieve maatregelen opnieuw introk: de militaire hiërarchie werd opnieuw ingevoerd, verloven werden ingetrokken en er werd hard opgetreden tegen plunderaars.

    Er werd contact opgenomen met de Belgische autoriteiten en het Brusselse stadsbestuur, waarna het burgerlijke gezag opnieuw werd overgedragen aan de Belgische politie, het Belgische gerecht, het geallieerde leger en een “burgerwacht” aangesteld door het Brusselse stadsbestuur. De soldatenraad hield zich alleen nog bezig met de logistieke organisatie van de terugkeer naar Duitsland en de ordehandhaving onder de achtergebleven Duitse soldaten. Elke toenaderingspoging tot de Belgische bevolking en arbeidersbeweging werd gestaakt. Daarmee werden de orders van de nieuwe SPD-regering van Friedrich Ebert in Berlijn nauwgezet toegepast. Tegen 17 november verlieten de laatste Duitse soldaten Brussel, onder hen ook Freund en Einstein.

    Tot slot

    Terug in Duitsland keerden vele soldaten die actief waren in de soldatenraad terug naar het civiele leven. Een aantal onder hen, zoals Carl Einstein, zouden nog een belangrijke rol spelen in de revolutionaire beweging in hun eigen land. Einstein trok na het mislukken van de Duitse Revolutie naar Spanje waar hij binnen de POUM de wapens opnam tegen het fascisme. Anderen, zoals Hugo Freund, raakten gedesillusioneerd door de nederlaag van de revolutie en keerden zich af van alle politieke activiteiten.

    De context waarin de Duitse soldatenraad moest handelen, was bijzonder moeilijk. Veel Belgen zagen de Duitse soldaten immers nog steeds als de bezetter die de voorbije vier jaar zo brutaal te werk was gegaan. Desondanks wisten de meest bewuste arbeiders door het nationalistische opbod heen te kijken en hun solidariteit te tonen met de opstandige Duitse soldaten. Ondanks de gruwel van vier jaar imperialistische oorlog was het internationalisme nog steeds levendig, zelfs nadat de leidingen van sociaaldemocratische partijen doorheen heel Europa de kaart van het nationalisme hadden getrokken.

    Deze opmerkelijke episode uit de Belgische geschiedenis toonde aan dat ook in ons land een potentieel aanwezig was voor de uitbreiding van de Russische Oktoberrevolutie. Daartoe was er nood aan een revolutionaire partij die het potentieel tot uiting kon laten komen. De BWP-leiding deed vol overtuiging het tegenovergestelde: alles werd in het werk gesteld om een revolutie te vermijden.

    Dat gebeurde nadien ook door de stakingsgolf van 1918-19 niet verder te ontwikkelen en uiteindelijk stil te leggen. Emile Vandervelde was duidelijk: “We moeten hopen dat de werkgevers begrijpen dat ze er belang bij hebben dat de vakbonden machtig worden en de woede kunnen kanaliseren. Zij verhinderen dat de eisen zich gewelddadig uiten en het land desorganiseren.” De roep naar een algemene staking op 1 mei 1920 werd door de vakbondsleiders afgewimpeld. “Om de bestaande orde omver te werpen, moet je in staat zijn om het te vervangen. Beschikken jullie over de nodige technici? Hebben jullie de arbeiders mee? Ik durf dit niet te bevestigen,” zei Delattre van de mijnwerkersbond uit de Borinage. Een staking werd vermeden om plaats te maken voor grote betogingen op 1 mei. Nadat het ‘gevaar’ van revolutie tegen 1921 geweken was, vond de burgerij het niet meer nodig om de BWP in de regering te houden.

  • Wat gebeurde er echt op 10 november 1918 in Brussel?

    BWP doet er alles aan om revolutie te vermijden

    Dossier door Wilfried Mons

    BWP-kopstuk Joseph Wauters deed er alles aan om de roep naar een socialistische republiek in de kiem te smoren.

    10 november 1918, Brussel. De volgende dag zullen de wapens eindelijk zwijgen. Een dag ervoor is de Duitse keizer afgetreden en werd Duitsland feitelijk een republiek. Daar broeit revolutie.

    Het zijn dagen met een machtsvacuüm. Het gezag over het Duitse leger wankelt. Een Duitse soldatenraad heeft zich in Brussel in de plaats gesteld om de aftocht zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. De soldatenraad zoekt ook contact met Brusselse arbeiders. Rode vlaggen wapperen. Er wordt gedacht aan een arbeidersstaat. Ook in de Belgische vakbond groeit de steun daarvoor.

    Maar het traditioneel Belgisch gezag liet dit niet zomaar toe. Het establishment was in die vier lange oorlogsjaren steeds goed vertegenwoordigd geweest via het Nationaal Hulp- en Voedingscomité onder leiding van bankier Francqui, de voorzitter van de Société Générale. De Belgische Werkliedenpartij (BWP) werd als beloning voor het goedkeuren van de oorlogskredieten en de loyale houding tijdens de oorlog verzekerd van deelname aan de eerste naoorlogse regering. Dat moest een regering van nationale eenheid met de katholieken en liberalen worden.

    Maakte een revolutionaire omwenteling geen kans in ons land? Die vaststelling lijkt te overheersen in de meeste literatuur over de novembergebeurtenissen van 1918. Achteraf krijgen we de indruk dat de weigering van de uitgestoken hand van de Duitse soldatenraad door de BWP-leiding volstond om elke revolutionaire poging vanuit de Belgische arbeidersbeweging in de kiem te smoren.

    Zo stelt het standaardwerk ‘Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn” (uitgave 1977) onder de hoofding “Het revolutionaire tij handig bezworen” op pagina 88: “Toen één dag voor de wapenstilstand Duitse soldatenraden de rode vlag hesen op het Brusselse stadhuis en contact opnamen met de Belgische socialisten, liet de BWP duidelijk verstaan dat zij helemaal niet ingenomen was met dit soort revolutie. Zij weigerde dan ook elke medewerking. Zij maande de bevolking voortdurend aan zich niet te laten gaan in wanordelijkheden, die de bestaande chaos alleen nog maar konden vergroten.”

    In ‘De Geschiedenis van de BSP’ door Guido Van Meir (uitgave 1975) klinkt het onder de hoofding ‘Kom kom, vrienden’ zo: “Er worden overal arbeiders- en soldatenraden opgericht, ook in Brussel waar op 10 november 1918 de Duitse soldaten aan het muiten slaan tegen hun officieren. Zij bezetten de Kommandantur, richten een revolutionaire soldatenraad op en zoeken contact met de Brusselse syndicaten. Bij de BWP is er uiteraard geen sprake van de beweging te volgen. De partij vaardigt Joseph Wauters af naar de soldatenraad, en die houdt zich als passief toeschouwer op veilige afstand. Wauters is de socialist met de grootste invloed in het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, waarin hij tijdens de oorlog met Emile Francqui (voorzitter van de Société Générale) een regering van nationale unie voorbereid heeft.” (onze nadruk)

    In ‘L’histoire du Parti Ouvrier Belge’ (Marius des Essarts en Sylvain Masy, 1937), het eerste uitgebreide historisch overzicht van de BWP, wordt duidelijk gemaakt dat de socialistische partijleiding de soldatenraden van Brussel en Antwerpen niet gunstig gezind was. Het waren nog altijd vijanden die misdaden hadden begaan, zo kan de teneur samengevat worden. “Het is niet omdat jullie een halfbakken revolutie hebben opgezet die het gevolg is van jullie eigen militaire nederlaag, dat we jullie fouten en misdaden als invallend leger gaan vergeven.” In dit historisch werk wordt niet op de rol van Joseph Wauters ingegaan. Wat verder blijkt wel dat Wauters de werkenden probeerde te verzoenen met het koningshuis en zelf positief stond tegenover Albert 1.

    De studie van Luc Schepens, ‘Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog’ (uitgave 1982) meldt over ‘De gesprekken van Loppem’ op pagina 208: “Op 11 november 1918 ontving de koning, in aanwezigheid van de regeringsleider G. Cooreman, op het kasteel van de familie van Caloen te Loppem, een afvaardiging van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, samengesteld uit P.E. Janson, afgevaardigd door Emile Francqui, en Pedro Saura, afgevaardigd door de Spaanse gezant markies de Villalobar. Te Gent had de socialistische volksvertegenwoordiger Edouard Anseele zich bij hen gevoegd. In een brief van 24 november 1918 aan zijn vrouw, verhaalt minister A. Van de Vyvere, wat hij uit de mond van G.Cooreman, over dit onderhoud vernomen heeft. Pedro Saura verklaarde aan de koning: ‘Gisteren [noot: 10 november dus] zijn Duitse soldaten te Brussel in opstand gekomen. Ze hebben de rode vlag gehesen en hebben een raad van soldaten opgericht en de bevolking uitgenodigd met hen te verbroederen en de sociale revolutie af te kondigen. Een deel van de socialistische partij, op aanstoken van een zekere [Vincent] Volckaert, heeft zich rond die idee geschaard. Wauters, redacteur van Le Peuple en socialistische volksvertegenwoordiger, heeft zich onmiddellijk naar het Maison de Peuple begeven waar men zich gereed maakte om de republiek af te kondigen. Hij heeft er gedurende twee uur moeten pleiten om de aanwezigen tot meer redelijkheid te overhalen en heeft de Brusselse arbeiders het algemeen enkelvoudig stemrecht op de leeftijd van 21 jaar moeten beloven .”

    Het is duidelijk dat deze versie afwijkt van de andere die we reeds aanhaalden en waar de rol van Wauters ofwel helemaal niet aan bod komt of slechts als die van ‘passief toeschouwer op veilige afstand’ en waarin in alle toonaarden wordt gezwegen over een poging om de republiek uit te roepen in Brussel.

    ‘Putch van Loppem’

    Het lijkt er op het eerste gezicht op dat Schepens alleen staat met zijn versie van de feiten. Dat is ook de mening van de bekende linkse historicus José Gotovich die opmerkt: “il est bien seul à évoquer cette épisode.” In het overzicht dat Gotovich brengt van de woelige momenten in Brussel brengt hij pas op het einde de versie van Schepens. Hij voegt er ten onrechte aan toe dat Schepens geen bron vermeldt. We hebben er voor alle zekerheid ook de Franstalige versie van het werk van Schepens uit 1983 bijgenomen, maar ook daar staat zijn bron netjes vermeld: een brief van A. Van de Vyvere zoals in extenso gepubliceerd in een boek van Valéry Janssens. De brief wordt bewaard in een familiearchief.

    Het gaat om een persoonlijke brief bewaard in een privé archief. De inhoud van een onderhoud met de koning wordt in principe nooit aan de openbaarheid prijsgegeven, de koning is immers onschendbaar. Het maakt dat de socialisten moeilijk weerwerk konden bieden tegen de beschuldiging dat ze de koning die dag chanteerden om het algemeen enkelvoudig stemrecht af te dwingen waarbij ze met revolutie zouden gedreigd hebben. Deze beschuldiging staat bekend als de ‘putch van Loppem.’ Het verwijt kwam vooral uit conservatieve kringen. Maar als de versie van Schepens klopt, heeft de BWP-leiding enkel een feitelijke stand van zaken aan de koning gegeven. Niets meer of minder.

    Een bijkomend pijnlijk detail is dat de roep om een republiek gedeeld werd door eigen vakbondsmensen, wat vervelend was voor de BWP-leiding die meteen een regering van nationale eenheid wilde vormen. Die betrokkenheid van vakbondsleden ondermijnde de betrouwbaarheid van de BWP onder de andere partijen. Wellicht daarom dat alles eraan gedaan werd om deze episode zo snel mogelijk te vergeten. Terloops: Gotovich spreekt over Volkaert als ‘un syndicaliste Bruxellois’, maar het ging om een vakbondssecretaris en hij was niet de enige leidinggevende syndicalist.

    Bredere steun voor socialistische republiek in vakbonden

    We gingen op zoek naar bronnen om de versie van Schepens te ondersteunen.

    Eveneens in 1937 verscheen een monografie over Joseph Wauters (door dezelfde Sylvain Masy die we eerder tegenkwamen). Hierin hadden we bevestiging kunnen vinden. Helaas gaat het om een eerste deel over de periode voor 1914. Het vervolg werd aangekondigd, maar is er zover wij konden nagaan nooit gekomen.

    Joseph Jacquemotte dan, iemand die op de bewuste meeting was als vakbondsverantwoordelijke die nadien mee aan de basis van de Communistische Partij zou liggen. Van Jacquemotte is geweten dat hij de soldatenraad in Brussel gunstig gezind was. Maar de brochure “Een grote figuur van de Belgische arbeidersbeweging: Jozef Jacquemotte, artikels en parlementaire interpellatie 1912-1936” (uitgave 1963) springt van 1912 recht naar 1920. De aanloop naar de Wereldoorlog en de oorlogsjaren zelf komen niet aan bod.

    Misschien komt dit omdat Jacquemotte niet bereid was om zijn steun aan de soldatenraad hard te maken? Claude Renard schreef in zijn werk “Oktober 17 en de Belgische arbeidersbeweging” hierover: “Toen de revolutionaire Raad van de Duitse soldaten beroep deed op de samenwerking met de vakbonden, hield Jacquemotte de boot af net zoals de andere leden van de Syndicale Commissie. Deze distantiëring werd op verschillende manieren geïnterpreteerd en ook vandaag nog zijn er heel wat mensen die zich erover verwonderen. (…) In werkelijkheid was Jacquemotte de man er niet naar om initiatieven te nemen waarvan de morele waarde niet zwaar genoeg zou wegen, om te riskeren dat hij politiek zou worden geïsoleerd, zonder voordeel noch voor de Duitse revolutie, noch voor zijn eigen toekomstobjectief dat hij had uitgetekend. Zijn bedoeling was lid te blijven van de BWP en in de partij een methodische actie te beginnen om ze te winnen voor zijn concept van klassenstrijd.”

    Gotovich noteerde dat Wauters als bezoeker aanwezig is op een vergadering van de Duitse soldatenraad in Brussel. In een voetnoot lezen we: “Alors que la réunion sera essentiellement consacrée au maintien de l’ordre, Joseph Wauters signe dans ‘Le petit Parisien’ du 20 novembre un article où il souligne le sentiment d’imminence d’un soulèvement.” Gotovich interpreteert dit als: “Il s’agit sans doute là de justifications nécessaires pour légitimer la mission envoyée auprès du Roi Albert à Lophem.”

    Zo wordt het revolutionair karakter van de gebeurtenissen afgezwakt en wordt de uitleg van Wauters jammer genoeg niet gekoppeld aan zijn tussenkomst in de namiddag in het Maison du Peuple, waar Schepens naar verwees. Nochtans sluit het gevoel van dreiging van een opstand wel aan bij de stemming die onder bredere lagen van vakbondsleden leefde, zoals opgemerkt door Schepens.

    Er is echter nog een bron die een belangrijk licht op de zaak kan werpen: een interview door Karel van de Woestijne met dezelfde Wauters, verschenen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) op 17 november 1918, dus kort na de feiten.

    “Ik schreef u gisteren, dat de Brusselse Soldatenraad, emanatie van de Duitsche Republiek, herhaald had aangedrongen op samenwerking met de Brusselsche socialisten, of beter met de Belgische Arbeiderspartij. Was zulk een manoeuvre niet heel erg Duisch? Zoekt Duitschland niet langs dien weg aan al te erge vredesvoorwaarden te ontsnappen? Of die gissing niet al te gewaagd was, ben ik vanavond gaan vragen aan het socialistisch Kamerlid Wauters.

    De heer Wauters is een der meest gezaghebbende leiders van zijne partij . Dat hij over kort eene belangrijke rol zal spelen in de Belgische politiek staat zoo goed als vast. Hij zegt mij :

    “ in hoeverre de Soldatenraad als zuiver socialistisch lichaam mag beschouwd, is natuurlijk niet uit te maken. En dat legt dan onze houding er tegenover uit. Die houding kent gij. Zij is door den volledigen partijraad goedgekeurd.

    K vd W: Er bestaat dus volkomen eendracht in het optreden der partij?

    Wauters: “ Neen die eendracht is niet volkomen. De syndikaten, die onder den oorlog zich zoo prachtig gedragen hebben, willen thans alle vrijheid van handelen terugnemen, wenschen geen enkele toegevingen te doen, zelfs niet op het stuk van het koningschap, zien de kans schoon, in één woord, om het geheele socialistische ideaal werkelijkheid te maken. Over een drietal leiders van die vakbonden is de geest van het Fransche syndicalisme vaardig geworden: dit maakt u duidelijk wat zij bedoelen.

    (…)

    Wauters : “Maar wij denken, dat men sommige vraagstukken voorloopig moet uitschakelen, willen wij van de burgerpartijen die tegemoetkomingen bekomen, die wij noodig achten.Het is het eeenige wat ons van de extremisten scheidt: een kwestie van taktiek dus, maar die op dit oogenblik wel gewichtig is.

    KvdW : En die uitgeschakelde vraagstukken?

    Wauters : “ Wel in de eerste plaats dan: het koningschap. Voor het welzijn van het land is het noodig, over dit punt voorloopig te zwijgen. …..”

    Wauters spreekt dan wel niet woordelijk over een poging tot uitroepen van de republiek, maar zijn uitleg laat zich moeilijk anders interpreteren: geen toegevingen op de kwestie van de monarchie, de geest van het Franse syndicalisme, … En dan de ‘uitgeschakelde vraagstukken’ waar opnieuw het koningschap toe behoort. Hij spreekt bovendien over “een drietal leiders” van de vakbonden, het was dus niet beperkt tot Volkaert.

    Besluit

    De verzuchting voor een socialistische republiek werd dus vervangen door het algemeen enkelvoudig stemrecht. Ironisch genoeg zou dit laatste (let wel : alléén mannenstemrecht) er toch gekomen zijn want in bezet gebied hadden de socialisten in mei, de liberalen in oktober 1918 hun standpunt bepaald : algemeen mannenstemrecht vanaf 21 jaar. Alleen de katholieken wilden de zaak voor zich uit schuiven zoals ook Kardinaal Mercier in een van zijn brieven laat verstaan: “ .. je crois qu’une élection donnerait à l’heure présente une forte représentation socialiste. Il faudra …. laisser l’ouvrier ….. comprendre l’échec de la solidarité ouvrière internationale.” (Luc Schepens pg 212 en 213 ) Mercier rekent er dus op dat de internationale samenwerking van de arbeiders zal mislukken; de brief dateert van december 1916, dus nog voor de Russische Revolutie!

    De socialisten van hun kant gingen er van uit dat – eens het stemrecht verworven – de realisatie van een socialistische maatschappij wel vanzelf zou volgen. Dit zou al snel een serieuze misrekening blijken. De Duitse soldatenraad zelf ging onderuit: het gebrek aan steun van de Belgische arbeidersbeweging maakte de verderzetting ervan onmogelijk. Een kans op socialistische maatschappijverandering in ons land ging verloren, vooral door de rol van de BWP-leiding.

    [divider]

    Bronnen

    Gedrukte werken werden onder meer geraadpleegd in de koninklijke bibliotheek ‘ Albertina ‘, Brussel en in het Amsab (Archief en museum van de socialistische arbeidersbeweging) te Gent:

    • Luc Schepens: Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse Beweging tijdens de eerste Wereldoorlog, 1982. De Franstalige versie van dit werk : 1983
    • Jaak Brepoels: Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn ? deel 1 : 1830- 1966,uitgave 1977
    • Guido Van Meir : de geschiedenis van de BSP 1975
    • Marius des Essarts en Sylvain Masy: L’histoire du Parti Ouvrier Belge, 1937
    • Sylvain Masy: Joseph Wauters, 1937
    • Jozef Jacquemottestichting: Een grote figuur van de Belgische arbeidersbeweging : Jozef Jacquemotte, artikels en parlementaire interpellaties 1912 -19 36, uitgegeven 1963
    • Valéry Janssens : Burggraaf Aloys van de Vyvere in de geschiedenis van zijn tijd ( 1871-1961), uitgave 1982
    • Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 9 Nieuwe Rotterdamse Courant maart 1916 – september 1919 (ed. Ada Deprez ) 1992
    • Gotovich: Révolution à Bruxelles : le Zentral-Soldaten-Rat in Brüssel, in: Roland Baumann et Hubert Roland (éds.), Carl Einstein in Brüssel : Dialogue über Grenzen = Carl Einstein à Bruxelles : dialogues par-dessus les frontières, 1998, Francfort, 2001, p. 237-257.
    • Claude Renard : Oktober 1917 en de Belgische arbeidersbeweging, uitgebracht door DACOB in 2017 (http://www.dacob.be/ONLINETEKSTEN/Claude%20Renard%201917.pdf), pagina 64-65
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop