Doorslaggevende actie van de arbeidersbeweging nodig

Revoluties in Midden Oosten en Noord Afrika in gevaar

De afgelopen dagen toonden dat geen enkele overwinning van de revoluties in Noord Afrika tot nu toe echt veilig is, en dat ondanks de roep van de massa’s voor echte verandering en vrijheid en ondanks de heroïsche gebeurtenissen van de afgelopen maanden. In Egypte en Tunesië waar twee dictators moesten aftreden, doen de heersende klassen opnieuw wanhopige pogingen om hun rijkdom en macht te behouden.

Door Robert Bechert

Terwijl Tunesië sinds Ben Ali’s vlucht in januari al drie regeringen heeft gehad en terwijl ze gedwongen werden om akkoord te gaan met verkiezingen voor een grondwettelijke vergadering, gebruikt het regime al wat ze kan om de heerschappij van de elite te behouden. Zo werd het bijvoorbeeld gedwongen de oude geheime politie (staatsveiligheidsdepartement) te ontbinden, maar tegelijk werd een nieuwe minister van binnenlandse zaken aangeduid, Habib Essid, die “kabinetchef” was van het voormalige ministerie van binnenlandse zaken tussen 1997 en 2001. In die zin was die duidelijk betrokken bij de martelingen, repressie en vuile werk van het Ben Ali regime.

Er is een groeiende stemming onder arbeiders en jongeren dat de toekomst van de revolutie in gevaar is, wat de grond voorbereidt voor nieuwe strijdbewegingen om de eisen van de revolutie veilig te stellen.

Op dezelfde manier heeft de militaire regering die in Egypte Moebarak heeft vervangen een niet aflatende strijd aangebonden met de revolutie. Maar, net als in Tunesië, zien een groeiend aantal arbeiders en jongeren dat de top van het leger geen vriend is van de revolutie, iets waarvoor het CWI sinds de omverwerping van Moebarak heeft gewaarschuwd. De militairen kondigden al plannen aan om die stakingen, protesten, sit-ins en bijeenkomsten van jongeren en arbeiders te criminaliseren.

Zoals we voordien konden zien in de revoluties in andere landen, voelen de Egyptische arbeiders en jongeren dat hun controle over de gebeurtenissen uit hun handen aan het wegglippen is en dat de oude orde probeert zichzelf in ere te herstellen. Ze trokken op 8 april terug naar het Tahirplein in een poging om het initiatief terug zelf in handen te nemen. Honderdduizenden arbeiders, jongeren en enkele militaire officieren kwamen er opnieuw samen voor een “vrijdag van de schoonmaak”. De aanwezigheid van legerofficieren die daarmee ingingen tegen het verbod op deelname, toont dat een oproep voor steun aan de revolutie naar de basis van het leger nog steeds een sterke respons zou kunen krijgen. Op het plein werd opgeroepen tot de vervanging van het militaire regime door een “burgerraad” en tot de arrestatie en voor het gerecht brengen van Mubarak en andere gangsters van het oude regime. Textielarbeiders brachten hun eigen eisen naar voor, waaronder de verwijdering van de oude staatsgerunde Egyptische vakbondsfederatie, de hernationalisatie van de geprivatiseerde bedrijven, een minimumloon van LE 1200 (Egyptische pond, ongeveer 200 US dollar) en het voor het gerecht brengen van de corrupte gansterbende, met name onder andere Moebarak en het voormalige hoofd van de officiële textielvakbond.

Nadat de massa van betogers tijdelijk het plein verlaten had, reageerde het militaire regime met repressie. Sommige van de betogers bestempelend als “misdadigers”, probeerden de militairen die vrijdagnacht om het plein volledig leeg te maken, waarbij minstens één betoger het leven verloor. Het is belangrijk te zien dat een afgevaardigde van de Moslimbroeders, Al-Bayoumi, deze militaire actie steunde. Hij gaf aan dat “niets de eenheid tussen de mensen en het leger in de weg mag staan”. Dit zegt veel over het karakter van deze Moslimbroeders. Achter deze vermeende “eenheid” zitten de voortdurende pogingen van de Moslimbroeders om tot een akkoord te komen met de militaire top. Nadien stopte de repressie niet. Op 11 april werd de blogger Mikel Nabil veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor het “publiceren van valse informatie” en het “beledigen van de gewapende macht”. Hij had een artikel gepubliceerd waarin uit internationale nieuwsverslagen geciteerd werd dat het leger tijdens de revolutie gevangenen hadden gemarteld.

De militaire leiding kan gedwongen worden zich wat terug te trekken. Moebarak en anderen kunnen nog voor het gerecht gedaagd worden. De echte bedoeling is echter om hun privileges te vrijwaren en de macht voor de heersende klasse te behouden. Dat is waarom het CWI onmiddellijk na Moebaraks afzetting waarschuwde: “Geen vertrouwen in de militaire leiding! Voor een regering van afgevaardigden van arbeiders, jongeren en armen!” (uit het artikel geschreven op 11 februari 2011 “Moebarak gaat – komaf maken met het hele regime!). Enkele dagen later argumenteerden we dat de Egyptische massa’s een zware fout zouden begaan indien ze enig vertrouwen zouden schenken in de nieuwe “democraten”, in het bijzonder die in de staatsmachine – de legergeneraals, hun trawanten, het groot kapitaal en de grootgrondbezitters – die de basis vormen van het regime. Op zijn best, kunnen deze krachten zich vastklampen aan een zekere vorm van “gecontroleerde” democratie, iets dat nog minder voorstelt dan het Erdogan-regime in Turkije. Het leger heeft in de feiten een soort van “zachte coup” doorgevoerd nadat Mubarak afstand moest doen van de macht. We kunnen geen enkele vorm van vertrouwen schenken in de legerleiding. Een onafhankelijke kracht van de massa’s moet opgebouwd worden om de noodzakelijke druk uit te oefenen (zie artikel “De revolutie moet doorgaan. Het leger kan ons geen democratie garanderen” op 15 februari 2011).

De opbouw van zo’n onafhankelijke kracht van de werkende bevolking is de belangrijkste voorwaarde om deze revoluties te doen slagen en het leven van de meerderheid van de Egyptenaren en Tunesiërs om te vormen. Zonder dit zal de controle in handen blijven van de heersende klassen en de elites, die onvermijdelijk eerder vroeger dan later beroep zullen doen op repressie om hun macht te behouden. Slechts door het bouwen van massaorganisaties, waaronder vrije en strijdbare vakbonden en vooral een onafhankelijke partij, kunnen de echte revolutionairen (de arbeiders, jongeren, kleine boeren en de armen) een instrument creëren waarmee ze de pogingen van de oude macht om zich vast te klampen aan de macht, kunnen bekampen en waarmee ze een echt alternatief kunnen creeeren, namelijk een regering gevormd door afgevaardigden van arbeiders, kleine boeren en armen.

Libië

De afwezigheid van dit soort organisaties in Libië heeft bijgedragen tot de ontsporing van de revolutie toen de oorspronkelijke massale opstand in februari niet slaagde in het Westelijk deel van het land rond Tripoli. Dit was deels omdat het Khadaffi-regime nog steeds over een zekere basis beschikt, maar vooral omdat de revolutie geen duidelijke leiding had. Een belangrijke factor was dat sommige rebellen in het Oosten de oude monachistische vlag opstaken. De voormalige koning kwam uit Benghazi en dit symbool oefende slechts geringe aantrekkingskracht uit in Tripoli, de grootste stad van Libië. Het werd door velen gezien als het openen van de deur naar buitenlandse controle, niet slechts in Libië, maar in heel de regio. Het aan de kant schuiven van de meer radicale elementen in Benghazi en de vorming van de zelfverklaarde en door het imperialisme gesteunde “leiding” in de vorm van de Nationale Interim-raad – door een combinatie van pro-kapitalistische elementen en overlopers van het Khadaffi regime – was een andere factor die de aantrekkingskracht van de revolte beperkte naar hen die zich dan wel duidelijk verzetten tegen tegen Khadaffi’s clan maar schrik hadden voor het verlies van belangrijke verbeteringen op vlak van onderwijs, gezondheidszorg en andere verworvenheden van de afgelopen 40 jaar.

Met slechts beperkte anti-Khadaffi-bewegingen in West-Libië, waar twee derden van de bevolking woont, is er voor het moment een dood punt bereikt, een echte impasse. Hoewel het vredesplan van de Afrikaanse Unie verworpen werd, wordt het steeds waarschijnlijker dat, op zich minst voor een bepaalde periode, Libië effectief verdeeld zal zijn. Ondanks de oorspronkelijke bewering dat het tussenkwam om burgers te verdedigen, wordt het nu steeds duidelijker dat de interventie van de VN en de NAVO de kant kiest van het meer betrouwbare pro-kapitalistische kamp in een poging om Khadaffi te verwijderen die ze voordien, op zijn best, zagen als een onbetrouwbare bondgenoot.

De Financial Times, een grote verdediger van de interventie in Libië, onthulde per ongeluk hun echte motieven wanneer het pleitte voor een mogelijke “verdere militaire actie in de regio om de belangen van het VK te verdedigen” (edito FT 8 april 2011). Zoals de CWI reeds argumenteerde, toonden de voorbeelden van Tunesië en Egypte dat tirannie omvergeworpen kan worden door massabewegingen. Het stilzwijgen door de wereldmachten van de voortdurende repressie in Bahrein en hun slechts beperkte kritiek op het steeds bloederiger wordende optreden van het Syrische regime toont hoe hun bezorgdheid voor de burgerbevolking beperkt is tot wanneer het in hun eigen imperialistische klassenbelangen past om een regime te bekritiseren.

Op verschillende manieren staan of bereiken de revoluties in Noord Afrika en het Midden Oosten nieuwe keerpunten. In landen als Bahrein, Libië, Syrië en Yemen gaat het dit moment over hoe vooruit te gaan, hoe de dictatuur omver te werpen en wat daarna moet gebeuren om aan de verwachtingen en de eisen van de massa van de bevolking te voldoen. Hoe dit kan bereikt worden en hoe de resterende vestigingen van de oude regimes verwijderd kunnen worden, zijn het centrale thema waar de revoluties in Tunesië en Egypte voor staan.

Het antwoord op deze vragen, en de redding van de revoluties, ligt in de handen van de werkende massa’s. Tunesië en Egypte toonden al dat vastbesloten strijd kan leiden tot de omverwerping van dictaturen. Desondanks toonden de gebeurtenissen dit jaar ook dat de bereidheid om te vechten op zichzelf niet voldoende is. De werkende massa’s moeten onafhankelijk en democratisch georganiseerd zijn in vakbonden en in een massapartij van arbeiders en armen die over een duidelijk programma beschikt om in staat te zijn te voorkomen dat de verworvenheden van hun revoluties hen opnieuw afgenomen worden door elementen van de oude elite of de nieuwe elite in vorming, in samenwerking met het imperialisme.

Oprechte revolutionaire krachten van de arbeidersbevolking moeten iedere alliantie met pro-kapitalistische krachten of afhankelijkheid van de VN of de NAVO afwijzen. Om een einde te stellen aan dictatoriale regimes moeten arbeiders en jongeren hun eigen krachten uitbouwen waarmee ze de revolutie tot een overwinning kunnen brengen, een overwinning die niet alleen leidt tot democratische rechten maar die ook toelaat om de rijkdommen en middelen van de samenleving in de handen van de massa’s te plaatsen zodat deze er een democratische controle over kunnen uitoefenen voor een beheer in het belang van de massa’s.

Dit zou de basis leggen voor reële vrijheid en voor een echt democratisch socialisme, niet de valse versies ervan onder Khadaffi en in Syrië. Dit zou op zijn beurt een na te volgen voorbeeld kunnen zijn voor de werkende massa’s in het Midden Oosten, Afrika en daarbuiten, om een einde te maken aan de heerschappij van autocraten en aan de miserie die gepaard gaat met kapitalisme.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop