Your cart is currently empty!
Niets nieuw aan groene “New Deal”
Groen hield afgelopen weekend aan partijcongres. Het gebakkelei in Vl.Pro en de openlijke pogingen van SP.a om enkel de electoraal meest interessante hapjes van Vl.Pro te kunnen overnemen, hadden de officiële “linkerzijde” in dit land blijkbaar nog niet genoeg gediscrediteerd. Groen deed er nog een schep bovenop door nogmaals te pleiten voor een radicaal andere aanpak, met enige nostalgie naar de paars-groene regering.
Ondanks de financiële en economische crisis komt de zogenaamde linkerzijde in ons land amper vooruit in de peilingen. Ook Groen blijft net boven de kiesdrempel stagneren, waardoor de partij nooit echt uit de gevarenzone komt. De verkiezing van Mieke Vogels als partijvoorzitster zetten de terugkeer naar het verleden in, en dat is er aan te merken. Vogels kan haar nostalgie naar de paars-groene regering-Verhofstadt amper verbergen. De wapenleveringen aan de “prille democratie” in Nepal konden blijkbaar niets afdoen van het groene succes in die regering, ook al werd Groen afgestraft met een historische verkiezingsnederlaag na deze ervaring.
Het partijcongres van Groen werd nu aangegrepen om met een heuse “groene New Deal” op de proppen te komen. Echt origineel is dat niet op een ogenblik dat zowat iedereen zoekt naar een actualisatie van de New Deal van Roosevelt naar aanleiding van de Grote Depressie in de jaren 1930. De aankondiging van een “groene New Deal” bleek het belangrijkste aspect te zijn, de inhoud zat verder weg gemoffeld. Vogels kondigde meteen aan dat de partij wil gaan discussiëren met “potentiële medestanders” en daartoe zowel zal spreken met patroonsorganisaties als het VBO als de vakbonden. Waarom een patroonsorganisatie plots de noodzaak zou inzien van een ecologisch verantwoorde productie, is ons niet helemaal duidelijk. Of zou de overtuigingskracht van Vogels sterker zijn dan de inhaligheid van kortzichtige kapitalisten?
In de congresteksten komt Groen niet veel verder dan het intrappen van een aantal deuren die intussen al lange tijd open bleken te staan. De groenen pleiten voor een “ecologische economie” waarbij groei niet bepaald wordt door het bruto binnenlands product maar door “verrijkende activiteiten voor mens en planeet” aan de hand van duurzaamheidsindicatoren. De groenen willen met het patronaat gaan overleggen om meer te investeren in hernieuwbare energie, biologische en geïntegreerde landbouw, ecologische bouw,… en tegelijk zouden afbouwen op het vlak van “niet duurzame economische producten en sectoren”. Meer bepaald: “Een ecologische economie is maar mogelijk als er minder vervuilende producten op de markt komen, of als in niet duurzame sectoren het productievolume wordt afgebouwd. We willen minder varkens in onze stallen, minder vrachtwagens op onze wegen, minder schadelijke infrastructuur, minder sigaretten, minder fast food, minder verpakkingsafval,…” Nadat de Groenen de grenzen voor groei hebben bepaald, stellen ze volgende vraag: “hoe kunnen we tot een eerlijke verdeling komen van natuurlijke rijkdommen en van de welvaart die gecreëerd wordt, voor de huidige maar ook voor toekomstige generaties?”
Dat kan allemaal wel sympathiek klinken, maar het komt niet veel verder dan de moralistische argumenten van Caroline Gennez voor een “eerlijke samenleving”. De Groenen voegen er aan toe dat dit niet betekent dat moet worden gebroken met de “vrije” markt. “Binnen de ecologische economie erkennen wij de verdiensten van de markt om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. We erkennen eveneens dat de private sector haar efficiëntie, haar innoverend karakter en welvaartscreërend vermogen ruimschoots bewezen heeft. We geloven in een economie van duurzame projecten, waarin de private sector verder gestimuleerd wordt binnen een groen kader. We willen het vrije initiatief ondersteunen: de ondernemerszin van zelfstandigen en van kleine en grote bedrijven, de experimenten van starters en pioniers, de vele waardevolle activiteiten van sociale en culturele verenigingen.” In het verleden pleitte Agalev nog voor de volledige nationalisatie van de banksector, vandaag is dat te radicaal voor de groenen. Nochtans heeft de vrije markt de afgelopen maanden toch haar failliet aangetoond? Op een ogenblik dat zelfs de liberalen het moeilijk hebben om hun opvattingen te verdedigen, komen de Groenen hen om onduidelijke redenen te hulp. Groen pleit wel voor beperkingen, de overheid moet “ecologische en sociale spelregels” opstellen, “zodat de markt optimaal kan functioneren zonder de huidige nadelen (louter financieel gewin, uitsluiting, milieuvervuiling, ongebreidelde speculatie, machtsconcentraties, exploitatie, ongelijkheid, …).” Hield een VLD’er de pen vast bij het opmaken van de groene congresteksten?
Uiteraard kan een groene “New Deal” niet zonder een nieuw pleidooi voor de laatste nieuwe vorm van ecotaksen. “Via een groene fiscaliteit willen we elke vorm van vervuilend of energieverslindend gedrag ontmoedigen en ecologische producten en diensten stimuleren. Zo zullen mensen en bedrijven die vervuilen en verspillen meer betalen, mensen die zorgzaam omspringen met het milieu minder.” De groene moraliserende vinger wordt terug hoog opgeheven om ons verantwoordelijk te stellen voor de ecologische catastrofe die wordt voorbereid door het kapitalistische systeem. Het gaat echter niet op om te stellen dat meer BTW en accijnzen op diesel en benzine iets zouden verbeteren aan het milieu, zolang er geen degelijke alternatieven zijn in de vorm van gratis en degelijk openbaar vervoer. De mobiliteitsbehoefte wordt immers niet afgeschaft als deze gewoon duurder wordt gemaakt.
De “nieuwe” voorstellen van Groen doen verdacht veel denken aan de oude voorstellen van deze partij. Bovendien zijn de voorstellen er niet op gericht om te breken met het systeem dat ons vandaag op een ecologische catastrofe doet afstormen. Integendeel, de Groenen willen ons daarvoor verantwoordelijk maken en laten betalen. Op een ogenblik van economische crisis denkt het de patroons met moralistische argumenten te kunnen overtuigen, terwijl de inhaligheid van het patronaat maar één bekommernis zal kennen: zo snel en volledig mogelijk de winsten veilig stellen en uitbreiden. Ook als dat ten koste van het milieu gaat.
Met dit soort voorstellen en de nostalgie naar de regeerperiode van de Groene partijen, heeft Groen aangegeven dat het de lessen van de verkiezingsnederlaag in 2003 niet heeft getrokken. Integendeel, de Groenen zijn gehaast om zo snel mogelijk exact dezelfde fouten opnieuw te begaan. Recidivisme als het ware.
Linkse socialisten moeten daar tegen ingaan en mogen de verdediging van ons leefmilieu niet overlaten aan diegenen die in feite voor een groen liberalisme pleiten. De ernst van de situatie is te groot om het ecologische thema te laten discrediteren door een partij als Groen die steevast de slachtoffers van het kapitalisme, de werkenden en hun gezinnen, als medeverantwoordelijken ziet voor de negatieve gevolgen van dat kapitalisme. De verantwoordelijkheid voor het falen van het kapitalistische systeem moet bij de kapitalisten worden gelegd, zij bepalen immers de koers van dit systeem en laten hun belangen primeren. Wij pleiten daartegenover voor een breuk met het kapitalisme zodat er kan worden geproduceerd naar de behoeften van de meerderheid van de bevolking. Dat houdt ook in dat er voldoende middelen zouden kunnen worden vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek naar milieuvriendelijke alternatieven, terwijl wetenschappelijk onderzoek vandaag te sterk verbonden is met de belangen van de grote bedrijven.
Lees ook:
> Will the downturn save the planet? A Green New Deal? Een kritiek op het zogenaamde groene Keynesianisme