Your cart is currently empty!
De lange kijk op de geschiedenis. Brochure door George Novack (deel 1)
De Amerikaanse trotskist George Novack schreef in 1956 de brochure “The Long View of History”, een bundeling van twee toespraken die hij hield op een scholingsbijeenkomst in de buurt van Los Angeles. Die toespraken hadden als doel om een beeld te geven van de ontwikkeling van de mensheid. Het vormt een nuttige tekst om kennis te maken met de marxistische methode bij het bestuderen van de geschiedenis. Wij publiceren deze tekst nu voor het eerst in het Nederlands.
1. Hoe de mensheid tot de beschaving kwam
Ik stel voor om eerst de grote lijnen van de menselijke ontwikkeling te schetsen, van onze verre dierlijke voorgangers tot vandaag, een ogenblik dat de mensheid heerser van de wereld is geworden maar nog geen meester van haar eigen creaties, laat staan haar eigen sociaal systeem. Daarna zal ik ingaan op de centrale aspecten van de specifieke ontwikkeling van de samenleving die het grootste deel van Noord-Amerika omvat en deel uitmaakt van de meest ontwikkelde vorm van kapitalistische samenleving.
Ik zal proberen aan te tonen dat onze nationale geschiedenis niet alleen verbonden is met de wereldgeschiedenis, maar ook hoe we – zowel collectief als individueel – deel uitmaken van dit verhaal. Dat is een breed geheel en een uitdaging, het is een vorm van een supersnelle tocht doorheen de stratosfeer van de wereldgeschiedenis. Het wordt ons opgedrongen door de dringendheid om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van gebeurtenissen en onze specifieke plaats daarbinnen, en ook door de dynamiek van de wetenschappelijke theorie van de sociologie die haar hoogste uitdrukkingsvorm vindt in het marxisme. De beweging gebaseerd op het wetenschappelijk socialisme bereidt zich enthousiast voor op de toekomst, en moet daartoe ook diep gaan graven in het verleden.
* * *
Ik zal beginnen van de politieke geschiedenis van een individu. In januari 1935 verscheen een boek dat de norm zou stellen voor een reeks van reflectieverslagen van de trends in onze tijd. Het had een grote invloed op radicaliserende intellectuelen voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Dit boek, “Persoonlijke Geschiedenis”, was geschreven door Vincent Sheean. Het is een autobiografie met een ernstige poging om na te gaan waar de geschiedenis van zijn generatie heen leidde, en wat zijn houding was tegenover de belangrijkste tendensen en andere stromingen.
Sheean legt uit hoe hij begon als onwetende student aan de universiteit van Chicago op het einde van de Eerste Wereldoorlog. Hij wist toen even weinig van de fundamentele krachten in de wereld als miljoenen anderen die ook vandaag nog opgesloten zitten in een gelijkaardige vorm van provincialisme. Hij merkt op:
“Het burgerlijk systeem beschermt al haar kinderen zoveel mogelijk tegen een kennis van de processen van menselijke ontwikkeling, en in mijn geval slaagden ze opvallend goed in die doelstelling. Weinig Hottentotten of eilandbewoners uit de Stille Zuidzee kunnen minder voorbereid zijn op het leven in de grote wereld dan ikzelf op 21-jarige leeftijd.”
Deze onschuldige Amerikaan trok naar buitenland als journalist en werd geleidelijk aan op de hoogte gesteld van de grote gebeurtenissen van de jaren 1920. Hij observeerde de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie, hij zag de opstoten in het Nabije Oosten, Marokko en Palestina – voorlopers van verregaande koloniale onrust na Wereldoorlog Twee. Hij was ook een toeschouwer en speelde een toevallige rol in de mislukte tweede Chinese Revolutie van 1926. Zijn ervaringen bereikten een hoogtepunt met de economische ineenstorting van het kapitalisme na 1929 en de opmars van het fascisme in Europa.
Deze opstoten deden Sheeans ogen openen en zorgden ervoor dat hij naar het marxisme werd geleid en de revolutionaire socialistische beweging. Hij werd meegesleept in de kolkende stroom van gebeurtenissen van de eerste fase van barsten in de kapitalistische beschaving, en hij begon dit ook als dusdanig te herkennen. Belangrijke sociale, economische en politieke gebeurtenissen toonden het failliet aan van de opvattingen over de wereld die hij had opgedaan via zijn onderwijs in de Midwest. Hij besloot deze opvattingen te verlaten.
Sheean vond in het marxisme de meest overtuigende verklaring van de processen van sociale ontwikkelingen en de oorzaken van beslissende gebeurtenissen tijdens zijn leven. Hij was onder de indruk van de wijze waarop het marxisme in staat was om antwoorden te geven op vragen waarmee ieder denkende persoon wordt geconfronteerd: wat is de verhouding van mijn leven tegenover dat van mijn voorgangers op deze aarde, tegenover alle mensen en tegenover de ontelbare generaties die na mij zullen volgen?
Wetenschappelijke, politieke en morele overwegingen trokken hem aan tot de wetenschap van de socialistische beweging. Sheean bewonderde het marxisme, omdat dit in zijn woorden een “lange kijk” bood. Dat is geen frase die hij zelf uitvond, hij ontleende het aan een deelnemer aan de strijd. Hij merkte op dat marxisten zich niet mogen laten leiden door gedeeltelijke visies en beperkte overwegingen, maar door een zo volledig mogelijke kijk op de biologische ontwikkeling en de menselijke verworvenheden.
De allesomvattende synthese van de geschiedenis door het marxisme, stond in een schril contrast met de enge kijk die hij kreeg aangeleerd in de Midwest. In het binnenland van de Verenigde Staten waren de meest moderne gadgets aanwezig, maar was er tegelijk een dominantie van ouderwetse opvattingen over sociale evolutie.
Sheean was in de ban geraakt van één van de belangrijkste aspecten van het denken dat de naam draagt van haar schepper, Karl Marx. Het wetenschappelijk socialisme biedt de meest consistente, veelzijdige en verreikende doctrine van evolutie en revolutie. “De lange kijk” dat het vertegenwoordigt, is de ontwikkeling van de mensheid in haar volledige context, haar huidige realiteit en haar uiteindelijke gevolgen, althans in de mate van wat met de huidige beperkingen kan worden voorzien.
* * *
Wat was deze lange kijk dat Vincent Sheean aantrok en zowel voor als na hem zoveel miljoenen anderen? Wat kan een blik op de ontwikkelingsprocessen, zoals geanalyseerd door de marxistische methode, ons leren over hoe de zaken veranderen in deze wereld?
We kunnen vier kritische keerpunten aanduiden in de tijdstabel van de ontwikkeling. Het eerste keerpunt was de oorsprong van onze planeet zo’n drie tot vier miljard jaar geleden. Het tweede was de ontwikkeling van het leven in de vorm van eenvoudige ééncellige organismen die in de zee leefden zo’n 2,5 miljard jaar geleden (deze tijdsaanduidingen zijn loutere benaderingen maar momenteel algemeen aanvaard). Ten derde was er het verschijnen van de eerste dieren met een ruggengraat zo’n vier tot vijf honderd miljoen jaar geleden. Tenslotte was er de creatie van de mensheid zowat een miljoen jaar geleden. Laten we beginnen bij het derde keerpunt in dit historisch panorama – de eerste vissen. Het Amerikaans Museum van Natuurgeschiedenis heeft een overzicht gemaakt met de belangrijkste ontwikkelingen in de organische evolutie van de eerste vissen tot de mensheid, de hoogste vorm van zoogdieren. De ruggengraat van de vissen was het begin van de basisstructuur voor daaropvolgende verdere ontwikkelingen.
Astraspis, zoals één van de eerste gewervelde specimen wordt genoemd, leefde in het Paleozoïcum in de buurt van Cannon City in Colororado waar haar overblijfselen werden gevonden. Deze oorspronkelijke Amerikaan van vier tot vijf honderd miljoen jaar geleden was erg revolutionair voor die tijd. Dit is wat een gekende expert, Brian Curtis, over deze ontwikkeling zegt in “Het levensverhaal van de vis”:
“Een dier met een ruggengraat komt vandaag niet raar over voor ons. Maar op het ogenblik dat de eerste vis op aarde verscheen, waarbij we beschikken over geologisch onderzoek dat deze ontwikkeling op zowat 500 miljoen jaar geleden dateert, moet dit een miraculeuze verschijning zijn geweest. Het was het allernieuwste model van een dier, een radicaal en misschien op dat ogenblik zelfs roekeloos experiment van de kracht die wij vaak personaliseren als Moeder Natuur.”
Waar bestond dit “radicalisme” dan uit?
“Voor dit ogenblik was er nooit een schepsel dat intern over harde stukken beschikte, in plaats van uitwendig… De natuur had wellicht een brainstorm, verliet alle vroegere methoden en schakelde opeens over naar iets nieuw dat nog nooit gezien was.”
De vis behield een deel van de oude externe pantser, maar het doorslaggevende aspect vanuit het standpunt van de evolutie was toch het verwerven van een ruggengraat. Dit vormde de vis om tot een wezen dat anders was dan alles wat tot dan had bestaan. Het nieuwe wezen met een ruggengraat groeide uit de oude schepsels en ontgroeide het. Maar dat is niet alles. Het ging verder en bereikte nieuwe terreinen van bestaan en activiteit. Het meest revolutionaire aspect van de vis was het feit dat het zorgde voor het startpunt van de volledige hiërarchie van schepsels met een ruggengraat wat uiteindelijk heeft geleid tot de mens zelf.
Deze eerste gewervelde dieren ontwikkelden vanuit de vis, doorheen de amfibieën (die tegelijk in het water en op het land leefden) en de reptielen om uiteindelijk de eerste warmbloedige wezens te vormen: vogels en zoogdieren. De mensheid is het hoogtepunt van de ontwikkeling van zoogdieren. Dit aspect van de dierlijke ontwikkeling wordt erkend door alle wetenschappelijke experts.
Maar deze ideeën en feiten die vandaag gemeengoed zijn, waren in het verleden subversieve opvattingen. We hebben deze wetenschappelijke visie van de organische evolutie geleidelijk aangenomen zonder te beseffen dat deze aanvaarding een onderdeel is van een ommekeer in het menselijke denken over de wereld en de schepsels. Deze ommekeer is pas de afgelopen eeuw op grote schaal gebeurd. Kijk maar hoe enkele generaties geleden de Bijbelse mythen over de creatie van de Westerse wereld nog dominant was.
Twee aspecten van de feiten over gewervelde dieren verdienen bijzondere aandacht. Ten eerste vormde de transfer van de knokige delen van de vis van het uitwendige naar het inwendige een kwalitatieve nieuwe vorm van organische structuur, een breuk in de continuïteit van de ontwikkeling tot dan toe. Het leidde tot een hoger niveau van leven. Iedere bioloog erkent dat feit. Maar dit feit heeft een diepgaander belang dat ons meer zegt over de methoden van evolutionaire verandering in het algemeen. Het toont aan hoe op kritieke punten in de accumulatie van veranderingen buiten en binnen een organisme, de conflictueuze elementen de oude vormen van bestaan opbreken en de progressieve vorming sprongsgewijze overgaat naar een kwalitatief nieuwe en historisch hogere vorm van ontwikkeling. Dat geldt niet enkel voor organische soorten, maar ook voor sociale vormen en denksystemen.
Deze radicale ommekeer kan niet ontkend worden in het geval van het ontstaan en de evolutie van de vis en haar uiteindelijke omwenteling tot hogere soorten. Het is echter veel moeilijker om een dergelijke conclusie te trekken als het gaat om de omvorming van een lagere vorm van sociale organisatie tot een hogere sociale organisatie. Deze aarzeling om de conclusies van de evolutieleer op andere zaken toe te passen, en vooral op het sociale systeem waarin we lezen, vindt haar oorsprong in de vastberadenheid om zoveel mogelijk de nauwe klassenbelangen te verdedigen tegen alle mogelijke tegengestelde krachten en rivaliserende ideeën die erop gericht zijn om een nieuwe orde te vestigen.
Het tweede element dat moet worden benadrukt, is het feit dat de vis als eerste gewervelde dier, een specifieke plaats inneemt in de opeenvolging van organismen. Het is een schakel in een keten van uitdrukkingen van het leven van de eerste ééncellige oerdiertjes tot de meest complexe organismen. Dit eerste schepsel met een ruggengraat kwam voort uit en na een reeks van schepsel die nooit een dergelijke structuur van skelet kenden. Het leidde op zijn beurt tot de ontwikkeling van hogere vormen die veel sterker ontwikkeld waren.
Het lijkt tegenstrijdig, maar veel wetenschappers aanvaarden de ontwikkeling van organische wezens, terwijl ze zich koppig verzetten tegen het uitbreiden van dezelfde wetmatigheden tot de verandering van sociale organismen. Ze zullen niet toegeven dat er een welomlijnde en waarneembare opeenvolging is in de ontwikkeling van de mens, waarbij er gelijkenissen zijn met de stappen in de vooruitgang van de ongewervelde schepsels tot de vis, en doorheen de reptielen en zoogdieren tot de mens.
Dit scepticisme in de sociologie is vooral in deze eeuw uitgesproken aanwezig, en zeker in ons land en haar universiteiten. Dit soort denkers weet natuurlijk dat er heel wat veranderingen zijn geweest in de geschiedenis en dat er heel wat diverse formaties waren op terreinen als de antropologie, archeologie, geschiedenis, sociologie en politiek.
Wat ze echter ontkennen, is dat deze typische uitingen van sociaal leven kunnen – en zelfs moeten – in een bepalende orde van historische ontwikkeling worden geplaatst. Daarbij heeft elk fenomeen een bepaalde plaats in de ontwikkeling van begin tot einde, van lager tot hoger. Ze leren ons dat alle verschillende vormen van cultuur en levenswijzen enkel verschillend zijn van elkaar en dat het onmogelijk of onnodig is om een logische opeenvolging of wetmatige ontwikkeling te zoeken in hun totstandkoming in de sociale realiteit.
Deze visie en methode gaat in tegen een evolutionaire visie, het is onwetenschappelijk en bovendien reactionair. Maar het is verklaarbaar. Het ontkennen van de mogelijkheid om een logica te vinden in de vooruitgang van sociale structuren komt voort uit het verzet van de ongewervelden vandaag – als we de vergelijking doortrekken – tegen de opkomende gewervelden die een hogere organisatievorm vertegenwoordigen. De ongewervelden zijn vastberaden om hen te bestrijden in hun eigen overlevingsstrijd.
De evolutionaire ontwikkeling zelf, met het begin van de opgang van de vis, is het meest effectieve antwoord op deze conservatieve visie. De eerste gewervelden werden gevolgd door zes opeenvolgende progressieve types van vissen in de daaropvolgende honderd miljoen jaar. De meest ontwikkelde vorm was een middelgrote en vleesetende zoetwatervis wiens fossielen werden gevonden in Canada. Dit schepsel bracht de meest tijd door in het water, maar had heel wat functies verworven die nodig zijn om op het land te leven. Vissen zijn gewoonlijk thuis in water, ademen door kieuwen en hebben vinnen. Het was niet normaal tegenover de gevestigde aard van de vissen dat de eerste amfibieën uit het water opstonden, ademden door longen en rondtrokken op poten.
Beeld je nu eens een vis in die eerder achterwaarts keek dan voorwaarts, zoals sommige vissen het doen. Deze achteruitkijkende vis zou tegenover de vooruit bewegende amfibieën zeggen: “Wij vissen, de oudste bewoners, hebben nooit zoiets gedaan; zij kunnen dat dus ook niet doen, ze mogen het niet doen.” Als de amfibieën aandringen, stellen ze: “Dit mag niet gebeuren, het is subversief tegenover de goede oude orde.” Het verzet van de inertie stopte de ontwikkeling echter niet en sommige waterbewoners trokken naar het land en werden landdieren.
Het dierenleven bleef stappen vooruit zetten naarmate de schepsels zich aanpasten en omvormden als reactie op beslissende veranderingen in hun genetische samenstelling en natuurlijke habitat. De amfibieën werden reptielen, met sterker ontwikkelde breinen, ze ademden via hun ribben, legden eieren, hadden ledematen die konden bewegen en sterk ontwikkelde ogen. Het rijk van de reptielen leidde geleidelijk aan naar het rijk van de zoogdieren met overgangstypes die elementen van beide hadden, tot er een volwaardige nieuwe orde de wereld in handen nam.
Zowat 135 miljoen jaar geleden kwam het prototype van dier tot stand dat aan de basis lag van onze voorouders die in bomen leefden. Dit was een schepsel dat op een knaagdier leek en een nieuwe belangrijke stap vooruit betekende in de evolutionaire aanpassingen en activiteit door het land te verlaten en in de bomen te leven. Het feit dat 600.000 jaar in de bomen werd geleefd, veranderde onze dierlijke voorouders van kop tot teen. Ze leerden nieuwe functies aan, hun tanden veranderden, ze ontwikkelden verder tot vormen van apen. De bloedverwantschap tussen die laatsten en de mens is zo nauw dat het moeilijk is om een onderscheid te maken tussen een embryo van de hoogste apenvormen en dat van de mens.
De natuurlijke omstandigheden waren uiteindelijk aanwezig voor het ontstaan van de mensheid. Het is waarschijnlijk dat veranderingen in het klimaat en geografische omstandigheden verbonden met de eerste ijstijd sommige primaten uit de bomen en de bossen hadden gehaald om op vlaktes te gaan leven. Een reeks van belangrijke anatomische ontwikkelingen bereidden de weg voor de ontwikkeling van de mens voor. Het feit dat het been in het bekken korter werd, maakte het voor de primaten mogelijk om rechtop te staan, het leidde tot een verschil tussen de voorste en de achterste ledematen en een ontwikkeling van de handen. Het brein werd groter. Een binoculair gezicht en vocale organen maakten het menselijke zien en spreken mogelijk.
Het centrale biologische orgaan voor de creatie van de mensheid was de hand. De hand stond tegenover de voeten en de duim stond tegenover de vier andere vingers. Deze tegenstelling tussen de duim en de andere vingers was een van de meest vruchtbare en dynamische eenheden van tegengestelden in de ontwikkeling van de mensheid. De mogelijkheden van de duim om zichzelf tegenover de andere vingers te plaatsen, gaven de hand uitzonderlijke mogelijkheden om zaken vast te pakken en dingen te manipuleren met een extreme flexibiliteit en gevoeligheid. Deze verworvenheid maakte de biologische combinatie van handen, ogen en brein mogelijk. Samen met een langere periode van zorg door de moeder voor haar kinderen, waren de natuurlijke vereisten voor sociaal leven voor handen.
* * *
Op dit punt moet er iets gezegd worden over het meest gehoorde argument tegen socialisme: “Je kan de menselijke natuur niet veranderen”. Wat is er aan van dat argument?
Eens de ontwikkeling van de organische evolutie wordt aanvaard, komt er minstens één logische conclusie uit voort: de natuur van vissen kan worden veranderd. Het werd veranderd in een amfibie, reptiel, vogel, zoogdier en uiteindelijk in de menselijke natuur. Het zout in ons lichaam is één van de vele herinneringen in ons lichaam van onze afkomst van onze overgrootvader vis in de oceanen zoveel millennia geleden.
Dit leidt tot de volgende pertinente vragen over sociale verandering: als vissen kunnen veranderen, of zo sterk veranderd zijn, op welke basis worden dan strikte beperkingen opgelegd als het over de veranderlijkheid van de mens gaat? Verloor onze soort haar vervormbaarheid, haar potentieel voor radicale verandering in de lijn van de transitie van de primaten naar de mens?
Het tegendeel is waar. In de overgang naar de mensheid, behield onze soort niet alleen alle capaciteiten voor progressieve verandering die inherent zijn aan de natuur, maar bovendien werden deze mogelijkheid vermenigvuldigd tot een onooglijk hoger niveau tot een volledig nieuwe dimensie omdat voorheen ongekende manieren en middelen voor evolutionaire vooruitgang tot stand kwamen.
Het duurde vier tot vijf honderd miljoen jaar om de biologische voorwaarden te creëren die nodig waren voor het totstandkomen van de eerste voormenselijke wezens. Deze omstandigheden kwamen niet tot stand door de vooruitziendheid of het inzicht van iemand, of volgens een plan met de bedoeling om een vooropgesteld doel te bereiken. We kunnen stellen dat het gebeurde als een logisch resultaat van een reeks van toevallige gebeurtenissen in het natuurlijk leven, vooruitgestuwd door de strijd om te overleven, om uiteindelijk haar hoogtepunt te bereiken in de ontwikkeling van een bijzondere vorm van primaat met de capaciteit om verder te gaan dan dierlijke machten.
Op dat keerpunt, zo’n miljoen jaar geleden, zagen we de meest radicale verandering van het leven op deze planeet. De opkomst van de mensheid omvatte iets totaal anders dat de basis zou worden van een unieke ontwikkelingslijn. Wat was zo anders? Het was de overgang van het dierlijke alleen-zijn naar het menselijke collectivisme, van een puur biologische gedragswijze tot het gebruik van verworven sociale mogelijkheden.
Van waar kwamen deze nieuwe kunstmatige mogelijkheden die het begin betekenden van de opkomst van de mensheid als anders dan alle andere diersoorten en onze soort boven de anderen plaatste met de mensheid als dominante levenswijze? Onze dominantie vandaag is onbetwistbaar aangezien we de mogelijkheid hebben om onszelf en alle andere vormen van leven te vernietigen, alsook om deze te veranderen.
De fundamentele nieuwe mogelijkheden die de mens verworven heeft, waren de productiekrachten waarbij de mens erin slaagde om in zijn onderhoud te voorzien door het gebruik van gereedschap en gezamenlijke arbeid, waarbij het resultaat werd gedeeld. Ik zal vier belangrijke factoren in dit proces aanhalen.
Het eerste bestond uit samenwerking bij het zoeken van voedsel en het verdelen ervan. Het tweede was het gebruik en later het maken van hulpmiddelen voor het eerste aspect. Het derde was de ontwikkeling van de spraak en het redeneren dat voortkwam uit en gestimuleerd werd door het samen leven en werken. Het vierde was het gebruik en het onder controle krijgen van en bijhorende eigen productie van vuur. Vuur was de eerste natuurmacht, het eerste chemische proces, dat aan het sociaal nuttig gebruik van de opkomende mensheid werd onderworpen.
Dankzij deze nieuwe machten, was de opkomende mensheid in staat om bijzonder snel veranderingen op te nemen in de ontwikkeling van haar soort en later van de wereld rond ons. De geschiedenis van de afgelopen miljoen jaar is in essentie deze van de vorming van de mensheid en haar aanhoudende veranderingen. Dit heeft op zijn beurt geleid tot de verandering van de wereld rondom ons.
Wat heeft het de mens mogelijk gemaakt om zo’n omvangrijke veranderingen te veroorzaken bij zichzelf en zijn omgeving? Alle biologische veranderingen van het afgelopen miljoen jaar vormden samen geen prominente factor in de vooruitgang van de menselijke soort. In deze periode heeft de mensheid echter het ruwe materiaal dat het erfde van ons dierenverleden opgenomen, het heeft het gesocialiseerd, vermenselijkt en gedeeltelijk, maar niet volledig, beschaafd gemaakt. De as van de menselijke ontwikkeling, tegenover deze van de dieren, draait rond deze sociale processen en niet zozeer rond biologische processen.
De drijfveer van dit proces komt voort uit de verbetering van de productiekrachten, wat werd verworven naarmate de menselijke behoeften groter werden. Door het ontdekken en het gebruiken van diverse middelen en kenmerken van de wereld rond zich, groeide het begrip van de mens over zijn mogelijkheden om levensmiddelen te produceren. Terwijl deze ontwikkelden, werden ook alle andere sociale krachten – de kracht om te spreken, te denken, kunst, wetenschap,… – versterkt.
Het beslissende verschil tussen de hoogste diervormen en onszelf bestaat uit onze ontwikkeling van de middelen en krachten van productie en vernietiging (twee aspecten van eenzelfde fenomeen). Dit is niet enkel verantwoordelijk voor het kwalitatief verschil tussen de mens en andere dieren, maar ook tussen specifieke verschillen van niveaus van menselijke ontwikkeling. Wat de mensen van het Stenen Tijdperk onderscheidt van deze in het IJzeren Tijdperk, en het barbaarse leven van de beschaafde samenlevingen, is het verschil in de totale krachten van productie waarover deze mensen beschikten.
Wat er gebeurt als twee verschillende niveaus van productieve en destructieve krachten de confrontatie met elkaar aangaan, zagen we op dramatische wijze toen de Spaanse veroveraars de Westelijke hemisfeer binnenvielen. De Indianen waren gewapend met pijl en boog, de indringers hadden musketten en buskruit. De Indianen hadden kano’s en peddels, de Spanjaarden grote zeilschepen. De Indianen droegen leer of opgevulde jasjes om zich te beschermen tijdens gevechten, de Spanjaarden hadden ijzeren beschermingsmiddelen. De Indianen hadden geen getemde dieren om zich voort te bewegen, maar trokken te voet verder. De Spanjaarden hadden paarden. De superieure uitrusting van de Spanjaarden leidde tot terreur en zorgde ervoor dat de conquistadores hun tegenstanders konden verslaan met minder manschappen.
Dit uitgangspunt van het historisch materialisme is makkelijker te begrijpen voor ons omdat we het privilege hebben om de eerste fase van de technologische revolutie mee te maken, waardoor we heel wat verder staan dan pakweg bij het bedwingen van het vuur een half miljoen jaar geleden. We hebben de controle verworven over het proces van nucleaire splitsing en fusie. Deze nieuwe energiebron heeft nu reeds de verhoudingen tussen regeringen drastisch veranderd en heeft geleid tot nieuwe methoden van oorlogsvoeren. Het zal de industrie veranderen, net als de landbouw, medicijnen en andere vormen van sociale activiteit.
Van waar kwam deze technologische revolutie? De mensheid onderging geen fundamentele biologische veranderingen in de afgelopen periode. Er waren ook geen plotse veranderingen in de menselijke denkwijze, hun gevoelens of hun morele opvattingen. Deze enorm machtige kracht van productie en vernieling komt voort uit de volledige voorgaande ontwikkeling van de productiekrachten in deze samenleving en alle wetenschappelijke kennis en middelen die daarmee gepaard gingen. Atoomkracht is momenteel de laatste schakel in de keten van verworven krachten die allen teruggaan op de eerste elementen van sociale productie: samenwerking van menselijke arbeid in het voorzien van levensmiddelen, het gebruik en aanmaken van gereedschap, het ontwikkelen van spreken en denken, het bedwingen van vuur. Kernenergie is de meest recente vrucht van de zaden die werden geplant in de oude samenlevingen, die opgroeiden en verbeterd werden door de mensheid in haar opwaartse klim.
* * *
DEEL 2 van deze brochure verschijnt volgende week op deze site