De wanhoop van het zwavelzuur. Welke syndicale strategie?

Bij Lenoir et Mernier aan de Frans-Belgische grens wordt al 5 weken gestaakt. De boutenfabriek ging failliet en de 132 arbeiders zouden hun job verliezen. De vakbonden eisten een sociaal plan maar tot nu toe bekommerde niemand zich om de ontslagen werknemers. De wanhoop werd zo groot dat arbeiders, als laatste reddingsmiddel, dreigden om zwavelzuur in de Maas te dumpen. Dat soort ongewone actiemethodes zorgt voor discussie over welke strategie men kan volgen.

Artikel door Jonas Van Vossole. Overgenomen vanop www.lspgent.be

Bij de Franse boutenfabrikant Lenoir et Mernier wordt al vijf weken actie gevoerd. Op 7 februari werd het bedrijf failliet verklaard, ook al was het een jaar geleden niet verlieslatend. De arbeiders worden zo het slachtoffer van een inhalige directie die bovendien tal van beleidsfouten beging. Ze spreken zich scherp uit tegen hun “patrons-voyous” (of “dieven-patroons”).

De vakbonden willen een sociaal plan dat de werknemers en hun families vergoedt voor het kwaad dat hen werd aangedaan. Ze eisen 50.000 euro per werknemer van ofwel de directie van het failliete bedrijf, ofwel de bond van metaalbedrijven. Europa legt immers vast dat de industrie of de overheid een sociaal fonds moet aanleggen om werknemers van failliete bedrijven te vergoeden. Maar tot hiertoe bleef iedereen potdoof voor de eisen van de arbeiders. Er werd zelfs geen sociaal bemiddelaar aangesteld door de regering. De rechts-liberale regering van Sarkozy wil het hard spelen.

De arbeiders zelf hebben geprobeerd de druk verder op te voeren, en er werd twee weken geleden een solidariteitsbetoging met 500 aanwezigen gehouden. Niettemin veranderde er weinig en de druk werd bij vele gezinnen, zeker gezien de stijgende prijzen, onhoudbaar. Dat maakte dat deze week de kruik barstte. De arbeiders dreigden er mee 500 liter giftig zwavelzuur in de nabijgelegen rivier, de Maas, te lozen.

We begrijpen de woede van de arbeiders, maar denken dat het geen oplossing is om te dreigen met een milieuramp. Dat zal de lokale solidariteit niet versterken, maar juist leiden tot verdeeldheid. Gezinnen die rond de Maas wonen, zullen zich tegen de arbeiders keren en hen als verantwoordelijken zien voor de schade aan de gezondheid van de streekbewoners en het milieu. De wanhoop kan pas verdwijnen als er hoop is op iets beter, en daartoe is lokale solidariteit van groot belang. Bovendien zou een wanhoopsdaad door de vakbondsleiding aangegrepen worden om haar kop in het zand te steken en de arbeiders in het bedrijf geïsoleerd achter laten.

De kracht van de arbeidersbeweging ligt sinds haar ontstaan in de solidariteit tussen de werknemers. Deze solidariteit wordt continu ondergraven door kapitalistische propaganda, die elke dag in de media gespuid wordt. De liberale propaganda spiegelt ons een hyper-individualistisch mensbeeld voor, waar elk individu als het ware de concurrent vormt van het andere individu. Voor collectieve belangen, zoals de belangen van de arbeiders in een fabriek of de militanten van een vakbond is in dat wereldbeeld geen plaats. Men houdt ons voortdurend voor dat de werknemers van de ene fabriek concurreren met die van een andere fabriek en die uit het ene land de lonen en arbeidsvoorwaarden ondergraven van de andere. Dat soort ideeën is natuurlijk destructief voor de onderlinge solidariteit en zorgt bovendien voor een neerwaartse spiraal waarbij verworvenheden voortdurend worden afgebouwd.

De oorzaak van de afbouw van de arbeidsomstandigheden en lonen is echter niet de concurrentie van andere arbeiders, maar van de strategie die de patroons gebruiken. De concurrentie met andere bedrijven wordt door de meeste directies slechts als excuus gebruikt om de lonen en kosten te drukken, om zo de winsten te laten stijgen.

Ten opzichtte van dat soort verdeel-en-heers tactieken bestaat er voor werknemers en hun gezinnen slechts één antwoord, en dat is solidariteit. Er is solidariteit nodig om samen de lonen te verdedigen en de koopkracht te verhogen, er is solidariteit nodig om werk in eigen streek te behouden en er is solidariteit nodig om de stakende arbeiders en hun gezinnen te steunen in zo’n moeilijke financiële omstandigheden. Die solidariteit zal niet bereikt worden door de omwonende gezinnen in gevaar te brengen.

Als gezocht wordt naar een individuele oplossing komt dit ook deels door het feit dat niet gezien wordt hoe een collectieve oplossing mogelijk is. De vakbondsleiding heeft daar een verantwoordelijkheid bij door zich enkel te richten op het overlegsyndicalisme. Daarbij beloofde de leiding te vaak dat het de syndicale basis zou kalmeren in ruil voor bepaalde toegevingen. De vakbond is zo te dikwijls zelf een soort sociale bemiddelaar geworden. De kracht van de arbeiders komt echter voort uit strijd. Door de krachtsverhoudingen op de werkvloer duidelijk te maken, is de positie van de arbeiders ook in overleg veel sterker.

De tradities van het strijdsyndicalisme zijn deels op de achtergrond gekomen de afgelopen jaren. Bij Lenoir et Mernier bleek dit duidelijk toen er ondanks 5 weken staking nog een actieplan was. Er werd geen actie gevoerd aan de federatie van de staalindustrie, er werd ook geen solidariteitscampagne opgezet bij bedrijven in de streek of bij omwonenden. Dat zou de krachtsverhouding nochtans verbeteren.

Tegenover de wanhoop van individuele acties, staat de hoop van collectief verzet. De traditie van het strijdsyndicalisme bestaat nog. De vele stakingen voor meer koopkracht in ons land, maar ook in de buurlanden, tonen aan dat een nieuwe generatie van arbeiders, syndicalisten en delegees opstaat en de traditie van het strijdsyndicalisme opneemt. De resultaten van de stakingen hebben bovendien aangetoond dat strijd loont.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop