Japan. Nederlaag voor regering bij verkiezingen

Premier Shinzo Abe en zijn Liberaal Democratische Partij (LDP) hebben bij de verkiezingen voor het Hogerhuis op 29 juli een zware nederlaag geleden. Deze verkiezingen vormden een eerste test voor de nieuwe premier die slechts tien maanden geleden aan de macht kwam. De regering kende in die periode een reeks schandalen.

Elisabeth Baker en Michiko Kameyma, Tokyo

Eén van de belangrijkste schandalen was rond de pensioenen. De pensioenfondsen blijken immers onvoldoende te zijn. Heel wat werkgevers hebben hun bijdragen niet gestort aan de pensioenfondsen en de regering heeft jarenlang niets gedaan aan dat probleem. De gevolgen van dit falen worden versterkt door een jarenlang neoliberaal beleid dat heeft bijgedragen aan een polarisatie tussen rijk en arm. De regering slaagde er bovendien in om de pensioengegevens van 50 miljoen mensen te verliezen of toch alleszins de correcte gegevens kwijt te spelen.

Er waren heel wat blunders. Zo stelde een minister dat de sociale rol van vrouwen kan worden omschreven als "broedmachines". Of de minister van landbouw die zelfmoord pleegde na beschuldigingen inzake financiële onregelmatigheden. De opvolger van die minister komt overigens zelf ook in de problemen. De minister van defensie moest ontslag nemen toen die stelde dat het misschien wel legitiem was dat er tijdens WO2 kernbommen werden gegooid op Hiroshima en Nagasaki.

Aardbeving

De crisissituatie verbeterde er niet op met de vernietigende aardbeving in Niigata (ten noordwesten van Tokyo) waarbij heel wat doden en gewonden vielen. Bij de aardbeving werd duidelijk dat er problemen waren met een kernreactor in de buurt. Gedurende twee uur was er een brand die woedde tot op 40 meter van de reactoren. Dat was zogenaamd mogelijk wegens een tekort aan water (ook al is de kernreactor vlak naast de zee gebouwd…). De reactoren werden stil gelegd en er kwam zo goed als geen radioactief materiaal vrij, maar uiteraard heeft dit incident het vertrouwen in de veiligheid van de 54 andere nucleaire centrales in het land niet versterkt.

Na de verkiezingen van 29 juli beschikt de regering nog over een twee derde meerderheid in het Lagerhuis, maar in het Hogerhuis beschikt ze nog over 103 zetels tegenover 134 voor de oppositie. De Democratische Partij van Japan controleert nu het Hogerhuis. Het Japanse kiessysteem is vrij ingewikkeld, om de drie jaar zijn er verkiezingen voor zowat de helft van de leden van het Hogerhuis. Een aantal zetels worden verkozen op basis van proportionele vertegenwoordiging en andere op basis van geografische districten. In theorie kan de regering wetsvoorstellen laten stemmen in het Lagerhuis, afgekeurd zien in het Hogerhuis en dan opnieuw laten stemmen in het Lagerhuis met een twee derde meerderheid. Maar dat is natuurlijk een omslachtige wijze om beslissingen te nemen.

Geen vertrouwen in regering

De boodschap met deze verkiezingen was duidelijk: er is geen vertrouwen in de huidige regering. Toch stelde premier Abe reeds dat het neoliberaal beleid gewoon zal verder gezet worden. Abe wil onder meer de Grondwet wijzigen waardoor het mogelijk wordt dat Japan zich gaat bewapenen en een eigen leger uitbouwt, met zelfs de mogelijkheid om Japanse troepen naar het buitenland te sturen (voornamelijk om de VS te steunen).

Abe zal aan de macht blijven. Wellicht is het ook moeilijk om een opvolger te vinden die bereid is om de regeringspartij door de volgende ramp te leiden, bij de verkiezingen voor het Lagerhuis zal het er namelijk ook niet goed uitzien voor de LDP. In die partij zullen er weinig kandidaten zijn om het vergiftigd geschenk van het partijleiderschap te aanvaarden.

Deze verkiezingen vormden een nederlaag voor de regering en versterken de problemen voor de heersende klasse van het land. Anderzijds is het geen overwinning voor de arbeiders. De belangrijkste oppositiepartij, de Democratische Partij van Japan, werd in 1996 opgericht door onder meer Ozawa die in 1993 uit de LDP was gestapt. Ozawa werd gezien als een vertrouweling van premier Tanaka die zowat geldt als de peetvader van de corruptie in de politiek in de jaren 1970. De meer traditionele arbeiderspartijen (de communistische partij en de sociaal-democratische partij) zijn nog slechts een schaduw van zichzelf. Individuele vakbondskandidaten krijgen soms een zetel cadeau via de gevestigde partijen, maar dat maakt weinig verschil op het vlak van politieke vertegenwoordiging van de arbeiders.

De verkiezingsuitslag is wel belangrijk. De heersende LDP is aan de macht sinds 1955 (met een uitzondering van 10 maanden in 1993). De dominantie van de LDP heeft dus een slag gekregen. Nu zal de Democratische Partij proberen zo snel mogelijk verkiezingen te laten organiseren voor het Lagerhuis om haar positie te versterken. De groeiende onstabiliteit op politiek vlak kan leiden tot een groeiende discussie onder arbeiders over politieke vertegenwoordiging en uiteindelijk over de noodzaak van een nieuwe arbeiderspartij. De hoge interesse van het publiek voor deze verkiezingen komt er door de aanvallen op de levensstandaard van de arbeiders en hun gezinnen. Thema’s als de kloof tussen arm en rijk, pensioenen en pensioenschandalen, het opleggen van een consumptiebelasting om de immense staatsschulden aan te pakken,… zullen niet zomaar verdwijnen.

Het huidige systeem heeft geen echte oplossingen. De heersende partij werd met deze verkiezingen afgestraft, maar de zoektocht naar een alternatief blijft open.


Waar is de oppositie? Welke oppositie?

Carl Simmons, Osaka

De Democratische Partij werd opgezet in 1996 als een bewuste poging van de heersende klasse om een betrouwbaar alternatief te hebben op de LDP. De heerschappij van de LDP was toen reeds aan het wankelen en de burgerij zag wel iets in het Amerikaans politiek stelsel dat gedomineerd wordt door twee burgerlijke partijen.

De partij werd concreet opgezet toen ook een aantal rechtse vakbondsleiders hun steun betuigden aan het initiatief. Vakbondsleiders van Sohyo (dat met de toenmalige Socialistische Partij was verbonden) en Domei (gelieerd aan de Democratische Socialistische Partij) bepleitten een fusie. Ze vormden Rengo, een bundeling van alle vakbonden met uitzondering van deze die met de Communistische Partij waren verbonden. Vanuit deze eenheidsbond werd het initiatief genomen om op te komen voor een oppositiepartij. Daartoe werd onder meer campagne gevoerd voor een verandering in het electoraal stelsel met het voorstel van kiesdistricten met slechts één verkozene om te komen tot een tweepartijensysteem.

De rechtse vakbondsleiders organiseerden een splitsing waarbij de meerderheid van de parlementsleden van de SP met die partij braken en fusioneerden met de DSP, verschillende kleine pro-kapitalistische partijtjes en een aantal overlopers vanuit de LDP. Samen met overlopers als Ozawa, die meteen één van de partijleiders werd, zorgt Rengo tot vandaag voor een aanzienlijk deel van de georganiseerde basis van de Democratische Partij. Die basis is wel kleiner geworden nu ook Rengo minder sterk staat. Het opdrijven van het aantal deeltijdse contracten van bepaalde duur, het werken met onderaannemers,… heeft de impact van de vakbondskoepel sterk ondermijnd.

In de Democratische Partij van Japan zitten heel wat individuen die geen enkel probleem hebben met Abse of met de nationalistische rechterzijde. Een aantal parlementsleden van de partij bezoeken ieder jaar het Yasukini monument. Anderzijds zijn er ook een aantal individuen die uit de arbeidersbeweging voortkomen en links staan van de Europese sociaal-democratie. Omwille van de erg diverse visies binnen de partij, is er geen duidelijk profiel. Of toch alleszins geen duidelijk ander profiel dan dit van de LDP. Mogelijk zal de partij proberen samen te werken met Abe. Tenzij dit in de weg staat van de persoonlijke ambities van figuren als Ozawa die zichzelf ziet als de "Churchill" van Japan die klaar staat om na de politieke chaos het land te redden…

Indien de Democratische Partij effectief aan de macht komt, zal dit de interne verdeeldheid bloot leggen en kan het de basis vormen voor een splitsing. Er is echter een probleem op het vlak van linkse alternatieven. Wat overblijft van de oude "linkerzijde" in de Socialistische Partij noemt nu de Sociaal-Democratische Partij van Japan (SDPJ). De SDPJ is sterk verzwakt, onder meer omwille van haar voormalige banden met het regime in Noord-Korea. De partij is bereid om in een coalitie te treden met de DPJ en stelt dat het binnen zo’n coalitie vooral wil opkomen voor het behoud van artikel 9 van de grondwet (waarin wordt bepaald dat Japan geen eigen leger mag ontwikkelen).

De Communistische Partij (CP) heeft nog een zekere basis maar staat vrij geïsoleerd. De partij is formeel gekant tegen een coalitie met de DPJ, maar nu stelt het officieel partijprogramma reeds dat de CP opkomt voor de hervorming van het kapitalisme. Socialisme wordt enkel nog gezien als iets voor een heel verre toekomst, en dan nog. Het is onduidelijk of de CP haar verzet tegen een coalitie met de DPJ zal aanhouden. Mogelijk zal het proberen gebruik te maken van alle kansen dat het krijgt om haar basis te versterken. Nu geniet de CP de steun van belangrijke vakbonden in de openbare diensten, onder meer in de gezondheidssector en universiteiten.

Die vakbonden zijn niet noodzakelijk strijdbaar. Zo stellen een aantal met de CP verbonden vakbonden in de privé-universiteiten uitdrukkelijk in hun statuten dat deeltijdse werknemers of werknemers met een contract van bepaalde duur geen lid kunnen worden. Deze arbeiders vormen nochtans reeds meer dan de helft van de arbeidskrachten in sommige universiteiten. De partij doet er niets aan om voor deze lagen op te komen. De stemoproepen van de vakbond voor de CP vallen bij veel van deze arbeiders uiteraard ook in dovemansoren.

Er is een socialistisch alternatief nodig op alle bestaande partijen. Een aantal mislukte pogingen om nieuwe partijen op te zetten, maken dat proces moeilijker. Maar uiteindelijk hebben we nood aan een duidelijk socialistisch alternatief.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop